Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vaals houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Vaals 2020)

Burgemeester en wethouders van de gemeente Vaals;

 

gelet op de bepalingen in de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Vaals, versie 2020.

 

Besluiten:

  • -

    vast te stellen het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Vaals 2020, inwerkingtreding per 1 januari 2020

  • -

    in te trekken het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Vaals 2019,

    versie 1, per 1 januari 2020

Het besluit is vastgesteld door het College van burgemeester en wethouders van Vaals,

op 17 december 2019.

 

 

Burgemeester en wethouders van de gemeente Vaals,

 

mr. drs. J. Bertram

Secretaris

 

mr. J.-P. Kompier

Locoburgemeester

 

Inleiding

Voor u ligt het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Vaals 2020 (hierna: besluit). In dit besluit zijn de nader regels en bedragen opgenomen, die een uitwerking zijn van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Vaals, versie 2020 (hierna: verordening). De bijlagen en toelichting maken integraal onderdeel uit van het besluit.

 

Het kan bij de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning nodig zijn de beleidsregels op basis van opgedane ervaring in de loop van tijd aan te passen. Soms is een kleine snelle aanpassing vereist om optimale ondersteuning te bieden aan inwoners. Het besluit biedt deze flexibiliteit. 

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1: begripsbepalingen

Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Vaals, versie 2020 of de Algemene Wet Bestuursrecht. Alle bedragen die in dit besluit worden genoemd, zijn inclusief BTW, tenzij anders is vermeld.

 

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • 1.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vaals.

  • 2.

    leefeenheid: partners, ouders en inwonende kinderen die als leefeenheid gemeenschappelijk een woning bewonen.

  • 3.

    verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Vaals, versie 2020.

  • 4.

    voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen.

Artikel 2: wijzen van verstrekking van een voorziening

  • 1.

    De te treffen maatwerkvoorzieningen kunnen worden verstrekt:

    • a.

      als voorziening in natura,

    • b.

      als persoonsgebonden budget of

    • c.

      als financiële tegemoetkoming.

  • 2.

    Verstrekking als financiële tegemoetkoming is slechts mogelijk bij de in dit besluit genoemde gevallen.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2020 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Vaals 2020, worden afgehandeld krachtens het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Vaals 2019, versie 1.

Hoofdstuk 2. Proces waarborgen

Artikel 3: klachtregeling

Voor de afhandeling van klachten in het kader van de uitvoering van de verordening en het besluit is het gemeentelijk klachtenreglement van de gemeente Vaals van toepassing.

Artikel 4: het periodiek onderzoek

  • 1.

    Het college onderzoekt in beginsel om de drie jaar of er aanleiding is een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet te heroverwegen.

  • 2.

    Het college onderzoekt in gevallen waar de melding is afgesloten met een ondersteuningsplan uiterlijk 6 weken na verzending van het ondersteuningsplan, al dan niet steekproefsgewijs, of het in het ondersteuningsplan beoogde doel wordt bereikt.

  • 3.

    Afwijking van de in het eerste lid genoemde termijn is mogelijk rekening houdend met de situatie van de cliënt, de aard van de ondersteuning en de vorm waarin deze wordt verstrekt.

Hoofdstuk 3. Beoordeling van de hulpvraag

Artikel 5: afwegingskader

Bij de beoordeling van de hulpvraag hanteert het college het afwegingskader als beschreven in artikel 6 van de verordening. Een maatwerkvoorziening (in natura), persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming is eerst aan de orde wanneer (de combinatie van) andere mogelijkheden niet leiden tot passende ondersteuning van de cliënt.

Artikel 6: algemeen gebruikelijke voorzieningen

  • 1.

    Algemeen gebruikelijke voorzieningen als gedefinieerd in artikel 1 lid 1 van de Verordening komen niet voor verstrekking als maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget in aanmerking.

  • 2.

    De voorzieningen genoemd in bijlage 1 worden in ieder geval als algemeen gebruikelijk aangemerkt.

  • 3.

    In individuele gevallen kan een in lid 1 van dit artikel genoemde voorziening, die op zichzelf als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, vanwege omstandigheden aan de kant van de aanvrager toch niet als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Van een uitzondering is in ieder geval sprake:

    • a.

      indien ten gevolge van een plotseling optredende beperking zaken die nog niet zijn afgeschreven, zoals weergegeven in bijlage 1 of beoordeeld door een door het college aangewezen deskundige, moeten worden vervangen en;

    • b.

      als het inkomen van de aanvrager, mede ten gevolge van aantoonbare kosten ten gevolge van zijn beperking, onder het voor hem geldende bijstandsniveau zal komen.

Artikel 7: gebruikelijke hulp

  • 1.

    Gebruikelijke hulp, als gedefinieerd in artikel 1 lid 6 van de verordening komt niet voor verstrekking als maatwerkvoorziening of als persoonsgebonden budget in aanmerking.

  • 2.

    De omvang van gebruikelijke hulp in de individuele situatie wordt vastgesteld aan de hand van de richtlijn gebruikelijke hulp. De richtlijn is opgenomen in bijlage 2.

Artikel 8: primaat verhuizing

  • 1.

    Voor zover belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning waarbij de verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

  • 2.

    Het primaat van verhuizing, zoals bedoeld in het eerste lid wordt niet toegepast indien:

    • a.

      er niet binnen een tijdsbestek van 1 jaar een woning beschikbaar komt waar naartoe het belanghebbende kan verhuizen, tenzij uit onderzoek blijkt dat het medisch verantwoord is om de in dit lid genoemde termijn te verruimen;

    • b.

      er een contra-indicatie tot verhuizen aanwezig is op grond van objectieve psychische en/of sociale redenen;

    • c.

      de woning waar naartoe kan worden verhuisd niet geschikter is dan de huidige woning;

    • d.

      de woning waar naartoe kan worden verhuisd zich niet binnen de gemeentegrenzen bevindt.

  • 3.

    Het college kan in voorkomende gevallen een financiële tegemoetkoming verstrekken voor verhuis- en (her)inrichtingskosten. De hoogte hiervan bedraagt € 1.540,00.

Artikel 9: richtlijn hulp bij het huishouden

  • 1.

    Bij de verstrekking van de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden stelt het college de omvang hiervan vast in uren en minuten per week.

  • 2.

    Bij het bepalen van de omvang hanteert het college de Richtlijn hulp bij de huishouding zoals opgenomen in bijlage 3 bij dit besluit.

  • 3.

    Wanneer cliënt voor een persoonsgebonden budget kiest wordt de hoogte van het budget bepaald door de door het college vastgestelde omvang maal het van toepassing zijnde tarief conform bijlage 1 van de verordening Wmo gemeente Vaals, versie 2020.

Artikel 10: richtlijn begeleiding

  • 1.

    Bij de verstrekking van de maatwerkvoorziening begeleiding individueel of begeleiding groep stelt het college de omvang hiervan vast in segmenten, inhoudende een bandbreedte in uren of dagdelen per maand.

  • 2.

    De indeling in segmenten, alsmede de van toepassing zijnde beleidsregels zijn opgenomen in de Richtlijn begeleiding in bijlage 4 bij dit besluit.

  • 3.

    Wanneer cliënt voor een persoonsgebonden budget kiest wordt de hoogte van het budget bepaald door de door het college vastgestelde omvang in uren maal het van toepassing zijnde tarief conform bijlage 1 van de verordening Wmo gemeente Vaals, versie 2020.

  • 4.

    Op bezwaarschriften ingediend tegen een besluit betreffende de dienstverlening begeleiding, genomen op grond van het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Vaals, versie 2019, wordt beslist met inachtneming van dat besluit.

Hoofdstuk 4. Maatwerkvoorzieningen

Artikel 11: hulp bij het huishouden

  • 1.

    De maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden kan, wanneer verondersteld wordt dat de cliënt in staat is tot zelfregie over de planning van activiteiten, bestaan uit de volgende activiteiten:

    • a.

      huishoudelijke werkzaamheden die samenhangen met beperkingen op het vlak van schoonmaken van woonruimte, slaapruimte, sanitair, keuken (dagelijks of wekelijks onderhoud);

    • b.

      verzorgen van textiel (wassen, strijken);

    • c.

      onderhoud van kleding en schoeisel;

    • d.

      zorg voor de voeding ((voor)bereiden, serveren, afwassen, opruimen);

    • e.

      bed opmaken en/of verschonen;

    • f.

      beperkte verzorging van huisdieren.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden kan naast de werkzaamheden welke beschreven worden in lid 1 onder a. t/m f., bestaan uit gerichte hulp bij de organisatie van het huishouden door middel van de activiteiten:

    • g.

      planning van het voeren van het huishouden (wie doet wat);

    • h.

      aandacht voor hygiëne in huis;

    • i.

      advies en hulp bij het kopen van levensmiddelen;

    • j.

      beheer van de levensmiddelenvoorraad;

    • k.

      noodzakelijke opvang van thuiswonende kinderen;

    • l.

      instructie en voorlichting die direct is verbonden met activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouding, bijvoorbeeld stimulering bij het deels zelf uitvoeren van activiteiten. Enige begeleiding kan deel uitmaken van deze prestatie, waaronder noodzakelijke advisering aan de informele hulp rondom de cliënt;

    • m.

      organisatie van de huishouding in verband met chronische ziekte of beperking;

    • n.

      specifieke ondersteuning bij een ontregelde huishouding i.v.m. psychische problemen.

Hoofdstuk 5. Persoonsgebonden budget

Artikel 12:  

Gereserveerd

Artikel 13:  

Gereserveerd

Artikel 14:  

Gereserveerd

Artikel 15:  

Gereserveerd

Artikel 16:  

Gereserveerd

Hoofdstuk 6. Financiële tegemoetkomingen

Artikel 17: hoogte van de financiële tegemoetkoming bij woonvoorzieningen

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming voor standaard woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de gemaximeerde normbedragen,

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing of een roerende woonvoorziening wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van een woning in eigendom of aan de eigenaar van de woning waaraan de voorzieningen zijn getroffen.

  • 3.

    Indien toepassing van de normbedragen, genoemd in lid 1 van dit artikel, niet mogelijk is, wordt de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor deze woonvoorziening, in afwijking van het in lid 1 van dit artikel gestelde, door het College vastgesteld op 100% van de kosten van de goedkoopst adequate voorziening, vast te stellen op basis van een offerte.

  • 4.

    Indien de woningaanpassing in zelfwerkzaamheid wordt uitgevoerd, dan bedraagt de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget 75% van de in bijlage 5 van dit besluit genoemde bedragen of de in lid 3 van dit artikel bedoelde goedkoopst compenserende offerte.

  • 5.

    Woningaanpassingen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen, zijn hiervan uitgesloten.

  • 6.

    De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming van een woonvoorziening in een algemene ruimte bedraagt maximaal 25% van de kosten en deze is alleen van toepassing indien uit gemeentelijke basisadministratie blijkt dat 70 % of meer van de middels de aanpassing bereikbare woningen op het moment van de aanvraag bewoond worden door mensen van 55 jaar en ouder.

Artikel 18: kostensoorten woningaanpassingen

Bij het vaststellen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:

  • a.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

  • b.

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

  • c.

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 3% van de aanneemsom met een minimumbedrag van € 500,00;

  • d.

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

  • e.

    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • f.

    De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, waarbij maximale normen gelden;

  • g.

    De door het College (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen worden;

  • h.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

  • i.

    De kosten van (her)aansluiting op een openbare nutsvoorziening;

  • j.

    De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de ondersteuningsbehoevende, voor zover de kosten onder a. tot en met i. meer dan € 1.000,00 bedragen, 10% van die kosten met een maximum van € 350,00.

Artikel 19: afschrijvingstermijn woonvoorzieningen

  • 1.

    De afschrijvingstermijnen van voorzieningen worden gehanteerd, of middels een beoordelingsrapportage van een bouwkundige.

  • 2.

    De afschrijvingstermijn wordt als volgt meegewogen:

    • a.

      100% vergoeding wanneer de te vervangen voorzieningen 25 % zijn afgeschreven;

    • b.

      75% vergoeding wanneer de te vervangen voorzieningen tussen de 25 % en 50 % zijn afgeschreven;

    • c.

      50% vergoeding wanneer de te vervangen voorzieningen tussen de 50 % en 75 % zijn afgeschreven;

    • d.

      25% vergoeding wanneer de te vervangen voorzieningen tussen de 75 % en 100% zijn afgeschreven;

    • e.

      0% vergoeding wanneer de te vervangen voorzieningen voor 100 % zijn afgeschreven.

Artikel 20: gereed melden en uitbetalen

  • 1.

    De gereedmelding van de woonvoorziening is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de voorziening. Na akkoord bevinding gereed melding zal binnen 2 weken uitbetaling plaatsvinden op basis van de in de beschikking genoemde financiële tegemoetkoming.

  • 2.

    De gereedmelding bedoeld in het eerste lid wordt tevens gezien als de verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de woonvoorziening is verleend.

  • 3.

    Degene aan wie de woonvoorziening wordt verleend dient, voor zover gereed melding en uitbetaling nog niet heeft plaatsgevonden, alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Artikel 21: maximaal aanpassingsbedrag voor bezoekbaar maken woning

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woonruimte, niet zijnde woonverblijf, bedraagt maximaal € 3.225,00.

  • 2.

    Het in lid 1 van dit artikel genoemde bedrag kan worden toegekend voor het bezoekbaar maken van maximaal één woning.

Artikel 22: maximale vergoeding bij woonvoorzieningen

Voor het geschikt maken van de woning bedraagt de financiële bovengrens voor woonvoorzieningen en -aanpassingen € 13.650,-.

Artikel 23: hoogte financiële tegemoetkoming bij een woonvoorziening in verband met luchtwegallergieën/CARA

  • 1.

    Voor het geschikt maken van de woning wordt de financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen in verband met luchtwegallergieën/CARA vastgesteld op basis van de gemaximeerde normbedragen. Daarbij geldt dat enkel de slaapkamer in de huidige woonsituatie van de persoon voor sanering in aanmerking komt.

  • 2.

    De in Bijlage 5 van dit besluit genoemde normbedragen worden bepaald op:

    • a.

      100% bij een ouderdom van de te vervangen voorzieningen tot 2 jaar;

    • b.

      75% bij een ouderdom van de te vervangen voorzieningen van 2 tot 4 jaar;

    • c.

      50% bij een ouderdom van de te vervangen voorzieningen van 4 tot 6 jaar;

    • d.

      25% bij een ouderdom van de te vervangen voorzieningen van 6 tot 8 jaar;

    • e.

      0% bij een ouderdom van de te vervangen voorzieningen van 8 jaar of ouder.

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen en –aanpassingen wordt slechts eenmalig verstrekt.

Artikel 24: kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie

Indien bij het geschikt maken van de woning kosten in verband met onderhoud, keuring of reparatie van een woonvoorziening worden vergoed, zal de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor deze kosten worden vastgesteld in overeenstemming met het bedrag zoals door het College aan een door haar gecontracteerde leverancier zou worden betaald. Is dit in voorkomende gevallen niet mogelijk dan werkt het College met gemaximeerde bedragen.

Artikel 25: frequentie woningaanpassingen

  • 1.

    De aanvraag voor een woonvoorziening voor het geschikt maken van de woning wordt geweigerd indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van ergonomische beperkingen geen aanleiding bestond;

    • b.

      ten behoeve van de ondersteuningsbehoevende, korter dan 10 jaar geleden al een woonvoorziening is verstrekt.

  • 2.

    Het gestelde in het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing indien de verhuizing plaatsvindt om een naar het oordeel van het college gegronde reden.

Artikel 26: terugbetalen woningaanpassing

De wooneigenaar kan, bij verkoop binnen 10 jaar naar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden, verplicht worden tot terugbetaling van de woonvoorziening, verminderd met 10% per jaar en exclusief de kosten die voor rekening van de eigenaar van de woonruimte gekomen zijn, indien de kosten van die voorziening een bedrag van €10.000,00 te boven gaat. Hierbij wordt gedurende 10 jaar onderstaand afschrijvingsschema toegepast:

  • -

    1e jaar afschrijving 10%; totale afschrijving 10%

  • -

    2e jaar afschrijving 10%; totale afschrijving 20%

  • -

    3e jaar afschrijving 10%; totale afschrijving 30%

  • -

    4e jaar afschrijving 10%; totale afschrijving 40%

  • -

    5e jaar afschrijving 10%; totale afschrijving 50%

  • -

    6e jaar afschrijving 10%; totale afschrijving 60%

  • -

    7e jaar afschrijving 10%; totale afschrijving 70%

  • -

    8e jaar afschrijving 10%; totale afschrijving 80%

  • -

    9e jaar afschrijving 10%; totale afschrijving 90%

  • -

    10e jaar afschrijving 10%; totale afschrijving 100%

Artikel 27: financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een (eigen) auto, een (rolstoel)taxi of een bruikleenauto

Het bedrag dat verstrekt wordt voor het gebruik van vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 16 van de verordening bedraagt:

  • 1.

    voor het gebruik van een eigen auto per kilometer een vergoeding die gelijk is aan de som van het fiscaal belaste en onbelaste deel reiskostenvergoeding werkverkeer (€ 0,37 per km.) met een maximum van 2.000 kilometer per jaar. Dit bedrag zal, indien van toepassing, jaarlijks worden aangepast aan de wettelijke fiscale bepalingen.

  • 2.

    Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt bij een voorziening zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel , niet meer verstrekt dan anderhalf maal een enkele vergoeding zoals genoemd in dit besluit.

Artikel 28: autoaanpassingen

  • 1.

    Een persoon kan in aanmerking worden gebracht voor een auto-aanpassing indien

    • a.

      Er een medische indicatie is voor individueel vervoer per eigen auto; of

    • b.

      Er een indicatie is voor individueel (rolstoel)taxivervoer; én belanghebbende beschikt over een eigen auto die niet ouder is dan 5 jaar en het gebruik van de eigen auto verantwoord is en de kosten van aanpassing niet hoger zijn dan de kosten die uitgegeven zouden worden aan een andere geschikte vorm van individueel vervoer gedurende één jaar.

  • 2.

    Een autoaanpassing in aanvulling op het collectief vervoersysteem kan niet worden verstrekt.

  • 3.

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor de aanpassing van een eigen auto wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte tot een maximum van € 2.050,00 inclusief BTW.

  • 4.

    De vergoeding wordt éénmaal per 3 jaar verstrekt.

  • 5.

    Indien als gevolg van toepassing van dit artikel extra verzekeringskosten en hogere kosten i.v.m. de motorrijtuigenbelasting ontstaan, komen deze meerkosten voor vergoeding in aanmerking.

  • 6.

    Bij tussentijdse hernieuwde aanvraag (aanschaf andere auto) wordt naar rato van de verstreken tijd een vergoeding verleend. Op de vergoeding wordt dan een mindering toegepast gebaseerd op de eerdere vergoeding voor hetzelfde type uitvoering van de auto.

  • 7.

    De korting wordt niet toegepast indien de hernieuwde aanvraag een gevolg is van een calamiteit.

Artikel 29: Financiële tegemoetkoming sportrolstoel

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als financiële tegemoetkoming. Het bedrag bedraagt maximaal € 3.588,-- (incl. BTW) welk bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Artikel 29BIS: Collectief vraagafhankelijk vervoer “OMNIBUZZ”

  • 1.

    Ten aanzien van het oplossen van beperkingen ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen, ligt het primaat bij het collectief vraagafhankelijk vervoer “Omnibuzz”.

  • 2.

    Dit vervoer wordt uitgevoerd conform de actuele versie van het vervoerreglement van Omnibuzz, welke kenbaar is gemaakt aan de gebruiker.

  • 3.

    Op kalenderjaarbasis wordt 750 zones toegekend aan een bestaande of nieuwe cliënt, rekening houdend met de grens van (t/m) 5 reiszones per rit.

  • 4.

    In afwijking op lid 3 kan op aanvraag van een cliënt en na onderzoek door het college in bijzondere individuele gevallen een hoger zonebudget worden toegekend door het college.

  • 5.

    De klantbijdrage wordt vastgesteld op €0,80 per zone.

  • 6.

    De genoemde klantbijdrage wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met de NEA-indexen kenbaar gemaakt aan de reiziger via het vervoersreglement en de andere geëigende kanalen.

Hoofdstuk 7.  

 

Gereserveerd

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 30: citeertitel en inwerkingtreding

  • -

    Dit besluit kan worden aangehaald als: besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Vaals 2020 en treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

  • -

    Het besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Vaals 2019, versie 1, zoals in werking getreden op 8 januari 2019, komt te vervallen op het moment dat het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Vaals 2020 in werking treedt. 

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1: begripsbepalingen

In dit besluit worden een aantal belangrijke begrippen uit de wetgeving en verordening herhaald. Daarnaast worden enkele begrippen, die terugkomen in de artikelen van het besluit gedefinieerd.

 

Artikel 2: wijze van verstrekking van een voorziening

De wetgeving noemt de maatwerkvoorziening, dan wel het persoonsgebonden budget als verstrekkingsvormen. In het besluit wordt hier de financiële tegemoetkoming (voor bepaalde kosten) aan toegevoegd. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 2.1.7 van de wet. Daarmee kan continuïteit geboden worden voor de bestaande praktijk. Bijvoorbeeld voor het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding of een tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto. Een financiële tegemoetkoming is slechts mogelijk bij de in het besluit benoemde gevallen en betreft een forfaitair of gemaximeerd bedrag.

De term maatwerkvoorziening wordt in de wetgeving vaak als synoniem gebruikt voor een verstrekking in natura. Daarmee wordt bedoeld dat de gemeente de aanvrager een voorziening verstrekt. Het college is in deze gevallen de opdrachtgever. Het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming zijn beide geldbedragen.

 

Artikel 3: klachtegeling

De gemeente Vaals kent voor de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht een klachtenreglement. Klachten in het kader van de uitvoering van de verordening worden afgehandeld conform de bepalingen in dat reglement.

 

Artikel 4: periodiek onderzoek

Het eerste lid verwoordt de wettelijke plicht van het college om een beslissing als bedoeld in 2.3.5 of 2.3.6 van de wet periodiek te heroverwegen. In het tweede lid wordt deze wettelijke verplichting uitgebreid naar die gevallen waar geen beschikking is afgegeven.

Het ligt in de lijn met het uitgangspunt dat de geboden gemeentelijke ondersteuning in alle gevallen een op maat van de persoon gesneden afgestemd geheel is, om periodiek na te gaan of dit nog altijd op maat is. Hoe vaak dit noodzakelijk zal zijn, zal mede afhangen van de ondersteuningsbehoefte van betrokkene en hetgeen bij het onderzoek is vastgesteld.

De bepaling kan ertoe leiden dat het college na onderzoek tot de conclusie komt dat het geheel aan maatregelen nog altijd goed op de persoon is afgestemd, maar ook dat het college tot een heroverweging komt en beslist dat de cliënt meer of minder diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en/of ondersteuning via andere voorzieningen nodig heeft.

 

Artikel 5: afwegingskader

Tijdens de toegangsprocedure wordt beoordeeld welke (combinatie van) ondersteuning passend is bij de hulpvraag van de belanghebbende. Hierbij wordt eerst beoordeeld welke mogelijkheden er liggen in:

  • -

    de eigen kracht van de hulpvrager,

  • -

    de gebruikelijke hulp of gebruikelijke voorzieningen,

  • -

    de mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk,

  • -

    de wettelijk voorliggende voorzieningen en algemene voorzieningen.

Pas nadat uit het onderzoek van artikel 6 van de verordening is geconcludeerd dat de hulpvraag hiermee niet, of niet geheel kan worden beantwoord is een maatwerkvoorziening aan de orde.

Er is een breed aanbod aan algemene voorzieningen beschikbaar. Denk hierbij aan voorzieningen binnen het onderwijs, de jeugdgezondheidszorg, welzijnsvoorzieningen, sport en cultuur. Belanghebbenden die een lichte, eenvoudige ondersteuningsvraag hebben, kunnen hier doorgaans zonder indicatie van de gemeente terecht.

 

Artikel 6: algemeen gebruikelijke voorzieningen

In dit artikel wordt expliciet gemaakt dat voorzieningen die als algemeen gebruikelijk kunnen worden aangemerkt niet voor verstrekking als maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget in aanmerking komen.

Lid 2 verwijst naar een niet limitatieve opsomming van algemeen gebruikelijke voorzieningen gebaseerd op het huidige beleid en de jurisprudentie op dit terrein. Met het criterium algemeen gebruikelijk wordt beoogd te voorkomen dat het college een voorziening verstrekt waarvan, gelet op de omstandigheden van betrokken belanghebbende, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij geen beperking of probleem had, de beschikking zou (kunnen) hebben, waarbij tevens verwacht wordt dat een burger anticipeert op een normale levensloop.

In lid 3 van dit artikel is beschreven in welke gevallen een uitzondering kan worden gemaakt op het algemeen gebruikelijk zijn van een voorziening.

 

Artikel 7: gebruikelijke hulp

In dit artikel wordt expliciet gemaakt dat hulp die als gebruikelijk kan worden aangemerkt niet voor verstrekking als maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget in aanmerking komt.

Uitgangspunt is dat mensen die samen een leefeenheid vormen, elkaar horen te helpen, waar dat kan. Ze zijn dus ook gezamenlijk verantwoordelijk voor het huishouden. Het aandeel dat ieder lid van de leefeenheid geacht wordt bij te kunnen dragen aan het huishouden, wordt gebruikelijke zorg genoemd. Als de belanghebbende alleen woont of voor de betreffende hulp bepaalde specialistische kennis of vaardigheden nodig zijn, is gebruikelijke hulp niet aan de orde.

 

Lid 2 bevat een verwijzing naar de richtlijn gebruikelijke hulp die bij de beoordeling wordt gehanteerd. Deze richtlijn is voor wat betreft de dienstverlening huishoudelijke hulp gebaseerd op het bestaande beleid en voor wat betreft de nieuwe taken op hoofdstuk 4 van de CIZ indicatiewijzer 2014 zoals deze werd gehanteerd in de Algemene wet bijzondere ziektekosten.

 

Artikel 8: primaat verhuizing

Het College beoordeelt allereerst of het resultaat ook te bereiken is via een verhuizing. Hierbij zullen alle aspecten worden meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing, de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn), de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de betrokkene en argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg. Een zeer zorgvuldige afweging van alle argumenten zal aan het besluit ten grondslag worden gelegd. Ook het verhuizen naar een andere buurt of wijk dan waar de belanghebbende op dat moment woont is hier een mogelijkheid.

 

Lid 2 somt daarnaast een aantal omstandigheden op die ertoe leiden dat het primaat van

de verhuizing niet kan worden toegepast. Afwijken van het primaat van de verhuizing is in uitzonderingssituaties ook mogelijk op grond van andere redenen dan welke genoemd worden in dit artikel. Hierbij is te denken aan de afhankelijkheid van de verzorgingsbehoevende aan mantelzorgers die in de directe omgeving wonen en die vaak en direct oproepbaar dienen te zijn en de verzorgingsbehoevende zonder de mantelzorger niet zelfstandig kan functioneren.

 

Het in lid 3 opgenomen forfaitaire bedrag is overgenomen uit 2014 en is tot stand gekomen op basis van prijsopgaven.

 

Artikel 9: richtlijn hulp bij het huishouden

Het kunnen voeren van een gestructureerd huishouden maakt langer zelfstandig wonen in de eigen leefomgeving mogelijk. Adequaat een huishouden voeren is een zeer subjectief begrip waarop iedereen eigen normen en waarden hanteert. Om dit te objectiveren hanteert de gemeente een richtlijn. De werkzaamheden die onder huishoudelijke verzorging vallen, zijn in de richtlijn huishoudelijke hulp beschreven en genormeerd in tijd, afhankelijk van het aantal personen in het huishouden en de grootte van het huis. Ten aanzien van dat laatste wordt uitgegaan van het aantal kamers dat gezien de omvang van het huishouden nodig is, niet met het werkelijke aantal kamers, als het huis groter is. Voor de normering van de grootte van de woning is de volgende regel gesteld geldt dat voor appartementen (ongeacht aantal slaapkamers), seniorenwoningen, bungalows, andere vormen van gelijkvloers wonen etc. wordt aangehouden een huishouden met 2 kamers. Voor gezinswoningen wordt een huishouden met 3 kamers aangehouden.

Met het hanteren van de richtlijn huishoudelijke hulp wordt het bestaande beleid gecontinueerd. De passende ondersteuning op dit terrein heeft betrekking op de ruimten die - op het niveau sociale woningbouw - voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Daarbij kunnen persoonskenmerken en behoeften het noodzakelijk maken hiervan af te wijken. Het gaat om alle activiteiten teneinde het huis, exclusief de tuin, maar inclusief balkon en berging, leefbaar te houden.

 

Artikel 10: richtlijn begeleiding

Artikel 10 betreft de richtlijn van de maatwerkvoorziening begeleiding.

 

 

Artikel 11: hulp bij het huishouden

Hier worden de activiteiten beschreven behorende tot hulp bij het huishouden en welke geïndiceerd kunnen worden om passende ondersteuning te bieden ingeval van beperkingen bij het voeren van een gestructureerd huishouden.

 

Artikel 12:

Gereserveerd

 

Artikel 13:

Gereserveerd

 

Artikel 14:

Gereserveerd

 

Artikel 15:

Gereserveerd

 

Artikel16:

Gereserveerd

 

Artikel 17: hoogte financiële tegemoetkoming bij woningaanpassingen

Dit artikel bepaalt de hoogte van de financiële tegemoetkoming bij woningaanpassingen en aan wie deze kan worden uitbetaald.

 

Artikel 18: kostensoorten woningaanpassingen

In dit artikel wordt bepaald met welke kosten van een woonvoorziening rekening wordt gehouden

 

Artikel 19: afschrijvingstermijn woonvoorzieningen

In dit artikel van het besluit wordt geregeld welke afschrijvingstermijn voor voorzieningen geldt.

Hierbij wordt aansluiting gezocht bij het prijzenboek woningaanpassingen (bijlage5). Ook de mate waarin de afschrijvingstermijn verstreken is, is bepalend voor de hoogte van de vergoeding. Naarmate de een langere periode is afgeschreven, daalt de vergoeding.

 

Artikel 20: gereedmelden en uitbetalen financiële tegemoetkoming

In deze bepaling wordt geregeld hoe woonvoorzieningen worden uitbetaald.

 

Artikel 21: maximaal aanpassingsbedrag voor bezoekbaar maken woning

Het college heeft de bevoegdheid om de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woning te maximeren. Van deze bevoegdheid is door middel van

dit artikel gebruik gemaakt. Gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep valt onder het begrip “bezoekbaar maken” het toegankelijk maken van de woning en de gehandicapte de mogelijkheid te bieden gebruik te maken van de woonkamer en de toilet.

 

Artikel 22: maximale vergoeding bij woonvoorzieningen

De hoogte van dit bedrag is overgenomen uit 2014. Hiermee wordt continuïteit geboden.

 

Artikel 23: hoogte financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget bij een woonvoorziening in verband met luchtwegallergieën/CARA

In dit artikel wordt weergegeven op welke wijze invulling gegeven wordt aan de vaststelling van de financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de gemaximeerde normbedragen bij woningsanering.

 

Artikel 24: kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie

Dit artikel stelt voorwaarden ten aanzien van de vaststelling van de vergoeding van kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie.

 

Artikel 25: frequentie woningaanpassingen

Uitgangspunt is dat een ondersteuningsbehoevende 10 jaar nadat zijn woning met overheidssubsidie is aangepast, weer de mogelijkheid heeft om naar een nieuwe woning te verhuizen zonder dat dit noodzakelijk is op grond van ergonomische belemmeringen. In dat geval kan de ondersteuningsbehoevende een aanvraag indienen bij de gemeente voor een woonvoorziening. Bij deze aanvraag wordt uiteraard uitgegaan van de voorwaarden die in de verordening zijn opgenomen. Wil een ondersteuningsbehoevende binnen de termijn van 10 jaar nadat zijn woning is aangepast verhuizen, dan is hij vrij om dit te doen. Echter, op dat moment bestaat er geen recht op een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van de nieuwe woning. Onder het begrip „verstrekken. wordt in dit artikel verstaan 'het moment waarop het College van Burgemeester en Wethouders de hoogte van de financiële tegemoetkoming heeft vastgesteld.

 

Artikel 26: terugbetalen woningaanpassing

In deze moet het college altijd onderzoeken en toelichten dat de verhuizing uit de aangepaste woning „verwijtbaar” is, en niet ten gevolge van een noodzaak in de zin van werk elders of bijvoorbeeld een echtscheiding. Dit artikel heeft niet ten doelstelling de eventueel gemaakte winst uit de verkoop van het huis af te romen. Het heeft enkel ten doel (een deel van) de kosten van de uitgevoerde aanpassing terug te kunnen vorderen.

 

Artikel 27: financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een (eigen) auto, een (rolstoel)taxi of een bruikleenauto

Dit artikel legt een aantal bedragen vast voor de autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding, gebruik van een bruikleenauto en de vergoeding van de rolstoeltaxi. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de verordening.

 

Artikel 28: autoaanpassingen

Dit artikel beschrijft de voorwaarden die gelden bij toekenning van een autoaanpassing.

 

Artikel 29: financiële tegemoetkoming sportrolstoelen

De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen is vanuit de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) zonder dat deze sportrolstoel in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. De vergoeding dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een financiële tegemoetkoming worden toegekend.

 

Artikel 29BIS: Collectief vraagafhankelijk vervoer “OMNIBUZZ”

Dit artikel beschrijft het primaat van het CVV uitgevoerd door Omnibuzz. Daarnaast worden de voorwaarden, reisbudget en de hoogte van de algemeen gebruikelijke ritbijdrage genoemd.

Vervoersreglement: Het vervoersreglement is te raadplegen op www.omnibuzz.nl

Reisbudget: Belangrijk in dit verband is de sinds maart 2002 geldende vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep onder de Wet voorzieningen gehandicapten, waarin is gesteld dat een vervoersvoorziening of een combinatie van voorzieningen aan personen met een mobiliteitsbeperking de mogelijkheid moet bieden om op jaarbasis 1.500 tot 2.000 kilometer af te leggen. Daarmee voorziet een gemeente aan haar compensatieplicht, aldus de CRvB. Deze jurisprudentie is vanaf 2007 overgenomen in de Wmo en ook als zodanig opgenomen in de modelverordening van de VNG.

Rekening houdend met een gemiddelde doorsnede van 4 kilometer per zone in onze regio, zouden er 500 reiszones aangeboden moeten worden om in een bandbreedte van 1.500 tot 2.000 km te kunnenreizen per jaar. Rekening houdend met gemiddeld 10 heen- en 10 terugritten per maand komen daar ook nog (afgerond) 250 opstapzones bij. Het totaal aantal zones per jaar komt hiermee op 750 zones per pashouder. Dit komt overeen met de reeds lange tijd bestaande zonebudgetten in de Heuvellandgemeenten zodat op dat vlak harmonisatie plaatsvindt.

Per 1 januari is dit reisbudget ingevoerd en vervalt de mogelijkheid om onbeperkt te reizen voor bestaande en nieuwe klanten.

Ritbijdrage klant : Ondanks dit beleidsuitgangspunt is het in Vaals gehanteerde klanttarief voor Omnibuzz (en daarvoor Regiotaxi) de afgelopen jaren achtergebleven bij de prijsstijgingen in het OV. Naast dat hierdoor lagere inkomsten worden geïnd uit deze klantbijdragen, heeft dit als bijkomend effect een onbedoeld aanzuigende werking op het doelgroepenvervoer van bestaande en ook nieuwe reizigers. Dit omdat reizen met Omnibuzz goedkoper is voor de reiziger dan reizen met de stadsbus, terwijl de service binnen Omnibuzz veel hoger is. Voorgesteld wordt om deze scheefgroei te repareren door opnieuw aansluiting te zoeken bij het OV-tarief.

 

Artikel 30 Citeertitel en inwerkingtreding

Geen nadere toelichting.  

Bijlage 1: Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Conform het bepaalde in artikel 6 van het besluit worden de volgende voorzieningen in ieder geval als algemeen gebruikelijk aangemerkt:

 

Vervoer:

  • -

    fiets [standaardfiets, fiets met verlaagde instap, fiets met trapondersteuning/hulpmotor];

  • -

    tandem [standaardtandem, tandem met trapondersteuning/hulpmotor, tandem met verlaagde instap];

  • -

    bromfiets [ook bromfiets in speciale uitvoering zoals brommobiel];

  • -

    autoaanpassingen [automatische transmissie; stuurbekrachtiging; elektrisch bedienbare ramen; warmtewerend glas; airco];

  • -

    een standaard buggy voor kinderen tot de leeftijd van 4 jaar. Bij een aangepaste buggy zijn de meerkosten van de aanpassingen ten opzichte van de standaard buggy niet algemeen gebruikelijk.

Woonvoorzieningen:

  • -

    toiletgelegenheid op de eerste etage;

  • -

    renovatie (vervangen lavet door douche);

  • -

    aanleg centrale verwarming;

  • -

    douchecabine, douchecel, douchewand, seniorendouchebak;

  • -

    airconditioning woonruimte;

  • -

    kooktoestellen algemeen;

  • -

    zonwering (binnen en buiten);

  • -

    alle vormen van mechanische ventilatie;

  • -

    alle vormen van kranen (eenhendel-mengkranen, thermostaatkranen en glijstangset);

  • -

    intercom;

  • -

    afzuigkap boven kooktoestel;

  • -

    (teruggebogen) deurkrukken;

  • -

    aanrechtblad;

  • -

    toiletpot, verhoogd/hangend toiletpot, losse toiletverhoger, toiletstoel;

  • -

    douchezitjes, douchestoelen en badzitjes;

  • -

    beugels (wand/vloer), grepen (wand/vloer) en drempelhulpen;

  • -

    renovatie (van bijvoorbeeld badkamer of keuken);

  • -

    waterbed;

  • -

    overige, vergelijkbare algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen als genoemd in sub a tot en met sub m tot maximaal € 250,- ;

Rolstoelen/scootmobielen:

  • -

    accessoires die niet medisch noodzakelijk zijn, maar als wel nuttige accessoires aangeboden worden;

  • -

    regenpakken, winterbekleding, been/voetenzak;

  • -

    rolstoelhandschoenen;

  • -

    accessoires als asbak, bandenpomp, bagagetas, rolstoelovertrek en spaakbeschermers.

Bijlage 2: Richtlijn gebruikelijke hulp

1. Algemeen

Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Gebruikelijke hulp is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die gemeenschappelijk een woning bewoont.

 

In het onderzoek wordt beoordeeld of de gevraagde hulp en ondersteuning tot de gebruikelijke hulp behoort en of de gebruikelijke hulp ook daadwerkelijk geleverd kan worden.

 

Bij gebruikelijke hulp wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties:

  • -

    Kortdurend: er is uitzicht op herstel. Het gaat hierbij is het algemeen over een periode van maximaal drie maanden;

  • -

    Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de hulp langer dan drie maanden nodig zal zijn.

In kortdurende situaties is het uitgangspunt dat deze als gebruikelijk wordt aangemerkt. Door het kortdurend karakter treedt doorgaans geen overbelasting op. In langdurige situaties is de hulp waarvan kan worden gezegd dat deze op basis van algemeen aanvaarde maatstaven door de sociale omgeving (ouders, partners, volwassen inwonende kinderen en andere inwonende huisgenoten) moet worden geleverd, algemeen gebruikelijke hulp.

 

Algemene uitzonderingen

Afhankelijk van de individuele situaties kan hulp, die naar algemeen aanvaarde maatstaven als gebruikelijke kan worden beschouwd hier toch niet gebruikelijk zijn.

 

Bijvoorbeeld wanneer:

  • -

    Uit onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, handicap of probleem, of dat deze kennis/vaardigheden mist en deze ook niet kan aanleren, waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden;

  • -

    In een leefeenheid overbelasting dreigt, doordat, gegeven de voor die leefeenheid geldende gebruikelijke hulp, door de (chronische) uitval van iemand uit de leefeenheid gezinsleden alsnog onevenredig belast worden;

  • -

    de leden van een leefeenheid overbelast dreigen te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot. Ondersteuning in de vorm van een maatwerkvoorziening zal dan van korte duur zijn (3-6 maanden) om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder overbelast dreigt te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen;

  • -

    de zieke partner/huisgenoot zich in de terminale levensfase bevindt.

Er wordt daarbij telkens onderzoek gedaan naar de verhouding tussen draagkracht en draaglast van de individuele cliënt. Zie hiertoe hoofdstuk 4 van deze richtlijn. Ten aanzien van Persoonlijke Verzorging en Begeleiding worden deze uitzonderingen in hoofdstuk 3 nader uitgewerkt.

 

Fysieke afwezigheid

Indien de huisgenoot van een hulpvrager vanwege werk fysiek niet aanwezig is, wordt hiermee bij het indiceren uitsluitend rekening gehouden, wanneer het om aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen gaat. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland. Wanneer iemand aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een éénpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke hulp worden geleverd. Wanneer de fysieke afwezigheid van de partner minder dan 7 etmalen bedraagt, zal er altijd onderzocht moeten worden of de huisgenoot feitelijk kan voorzien in het verlenen van de hulp.

 

Ouderlijke zorgplicht bij echtscheiding

Bij echtscheiding vervalt het samenwonen en daarmee dus ook de gebruikelijke hulp voor het huishouden en de onderlinge persoonlijke verzorging van partners. De zorgplicht voor de kinderen verdwijnt niet. Bij uitval van de verzorgende ouder moet wel onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheid van opvang van de kinderen door de niet thuiswonende ouder door te kijken naar de voor de rechtbank vastgelegde afspraken tussen de ex-echtgenoten.

Voor die perioden dat de kinderen bij de verzorgende -uitgevallen- ouder zijn kan er dan een indicatie voor opvang zijn. Als de zorgplicht door de niet-verzorgende ouder kennelijk niet wordt nagekomen, beschouwen we de situatie als een eenoudergezin.

 

 

2. Huishoudelijke taken

Huishoudelijke taken: uitstelbaar en niet uitstelbaar

Onder huishoudelijke taken vallen zowel de uitstelbare als de niet-uitstelbare taken.

  • -

    Niet-uitstelbare taken zijn maaltijd verzorgen/opwarmen, de kinderen verzorgen, afwassen en opruimen;

  • -

    Uitstelbare taken zijn wasverzorging, zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, sanitair, keuken, bedden verschonen.

Bijdrage van kinderen en jong-volwassenen aan het huishouden

In geval de leefeenheid van de hulpvrager mede bestaat uit kinderen, dan gaat de indicatiesteller ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.

  • -

    Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding;

  • -

    Kinderen van 5 tot en met 12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, kleding in de wasmand gooien;

  • -

    Kinderen van 13 tot en met 17 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

Taken van een 18-23 jarige

Van een meerderjarige gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze een gedeelte van de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt.

 

Een 18-23 jarige wordt verondersteld de volgende taken uit te kunnen voeren:

  • -

    schoonhouden van sanitaire ruimte;

  • -

    keuken en een kamer;

  • -

    de was doen;

  • -

    boodschappen doen;

  • -

    maaltijd verzorgen;

  • -

    afwassen en opruimen.

Dit is genormeerd naar 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per week.

 

Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden veren en begeleiden. Vanaf 23 jaar wordt iemand geacht de huishoudelijke taken volledig over te nemen.

 

Kinderen jonger dan 23 jaar

Of en in welke mate de kinderen en jongvolwassenen in het huishouden betrokken worden in het overnemen van taken, is afhankelijk van de specifieke situatie en derhalve maatwerk. Ook het sociale netwerk van het gezin wordt betrokken.

 

Gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind

 

Kinderen 0 tot 3 jaar

  • -

    Hebben bij alle activiteiten hulp van een ouder nodig;

  • -

    Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • -

    Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • -

    Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijvoorbeeld de ouder kan de was ophangen in een andere kamer);

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    Kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • -

    Ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verhulpers;

  • -

    Hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • -

    Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • -

    Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • -

    Kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week;

  • -

    Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijvoorbeeld het kind kan buitenspelen in de directe omgeving van de woning als de ouder thuis is);

  • -

    Hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    Zijn overdag zindelijk, en ‘s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • -

    Hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrijetijdsbesteding gaan;

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • -

    Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • -

    Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • -

    Kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

  • -

    Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • -

    Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • -

    Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bijvoorbeeld huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • -

    Hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

3. Gebruikelijke hulp bij de functies Persoonlijke Verzorging en Begeleiding

 

Dit hoofdstuk heeft specifiek betrekking op het bepalen van gebruikelijke hulp bij de functies Persoonlijke Verzorging (PV) en Begeleiding (BG). De richtlijn is gebaseerd op de voormalige Beleidsregels indicatiestelling AWBZ van VWS. Vanuit het oogpunt van continuïteit worden deze beleidsregels nu opgenomen in voorliggende richtlijn.

Voor zover het gebruikelijk is dat partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten elkaar bepaalde zorg bieden, is de ondersteuningsbehoevende niet aangewezen op gemeentelijke maatwerkondersteuning wat betreft de functies Persoonlijke Verzorging en Begeleiding. Het hangt af van de sociale relatie welke zorg mensen elkaar moeten bieden. Hoe intiemer de relatie, des te meer zorg mensen elkaar horen te geven. Als het gebruikelijk is dat mensen in een bepaalde relatie elkaar zorg bieden, bijvoorbeeld ouders aan hun kinderen, is dat niet vrijblijvend met betrekking tot de aanspraak op gemeentelijke maatwerkondersteuning.

 

 

Hoofdregels gebruikelijke hulp PV en BG

Bij gebruikelijke hulp wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties. Dit onderscheid is eerder in de richtlijn reeds omschreven en geldt ook voor PV en BG.

 

Algemeen aanvaarde maatstaven:

  • -

    In kortdurende situaties moet alle PV en BG door de gebruikelijke helper worden geboden.

  • -

    In langdurige situaties is de zorg waarvan kan worden gezegd dat deze op basis van algemeen aanvaarde maatstaven door de sociale omgeving (ouders, partners, volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten) aan de ondersteuningsbehoevende moet worden geboden gebruikelijke hulp.

Hieronder een schematische weergave van de hoofdregels gebruikelijke hulp. De inhoud van dit schema wordt in de rest van het hoofdstuk verder uitgeschreven.

 

 

Kortdurende situatie

 

Langdurige situatie

 

Partners onderling

 

- Alle PV

- Alle BG

 

- Gebruikelijke BG

 

Ouders aan kinderen

 

- Alle PV

- Alle BG

- Beschermende woonomgeving

 

- Gebruikelijke PV

- Gebruikelijke VP

- Gebruikelijke BG

- Beschermende woonomgeving

Volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

 

- Alle BG

 

- Gebruikelijke BG

 

 

Afweging gebruikelijke en bovengebruikelijke hulp

Bij gebruikelijke hulp wordt gekeken naar wat aan tijdsbesteding bij die activiteit bij een gezond persoon gebruikelijk is. Daarbij omvat gebruikelijke hulp de zorg die iedereen nodig heeft (wassen, eten en dergelijke) maar ook de zorg die deze activiteiten in verband met gezondheidsproblemen vervangt.

 

Van bovengebruikelijke hulp is sprake wanneer mensen elkaar bij ziekte of handicap langdurig meer zorg bieden dan wat binnen de sociale relatie gewoon is. Voorbeeld: het is niet gebruikelijk dat een volwassene langdurig hulp nodig heeft bij de toiletgang. Hier is dus sprake van bovengebruikelijke hulp.

Algemene uitzonderingen op het bieden van gebruikelijke hulp aan volwassenen en kinderen voor de functies PV en BG

  • -

    Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke persoonlijke verzorging, en/of begeleiding voor de ondersteuningsbehoevende uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht. De betreffende ondersteuning kan worden geïndiceerd. Geobjectiveerde beperkingen zijn beperkingen gerelateerd aan gezondheidsproblemen. De reden dat de gebruikelijke helper de vaardigheden niet kan aanleren, moet worden gemotiveerd.

  • -

    Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem geen gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Er kan in een dergelijke situatie in eerste instantie enkel een kortdurende indicatie worden afgegeven. Hierbij geldt het volgende:

    • a.

      Wanneer voor de partner, ouder, volwassen kind en/ of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen moeten deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van geïndiceerde ondersteuning/zorg moet men die overbelasting opheffen door deze ondersteuning/zorg door (andere) hulpverleners uit te laten voeren/in te kopen;

    • b.

      Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding voor op die maatschappelijke activiteiten.

  • -

    Voor zover de ondersteuningsbehoevende zich in de terminale levensfase bevindt, wordt geen bijdrage verwacht van een partner, ouder, kind en/of andere huisgenoot.

Persoonlijke Verzorging

 

Partners onderling

Kortdurende situaties

Van partners wordt verwacht dat zij elkaar Persoonlijke Verzorging bieden als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie (hierbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden) met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de ondersteuningsbehoevende, dat maatwerkondersteuning daarna niet langer is aangewezen. Bijvoorbeeld wanneer de partner een been breekt.

Deze zorg valt buiten de aanspraken van de gemeentelijke ondersteuningsplicht. De zorgplicht van partners onderling betreft de persoonlijke, lichaamsgebonden zorg in de vorm van assistentie bij, of overname van alle activiteiten die onder de functie PV vallen. Maar ook aandacht en begeleiding bij een aandoening horen hierbij. Cliëntsoevereiniteit behoort bij partners onderling niet tot de categorie uitzonderingen en is daarom hier niet van toepassing, ook niet vanwege geloofsovertuiging, culturele achtergrond of binnen een gezinssituatie waarin partners ruzie hebben.

 

Langdurende situaties

Als vanaf de start van de zorgsituatie duidelijk is dat de zorgsituatie een langdurig karakter heeft, is er geen sprake van gebruikelijke hulp. Er hoeft dan dus niet eerst drie maanden ‘gebruikelijke hulp’ door partners geleverd te worden, alvorens maatwerkondersteuning kan worden geïndiceerd.

 

Volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

Persoonlijke Verzorging van volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten, anders dan partners onderling, is geen gebruikelijke hulp.

 

Partners onderling en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

Aanleren aan derden

Het aanleren van handelingen op het gebied van Persoonlijke Verzorging aan derden (familie, vrienden) is gebruikelijke hulp. Als anderen dan de gebruikelijke helper de handelingen uitvoeren als de gebruikelijke helper niet aanwezig is, wordt van de gebruikelijke helper verwacht dat hij die handelingen zelf aan de desbetreffende persoon aanleert.

 

Begeleiding

 

Partners onderling, ouders en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

Kortdurende situaties

Alle begeleiding van de ondersteuningsbehoevende door de partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de ondersteuningsbehoevende, dat maatwerkondersteuning daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

 

Langdurige situaties

Als het gaat om een chronische situatie is de Begeleiding van een volwassen ondersteuningsbehoevende gebruikelijke hulp wanneer die Begeleiding naar algemeen aanvaarde maatstaven door partner, ouder, inwonend kind en/of andere huisgenoot in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een ondersteuningsbehoevende:

Het geven van BG aan een ondersteuningsbehoevende op het terrein van de maatschappelijke participatie.

Het begeleiden van ondersteuningsbehoevende bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer zoals het bezoeken van familie/vrienden, huisarts, enzovoort.

Het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie. Dit kan worden overgenomen door een niet-beperkte huisgenoot wanneer die taak altijd door de nu beperkte ondersteuningsbehoevende werd uitgevoerd.

 

Aanleren aan derden

Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de ondersteuningsbehoevende is gebruikelijke hulp.

 

4. Richtlijn bij (dreigende) overbelasting van partner, ouder, volwassen kind en/of andere huisgenoten

 

Algemeen

De zorg voor een ziek kind of een zieke partner, kan zo zwaar worden dat van overbelasting sprake is. In de meeste gevallen is de bovengebruikelijke hulp die geïndiceerd wordt voldoende om deze overbelasting te voorkomen. Maar soms blijkt deze geïndiceerde hulp niet voldoende te zijn. In zulke gevallen kan de gebruikelijke Persoonlijke Verzorging en/of Begeleiding zo nodig geheel of gedeeltelijk geïndiceerd worden. Voor het bieden van een beschermende woonomgeving blijven ouders, ook bij overbelasting, zelf verantwoordelijk.

 

Beoordeling van overbelasting

Aan het indiceren van gebruikelijke hulp gaat het beoordelen van de overbelasting vooraf. Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan. Tekort schieten van het ‘coping mechanisme’ kan er de oorzaak van zijn; emotionele labiliteit en slapeloosheid het gevolg. Naast de aard en ernst van de overbelasting wordt ook onderzocht of deze komt doordat er iets met de gebruikelijke helper zelf aan de hand is (draagkracht vermindering) en/of dat deze gevolg is van de ernst van de ziekte van het kind of de partner (draaglast verhoging).

 

De vraag is of in individuele situaties van een uitzondering sprake is op grond waarvan toch gebruikelijke hulptaken moeten worden overgenomen. Eén van de redenen daarvoor kan zijn dat degenen van wie wordt verwacht dat zij taken overnemen, overbelast zijn (geraakt) en niet meer in staat zijn de gebruikelijke hulp te leveren. Steeds moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. De met de overbelasting gepaard gaande klachten moeten duidelijk beschreven worden. In voorkomende gevallen kan het opnemen van contact met de huisarts over de ouder, partner of huisgenoot helpen om een oordeel te vormen. Soms is het duidelijk dat de ouder, partner of huisgenoot overbelast is, maar soms ook niet. Er bestaat niet één, simpel af te nemen test, die hierover direct uitsluitsel geeft. Wel gebruiken behandelaars en hulpverleners vragenlijsten waarmee overbelasting (mede) onderbouwd kan worden. Niet alleen de omvang van de zorgtaken, maar ook de leveringsvoorwaarde van de zorg zijn van invloed op de belastbaarheid van de gebruikelijke helper. Met andere woorden: het uitvoeren van enkele zorgtaken op vooraf afgesproken momenten is vaak minder belastend dan het uitvoeren van dezelfde zorgtaken waarbij continue aanwezigheid en alertheid van de gebruikelijke helper noodzakelijk is.

 

Klachten en symptomen die bij een aanpassingsstoornis (DSM-IV-TR) optreden, kunnen op overbelasting wijzen zonder dat van een stoornis in psychiatrische zin sprake hoeft te zijn. Het gaat om klachten en symptomen zoals:

  • -

    angst of gespannenheid: nervositeit, onrust, rusteloosheid, slecht slapen;

  • -

    depressie: hopeloosheid, huilbuien, somberheid;

  • -

    gedragsproblemen: negeren van normen en regels, onaangepast gedrag;

  • -

    gecombineerd emotioneel en gedragsgestoord: depressie en/of angst gecombineerd met een gedragsstoornis of onaangepast gedrag;

  • -

    lichamelijke klachten, verminderde prestaties of concentratieproblemen.

Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die iemand (aan partner of kind) biedt. Bij overbelasting door een dienstverband van teveel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk. Steeds zal daarom moeten worden aangegeven dat, wanneer de overbelasting bijvoorbeeld door het herinrichten van het huiselijk leven en/of werk kan worden teruggedrongen, dit dan ook van een ouder, partner of huisgenoot wordt verwacht. Wanneer de geldigheidsduur van het besluit verlopen is en een herindicatie wordt aangevraagd, zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen.

Bijlage 3: Richtlijn Hulp bij het huishouden

 

Deze bijlage bevat de beleidsregels voor de toekenning van de dienstverlening hulp bij het huishouden. Met het opnemen van deze beleidsregels in het besluit maatschappelijke ondersteuning geeft de gemeente aan wanneer en in welke mate hulp bij het huishouden aan de orde is.

De beleidsregels bieden slechts handvatten en geven slechts een indicatie over de omvang. Belangrijk is te onderstrepen dat in alle gevallen de individuele situatie van de cliënt het uitgangspunt is. De in deze richtlijn opgenomen tijdsnormeringen zijn daarom slechts indicatief. De consulent bepaalt – zoveel als mogelijk in samenspraak met de burger - de daadwerkelijke omvang in uren. Deze omvang maakt onderdeel uit van de toekenningsbeschikking hetgeen burgers de mogelijkheid geeft hiertegen in bezwaar te gaan. In voorkomende gevallen wordt de toegekende omvang in uren getoetst door middel van de praktijktoets.

De praktijktoets is een onderzoek in de thuissituatie van de burger en beantwoordt de volgende vragen:

  • -

    in hoeverre bevat de indicatie alle (noodzakelijke) over te nemen activiteiten en,

  • -

    is de hiervoor geïndiceerde tijd voldoende is om deze activiteiten in de betreffende situatie uit te voeren.

De doelstelling van de praktijktoets is om onafhankelijk te komen tot een vaststelling van de omvang in het individueel geval. Het beoogt maatwerk te leveren voor de specifieke individuele situatie.

 

Deze richtlijn is van toepassing op aanvragen vanaf 1 januari 2020. Wanneer toepassing van de richtlijn bij een herindicatie leidt tot vermindering in omvang van de zorg zal in deze een passende overgangstermijn worden gehanteerd.

 

1. HULP BIJ HET HUISHOUDEN

 

1.1 Indicatiestelling Hulp bij het huishouden

Bij de indicatiestelling wordt uitgegaan van de ICF-classificatie (International Classification of Functions, Disabilities and Health). Dit is een gestandaardiseerd begrippenkader over het menselijk functioneren en de problemen die daarin kunnen optreden. De ICF wordt gebruikt om het verband tussen de beperking van een burger en de ervaren belemmering of belemmeringen te kunnen objectiveren. De ICF sluit aan bij het compensatiebeginsel in de Wmo.

 

1.2 Algemene uitgangspunten

Voor het bepalen van een eventuele toekenning van Hulp bij het huishouden kan van een aantal basisuitgangspunten uit worden gegaan. Zo kent de gemeente een individuele voorziening voor Hulp bij het huishouden toe als:

  • -

    de specifieke beperking van de cliënt hierom vraagt, én;

  • -

    de voorziening noodzakelijk is, én;

  • -

    dit voor de gemeente de goedkoopste compenserende voorziening is.

De gemeente kan een voorziening afwijzen als aan tenminste één van onderstaande voorwaarden voldaan wordt:

  • -

    de cliënt zelf of zijn sociaal netwerk kan een voldoende compenserende oplossing creëren.

  • -

    een collectieve voorziening is voldoende compenserend en beschikbaar;

  • -

    de voorziening is algemeen gebruikelijk;

  • -

    er is sprake van gebruikelijke zorg;

  • -

    de cliënt kan aanspraak maken op een wettelijke voorliggende voorziening;

  • -

    de cliënt woont niet in de gemeente Vaals;

  • -

    de cliënt heeft geen aantoonbare beperkingen;

  • -

    de cliënt heeft een beperking die aantoonbaar maar niet objectiveerbaar is aan de hand van de ICF;

  • -

    de voorziening niet langdurig noodzakelijk is (Op deze regel bestaat een duidelijke uitzondering: hulp bij het huishouden na een ziekte of ziekenhuisopname)

Bovenstaande zijn basisregels en vinden hun verdere uitwerking in detail tijdens het gesprek tussen burger en Wmo-gespreksvoerder of bij verder onderzoek.

 

1.3 Afwegingkader

 

1.1 Zijn er aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, waardoor de cliënt niet in staat is een goed huishouden te voeren.

Nee > geen indicatie

Ja > door naar 1.2

1.2 Kan de omgeving van de cliënt helpen de belemmeringen op te lossen (denk aan vrienden, familie, buren etc.

Ja > uitvraag mogelijkheden en evt. mantelzorgondersteuning

Nee > door naar 1.3

1.3 Is de oplossing algemeen gebruikelijk? Zie voor uitleg over algemeen gebruikelijke voorzieningen paragraaf 1.5.

Ja > geen indicatie

Nee > door naar 1.4

1.4 Is er sprake van gebruikelijke zorg?

Zie voor uitleg over gebruikelijke zorg paragraaf 1.4 en bijlage 4.

Ja > geen indicatie

Nee > door naar 1.5

1.5 Heeft de cliënt een indicatie voor verblijfszorg (ZZP) in PGB: dan kan hij/zij huishoudelijke hulp vanuit de AWBZ ontvangen.

Ja > geen indicatie

Nee > door naar 1.6

1.6 In hoeverre kan de cliënt het probleem zelf aanpakken? Denk aan activiteiten aanleren, financiële draagkracht etc.

Ja > uitvraag mogelijkheden en evt. kortdurende hulp (aanleren)

Nee > door naar 1.7

1.7 Is er een beschikbare voorliggende algemene voorziening die de problemen op kan lossen?

Ja > geen indicatie

Nee > door naar 1.8

1.8 Is het probleem op te lossen (te compenseren) met Hulp bij het huishouden?

Nee > geen indicatie

Ja > door naar 1.9

1.9 Er is een indicatie voor Hulp bij het huishouden.

 

 

Onderstaand wordt ingegaan op diverse onderwerpen die in als ‘afweging’ voor de verstrekking van een indicatie voor hulp bij het huishouden worden gesteld.

 

1.4 De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk

Onder een leefeenheid wordt verstaan “alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam huishouden te voeren”. Indien tot de leefeenheid, waar de cliënt deel van uitmaakt, één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten, komt men niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden. Wij spreken dan van gebruikelijke zorg. Gebruikelijke zorg is de ondersteuning die huisgenoten geacht worden elkaar te bieden, omdat zij als leefeenheid een gemeenschappelijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

Het principe van gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, de wijze van inkomensverwerving, drukke werkzaamheden, lange werkweken of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden.

Als er sprake is van kamerverhuur, rekenen we de huurder van de betreffende ruimte niet tot het huishouden. Als mensen zelfstandig samenwonen op een adres en gemeenschappelijke ruimten delen, veronderstellen we dat het aandeel in het schoonmaken van die ruimten bij uitval van een van de leden wordt overgenomen door de andere leden van een leefeenheid. Het eventuele positieve advies voor hulp bij het huishouden betreft dan alleen de eigen woonruimte (kamers) van de zorgvrager en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten. Denk aan woongroepen, kamerverhuur of meerdere generaties in een huis.

Er zijn situaties die op een grensgebied liggen. Bij kloostergemeenschappen bijvoorbeeld is wel sprake van een leefeenheid, maar is over het algemeen een taakverdeling, die zich niet leent voor overname. In die situatie kan wel geïndiceerd worden voor bijvoorbeeld het schoonmaken van de eigen kamer indien men dit zelf niet meer kan. Gemeenschappelijke ruimten die kenmerkend voor kloosters zijn kunnen niet worden geïndiceerd omdat zij het niveau sociale woningbouw te boven gaan (bibliotheken, gebedsruimten, gemeenschapsruimten, refters) en behoren tot de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap.

 

Indien uit medisch onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, beperking, handicap of probleem waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden is gebruikelijke zorg niet van toepassing.

In hoofdstuk 3 wordt verder ingegaan op de verwachtingen en inzet van gebruikelijke zorg.

 

1.5 Algemene, algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen

Algemene hulpmiddelen

Algemene hulpmiddelen hebben voorrang op individuele voorzieningen. Waar nodig zal een individuele voorziening worden verstrekt. Hoe de keuze zal worden gemaakt is altijd een individuele afweging.

Inzet van algemene hulpmiddelen:

Bijvoorbeeld afwasmachine, aangepast bestek, het plaatsen van een verhoging voor een wasmachine, een wasdroger, een stofzuiger.

Als een technisch hulpmiddel niet aanwezig is maar wel gerealiseerd kan worden / wel een goede oplossing biedt, is dit voorliggend op het inzetten van hulp. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de persoonlijke opvattingen over de inzet van deze hulpmiddelen door de cliënt.

 

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening waarover de aanvrager, gezien zijn individuele situatie, ook zonder zijn handicap of beperking, zou kunnen beschikken. Deze voorzieningen worden als algemeen gebruikelijk beschouwd. Wat in een concrete situatie als algemeen gebruikelijk te beschouwen is, hangt af van de geldende maatschappelijke normen van het moment van de aanvraag.

Inzet van algemeen gebruikelijke voorzieningen:

Te denken valt hierbij aan: dagrecreatie voor ouderen, sociale alarmering, boodschappen service, maaltijdservice, klussendienst, ramenwasservice etc.

 

 

 

Voorliggende voorzieningen

Voorliggende voorzieningen zijn voorzieningen, waarop voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of privaatrechtelijke verbintenis, aanspraak bestaat.

De voorliggende voorziening moet beschikbaar en passend zijn. Als dit niet het geval is, dan is er geen sprake van een voorliggende voorziening. De consulent moet de sociale kaart goed in beeld hebben, zodat adequaat beoordeeld kan worden of een voorliggende voorziening daadwerkelijk beschikbaar en passend is. Niet relevant is of men gebruik wil maken van een voorliggende voorziening.

Het is in principe ook niet relevant welke kosten aan de voorliggende voorziening zijn

verbonden, tenzij sprake zou kunnen zijn van een zogenaamd extreem laag inkomen als geldt bij het begrip algemeen gebruikelijk: een inkomen dat door kosten op grond van de ziekte of het probleem onder de bijstandsnorm uitkomt of dreigt uit te komen door deze kosten. Dit staat niet in de jurisprudentie.

 

Inzet van wettelijke voorzieningen

Hierbij valt te denken aan wettelijke regelingen als AWBZ, Zorgverzekeringswet (ZvW), Wet op de Jeugdzorg Wet werk en bijstand (Wwb), Wet op kinderopvang, etc.

Een wettelijke voorziening die het probleem kan oplossen is in deze altijd voorliggend op de Wmo.

 

1.6 Algemene voorzieningen

Binnen de gemeente Vaals zijn enkele algemene voorzieningen beschikbaar of in ontwikkeling. Het gaat daarbij om een was- en strijkservice, een scootmobiel- en rolstoelpool, een klussendienst, een ramenwasservice en vrijwillige boodschappendienst.

 

In het kader van de Kanteling wordt bekeken op welke terreinen het wenselijk is om het aanbod van algemene voorzieningen nog verder uit te breiden. Indien een algemene voorziening de belemmeringen van een persoon voldoende kan compenseren zal deze altijd eerst worden ingezet voordat een verder indicatie voor een individuele Wmo-voorziening volgt.

 

1.7 Particuliere huishoudelijke hulp

  • 1)

    Wanneer er in de financiële situatie van de aanvrager iets verandert (bv verlies van baan ten gevolge van een beperking) waardoor de particuliere hulp niet gecontinueerd kan worden, kan aanspraak gemaakt worden op de voorziening hulp bij het huishouden.

  • 2)

    Als een cliënt 9 maanden van een jaar particuliere hulp heeft en op het moment van de aanvraag, nog steeds hulp heeft die activiteiten overneemt (waarmee de cliënt bij het voeren van het huishouden problemen ondervindt) dan wordt de particuliere hulp als algemeen gebruikelijk beschouwd voor de overgenomen activiteiten en volgt er een negatieve indicatie.

  • 3)

    Als een cliënt 9 maanden van een jaar particuliere hulp heeft en op het moment van de aanvraag, nog steeds hulp heeft die niet alle activiteiten overneemt (waarmee de cliënt bij het voeren van het huishouden problemen ondervindt) dan kan er een indicatie komen voor de activiteiten die niet overgenomen worden.

  • 4)

    Wanneer de particuliere hulp er mee ophoudt, is dat geen directe reden om Wmo hulp in te roepen. Het zelf voorzien in een nieuwe particuliere hulp is dan voorliggend. Er is namelijk geen sprake van gewijzigde omstandigheden op het gebied van beperkingen of belemmeringen.

1.8 Revalideren en/of behandelen

Wanneer bepaalde aandoeningen die de oorzaak vormen voor de huishoudelijke beperkingen naar de mening van de arts nog behandelmogelijkheden bieden, wordt de indicatie hierop afgestemd. Bij aandoeningen als Moeilijk Objectiveerbare Aandoeningen (MOA) en psychische aandoeningen kan hulp bij het huishouden immers antirevaliderend werken. Wel kan Hulp bij het huishouden naast een te volgen behandeling of revalidatie positief worden geadviseerd. Hierover is afstemming met de behandelaar nodig. Een dergelijke indicatie heeft dan in principe een korte geldigheidsduur, afgeleid van de duur van het behandel- of revalidatietraject. Hierbij wordt dus afgeweken van de normaal leidende regel dat de noodzaak voor een voorziening in de Wmo van langdurige aard is.

 

1.9 Technische hulpmiddelen en woonvoorzieningen

Er is geen positieve indicatie voor hulp bij het huishouden als de problemen van de cliënt afdoende kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen of woonvoorzieningen (zie ook 1.5). Hulpmiddelen kunnen bestaan uit algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, zoals een wasmachine of stofzuiger. Deze hulpmiddelen dienen uit oogpunt van verantwoorde werkomstandigheden ook voor een helpende aanwezig te zijn. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van al aanwezige hulpmiddelen, zoals een wasdroger of een afwasmachine. Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn maar wel een adequate oplossing zouden bieden voor het probleem, is de aanschaf van deze hulpmiddelen algemeen gebruikelijk.

Woonvoorzieningen kunnen bijvoorbeeld keukenaanpassingen zijn. Hulpmiddelen kunnen ook gefinancierd zijn uit een andere betalingsregeling, gericht op of aangepast aan de handicap van de cliënt (AWBZ, Regeling hulpmiddelen).

 

1.10 Normering en verstrekkingswijze

Indien tijdens het gesprek met een cliënt blijkt dat een individuele voorziening voor hulp bij het huishouden noodzakelijk is om de belemmeringen te compenseren, wordt hier een indicatie voor gesteld. Deze indicatie is altijd maatwerk, maar kan wat betreft tijdsnormering onderbouwd worden aan de hand van de normeringen genoemd in hoofdstuk 2. Ook deze is voornamelijk informatief en als leidraad bedoeld. In de specifieke situatie van een cliënt kan hiervan afgeweken worden. Daarnaast is meer- en minderwerk (en dus tijdsnormering) mogelijk.

In sommige gevallen zal een cliënt eveneens ondersteuning vanuit de AWBZ ontvangen en een indicatie voor verblijf hebben (ZZP). In hoofdstuk 4 wordt aangegeven wanneer noodzakelijke hulp in de huishouding dan wel of juist niet vanuit de Wmo verstrekt kan worden. De wijze van verstrekking kan via zorg in natura of een PGB. Daarnaast zal bij de beschikbaarheid van een algemene voorziening, deze voorliggend zijn en is dan geen individuele voorziening vanuit de Wmo nodig.

2. NORMERING HUISHOUDELIJKE TAKEN IN MINUTEN

 

De gemeente Vaals hanteert standaard normtijden bij het indiceren van hulp bij het huishouden. Voor de huishoudelijke werkzaamheden zijn standaardindicaties ontwikkeld die zijn opgenomen in deze bijlage. In dit hoofdstuk wordt per activiteit een normtijd afgegeven. Het spreekt voor zich dat er altijd per cliënt een individuele afweging gemaakt dient te worden. Afwijkingen van normtijden, dus het gebruiken van de Factoren meer/minder hulp, dienen te worden gemotiveerd.

 

2.1 Uitgangspunten vaststellen normering

  • -

    De grootte van de woning is leidend;

  • -

    Voor de aanwezigheid van extra volwassen personen of kinderen kan meerzorg worden geïndiceerd;

  • -

    Het hebben van huisdieren is een eigen keuze; hiervoor wordt geen meerzorg geïndiceerd;

  • -

    Er wordt uitgegaan van sociale woningbouw; het hebben van een grote (vrijstaande) woning leidt niet tot meerzorg c.q. een hogere indicatie;

  • -

    Bij bepaalde problematiek, zoals bv. incontinentie en COPD wordt niet standaard meerzorg geïndiceerd. Het betreft een individuele beoordeling dan wel op basis van medisch advies;

  • -

    Bij de beschikbaarheid van een algemene of collectieve voorziening is deze voorliggend aan de indicatie van een individuele voorziening.

2.2 Activiteiten Hulp bij het huishouden

Hulp bij het huishouden is als voorziening veelomvattend en bestaat uit de volgende activiteiten:

  • -

    Boodschappen doen en in uitzonderlijke situaties een boodschappenlijst samenstellen;

  • -

    Broodmaaltijden bereiden/ warme maaltijd opwarmen en in uitzonderlijke situaties warme maaltijden bereiden;

  • -

    Licht huishoudelijk werk;

  • -

    Zwaar huishoudelijk werk;

  • -

    Textielverzorging;

  • -

    Verzorging van kinderen bij uitval van ouders en/of verzorgers;

  • -

    Dagelijkse organisatie van het huishouden;

  • -

    Psychosociale begeleiding;

  • -

    Advies, instructie en voorlichting gericht op het huishouden; het aanleren van bepaalde vaardigheden.

2.3 Boodschappen doen

 

Boodschappen doen (is incl. maken boodschappenlijst)

Maken van een boodschappenlijst (als aparte indicatie)

60 minuten per week

15 minuten per week

Boodschappenlijst samenstellen (uitzondering)

Boodschappen inkopen en opruimen

Het inkopen van boodschappen wordt in de gemeente Vaals in principe niet geïndiceerd. De boodschappenservice is algemeen gebruikelijk en voorhanden. Wanneer sprake is van een regieprobleem of een dusdanige beperking dat het maken vaneen boodschappenlijst niet mogelijk is, kan hier 15 min. per week voor worden geïndiceerd.

CRvB 31-10-2012, nr. 10/1210 WMO, LJN: BY2147 ; Het is niet in strijd met de Wmo om kant- en klare(magnetron)maaltijden, het bezorgen van maaltijden dan wel een boodschappendienst als voorliggende voorzieningen aan te merken die aan het verstrekken van voorzieningen voor het bereiden van warme maaltijden en het doen van boodschappen in de weg staan, mits deze voorliggende voorzieningendaadwerkelijk beschikbaar zijn, door de aanvrager financieel gedragen kunnen worden en adequate compensatie bieden.

 

2.4 Maaltijdverzorging: broodmaaltijd/warme maaltijd

 

Bereiden broodmaaltijd

15 minuten per keer

Max. 2-maal daags

Broodmaaltijd bereiden (smeren)

Broodmaaltijd klaarzetten

Tafel dekken en afruimen

Koffie/thee zetten

Opruimen en Afwassen

 

Indien mogelijk ’s ochtends de boterhammen voor ’s middags/’s avonds klaarmaken en afgedekt in de koelkast bewaren

 

Factoren meer/minder hulp:

Er zijn kinderen < 12 jaar: + max. 20 min per keer

 

Opwarmen warme maaltijd

Bereiden warme maaltijd

15 minuten per dag

30 minuten per dag

Warme maaltijd opwarmen

Warme maaltijd klaarzetten/tafel dekken

Warme maaltijd voorbereiden

Warme maaltijd bereiden (koken)

Afwassen en opruimen

Bereiden warme maaltijd alleen in uitzonderlijke situaties (hele specifieke diëten die niet verkrijgbaar zijn via een maaltijdservice of gezinnen met jonge kinderen <12 jaar).

Maaltijdservice en kant en klaar maaltijden zijn algemeen gebruikelijk en gaan altijd voor.

 

2.5 Licht huishoudelijk werk

 

Woning met 2 slaapkamers of minder

Woning met 3 slaapkamers of meer

40 minuten per week

60 minuten per week

Stof afnemen

Opruimen

Afwassen

Bed opmaken

Alleen kamers die in gebruik zijn worden schoongehouden.

 

Factoren meer/minder hulp:

Er zijn kinderen < 12 jaar: +max. 30 min per week

Allergie voor huisstofmijt, COPD (gesaneerde woning): + max. 30 min per week

Indien ook maaltijdverzorging is geïndiceerd, minder hulp omdat de afwas al gedaan wordt: - 15-30 minuten per keer

Bij meewerkcapaciteit, minder hulp: -15, 30 of 45 minuten per week

 

2.6 Zwaar huishoudelijk werk

 

Woning met 2 slaapkamers of minder

Woning met 3 slaapkamers of meer

70 minuten per week

100 minuten per week

Stofzuigen

Schrobben, dweilen, schoonmaken van sanitair en keuken

Bedden verschonen

Opruimen huishoudelijk afval

Ramen wassen

 

Factoren meer/minder hulp:

Woning met een trappenhuis (eengezinswoning): +30 min per week

Er zijn kinderen < 12 jaar: +max. 15 min per week per kind

Allergie voor huisstofmijt, COPD (gesaneerde woning): +max. 30 min per week

Hoge vervuilingsgraad ten gevolge van de beperking: +max. 30 min per week

 

2.7 Textielverzorging

Eenpersoonshuishouden

Meerpersoonshuishouden

45 minuten per week max.

60 minuten per week max.

Kleding en linnengoed sorteren en wassen in de wasmachine

Was drogen in droger / ophangen wanneer droger niet mogelijk

Vouwen, strijken en opbergen

Alleen bovenkleding wordt gestreken. Onderkleding en beddengoed wordt gevouwen.

 

Factoren meer/minder hulp:

Aantal kinderen <16 jaar: + 15 min per kind per week

Bedlegerige cliënten: + max. 30 min per week

Extra bewassing i.v.m. overmatige transpiratie, incontinentie (wanneer alle mogelijkhedenbetreffende incontinentiemateriaal zijn uitgeprobeerd), speekselverlies enz.: + max. 30 min per week

 

2.8 Sociale signalering

 

Sociale signalering

10 min per week

Signalering (middels sociaal contact). Het bemerken van (sociale) problematiek cliënt en in de gaten houden situatie. Indien nodigsignalen doorgeleiden naar gemeente en/of maatschappelijk werk. Zeer laagdrempelig. Bij kleine problematiek / risico.

Alleen bij cliënten zonder indicatie voor psychosociale begeleiding, tevens observeren. Alleen indien sprake is van eenzaamheid,dreigend sociaal isolement of verslechterende situatie t.a.v. de beperking door het gebrek aan sociaal contact.

 

2.9 Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen

 

Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen

Tot max. 40 uur aanvullend op eigen mogelijkheden

Voor kinderen tot 7 jaar geldt:

Naar bed brengen/uit bed halen: 10 min per keer per kind

Wassen en kleden: 20 min per dag per kind

Eten en/of drinken geven: 20 min per broodmaaltijd/20 min per warme maaltijd

Babyvoeding (flesje): 20 min per keer

Luier verschonen: 10 min per keer

Naar school/crèche brengen: 15 min per keer Het is hierbij mogelijk om taken te combineren, zoals het gezamenlijk naar bed brengen van kinderen. Dan telt de tijdsnormering voor één kind. De frequentie is gerelateerd aan de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind.

Kinderopvang (crèche, kinderdagverblijf, overblijfmogelijkheden op school, voor- en naschoolse opvang) is altijd voorliggend.

Een kind van 3 maanden of ouder kan gebruik maken van een kinderdagverblijf voor maximaal 5 dagen per week.

Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen is altijd HH-Plus.

 

Factoren meer/minder hulp:

Aantal kinderen: -/+

Leeftijd kinderen: -/+

Gezondheidssituatie/functioneren kinderen/huisgenoten: -/+

Aanwezigheid gedragsproblematiek: -/+

Samenvallende activiteiten: -

 

2.10 Dagelijkse organisatie van het huishouden

 

Dagelijkse organisatie van het huishouden

30 minuten per week

Administratieve werkzaamheden

Organisatie van huishoudelijke activiteiten

Plannen en beheren van middelen t.b.v. het huishouden

Organisatie van het huishouden is altijd HH-Plus

 

Factoren meer/minder hulp:

Aanwezigheid kinderen <16 jaar: + max. 30 min per week

Sprake van PG problematiek of communicatieproblemen: + max.15 min per week

 

2.11 Psychosociale begeleiding, tevens observeren

 

Psychosociale begeleiding, tevens observeren

30 minuten per week

Formuleren doelen/bijstellen doelen met betrekking tot het huishouden

Helpen handhaven/verkrijgen/herkrijgen structuur in het huishouden

Helpen handhaven/vergroten van zelfredzaamheid m.b.t. budget

In principe is maatschappelijk werk en begeleiding vanuit de AWBZ voorliggend.

Psychosociale begeleiding, tevens observeren is altijd HH-Plus.

 

2.12 Advies, instructie en voorlichting

 

3 x per week, maximaal 6 weken

30 minuten per week per activiteit, max. 90 min

Instructie omgaan met hulpmiddelen

Instructie licht + zwaar huishoudelijk werk

Instructie textielverzorging

Maximale duur is 6 weken

Advies, instructie en voorlichting is altijd HH-Plus

 

 

2.13 Deskundigheid per activiteit

 

HH Basis

HH Plus

Boodschappen doen

Bereiden broodmaaltijden

Opwarmen warme maaltijd

Licht huishoudelijk werk

Zwaar huishoudelijk werk

Textielverzorging

Sociale signalering

Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen

Dagelijkse organisatie van het huishouden

Psychosociale begeleiding, tevens observeren

Advies, instructie en voorlichting

 

3. STANDAARDINDICATIES HULP BIJ HET HUISHOUDEN

De tijdsnormering is indicatief. Hierbij moet tijdens het gesprek met de cliënt of het onderzoek altijd een individuele afweging gemaakt worden. Als er reden is om af te wijken van onderstaande normeringen, dan kan dit altijd met een onderbouwing.

 

Tijdsnormering:

 

Activiteiten

Minuten

Uren/minuten

Boodschappen doen

60 per week

1 uur

Boodschappenlijst samenstellen (als aparte indicatie)

15 per week

15 min

Bereiden broodmaaltijd

15 per keer, max 2x per dag

30 min

Opwarmen warme maaltijd

15 per dag

15 min

Bereiden warme maaltijd

30 per dag

30 min

Licht huishoudelijk werk, 2 slaapkamers

40 per week

40 min

Licht huishoudelijk werk, 3 slaapkamers

60 per week

1 uur

Zwaar huishoudelijk werk, 2 slaapkamers

70 per week

1 uur 10 min

Zwaar huishoudelijk werk, 3 slaapkamers

100 per week

1 uur 40 min

Aanwezigheid kinderen meerzorg

15 per kind per week

15 min

Aanwezigheid extra volwassen persoon/personen

30 per week

30 min

Trappenhuis meerzorg

30 per week

30 min

Hoge vervuilingsgraad meerzorg

30 per week

30 min

Textielverzorging meerpersoonshuishouden

60 per week

1 uur

Textielverzorging eenpersoonshuishouden

45 per week

45 min

Textielverzorging meerzorg per kind

15 per week

15 min

Sociale signalering

10 per week

10 min

 

Hbh overige activiteiten (plus-activiteiten):

Nr.

Activiteiten

Minuten

Uren

1.1

Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen

Max 40 uur

Max 40 uur

1.2

Dagelijkse organisatie van het huishouden

30 per week

30 min

1.3

Psychosociale begeleiding, tevens observeren

30 per week

30 min

1.4

Advies, instructie en voorlichting

30 per week per activiteit

- 90 min

 

4. GEBRUIKELIJKE ZORG

 

Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende

kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid gemeenschappelijk een woning bewonen en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van het huishouden. Gebruikelijke zorg is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die gemeenschappelijk een woning bewoont. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten. Werk (of vrijwilligerswerk) en opleiding van partner, ouders of inwonen de kinderen zijn geen reden om hulp bij het huishouden toe te kennen.

 

4.1 Gezondheidsproblemen of (dreigende) overbelasting

Indien uit (medisch) onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond vaneen aandoening, beperking, handicap of probleem waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden is gebruikelijke zorg niet van toepassing. Een consulent moet altijd onderzoeken of een leefeenheid, gegeven de voor die leefeenheid geldende gebruikelijke zorg, door de (chronische) uitval van een gezinslid niet alsnog onevenredig belast wordt en overbelasting dreigt. Er dient onderzoek gedaan te worden naar de verhouding tussen draagkracht en draaglast van de individuele cliënt. Factoren die van invloed kunnen zijn op de draagkracht zijn bijvoorbeeld de lichamelijke en/of geestelijke conditie van de partner of huisgenoot maar ook het sociale netwerk en de wijze van omgaan met

 

problemen. Factoren die van invloed kunnen zijn op draagkracht zijn bijvoorbeeld de mate waarin er sprake is van (on)planbare zorg, het ziektebeeld en de prognose, bijkomende problemen van sociale, emotionele of relationele aard. Wanneer partner of huisgenoot door de combinatie van een (volledige)werkkring of opleiding en het voeren van het huishouden overbelast dreigt te raken, zal er door de consulent wanneer noodzakelijk medisch advies worden opgevraagd om de overbelasting te objectiveren.

Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke zorg en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke zorg voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan op zich geen reden zijn om een indicatie voor hulp bij het huishouden te krijgen. In geval de leden van een leefeenheid overbelast dreigen te raken door de combinatie van werken verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke zorg worden gerekend. In principe zal die indicatie van korte duur zijn(3-6 maanden) om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder overbelast dreigt te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.

 

4.2 Fysieke afwezigheid

Indien de partner/huisgenoot van een zorgvrager vanwege werk fysiek niet aanwezig is wordt hiermee bij het indiceren uitsluitend rekening gehouden, wanneer het om

aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen gaat. De afwezigheid van de partner/huisgenootmoet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland.

Wanneer de partner/huisgenoot aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een éénpersoonshuishouden (kan ook meerpersoons zijn bij aanwezigheid kinderen of andere huisgenoten) en kan er door de partner/huisgenoot geen gebruikelijke zorg worden geleverd. Wanneer de fysieke afwezigheid van de partner/huisgenoot minder dan 7 etmalen bedraagt, zal er altijd onderzocht moeten worden of de partner/huisgenoot feitelijk kan voorzien in het verlenen van de zorg.

 

4.3 Uitzonderingen gebruikelijke zorg

In bepaalde situaties kan er iets soepeler worden omgegaan met “gebruikelijke zorg”.

In terminale situaties (levensverwachting is minder dan 3 maanden) is het ontlasten van de huisgenoot in de vorm van hulp bij het huishouden gebruikelijk. We gaan hier bij het vaststellen van de omvang uit van de feitelijke situatie.

Bij het plotseling overlijden van een van de ouders met als gevolg dat de achterblijvende ouder wordt belast met de opvoeding en verzorging van de kinderen in combinatie met werk. Ook in deze situatie kan tijdelijk (3 maanden) hulp bij het huishouden worden ingezet om de ouder de kans te geven op zoek te gaan naar andere oplossingen.

Indien de aanwezige huisgenoten niet (meer) leerbaar zijn. Dit betreft een individuele beoordeling.

Voorkomen van crisis en ontwrichting bij verzorging en opvang van gezonde kinderen; indienopvang van gezonde kinderen noodzakelijk is heeft de inzet van een voorliggende voorziening een verplichtend karakter. Indien de voorliggende voorziening niet beschikbaar is- een consulentmoet zich hier van op de hoogte stellen – kan tijdelijke inzet van hulp bij het huishoudennoodzakelijk zijn.

 

4.4 Ouderlijke zorgplicht bij echtscheiding

Bij echtscheiding vervalt het samenwonen en daarmee dus ook de gebruikelijke zorg voor het huishouden en de onderlinge persoonlijke verzorging van partners. De zorgplicht voor de kinderen verdwijnt niet. Bij uitval van de verzorgende ouder moet wel onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheid van opvang van de kinderen door de niet thuiswonende ouder door te kijken naar de voor de rechtbank vastgelegde afspraken tussen de ex-echtgenoten.

Voor die perioden dat de kinderen bij de verzorgende -uitgevallen- ouder zijn kan er dan een indicatie voor opvang zijn. Als de zorgplicht door de niet-verzorgende ouder kennelijk niet wordt nagekomen, beschouwen we de situatie als een eenoudergezin.

 

4.5 Huishoudelijke taken: uitstelbaar en niet uitstelbaar

Onder huishoudelijke taken vallen zowel de uitstelbare als de niet-uitstelbare taken. Het

verzorgen van -overigens gezonde- kinderen valt ook onder de hulp bij het huishouden.

  • -

    Niet-uitstelbare taken zijn maaltijd verzorgen/opwarmen, de kinderen verzorgen, afwassen en opruimen;

  • -

    Wel-uitstelbare taken zijn wasverzorging, zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, sanitair, keuken, bedden verschonen.

4.6 Bijdrage van kinderen en jong-volwassenen aan het huishouden

In geval de leefeenheid van de zorgvrager mede bestaat uit kinderen, dan gaat de

indicatiesteller ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.

 

Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.

 

Kinderen van 5 tot en met 12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, kleding in de wasmand gooien.

 

Kinderen van 13 tot en met 17 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

 

Taken van een 18-23 jarige

Van een meerderjarige gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze een gedeelte van de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt. Een 18-23 jarige wordt verondersteld de volgende taken uit te kunnen voeren:

  • -

    schoonhouden van sanitaire ruimte,

  • -

    keuken en een kamer,

  • -

    de was doen,

  • -

    boodschappen doen,

  • -

    maaltijd verzorgen,

  • -

    afwassen en opruimen.

Dit is genormeerd naar 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per week. Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden. Vanaf 23 jaar wordt iemand geacht de huishoudelijke taken volledig over te nemen.

 

5. AFBAKENING HULP BIJ HET HUISHOUDEN EN EEN ZORGZWAARTEPAKKET (ZZP)

 

5.1 Afbakening hulp bij het huishouden en zorgzwaartepakket (ZZP)

Cliënten die een indicatie hebben gekregen voor verblijfszorg hebben een aantal keuzes om deze zorg in te zetten. Afhankelijk van de keuze van de cliënt valt de hulp bij het huishouden onder de WMO of onder de WLZ. Het schema toont de verschillende mogelijkheden:

 

1. Opname in verblijfssetting

2. Overbruggings-

zorg

3. In functies (ZIN)

4. VPT

5. In PGB

ZZP indicatie

< 01-01-2009

WLZ

Wmo

Wmo

WLZ

Wmo

ZZP indicatie

> 01-01-2009

WLZ

Wmo / WLZ

Wmo

WLZ

WLZ

 

5.1.1 Opname in verblijfsinstelling

De cliënt zet het ZZP in, in een intramurale instelling (verblijf). De cliënt zet dan de functie ’verblijf’ in. De hulp bij het huishouden wordt dan gefinancierd vanuit de WLZ.

 

5.1.2 Overbruggingszorg

De cliënt wil met het ZZP naar een intramurale instelling (verblijf) maar komt op de wachtlijst te staan. Zolang de cliënt thuis woont ontvangt hij overbruggingszorg totdat de functie verblijf wordt ingezet. Hier is geen maximale termijn aan verbonden. De hulp bij het huishouden wordt dan gefinancierd vanuit de Wmo, omdat de cliënt de functie ‘verblijf’ nog niet inzet.

 

5.1.3 In functies (ZIN)

De cliënt wil met het ZZP niet naar een intramurale instelling. Hij kiest ervoor om langdurig thuis te blijven wonen en de zorg door een zorgaanbieder thuis in te zetten. Hij ontvangt dan ZIN. De zorg wordt geleverd door een externe zorgaanbieder. Omdat de functie ‘verblijf’ niet wordt ingezet wordt de hulp bij het huishouden gefinancierd vanuit de WMO.

 

5.1.4 VPT (volledig pakket thuis)

De cliënt wil met een ZZP niet naar een intramurale instelling. Hij kiest ervoor om langdurig thuis te blijven wonen en de zorg door een zorgaanbieder thuis in te zetten. In plaats van ZIN kiest de cliënt voor “Volledig Pakket Thuis’ (VPT). In dit geval zet het zorgkantoor de indicatie om in functies en klassen met de functie ‘verblijf’. De zorg kan dan worden geleverd door een interne of externe zorgaanbieder in onderaannemerschap. De hulp bij het huishouden wordt gefinancierd vanuit de WLZ omdat de functie “verblijf’ wordt ingezet. Het zorgkantoor weet of een cliënt een VPT heeft. De zorgleverancier levert dezelfde zorg thuis dan wanneer de cliënt zou worden opgenomen in een instelling.

 

5.1.5 In PGB

De cliënt wil met een ZZP niet naar een intramurale instelling. Hij kiest ervoor om langdurig thuis te blijven wonen. De cliënt wil een PGB ontvangen voor het ZZP. Het zorgkantoor bepaalt de hoogte van dit budget. Als de ZZP indicatie is gesteld voor 01-01-2009, dan wordt de hulp bij het huishouden gefinancierd vanuit de WMO. Het gedeelte hulp bij het huishouden wordt dan niet meegenomen in het budget van het zorgkantoor.

Als de ZZP indicatie is gesteld na 01-01-2009, dan wordt geen apart budget toegekend voor HBH, cliëntmoet van het PGB wel zijn HBH betalen.

 

 

Bijlage 4: richtlijn begeleiding

1. INLEIDING

Deze bijlage bevat de beleidsregels voor de toekenning van de dienstverlening begeleiding. Met het opnemen van deze beleidsregels in het besluit maatschappelijke ondersteuning maakt de gemeente duidelijk wanneer en in welke mate begeleiding aan de orde is. Tevens wordt transparant welke indeling wordt gehanteerd bij de dienstverlening begeleiding individueel en begeleiding groep.

De beleidsregels bieden consulenten handvatten voor het maken van de indeling van de zorgbehoefte van de cliënt in de door gemeenten gehanteerde segmenten. Belangrijk is te onderstrepen dat in alle gevallen de individuele situatie van de cliënt het uitgangspunt blijft. Ook de in deze richtlijn opgenomen tijdsnormeringen zijn slechts indicatief.

Ieder segment kent een bandbreedte die de zorgverlener de ruimte biedt om de omvang van de dienstverlening af te stemmen op de daadwerkelijke zorgbehoefte. De omvang van de zorglevering kan incidenteel of tijdelijk de bandbreedte overschrijden. De gemeente Vaals maakt voor de urennormering gebruik van het protocol van Factum.

 

2. DEFINIËRING BEGELEIDING

Begeleiding omvat activiteiten voor inwoners met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van:

  • -

    de sociale redzaamheid;

  • -

    het bewegen en verplaatsen;

  • -

    het psychisch functioneren;

  • -

    het geheugen en de oriëntatie, of;

  • -

    (matig of zwaar probleem)gedrag.

Begeleiding is gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en strekt tot voorkoming van opname in een instelling of van verwaarlozing.

De activiteiten bestaan uit:

  • -

    het ondersteunen bij of oefenen met vaardigheden of handelingen;

  • -

    het ondersteunen bij of oefenen met het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, of;

  • -

    het overnemen van toezicht op de cliënt.

 

3. BEGELEIDING INDIVIDUEEL OF BEGELEIDING GROEP

Met betrekking tot de functie begeleiding wordt er onderscheid gemaakt tussen begeleiding individueel en begeleiding groep.

 

Of de cliënt is aangewezen op begeleiding individueel of begeleiding in groepsverband, wordt bepaald door de afweging wat zorg inhoudelijk het meest doelmatig is. Begeleiding in groepsverband is voorliggend op begeleiding individueel, als hetzelfde doel wordt beoogd. Wanneer de begeleiding gericht is op het daadwerkelijk bieden van dagstructuur is begeleiding groep de aangewezen vorm van begeleiding. Echter, wanneer de zorgbehoefte gelegen is in het bijvoorbeeld één of meerdere keren per week bieden van hulp bij het doornemen van de dag- of weekstructuur en de zorgbehoefte is niet gelegen in het daadwerkelijk bieden van die dagstructuur, dan is begeleiding individueel de aangewezen vorm om de zorgbehoefte van de cliënt in te vullen. Ook als er medische contra-indicaties zijn voor begeleiding in groepsverband, kunnen de activiteiten in de vorm van begeleiding individueel worden geïndiceerd. Eén dagdeel begeleiding in groepsverband staat in die situatie niet gelijk aan vier uur begeleiding individueel, maar is afhankelijk van het zorgdoel. Het gaat dan met name om personen waarvoor op medische gronden een contra-indicatie geldt voor deelname aan een groep geboden door een instelling, zoals infectiegevaar of ernstige energetische beperkingen.

Op basis van het zorgdoel voor de cliënt kunnen begeleiding individueel en begeleiding in groepsverband gecombineerd zijn aangewezen. Bij de toewijzing wordt er rekening mee gehouden dat deze vormen van zorg niet op hetzelfde moment van de dag kunnen plaatsvinden.

 

4. INDELING BEGELEIDING INDIVIDUEEL

 

4.1 Algemeen

Het Wmo arrangement begeleiding individueel wordt onderverdeeld in twee niveaus op basis van complexiteit. Het onderscheid bepaalt uitsluitend het tarievenniveau met aanbieders maar heeft geen invloed op de aanspraken van de cliënt. De aanbieder is in alle gevallen – ongeacht deze indeling – verantwoordelijk voor het leveren van de ondersteuning die aansluit bij de behoefte van de cliënt.

 

 

Vanaf 1 januari 2017

Individuele begeleiding

 

Individuele begeleiding hoog

Individuele begeleiding laag

4.2 Omvang van begeleiding individueel

De omvang van de functie begeleiding individueel wordt vastgesteld in segmenten met daarin een bandbreedte in uren. Voor de bepaling van de omvang van een individuele aanspraak is de individuele situatie van de cliënt het uitgangspunt. De omvang van de begeleiding wordt in alle gevallen gemotiveerd.

 

De segmenten voor de functie begeleiding individueel zijn als volgt bepaald:

Segment 1: 0 tot 2 uur per week

Segment 2: 2 tot 4 uur per week

Segment 3: 4 tot 8 uur per week

Segment 4: 8 tot 13 uur per week

Segment 5: 13 tot 25 uur per week

 

Schematische weergave indeling Wmo begeleiding individueel 2017

 

Complexiteit

 

Intensiteit ( in uren per week)

 

tot 2

2-4

4-8

8-13

13-25

Begeleiding hoog

 

 

 

 

 

Begeleiding laag

 

 

 

 

 

 

5. INDELING BEGELEIDING GROEP

 

5.1 Algemeen

Het Wmo arrangement begeleiding groep wordt onderverdeeld in drie niveaus op basis van complexiteit. De huidige indeling op basis van grondslagen wordt verlaten. Het onderscheid bepaalt uitsluitend het tarievenniveau met aanbieders maar heeft geen invloed op de aanspraken van de cliënt. De aanbieder is alle gevallen – ongeacht deze indeling – verantwoordelijk voor het leveren van de ondersteuning die aansluit bij de behoefte van de cliënt.

 

 

Vanaf 1 januari 2017

Groepsbegeleiding ouderen

Groepsbegeleiding VG/LG volwassenen

Groepsbegeleiding ZG volwassenen

Groepsbegeleiding LZA

Toeslag rolstoelvervoer

Groepsbegeleiding hoog

Groepsbegeleiding midden

Groepsbegeleiding laag

 

5.2 Omvang van begeleiding groep

Voor begeleiding in groepsverband zijn de segmenten vastgesteld in termen van dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan (maximaal) vier aaneengesloten uren.

De segmenten voor de begeleiding groep zijn als volgt bepaald:

Segment 1: tot 2 dagdelen per week

Segment 2: 2 tot 4 dagdelen per week

Segment 3: 4 tot 6 dagdelen per week

Segment 4: 6 tot 9 dagdelen per week

 

Schematische weergave indeling Wmo begeleiding groep 2017

Complexiteit

 

Intensiteit (in dagdelen per week)

 

tot 2

2-4

4-6

6-9

Hoog

 

 

 

 

Midden

 

 

 

 

Laag

 

 

 

 

 

De omvang van de indicatie voor begeleiding groep wordt bepaald door de individuele omstandigheden van de cliënt en het doel van de zorg.

 

Daarbij kan het gaan om:

het bieden van een dagprogramma met als doel al dan niet aangepaste vormen van arbeid (ook vrijwilligerswerk) of school te vervangen;

  • -

    het bieden van activiteiten met als doel een andersoortige vorm van dagstructurering dan arbeid of school (denk aan 65-plussers of mensen zonder arbeidsverleden) en tevens zelfredzaamheid en cognitieve capaciteiten en vaardigheden zoveel mogelijk te handhaven en/of gedragsproblematiek te reguleren;

  • -

    toezicht in een instelling.

De dagactiviteiten in groepsverband zoals hiervoor vermeld onder 1 en 2 moeten programmatisch/ methodisch zijn, gericht op het structureren van de dag, op praktische ondersteuning en op het oefenen van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen. Dagbesteding houdt in een structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent. Hieronder wordt niet verstaan een reguliere dagstructurering zoals die in de woon-/verblijf situatie wordt geboden of een welzijnsactiviteit zoals zang, bingo, uitstapjes en dergelijke.

Als er sprake is van dagactiviteiten zoals vermeld onder 1 en/of 2 kan er hiernaast aanvullend toezicht in een instelling noodzakelijk zijn. Hiervoor kunnen additionele dagdelen worden geïndiceerd.

 

5.3 Begeleiding groep en vervoer

Binnen de toewijzing voor begeleiding groep is een vervoerscomponent opgenomen. Dit houdt in dat de aanbieder verantwoordelijk is voor de beoordeling in hoeverre en/of op welke dagen vervoer van en naar de dagbesteding in de individuele situatie nodig is. Daarbij zijn eigen kracht en mogelijkheden binnen het sociaal netwerk voorliggend, met dien verstande dat deze niet afdwingbaar zijn. Daar waar vervoer noodzakelijk is, draagt de aanbieder hier zorg voor.

 

5.4 Toeslag rolstoelvervoer

Voor wat betreft rolstoelvervoer wordt een aparte component voorzien. Daarmee wordt aangesloten op de hogere kostenstructuur en het onderscheid zoals dit ook in het verleden werd gemaakt. De gemeentelijke toegang kent deze toeslag toe wanneer cliënt:

  • -

    afhankelijk is van een rolstoel,

  • -

    als gevolg van zijn beperkingen niet in staat is zelfstandig met vervoer te komen en

  • -

    geen mogelijkheden heeft in het sociaal netwerk vervoer te regelen.

6. DOELSTELLING BEGELEIDING

 

6.1 Algemeen

De functie begeleiding is gericht op het bevorderen, het behoud of het compenseren van zelfredzaamheid van de cliënt. De begeleiding is bedoeld voor inwoners die zonder deze begeleiding zouden moeten verblijven in een instelling of zouden verwaarlozen.

De cliënt kan zijn aangewezen op begeleiding in de vorm van individuele begeleiding (begeleiding individueel) en/of begeleiding in groepsverband (begeleiding groep).

 

6.2 Het bevorderen, behouden of compenseren van zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid in relatie tot de functie begeleiding gaat het om de lichamelijke, cognitieve en psychische mogelijkheden die de cliënt in staat stellen om binnen de persoonlijke levenssfeer te functioneren. In de eerste plaats kan het gaan om het compenseren en actief herstellen van het beperkte of afwezige regelvermogen van de cliënt, waardoor hij onvoldoende of geen regie over het eigen leven kan voeren. Het gaat dan om zaken als het helpen plannen van activiteiten, regelen van dagelijkse zaken, het nemen van besluiten en het structureren van de dag. De grens tussen de persoonsgebonden sociale omgeving en participatie is niet altijd scherp te trekken. Daarom is voor cliënt met matige en zware beperkingen binnen de functie begeleiding ook ondersteuning mogelijk in de vorm van het stimuleren tot en het voorbereiden van gesprekken met instanties op het terrein van wonen, school, werk, enzovoort. Inde tweede plaats kan begeleiding de vorm aannemen van praktische hulp en ondersteuning bij het uitvoeren of het eventueel ondersteunen bij het oefenen van handelingen/vaardigheden die zelfredzaamheid tot doel hebben.

 

Bijlage 5: normen woningaanpassingen

 

rubriek

voorziening

afschrijftermijn

Bedrag incl. btw (all in)

per

1.

Toegang

01.03

verbreden buitendeur

20 jaar

 

stuk

01.04.01

verbreden binnendeur nastelkozijn

20 jaar

 

stuk

01.04.02

verbreden binnendeur inmetselkozijn

20 jaar

 

stuk

01.07.01

verhogen toegangspad

20 jaar

 

m2

01.07.02

verhogen + verbreden toegangspad

20 jaar

 

m2

01.08.01

hellingbaan buiten staal recht

15 jaar

 

m2

01.08.02

hellingbaan buiten staal met bordes

15 jaar

 

m2

01.09

vlonder nabij toegangsdeur

7 jaar

 

stuk

01.11

vlonder balkon

15 jaar

 

m2

2.

Sanitair

02.01.01

douchevloer op afschot (anti-slip norm R11)

20 jaar

 

m2

02.01.01a

Slidex tot 5 m2

6 jaar

 

m2

02.01.01b

Slidex tot 10 m2

6 jaar

 

m2

02.02

vervangen wandtegels

20 jaar

 

m2

02.04.01

toiletbeugel opklapbaar 600 mm.

8 jaar

 

stuk

02.04.02

toiletbeugel opklapbaar 830 mm.

8 jaar

 

stuk

02.04.03

toiletbeugel opklapbaar 830 mm.

8 jaar

 

 

stuk

+ toiletrolhouder

02.05.01

beugel opklapbaar met statief 600 mm.

8 jaar

 

stuk

02.05.02

beugel opklapbaar met statief 830 mm.

8 jaar

 

stuk

02.05.03

beugel opklapbaar met statief 830 mm.

8 jaar

 

 

stuk

+ toiletrolhouder

02.13

rolstoelspiegel bij wastafel

10 jaar

 

stuk

02.14

stoma-wastafel

10 jaar

 

stuk

02.15

wastafel onderrijdbaar

10 jaar

 

stuk

02.20

demonteren fonteintje

nvt

 

stuk

3.

Keuken

03.01.01

keuken onderrijdbaar

10 jaar

 

stuk

03.01.02

hoekkeuken onderrijdbaar

10 jaar

 

stuk

03.02.01

keuken onderrijdbaar en verstelbaar

10 jaar

 

stuk

03.03

aanpassen keuken t.b.v. onderrijdbaarheid

10 jaar

 

stuk

(met losse onderkasten)

03.04

aanpassen keuken t.b.v. onderrijdbaarheid

10 jaar

 

stuk

(met onderblok)

03.06

verplaatsen keukenkast

10 jaar

 

stuk

4.

Verticaal probleem

 

 

 

04.01.11

smetplank verwijderen

10 jaar

 

m1

04.01.12

wand op verdieping verplaatsen

15 jaar

 

m2

04.02

aanbrengen extra trapleuning

10 jaar

 

m1

 

 

rubriek

voorziening

afschrijftermijn

bedrag incl. btw (all in)

per

5.

Deuropenersystemen

05.01

deurautomaat op buitendeur

10 jaar

 

stuk

05.03

deurautomaat voor grote belasting

10 jaar

 

stuk

05.04

binnendeurautomaat

10 jaar

 

stuk

05.05

schuifdeur met automaat

10 jaar

 

stuk

05.07

elektrische voordeurontgrendeling

10 jaar

 

stuk

05.08

garagedeuropener

10 jaar

 

stuk

05.09

plaatsen schuifdeur met langehandel

10 jaar

 

stuk

5.

Diversen

06.01

aanleg wandcontactdoos binnen

15 jaar

 

stuk

06.02

aanleg wandcontactdoos buiten 10 m.

15 jaar

 

stuk

 

Trapspilbeugel

 

 

stuk

 

L-vormige beugel

 

 

stuk

06.08

scootersafe

15 jaar

 

stuk

 

 

rubriek

voorziening

afschrijftermijn

bedrag incl. btw (all in)

per

1.

Toegang

01.03

verbreden buitendeur

20 jaar

 

stuk

01.04.01

verbreden binnendeur nastelkozijn

20 jaar

 

stuk

01.04.02

verbreden binnendeur inmetselkozijn

20 jaar

 

stuk

01.07.01

verhogen toegangspad

20 jaar

 

m2

01.07.02

verhogen + verbreden toegangspad

20 jaar

 

m2

01.08.01

hellingbaan buiten staal recht

15 jaar

 

m2

01.08.02

hellingbaan buiten staal met bordes

15 jaar

 

m2

01.09

vlonder nabij toegangsdeur

7 jaar

 

stuk

01.11

vlonder balkon

15 jaar

 

m2

2.

Sanitair

02.01.01

douchevloer op afschot (anti-slip norm R11)

20 jaar

 

m2

02.01.01a

Slidex tot 5 m2

6 jaar

 

m2

02.01.01b

Slidex tot 10 m2

6 jaar

 

m2

02.02

vervangen wandtegels

20 jaar

 

m2

02.04.01

toiletbeugel opklapbaar 600 mm.

8 jaar

 

stuk

02.04.02

toiletbeugel opklapbaar 830 mm.

8 jaar

 

stuk

02.04.03

toiletbeugel opklapbaar 830 mm.

8 jaar

 

stuk

+ toiletrolhouder

02.05.01

beugel opklapbaar met statief 600 mm.

8 jaar

 

stuk

02.05.02

beugel opklapbaar met statief 830 mm.

8 jaar

 

stuk

02.05.03

beugel opklapbaar met statief 830 mm.

8 jaar

 

stuk

+ toiletrolhouder

02.13

rolstoelspiegel bij wastafel

10 jaar

 

stuk

02.14

stoma-wastafel

10 jaar

 

stuk

02.15

wastafel onderrijdbaar

10 jaar

 

stuk

02.20

demonteren fonteintje

nvt

 

stuk

3.

Keuken

 

 

 

03.01.01

keuken onderrijdbaar

10 jaar

 

stuk

03.01.02

hoekkeuken onderrijdbaar

10 jaar

 

stuk

03.02.01

keuken onderrijdbaar en verstelbaar

10 jaar

 

stuk

03.03

aanpassen keuken t.b.v. onderrijdbaarheid

10 jaar

 

stuk

(met losse onderkasten)

03.04

aanpassen keuken t.b.v. onderrijdbaarheid

10 jaar

 

stuk

(met onderblok)

03.06

verplaatsen keukenkast

10 jaar

 

stuk

4.

Verticaal probleem

 

 

 

04.01.11

smetplank verwijderen

10 jaar

 

m1

04.01.12

wand op verdieping verplaatsen

15 jaar

 

m2

04.02

aanbrengen extra trapleuning

10 jaar

 

m1

 

 

rubriek

voorziening

afschrijf-termijn

bedrag incl. btw (all in)

per

5.

Deuropenersystemen

05.01

deurautomaat op buitendeur

10 jaar

 

stuk

05.03

deurautomaat voor grote belasting

10 jaar

 

stuk

05.04

binnendeurautomaat

10 jaar

 

stuk

05.05

schuifdeur met automaat

10 jaar

 

stuk

05.07

electrische voordeurontgrendeling

10 jaar

 

stuk

05.08

garagedeuropener

10 jaar

 

stuk

05.09

plaatsen schuifdeur met langehandel

10 jaar

 

stuk

6.

Diversen

06.01

aanleg wandcontactdoos binnen

15 jaar

 

stuk

06.02

aanleg wandcontactdoos buiten 10 m.

15 jaar

 

stuk

 

Trapspilbeugel

 

 

stuk

 

L-vormige beugel

 

 

stuk

06.08

scootersafe

15 jaar

 

stuk

 

Normen niveau Sociale Woningbouw per 1 januari 2019 bij beoordeling van woningaanpassingen en uitbreiding van ruimten, ingevolge artikel 10 en 11 van dit besluit

Als het gaat om uitbreiding van ruimten, worden de volgende maximaal aantal m2 aangehouden waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt:

 

soort vertrek

aanbouw

uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

woonkamer

maximaal 30 m2

maximaal 6 m2

keuken

maximaal 10 m2

maximaal 4 m2

éénpersoons slaapkamer

maximaal 10 m2

maximaal 4 m2

tweepersoons slaapkamer

maximaal 18 m2

maximaal 4 m2

toiletruimte

maximaal 2 m2

maximaal 1 m2

badkamer - wastafelruimte

maximaal 2 m2

maximaal 1 m2

badkamer - doucheruimte

maximaal 3 m2

maximaal 2 m2

entree / hal / gang

maximaal 5 m2

maximaal 2 m2

berging

maximaal 6 m2

maximaal 4 m2

 

 

Maximale vergoeding voor kosten van onderhoud, keuring en reparatie als gevolg van artikel 24 van dit besluit:

 

 

 

Keuringen

Onderhoud

Soorten liften

Frequentie

keuring

 

Frequentie onderhoud

 

Stoellift

1x per 4 jaar

 

1x per jaar

 

Rolstoel-plateaulift

1x per 4 jaar

 

1x per jaar

 

Woonhuisliften

1 x per 1,5 jaar

 

2x per jaar

 

Hefplateaulift

1x per 1,5 jaar

 

2x per jaar

 

Balanslift

1x per 1,5 jaar

 

1x per jaar

 

 

Alleen de werkelijk gemaakte kosten van keuring, onderhoud (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) en reparatie (niet gebonden aan een maximum) aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.

 

Maximale toeslagen;

  • -

    50% voor installaties geplaatst buiten de woning;

  • -

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;

  • -

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging resp. elektrisch wegklapbare raildelen.

Reparatie

De werkelijke kosten van reparatie komen voor vergoeding in aanmerking, mits gedeclareerd binnen één jaar na betaling.

 

De maximale vergoeding voor kosten van onderhoud, keuring en reparatie van liften is met de aanbesteding van de trapliften per 1-10-2010 feitelijk overbodig geworden: het onderhoud en de reparaties zijn namelijk onderdeel geworden van een totaalprijs. Deze bijlage wordt aangehouden voor het nog uitstaande bestand trapliften van vóór de aanbesteding (afbouwregeling). Bovengenoemde bedragen worden om deze reden niet meer geïndexeerd.

 

 

(Maximale) normbedragen per 1 januari 2020 bij woningsanering als gevolg van artikel 17 van dit besluit

 

 

bedrag incl. btw

per

vloerbedekking vinyl

€ 50,00

Meter (4 meter breed)

jaloezieën

€ 20,00

Meter (175cm hoog)

(bron: NIBUD)

 

 

Naar boven