Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent de heffing en invordering van toeristenbelasting (Verordening toeristenbelasting Breda 2020)

Bekendmaking

Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 19 december 2019 de Verordening toeristenbelasting Breda 2020 heeft vastgesteld.

 

Inwerkingtreding

De verordening wordt van kracht met ingang van de eerste dag na die van deze bekendmaking.

 

Rechtsmiddelen

Tegen het besluit tot vaststelling van de verordening is geen bezwaar of beroep mogelijk.

 

Tekst verordening

De raad van de gemeente Breda;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

 

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet,

 

B E S L U I T:

 

vast te stellen de

 

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2020

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander vakantieonderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan een en ander voor zover deze vakantieonderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

  • b.

    kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen hoofdzakelijk ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

  • c.

    vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van eenzelfde kampeermiddel gedurende een seizoen of een jaar.

  • d.

    volgtijdige standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdige plaatsing van verschillende kampeermiddelen.

  • e.

    onderkomen: gelegenheid tot verblijf niet zijnde een kampeermiddel op een kampeerterrein

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen belastingplichtige is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • a.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • b.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centrale Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar de grondslagen genoemd in lid 2 van dit artikel.

  • 2.

    De grondslagen van de belasting zijn:

    • a.

      voor een verblijf in een kampeermiddel op een kampeerterrein: de vergoeding die ter zake van het verblijf met overnachten, de logies, in rekening wordt gebracht, de toeristenbelasting daaronder niet begrepen. Indien omzetbelasting verschuldigd is wordt als vergoeding aangemerkt het bedrag dat als verschuldigd wegens het houden van verblijf met overnachten aan de heffing van omzetbelasting is onderworpen.

    • b.

      voor een verblijf in een onderkomen: het aantal overnachtingen. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

Artikel 6 Belastingtarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt 3,25% van de in artikel 5, lid 2, onder a, bedoelde vergoeding.

  • 2.

    Het tarief van de in artikel 5, lid 2, onder b, bedoelde belasting bedraagt € 2,75 per persoon per overnachting.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Voorlopige aanslag

Na aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 10 Aanslaggrens

Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 11 Aangifte

  • 1.

    Het uitnodigen tot het doen van aangifte wordt gedaan door:

    • a.

      het uitreiken of toezenden van een aangiftebiljet;

    • b.

      het op elektronische wijze uitreiken of toezenden van een aangiftebrief waarin wordt verzocht om aangifte te doen op de wijze als bedoeld in het tweede lid, letter b.

  • 2.

    Het doen van aangifte geschiedt door:

    • a.

      het inleveren of toezenden van het aangiftebiljet met de daarbij gevraagde bescheiden;

    • b.

      het op elektronische wijze toezenden van de door de betreffende programmatuur gevraagde gegevens.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    Het bedrag inzake een bestuurlijke boete is invorderbaar uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3.

    In afwijking van de voorgaande leden moet een voorlopige aanslag worden betaald in zoveel gelijke termijnbedragen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het jaar van de dagtekening overblijven, met dien verstande dat het aantal betalingstermijnen steeds minimaal twee telt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Registratieplicht.

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden een registratie te houden waaruit het aantal overnachtingen blijkt, dan wel de vergoeding die ter zake van het verblijf met overnachten in rekening is gebracht.

Artikel 15 Overgangsrecht en inwerkingtreding

  • 1.

    De 'Verordening toeristenbelasting Breda 2019', vastgesteld bij raadsbesluit van 13 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt inwerking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening toeristenbelasting Breda 2020'.

Aldus vastgesteld in openbare raadsvergadering van 19 december 2019.

,voorzitter.

,griffier.

Naar boven