Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing (Verordening afvalstoffenheffing Breda 2020)

Bekendmaking

Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 19 december 2019 de Verordening afvalstoffenheffing Breda 2020 heeft vastgesteld.

 

Inwerkingtreding

De verordening wordt van kracht met ingang van de eerste dag na die van deze bekendmaking.

 

Rechtsmiddelen

Tegen het besluit tot vaststelling van de verordening is geen bezwaar of beroep mogelijk.

 

Tekst verordening

 

De raad van de gemeente Breda

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

 

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

B E S L U I T:

 

vast te stellen de volgende:

 

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2020

Artikel 1 Definitie

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar de grondslag genoemd in lid 2 van dit artikel en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    De grondslag van de belasting is een vast bedrag per perceel.

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 4, lid 2, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

  • 5.

    Voor de bij wege van aanslag geheven belasting geldt dat belastingbedragen van minder dan € 5,00 niet worden geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 10.000,00 dat dit bedrag en een bestuurlijke boete op dit aanslagbiljet moeten worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 100,00 of meer, doch niet meer dan € 10.000,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnbedragen, waarvan de eerste vervalt op de 28e dag van elke maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    De in het derde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen 56 dagen na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan geldt de betaaltermijn als bedoeld in het eerste lid.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de belasting kan kwijtschelding worden verleend van de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 10 Overgangsrecht en inwerkingtreding

  • 1.

    De ‘Verordening afvalstoffenheffing Breda 2019’, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.  

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening afvalstoffenheffing Breda 2020”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 december 2019.

,voorzitter.

,griffier.

Bijlage 1 Tarieventabel behorende bij de Verordening afvalstoffenheffing Breda 2020

 

Hoofdstuk 1 Tarieven vast bedrag afvalstoffenheffing

 

1.1

De belasting als bedoeld in artikel 4, bedraagt, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij de aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door:

     

 

  • a.

    één persoon

€ 211,56

 

  • b.

    meer dan één persoon

€ 313,20

 

Hoofdstuk 2 Tarieven voor het op afroep inzamelen, aanbieden op de milieustraat (grondstoffencentrum) en incidentele dienstverlening afvalstoffenheffing

2.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een vervangende afvalpas

 

€ 15,00

 

2.2

Het tarief bedraagt voor het verstrekken van een big bag

€ 65,00

2.3

Het tarief bedraagt voor het ledigen van een ondergrondse container, niet zijnde bij ondergrondse perscontainers:

  • a.

    op een doordeweekse dag tijdens kantooruren (ma t/m vr tussen 8.00u en 16.15u)

  • b.

    op een doordeweekse dag buiten kantooruren (ma t/m vr tussen 16.15u en 8.00u)

  • c.

    op zaterdag en zondag

   

 

€ 140,00

€ 175,00

€ 210,00

2.4

Het tarief bedraagt voor het op afspraak inzamelen van particulier grofvuil, niet zijnde grond of puin:

  • a.

    op een doordeweekse dag tijdens kantooruren (ma t/m vr tussen 8.00u en 16.15u)

 

   

 

€ 140,00

 

Behoort bij raadsbesluit van 19 december 2019

Griffier van de gemeente Breda,

Naar boven