Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting gemeente Schouwen – Duiveland 2020

De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

 

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

 

besluit :

 

Vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting Schouwen – Duiveland 2020

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. kampeermiddelen, standplaatsen, niet – permanente standplaatsen en zomerseizoen:

zie hiervoor de begrippenlijst als opgenomen in de door de raad in de vergadering van

27 juni 2013 vastgesteld “Nota kamperen 2013”;

b. permanente standplaatsen:in afwijking van de omschrijving als opgenomen in

de onder sub a genoemde “Nota kamperen”, wordt hieronder verstaan: standplaatsen bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of een kampeerhuisje en twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatiefnachtverblijf en waarbij de standplaatsen niet ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdig plaatsing van verschillende kampeermiddelen.

c. seizoenplaatsen:standplaatsen, permanent of niet – permanent, die ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van een kampeermiddel gedurende een zomerseizoen, dat na afloop van het seizoen van de plaats verwijderd wordt en waarbij de standplaatsen niet ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdige plaatsing van verschillende kampeermiddelen;

d. arrangement:een reservering op een niet – permanente plaats voor een gezin, echtpaar of samen reizend personen gedurende een vooraf vastgelegde periode van minimaal vier weken voor een vast huurbedrag;

e. voorseizoenarrangement:een arrangement lopend vanaf het begin van het zomerseizoen en eindigt de maand juni;

f. verlengd voorseizoenarrangement:een arrangement lopend vanaf het begin van het zomerseizoen en eindigend in de eerste helft van de maand juli;

g. naseizoenarrangement:een arrangement met een looptijd van ongeveer twee maanden, startend na het hoogseizoen en eindigend bij de afloop van het zomerseizoen;

h. maandarrangement:een arrangement met een looptijd van één maand gedurende de maand juni of september;

i. winterarrangement: een arrangement met een looptijd van ongeveer vijf maanden, startend

bij de afloop van het zomerseizoen en eindigend bij de start van het volgende

zomerseizoen.

j. particulier eigenaar: een natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep eigenaar is van kampeermiddel

k. gezin: ouder(s)/partners en hun eventuele thuiswonende kinderen.

 

Artikel 2. Belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf met overnachtingen binnen de gemeente tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, wordt onder de naam ‘toeristenbelasting’ een directe belasting geheven.

 

Artikel 3. Belastingplicht

1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1 in hem er beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 verblijf houdt.

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

1. a. van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid

van de Wet Toelating Zorginstellingen.

b. op last of bevel van de overheid binnen de gemeente verblijf houdt.

2. van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers.

 

Artikel 5. Maatstaf van heffing

1. De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten dat zij verblijf houden.

2. In afwijking van het eerste lid kan de belasting worden geheven naar een vast bedrag per kampeermiddel, als opgenomen in artikel 6, lid 2, voor kampeermiddelen op vaste standplaatsen, voorseizoenarrangement, verlengd voorseizoenarrangement en/of naseizoenarrangement die in bezit zijn van particuliere eigenaren en die uitsluitend bedoeld zijn voor eigen gebruik van de particuliere eigenaar en zijn gezin.

3. In afwijking van het eerste lid kan de belasting worden geheven naar een vast bedrag per kampeermiddel, als opgenomen in artikel 6, lid 3, voor kampeermiddelen op standplaatsen waar sprake is van een arrangement te weten een maandarrangement, en winterarrangement.

4. Onverminderd het in de leden 2 en 3 is opgenomen is lid 1 van toepassing op het verblijf in de in de leden 2 en 3 bedoelde kampeermiddelen door anderen dan de particuliere eigenaar en zijn gezin

Artikel 6. Belastingtarief

1. Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 1,43;

2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting bij toepassing van artikel 5, tweede lid, per belastingjaar, per kampeermiddel wanneer sprake is van:

a)een vaste jaarplaatsen of op vaste seizoenplaatsen € 263,12.

b) een voorseizoenarrangement € 117,26.

c) van een naseizoenarrangement, € 91,52

d) een verlengd voorseizoenarrangement, per belastingjaar € 145,00.

3. In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting bij toepassing van artikel 5, derde lid, per belastingjaar, per kampeermiddel

indien sprake is van een maandarrangement, per belastingjaar € 36,04.

indien sprake is van een winterarrangement, per belastingjaar € 48,05.

 

 

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 8. Wijze van heffing

1. De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

2. Er kan een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.

 

Artikel 9. Aanslaggrens

Geen belastingaanslag wordt opgelegd indien het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, tijdens het belastingjaar minder dan tien zal of heeft belopen.

 

 

Artikel 10. Termijnen van betaling

1. Afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de

aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de

maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

2. In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van

automatische incasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald

in zoveel gelijke termijnen, als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet

nog maanden tot 31 december in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd

overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vijf en ten hoogste tien

bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet elk

van de volgende termijnen telkens een maand later.

3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de hiervoor gestelde termijnen.

 

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 12. Aanmeldingsplicht

1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste

na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks

schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen

gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de

Gemeentewet.

2. De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die

met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de

toeristenbelasting betrokken is.

 

Artikel 13. Overgangsbepaling

De “Verordening toeristenbelasting Schouwen-Duiveland 2019” van 5 juli 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 14. Inwerkingtreding

1. De verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

 

Artikel 15. Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als “Verordening toeristenbelasting Schouwen-Duiveland 2020”.

 

 

 

 

T. van Oostenbrugge,

G.C.G.M. Rabelink

griffier

voorzitter

 

 

 

Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 19-12-2019

Naar boven