Verordening op de heffing en invordering van de toeristenbelasting [Verordening toeristenbelasting gemeente Houten]

 

De raad van de gemeente Houten;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 november 2019;

 

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

 

besluit

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en invordering van de toeristenbelasting

(Verordening toeristenbelasting gemeente Houten)

 

 

Artikel 1 Belastbaar feit

 

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf

met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die

niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

 

Artikel 2 Belastingplicht

 

1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.

2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1

3. Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

 

Artikel 3 Vrijstellingen

 

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

1. van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

2. van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c,d,f,g,h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

3. van degene die binnen de gemeente verblijft voor het verrichten van seizoensarbeid.

 

Artikel 4 Maatstaf van heffing

 

1. De belasting wordt geheven over de vergoeding die ter zake van het houden van verblijf met overnachten in rekening wordt gebracht, de toeristenbelasting daaronder niet begrepen.

2. Indien omzetbelasting verschuldigd is wordt als vergoeding aangemerkt het bedrag dat als verschuldigd wegens het houden van verblijf met overnachten aan de heffing van omzetbelasting is onderworpen.

 

Artikel 5 Belastingtarief

 

De belasting bedraagt Vijf procent (5,0%) van de in artikel 4 bedoelde vergoeding.

 

Artikel 6 Belastingjaar

 

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 7 Wijze van heffing

 

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 8 Voorlopige aanslag

 

Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

 

Artikel 9 Termijnen van betaling

 

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in maximaal tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

 

Artikel 10 Aanmeldingsplicht

 

De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot het houden van verblijf met overnachting verschaft, dit schriftelijk te melden aan de ambtenaar bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a van de Gemeentewet.

 

Artikel 11 Nadere regels

 

Het bestuur van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

 

Artikel 12 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

 

1. De “Verordening op de heffing en invordering van de toeristenbelasting” vastgesteld bij raadsbesluit van 15 december 2016, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 11 december 2018, vervalt met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening toeristenbelasting gemeente Houten”.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 december 2019.

 

De griffier,

W. van Zanen

 

 

De voorzitter,

G.P. Isabella

Naar boven