Art-nr.
|
Huidige tekst
|
Nieuwe tekst
|
1:1
|
Artikel 1:1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;
- b.
weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b Wegenverkeerswet 1994;
- c.
openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
- d.
bebouwde kom: de gebieden binnen de grenzen van de bebouwde kom zoals deze zijn aangegeven op de door het college vastgestelde plattegrond;
- e.
rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
- f.
bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 Bouwverordening;
- g.
gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder c Woningwet;
- h.
handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
- i.
bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
- j.
- i.
een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis;
- ii.
elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.
- k.
terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
|
Artikel 1:1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;
- b.
weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b Wegenverkeerswet 1994;
- c.
openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
- d.
bebouwde kom: de gebieden binnen de grenzen van de bebouwde kom zoals deze zijn aangegeven op de door het college vastgestelde plattegrond;
- e.
rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
- f.
bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 Bouwverordening;
- g.
gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder c Woningwet;
- h.
handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
- i.
bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
- j.
- i.
een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis;
- ii.
elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.
- k.
terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
|
Hoofd-stuk 2
|
Hoofdstuk 2. Openbare orde
|
Hoofdstuk 2. Openbare orde en veiligheid,
volksgezondheid en milieu
|
Afdeling 1 (H2)
|
Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
|
Afdeling 1.
Voorkomen
of bestrijden van ongeregeldheden
|
Afdeling 2
|
Afdeling 2. Betoging
|
(vervallen van opschrift)
|
Afdeling 3
|
Afdeling 3. Verspreiden van gedrukte stukken
|
(vervallen van opschrift)
|
2:4
|
Artikel 2:4 Beperking van verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
|
Artikel 2:4
Verspreiden
geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
|
Afdeling 4
|
Afdeling 4. Vertoningen op de weg
|
(vervallen van opschrift)
|
Afdeling 5
|
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van een openbare plaats
|
Afdeling 2. Bruikbaarheid,
uiterlijk aanzien en veilig gebruik
van openbare plaatsen
|
Afdeling 6
|
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
|
(vervallen van opschrift)
|
Afdeling 7
|
Afdeling 7. Evenementen
|
Afdeling 3.
Evenementen
|
2:13
|
Artikel 2:13 Evenement
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een risico-evenement of een evenement met verhoogde aandacht te organiseren.
Het is verboden zonder geaccepteerde melding van de burgemeester een regulier evenement te organiseren.
Geen vergunning of geaccepteerde melding is vereist voor een vrijgesteld evenement, waaronder in ieder geval wordt verstaan:
Eendaagse buurt- en wijkevenementen met maximaal 250 gelijktijdig aanwezige personen;
Tochten waarbij geen hinder ontstaat voor het verkeer en de hulpdiensten;
De volgende eendaagse evenementen met maximaal 250 gelijktijdig aanwezige personen, waarbij geen hinder ontstaat voor het verkeer en de hulpdiensten:
Opening;
Tentoonstelling;
Schoolevenement;
Modeshow;
Liefdadigheidsevenement;
Informatief evenement.
Het is verboden een vrijgesteld evenement te organiseren, indien de verwachting bestaat dat de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu door het organiseren van het evenement in gevaar komt.
Het indienen van een melding en het aanvragen van een vergunning dient plaats te vinden via het door de burgemeester vastgestelde formulier voor het organiseren van een evenement.
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
|
Artikel 2:13 Evenement
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een risico-evenement of een evenement met verhoogde aandacht te organiseren.
Het is verboden zonder geaccepteerde melding van de burgemeester een regulier evenement te organiseren.
Geen vergunning of geaccepteerde melding is vereist voor een vrijgesteld evenement, waaronder in ieder geval wordt verstaan:
Eendaagse buurt- en wijkevenementen met maximaal 250 gelijktijdig aanwezige personen;
Tochten waarbij geen hinder ontstaat voor het verkeer en de hulpdiensten;
De volgende eendaagse evenementen met maximaal 250 gelijktijdig aanwezige personen, waarbij geen hinder ontstaat voor het verkeer en de hulpdiensten:
Opening;
Tentoonstelling;
Schoolevenement;
Modeshow;
Liefdadigheidsevenement;
Informatief evenement.
Het is verboden een vrijgesteld evenement te organiseren, indien de verwachting bestaat dat de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu door het organiseren van het evenement in gevaar komt.
Het indienen van een melding en het aanvragen van een vergunning dient plaats te vinden via het door de burgemeester vastgestelde formulier voor het organiseren van een evenement;
Bij de indiening van een vergunningaanvraag of melding worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd;
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
|
2:13b
|
Artikel 2:13b Indiening
Indien een melding voor het organiseren van een evenement wordt ingediend meer dan 26 weken dan wel minder dan 4 weken vóór het tijdstip waarop het evenement plaatsvindt, kan de burgemeester besluiten de melding niet te accepteren.
In afwijking van het eerste lid en artikel 1:3 kan de burgemeester besluiten de aanvraag c.q. melding voor een evenement met een roulatiesysteem te weigeren c.q. niet te accepteren, indien de aanvraag c.q. melding eerder dan 1 januari en later dan 30 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het evenement plaatsvindt, wordt ingediend.
Indien een evenement niet is ingedeeld als zijnde melding- of vergunningplichtig op basis van de door het bevoegd gezag vastgestelde risicomatrix voor evenementen, kan de burgemeester besluiten de melding c.q. aanvraag voor het evenement niet te accepteren c.q. te weigeren. Dit indien het formulier voor het organiseren van een evenement minder dan 8 weken voorafgaand aan het evenement wordt ingediend.
|
Artikel 2:13b Indiening
Indien een melding voor het organiseren van een evenement wordt ingediend meer dan 26 weken dan wel minder dan 4 weken vóór het tijdstip waarop het evenement plaatsvindt, kan de burgemeester besluiten de melding niet te accepteren.
Indien een aanvraag voor het organiseren van een evenement wordt ingediend meer dan 52 weken dan wel minder dan 8 weken vóór het tijdstip waarop het evenement plaatsvindt, kan de burgemeester besluiten de aanvraag te weigeren.
In afwijking van het eerste lid en tweede lid kan de burgemeester besluiten de aanvraag c.q. melding voor een evenement met een roulatiesysteem te weigeren c.q. niet te accepteren, indien de aanvraag c.q. melding eerder dan 1 januari en later dan 30 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het evenement plaatsvindt, wordt ingediend.
Indien een evenement niet is ingedeeld als zijnde melding- of vergunningplichtig op basis van de door het bevoegd gezag vastgestelde risicomatrix voor evenementen, kan de burgemeester besluiten de melding c.q. aanvraag voor het evenement niet te accepteren c.q. te weigeren. Dit indien het formulier voor het organiseren van een evenement minder dan 8 weken voorafgaand aan het evenement wordt ingediend.
|
Afdeling 8
|
Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen
|
Afdeling 4.
Toezicht op openbare inrichtingen
|
2:15
|
Artikel 2:15 Sluitingstijden
Het is de exploitant verboden de openbare inrichting, met uitzondering van ruimten waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt, voor bezoekers geopend te hebben of bezoekers in de inrichting te laten verblijven:
a. op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 06.00 uur; en
b. op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 06.00 uur.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor maximaal 4 dagen per jaar indien de exploitant minimaal 2 weken voordat hij hiervan gebruik wil maken, schriftelijk een melding heeft gedaan aan de burgemeester via het door de burgemeester vastgestelde meldingsformulier.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
|
Artikel 2:15 Sluitingstijden
Het is de exploitant verboden de openbare inrichting, met uitzondering van ruimten waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt, voor bezoekers geopend te hebben of bezoekers in de inrichting te laten verblijven:
a. op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 06.00 uur; en
b. op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 06.00 uur.
In afwijking van het eerste lid is het verboden een
paracommercieel
rechtspersoon geopend te hebben of bezoekers in de inrichting te laten verblijven op alle dagen tussen 01.00 uur en 06:00 uur.
Het verbod in het eerste en tweede lid geldt niet voor maximaal 4 dagen per jaar indien de exploitant minimaal 2 weken voordat hij hiervan gebruik wil maken, schriftelijk een melding heeft gedaan aan de burgemeester via het door de burgemeester vastgestelde meldingsformulier.
Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
|
Afdeling 8A
|
Afdeling 8A. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
|
Afdeling 5. Regulering
paracommerciële
rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Drank- en Horecawet
|
2:22
|
Artikel 2:22 Regulering
paracommerciële
rechtspersonen
Een paracommercieel rechtspersoon kan, onverminderd artikel 2:15 van deze verordening, alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf één uur voor aanvang en tot uiterlijk drie uur na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon, doch uiterlijk tot 00.00 uur.
Een paracommercieel rechtspersoon verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.
De burgemeester verleent op aanvraag ontheffing van het in het tweede lid gestelde verbod aan een gemeenschapshuis c.q. dorpscentrum, waarbij het faciliteren van sociale interactie direct voortvloeit uit hun doelstellingen, indien het betreffende gemeenschapshuis c.q. dorpscentrum aantoont dat er van de plaatselijke commerciële horecabedrijven binnen een straal van 2 kilometer rondom het betreffende gemeenschapshuis c.q. dorpscentrum schriftelijk toestemming is om de in de toestemming omschreven bijeenkomsten te mogen organiseren.
|
Artikel 2:22 Regulering
paracommerciële
rechtspersonen
Het is een
paracommercieel
rechtspersoon verboden alcoholhoudende drank te verstrekken buiten de op grond van artikel 2:15 tweede en derde lid en 2:16 geldende openingstijden.
Een paracommercieel rechtspersoon verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.
In afwijking van het tweede lid mag een
paracommercieel
rechtspersoon alcoholhoudende drank verstrekken tijdens ten hoogste 4 dagen per jaar tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en/of bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de rechtspersoon betrokken zijn.
Een
paracommercieel
rechtspersoon doet uiterlijk twee weken voor een bijeenkomst als bedoeld in het derde lid, hiervan melding bij de burgemeester.
In afwijking van het tweede lid is het
paracommerciële
rechtspersonen toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens carnavalsactiviteiten gedurende de carnavalsdagen en direct aan carnaval gelieerde activiteiten.
De burgemeester verleent op aanvraag ontheffing van het in het tweede lid gestelde verbod aan een gemeenschapshuis c.q. dorpscentrum, waarbij het faciliteren van sociale interactie direct voortvloeit uit hun doelstellingen, indien het betreffende gemeenschapshuis c.q. dorpscentrum aantoont dat er van de plaatselijke commerciële horecabedrijven binnen een straal van 2 kilometer rondom het betreffende gemeenschapshuis c.q. dorpscentrum schriftelijk toestemming is om de in de toestemming omschreven bijeenkomsten te mogen organiseren.
|
Afdeling 9
|
Afdeling 9. Toezicht op smart- en
headshops
|
Afdeling 6.
Toezicht op smart- en
headshops
|
Afdeling 10
|
Afdeling 10. Speelautomaten
|
Afdeling 7. Toezicht op speelgelegenheden
|
Afdeling 11
|
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
|
Afdeling 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade
|
2:34a
|
Artikel 2:34a Verboden gebruik
lachgas
Het is verboden in het openbaar gebied lachgas te gebruiken als daardoor hinder ontstaat voor personen of de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
|
Artikel 2:34a Verboden gebruik
lachgas
Het is verboden op een openbare plaats lachgas te gebruiken, dan wel voorbereidingen daarvoor te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben, als daardoor hinder ontstaat voor personen of de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
|
Afdeling 12
|
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
|
Afdeling 9. Bestrijding
van heling van goederen
|
Afdeling 13
|
Afdeling 13. Vuurwerk
|
Afdeling 10. Consumentenvuurwerk
|
Afdeling 14
|
Afdeling 14. Drugsoverlast
|
Afdeling 11.
Drugsoverlast
|
Afdeling 15
|
Afdeling 15. Bestuurlijke
ophouding
,
veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzeggingen
|
Afdeling 12. Bijzondere bevoegdheden van de
burgemeester
|
2:61
|
Artikel 2:61 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op deze belangen kan de burgemeester aan een in het eerste lid genoemde persoon een bevel geven zich:
gedurende ten hoogste het lopende en komende uitgaansweekeinde (donderdagavond tot en met maandagmorgen) telkens tussen 18.00 uur en 07.00 uur niet in of in de omgeving van een openbare inrichting als bedoeld in artikel 1:1 en in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden, indien dat feit of die handeling verband houdt met veilig uitgaan;
tot het einde van een evenement als bedoeld in artikel 2:12 gedurende de tijden dat dit plaatsvindt, niet op of in de omgeving van het terrein of de terreinen waar dat evenement plaatsvindt op te houden, indien dat feit of die handeling verband houdt met dat evenement.
Met het oog op de in het eerste lid en tweede lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste 8 weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Een bevel krachtens het derde lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen 6 maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van de vorige leden, plaatsvindt.
De burgemeester beperkt de in de vorige leden gestelde bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.
|
Artikel 2:61 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op deze belangen kan de burgemeester aan een in het eerste lid genoemde persoon een bevel geven zich:
gedurende ten hoogste het lopende en komende uitgaansweekeinde (donderdagavond tot en met maandagmorgen) telkens tussen 18.00 uur en 07.00 uur niet in of in de omgeving van een openbare inrichting als bedoeld in artikel 1:1 en in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden, indien dat feit of die handeling verband houdt met veilig uitgaan;
gedurende carnavalsdagen en tot het einde van een evenement als bedoeld in artikel 2:12 gedurende de tijden dat dit plaatsvindt, niet op of in de omgeving van het terrein of de terreinen waar dat evenement plaatsvindt op te houden, indien dat feit of die handeling verband houdt met dat evenement.
Met het oog op de in het eerste lid en tweede lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste 8 weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Een bevel krachtens het derde lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen 6 maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van de vorige leden, plaatsvindt.
De burgemeester beperkt de in de vorige leden gestelde bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.
|
Afdeling 16
|
Afdeling 16 Tegengaan onveilige, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
|
Afdeling 13.
Tegengaan onveilige, niet leefbaar en malafide
ondernemersklimaat
|
Afdeling 1 (H4)
|
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
|
Afdeling 1
. Voorkomen of beperken geluidhinder
en hinder door verlichting
|
4:7
|
Artikel 4:7 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
|
Artikel 4:7 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden zijn natuurlijke behoefte te doen:
a. Op een openbare plaats binnen de bebouwde kom buiten daarvoor bestemde plaatsen;
b. Op een openbare plaats buiten de bebouwde kom op door het college aangewezen plaatsen.
|
4:8a
|
|
Artikel 4:8a Verbod oplaten ballonnen
1. Het is verboden ballonnen, van welk materiaal dan ook, door middel van hete lucht afkomstig van vuur, dan wel door middel van helium of andere gassen, op te laten stijgen;
2. Onder een ballon wordt mede verstaan: herdenkingsballon, vuurballon, gelukslampion, Thaise wensballon, papierballon, geluksballon etc.
3. Onder een ballon wordt in dit verband niet bedoeld een luchtballon, bedoeld voor personenvervoer.
|
5:8a
|
Artikel 5:8a Parkeren anders dan op de rijbaan
Het is verboden een voertuig te parkeren op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.
Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam.
|
Artikel 5:8a Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan
1. Het is verboden een voertuig te parkeren of te laten stilstaan op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.
2. Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam.
|
5:13
|
Artikel 5:13 Ventverbod
Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
Het is verboden te venten:
op zon- en feestdagen als bedoeld in artikel 2, lid 1 Winkeltijdenwet;
op maandag tot en met zaterdag van 20.00 uur tot 08.00 uur;
tijdens marktdagen op het marktterrein;
tijdens kermisdagen op het kermisterrein;
tijdens evenementen op het evenemententerrein;
bij zorg- en onderwijsinstellingen, speeltuinen en de kinderboerderij.
Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 Wegenverkeerswet.
|
Artikel 5:13 Ventverbod
Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt of kan komen.
Het is verboden te venten:
op zon- en feestdagen als bedoeld in artikel 2, lid 1 Winkeltijdenwet;
op maandag tot en met zaterdag van 20.00 uur tot 08.00 uur;
tijdens marktdagen op het marktterrein;
tijdens kermisdagen op het kermisterrein;
tijdens evenementen op het evenemententerrein;
bij zorg- en onderwijsinstellingen, speeltuinen en de kinderboerderij.
Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 Wegenverkeerswet.
|
Afdeling 5 (H5)
|
Afdeling 5. Openbaar water
|
Afdeling 5. Openbaar water
en waterstaatswerken
|
5:19
|
Artikel 5:19 Crossterreinen
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:
a.het voorkomen of beperken van overlast;
b.de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
c.de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.
|
Artikel 5:19 Crossterreinen
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:
a.het voorkomen of beperken van overlast;
b.de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
c.de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.
|
Afdeling 7
|
Afdeling 7. Verbod vuur te stoken
|
Afdeling 7.
Vuurverbod
|
5:21
|
Artikel 5:21 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of
anderszins
vuur te stoken
Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
Het verbod geldt niet voor zover het betreft:
a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke,
b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand,
c. vuur voor koken, bakken en braden, voor zover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert, voor zover dit niet plaatsvindt in bossen en natuurgebieden of binnen een afstand van 30 meter daarvan in de periode van 1 april tot 1 november.
Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.
Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429 aanhef en onder 1 of 3 Wetboek van Strafrecht of de Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant.
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
|
Artikel 5:21 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of
anderszins
vuur te stoken
Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
Mits geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:
a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke,
b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand,
c. vuur voor koken, bakken en braden, voor zover dit niet plaatsvindt in bossen en natuurgebieden of binnen een afstand van 30 meter daarvan in de periode van 1 april tot 1 november.
3. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.
5. Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429 aanhef en onder 1 of 3 Wetboek van Strafrecht of de Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant.
6. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
|
|
Afdeling 8. Verstrooiing van as
|
Afdeling 8.
Asverstrooiing
|
|
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN
SLOTBEPALINGEN
Artikel 6:1 Strafbepaling
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:7 en 4:10.
|
HOOFDSTUK 6.
SANCTIE
-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 6:1
Sanctie
bepaling
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:7 en 4:10.
In geval van overtreding van de
krachtens
artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogte de geldboete, bedoeld in artikel
64, eerste lid van de Wet veiligheidsregio’s.
|