Wijziging verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2015

De raad van de gemeente Deventer,

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 november 2019, nummer 2019-1889.

 

BESLUIT

 

De wijziging van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2015 vast te stellen.

ARTIKEL I

 

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2015 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

    Artikel 1 onder e wordt als volgt gewijzigd:

    • e.

      bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a van de wet;

  • B.

    Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      Het eerste lid komt te luiden:

      • 1.

        In aanvulling op artikel 9 kan een cliënt alsmede zijn eventuele kinderen in aanmerking komen voor maatschappelijke opvang als:

        • a.

          hij feitelijk of residentieel dakloos is en niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving; en

        • b.

          hij de situatie van feitelijk of residentieel dakloosheid niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere maatwerkvoorzieningen gericht op het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid in voldoende mate kan verminderen of wegnemen; en

        • c.

          opvang een passende, noodzakelijke en tijdelijke bijdrage levert aan het voorkomen van dakloosheid, het psychosociaal functioneren, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en/of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen en de behoefte van de cliënt met als doel het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

      • 2.

        Het derde lid komt te luiden:

        • 3.

          Een cliënt kan in aanmerking komen voor beschermd wonen op grond van de wet als:

          • a.

            hij psychische- of psychosociale problemen heeft en/of er sprake is van licht verstandelijke beperkingen; en

          • b.

            hij de situatie als gevolg van deze psychische- of psychosociale problemen en/of licht verstandelijke beperkingen, niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of maatwerkvoorzieningen gericht op het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid in de thuissituatie in voldoende mate kan verminderen of wegnemen; en

          • c.

            beschermd wonen een passende en noodzakelijke bijdrage levert aan het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie, het psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, voorkomen van maatschappelijke overlast en/of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen en daarbij voorziet in het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving. 

  • C.

    Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      Het eerste lid, g. i. onder a. komt te luiden:

      Beschermd wonen:

      • i.

        formele hulp:

        De hoogte van het persoonsgebonden budget beschermd wonen wordt bepaald op basis van het voor de cliënt van toepassing zijnde arrangement van ondersteuning (aard en omvang) en bedraagt maximaal de kosten van begeleiding en toezicht ten aanzien van beschermd wonen in natura alsmede eventuele toeslagen.

    • 2.

      Het eerste lid, g. i. onder b. komt te vervallen.

    • 3.

      Het eerste lid, g. onder iii. komt te vervallen.

    • 4.

      Het eerste lid, g. onder iv. komt te vervallen.  

  • D.

    Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

    Artikel 17. Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en hoogte bijdrage in de kosten

    • 1.

      Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura of een persoonsgebonden budget zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het persoonsgebonden wordt verstrekt.

    • 2.

      Voor de maatwerkvoorzieningen die niet genoemd worden in lid 3 t/m 4 bedraagt de hoogte van de bijdrage voor een of meerdere voorzieningen tezamen € 19,- per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënt tezamen.

    • 3.

      De hoogte van de bijdrage voor de maatwerkvoorziening voor vervoer is per rit gelijk aan van de door de gemeente gecontracteerde vervoer geldende opstaptarief plus een tarief vermenigvuldigd met het aantal gereisde kilometers.

    • 4.

      De bijdrage in de kosten voor de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen worden vastgesteld conform het Uitvoeringsbesluit.

    • 5.

      De hoogte van de bijdrage voor een hulpmiddel, woningaanpassing, de in lid 3 genoemde maatwerkvoorziening voor vervoer, overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.

    • 6.

      De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt.

    • 7.

      De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget is gelijk aan de hoogte van het persoonsgebonden budget.  

    • 8.

      Een (zorg)aanbieder van een algemene voorziening kan kosten in rekening brengen bij de cliënt voor het nuttigen van consumptieve goederen en het gebruik van materiaal. Deze kosten mogen niet hoger zijn dan de redelijkerwijs vastgestelde kostprijs van het desbetreffende product. Daarnaast mag afname van deze producten niet verplicht worden gesteld aan de cliënt die van een desbetreffende algemene voorziening gebruik maakt. De cliënt is deze kosten verschuldigd aan de (zorg)aanbieder.

    • 9.

      De bijdragen in de kosten voor de maatwerkvoorziening opvang worden door een door het college aan te wijzen instelling(en) vastgesteld en geïnd.

    • 10.

      In afwijking van de bepalingen in dit artikel kan een cliënt op grond van hoofdstuk 3 van het uitvoeringsbesluit geen bijdrage verschuldigd zijn.

    • 11

      Als een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is de bijdrage in de kosten verschuldigd door:

      • a.

        de onderhoudsplichtige ouders, en;

      • b.

        degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

    • 12

      In afwijking van het bepaalde in lid 1 is geen bijdrage in de kosten verschuldigd bij of voor:

      • a.

        gebruik eigen auto en bruikleenauto;

      • b.

        verhuis- en inrichtingskosten;

      • c.

        aanschaf en instandhoudingskosten van een sportvoorziening, waaronder een sportrolstoel;

      • d.

        aanpassingen in een gemeenschappelijke ruimte(n);

      • e.

        het bezoekbaar maken van een woning;

      • f.

        huurderving;

      • g.

        instandhoudingskosten voor een voorziening;

      • h.

        tijdelijke huisvesting;

      • i.

        rolstoelvoorziening, waaronder noodzakelijke aanpassingen (met uitzondering rolstoel met aandrijfondersteuning);

      • j.

        vervoer van en naar activiteiten daginvulling (groepsbegeleiding);

      • k.

        een noodzakelijke eerste grote schoonmaak bij zwaar vervuilde huishoudens.

  • E.

    Artikel 25b Tariefwijziging/Indexatie wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      Onder vernummering van het tweede lid tot en met het vierde lid worden twee leden ingevoegd:

      • 2.

        Het college maakt afspraken met aanbieders betreffende indexatie van maximale kosten van maatwerkvoorzieningen beschermd wonen in natura.

      • 3.

        De tarieven van het door de gemeente gecontracteerde (vraagafhankelijk) vervoer worden jaarlijks geïndexeerd conform de afspraak van de deelnemende gemeenten in de Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit. 

Artikel II Overgangsrecht

Een belanghebbende die op 31 december 2019 recht had op een persoonsgebonden budget beschermd

wonen die ingezet wordt voor informele hulp als bedoeld in artikel 16, lid 1, g. onder iv., verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2015, behoudt dat recht tot en met 31 december 2020, tenzij de toekenning eerder afloopt.

Artikel III Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2019

De raad voornoemd,

de griffier,

A. Kerver

de voorzitter,

R.C. König

Toelichting op de wijzigingen verordening Wmo:

 

A

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit onderdeel wordt in het begrip ‘bijdrage’ de verwijzing naar wetsartikelen aangepast.

 

B

 

Artikel 13, eerste lid en derde lid: Aanvullende criteria maatschappelijke opvang en beschermd wonen

De bestaande bepalingen in de verordening over de criteria voor een voorziening opvang en beschermd wonen bleken in de praktijk niet geheel en niet precies aan te sluiten met de wettekst. In het gewijzigde artikel is dat wel het geval. Daarbij geeft het artikel nu ook de ruimte om kinderen van de cliënt mee op te vangen, voor zover het de maatwerkvoorzieningen maatschappelijke opvang betreft (i.c. crisisopvang en ambulante crisisopvang). Tenslotte sluiten wij met de wijziging ten aanzien van maatschappelijke opvang aan bij de recente uitspraak van de rechtbank Amsterdam, welke aangeeft dat gemeenten een beoordeling van de zelfredzaamheid niet (enkel) mag relateren aan zgn. ‘leefgebieden’, zoals psychiatrie en verslaving. Met de voorgestelde invulling voldoet het artikel nu aan de Wmo 2015.

 

Onder beschermd wonen wordt tevens beschut wonen begrepen als vorm van beschermd wonen.

 

C

 

1. Artikel 16, lid 1, i. onder a: Hoogte persoonsgebonden budget beschermd wonen

De voorgestelde formulering doet recht aan de al langer bestaande en huidige situatie. Er is immers al langere tijd geen sprake meer van landelijke tarieven. Ook sluit de huidige voorgestelde formulering goed aan bij de voorgestelde formulering van de wijze waarop de kosten beschermd wonen in natura worden bepaald.

 

De hoogte van het persoonsgebonden budget beschermd wonen is gerelateerd aan de ondersteuningsbehoefte van de cliënt. Daarbij is sprake van een naar aard en omvang gedifferentieerd budget en eventuele toeslagen (zoals wooninitiatief, dagbesteding al dan niet inclusief vervoer) welke samen aansluiten op de verschillende ondersteuningsbehoeften die cliënten kunnen hebben. Op deze manier wordt maatwerk geboden bij het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte en de daarmee samenhangende hoogte van het persoonsgebonden budget.

 

De hoogte van het persoonsgebonden budget betreft maximaal de begeleiding- en toezichts-component van de kosten van beschermd wonen in natura alsmede eventuele vast te

stellen toeslagen. Dit omdat het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo bepaalt dat budgethouders met

een persoonsgebonden budget beschermd wonen zelf de huisvestingskosten betalen aan de

instelling.

 

2. Artikel 16, lid 1, g. onder i. b. Tariefwijziging/indexatie tarieven

Dit artikel is verplaatst naar artikel 25b, tweede lid van de verordening over indexatie van tarieven.

Verder is in lid 3 een bepaling opgenomen met betrekking tot de indexatie van de vervoerstarieven.

 

3. Artikel 16, lid 1, g. onder iii. Indexatie toeslagen

Het nieuwe tweede lid in artikel 25b ondervangt ook de indexatie van de tarieven woontoeslag.

 

4 Artikel 16, lid 1, g onder iv. Informele hulp beschermd wonen

De huidige voorgestelde bepaling, waarin de inzet van het persoonsgebonden budget via informele hulp enkel bij cliënten met overgangsrecht mogelijk blijft, vloeit voort uit de destijds in de verordening Wmo beoogde situatie om het zgn. overgangsrecht Wmo te eerbiedigen, maar tegelijk recht te doen aan de noodzakelijke professionele ondersteuning van cliënten beschermd wonen.

 

De professionele ondersteuning in de vorm van toezicht en begeleiding is noodzakelijk zowel als het gaat om cliënten beschermd wonen met een toekenning in natura als met een persoonsgebonden budget beschermd wonen. De aard en omvang van de door de gemeente vastgestelde problematiek van cliënten vraagt dit ook.

 

Het gaat immers om ondersteuning gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Tevens kan daarmee worden voldaan aan het wettelijke vereiste om als gemeente vast te stellen dat de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid van de inzet van het persoonsgebonden budget gewaarborgd is. Tenslotte vloeit ook uit de wettelijke definitie van beschermd wonen (‘wonen in een accommodatie van een instelling met bijbehorend toezicht en begeleiding (...)’) voort, dat het toezicht en begeleiding ook door de ‘instelling’ wordt ingezet. Het begrip instelling wijst op professionele hulp. Feitelijk gaat het in dergelijke situaties niet om beschermd wonen, maar om een (intensieve) vorm van begeleiding (waarvoor een persoonsgebonden budget voor informele hulp in beginsel wel mogelijk zal zijn). Tegelijkertijd wordt met de voorgestelde explicitering nu concreet gemaakt dat dit artikel was en is bedoeld om enkel te voorzien in die situaties, waarbij het overgangsrecht van toepassing is.

 

Aangezien het overgangsrecht Wmo door het rijk is verlengd tot en met 31 december 2020 is het noodzakelijk om het onderdeel informele hulp bij het persoonsgebonden budget beschermd wonen nog wel in 2020 te handhaven in de verordening om te voorzien in die situaties die vallen onder het betreffende overgangsrecht. Daarom is in artikel II van dit besluit een overgangsbepaling opgenomen.

 

D

 

Artikel 17. Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en hoogte bijdrage in de kosten

De gemeente mag van cliënten een bijdrage in de kosten vragen voor maatwerkvoorzieningen (en algemene voorzieningen).

 

Lid 1

Het college vraagt een bijdrage in de kosten aan de cliënt, zolang hij gebruik maakt van de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget.

 

Lid 2

In lid 2 is geregeld voor welke algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen het zogenaamde abonnementstarief van € 19,- per maand geldt. Het abonnementstarief is verder verplicht voor alle maatwerkvoorzieningen, met uitzondering van beschermd wonen, de maatwerkvoorziening opvang of andere bij algemene maatregel van bestuur omschreven maatwerkvoorzieningen.

 

Lid 3

Het vervoer kan op grond van het landelijk Uitvoeringsbesluit worden uitgezonderd van het abonnementstarief (lid 3). Het gaat hierbij in de meeste gevallen om collectief vervoer en in enkele gevallen individueel vervoer. Het gaat niet om (mobiliteits)hulpmiddelen zoals een aangepaste fiets of een scootmobiel. Reden voor deze uitzondering is dat er bij deze vormen van vervoer per rit lage prijzen worden gevraagd en het gebruik in veel gevallen incidenteel is. In lid 3 is daarom een afzonderlijke bepaling opgenomen over de hoogte van de bijdrage in de kosten voor het vervoer.

 

Lid 4

De bijdragen voor de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen worden vastgesteld conform het landelijk Uitvoeringsbesluit (lid 4). Op grond van het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo is er voor een rolstoel geen bijdrage verschuldigd.

 

Lid 5, lid 6 en lid 7

Vanaf 2020 hoeft er, vanwege de invoering van het abonnementstarief, niet meer voor alle voorzieningen gecontroleerd te worden of de bijdrage de kostprijs te boven gaat. In lid 4 is geregeld voor welke voorzieningen deze controle nog wel geldt. In lid 6 en lid 7 is uitgelegd hoe de kostprijs tot stand komt. De kostprijs voor beschermd wonen speelt geen rol.

 

Lid 11

Aan jeugdigen tot 18 jaar kan uitsluitend een bijdrage in de kosten worden opgelegd voor een woningaanpassing.

 

Lid 12, onder c

Eerder zijn de financiële tegemoetkomingen uitgezonderd van een eigen bijdrage. Door deze bepaling wordt (alsnog) geregeld dat voor deze (sport) voorziening geen eigen bijdrage in de kosten is verschuldigd.

 

E

 

25b Tariefwijziging/Indexatie

Lid 2

In dit lid wordt specifiek ingegaan op de indexering met betrekking tot de maximale kosten beschermd wonen.

 

Lid 3

Hier is een bepaling opgenomen dat de tarieven van het door de gemeente gecontracteerde (vraagafhankelijk) vervoer jaarlijks worden geïndexeerd conform de afspraak van de deelnemende gemeenten in de Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit.

 

Artikel II Overgangsbepaling

Voor de huidige cliënten die een persoonsgebonden budget beschermd wonen, op grond van het overgangsrecht Wmo, nog inzetten in de thuissituatie en/of met niet-professionele ondersteuning blijven tot einde toekenning en tot en met maximaal einde overgangsrecht tot en met 31 december 2020 de mogelijkheid houden om dit te continueren. Deze cliënten zullen worden toegeleid naar de meest passende voorziening (veelal begeleiding thuis), waarvoor in beginsel een persoonsgebonden budget voor informele hulp wel mogelijk is.

 

Naar boven