Gemeenteblad van Roerdalen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Roerdalen | Gemeenteblad 2019, 316591 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Roerdalen | Gemeenteblad 2019, 316591 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Roerdalen houdende gemeentelijke regelgeving op het gebied van openbare orde en veiligheid (Algemene plaatselijke verordening Roerdalen 2019)
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
ongewenste groep: een door de burgemeester aangewezen groep personen met een herkenbare organisatiestructuur of herkenbare groepssymbolen of een herkenbaar optreden naar buiten als groep, waarbij geweld of dreiging met geweld of verstoring van de openbare orde onderdeel zijn van de groepscultuur of het groepsgedrag.
snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw of plaats waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats. Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan: een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
Artikel 1:4 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 1:5 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning en ontheffing kunnen worden ingetrokken of gewijzigd als:
Hoofdstuk 2 Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu
Afdeling 1 Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden
Artikel 2:1a Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten:
In het geval van overtredingen als bedoeld in het eerste lid kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw één of meer van de bovengenoemde overtredingen begaat, een bevel geven zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Artikel 2:2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Het is verboden een betoging op een openbare plaats te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, tenzij degene die dit voornemen heeft daarvan vóór de openbare aankondiging en tenminste twee werkdagen voordat de betoging wordt gehouden, daarvan een schriftelijke kennisgeving doet aan de burgemeester.
Afdeling 2 Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen
Artikel 2:3 Voorwerpen op of aan de weg of openbare plaats
Artikel 2:4 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het is verboden zonder vergunning of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Artikel 2:6 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op een wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of voor het wegverkeer hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:7 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
De burgemeester kan naar aanleiding van de melding, bedoeld in het derde lid onder c, binnen 20 werkdagen dagen na ontvangst van de melding, voorschriften verbinden aan het te houden evenement in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de brandveiligheid en de volksgezondheid of het milieu.
Afdeling 4 Toezicht op openbare inrichtingen
In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan:
elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken, rookwaren of voedsel voor directe consumptie worden bereid of verstrekt die al dan niet op een andere plek worden genuttigd, met uitzondering van supermarkten en andere vormen van detailhandel waarin in hoofdzaak waren worden verkocht om ergens anders te nuttigen.
Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of voedsel voor directe consumptie kan worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
Onder openbare inrichting wordt mede verstaan:
een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van wat in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als onder andere een smartshop, headshop of growshop of een combinatie van deze winkelvormen;
een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als een coffeeshop.
Artikel 2:13 Exploitatievergunning openbare inrichting
Voor de uitoefening van zijn bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid kan de burgemeester nadere regels vaststellen (zie bijlage, “Nadere regels terrassen”). Ten aanzien van het exploiteren of laten exploiteren van een terras dat deel uitmaakt van een openbare inrichting kan de burgemeester in ieder geval nadere regels vaststellen voor:
Artikel 2:13a Bijlage vergunning en aanwezigheid leidinggevende
Het is de exploitant en de leidinggevende van een openbare inrichting, die een horecabedrijf is in de zin van artikel 1 Drank- en Horecawet of een openbare inrichting is in de zin van artikel 2:12, eerste lid van deze verordening, waar voedsel voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 03.00 uur en 07.00 uur.
Het is verboden de sluitingstijd te verlengen zoals opgenomen in het vierde lid als de exploitant of de leidinggevende maximaal op de dag waarop de verlenging betrekking heeft, doch uiterlijk om 23.00 uur, de burgemeester hiervan niet digitaal in kennis heeft gesteld via het emailadres verruimingsluitingsuurRoerdalen@servicecentrum-mer.nl. In de email wordt vermeld:
Artikel 2:17 Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.
Afdeling 4A Regulering para commerciële rechtspersonen uit de Drank- en Horecawet
Artikel 2:18b schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Een paracommerciële rechtspersoon dat zich voornamelijk richt op het organiseren van activiteiten waarbij het faciliteren van sociale interactie een voorname rol speelt mag alcoholhoudende drank verstrekken vanaf één uur voor de aanvang tot uiterlijk twee uur na afloop van een activiteit die wordt gehouden in verband met de statutaire doelen van deze paracommerciële rechtspersoon. Maar niet later dan 02.00 uur.
Artikel 2:18c bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.
Artikel 2:18d het stellen van voorschriften en beperken vergunning paracommercie
De burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid, de volksgezondheid en ter bevordering van de naleving van artikel 20 van de Drank- en Horecawet voorschriften aan de vergunning verbinden en de vergunning beperken tot zwak alcoholhoudende drank.
Afdeling 5 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt onder inrichting verstaan: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep, bedrijf of vereniging aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of de gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:20 Melding exploitatie
Het is verboden een inrichting op te richten, over te nemen, te verplaatsen dan wel de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting te staken, zonder dit schriftelijk te melden aan de burgemeester, binnen drie dagen direct daarna.
Het is verboden een inrichting als bedoeld in deze Afdeling te exploiteren, zonder een nachtregister bij te houden als bedoeld in artikel 438 Wetboek van Strafrecht. Dit verbod geldt eveneens voor de exploitant of beheerder van, dan wel anderszins rechthebbende op een recreatiepark dat gelegenheid geeft tot nachtverblijf.
Afdeling 6 Toezicht op speelgelegenheden
In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
Afdeling 7 Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade
Artikel 2:27 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het verbod is niet van toepassing als de inbrekerswerktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:32 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan: portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages, rijwielstallingen.
Artikel 2:35a Gevaarlijke honden op eigen terrein
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:35, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
Artikel 2:38 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:38a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 9 Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester
Artikel 2:39 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:3, 2:4, 2:7, 2:29, 2:30, 2:31, 2:32 of 5:23 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:40 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:4 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:3, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:7 Intrekking vergunning
Met het oog op de in artikel 3:13 tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan de op basis van artikel 3:3 verleende vergunning voor een seksinrichting intrekken.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder dient er voortdurend op toe te zien dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen als neergelegd in de weigeringsgronden van de vergunning, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3. Beslissingstermijn en weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a en b, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Voorkomen of beperken van geluidhinder en hinder door verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:4 uiterlijk om 01:30 uur beëindigd. Deze verplichting is niet van toepassing op inrichtingen waarvoor tijdens de collectieve festiviteit een ruimere sluitingstijd geldt. In die gevallen moet het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de genoemde geluidsnormen, om 02:00 uur worden beëindigd.
Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan op maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:4 niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting dit ten minste één week voor de aanvang van de festiviteit schriftelijk heeft gemeld bij het college.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting dit ten minste één week voor de aanvang van de festiviteit schriftelijk heeft gemeld bij het college.
Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:4 uiterlijk om 01.30 uur beëindigd. Deze verplichting is niet van toepassing op inrichtingen waarvoor tijdens de incidentele festiviteit een ruimere sluitingstijd geldt. In die gevallen moet het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de genoemde geluidsnormen, om 02:00 uur worden beëindigd.
Artikel 4:4 Onversterkte muziek
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:6 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg
Indien bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel bij andere werkzaamheden de weg wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht, alsmede, indien deze in opdracht handelt, zijn opdrachtgever verplicht:
indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg onmiddellijk na de beëindiging van de werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, elke dag onmiddellijk na beëindiging van de werkzaamheden op die dag; te reinigen of te doen reinigen.
Artikel 4:7 Natuurlijke behoefte doen
Het is voor personen verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn of haar natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:8 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:11 Vervaltermijn omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning voor zover deze betrekking heeft op het vellen of doen vellen van een houtopstand als bedoeld in deze afdeling vervalt, indien daarvan niet binnen één jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning gebruik is gemaakt. In het geval het een omgevingsvergunning voor meer dan één boom betreft is de omgevingsvergunning voor alle bomen, geveld of niet slechts voor één jaar geldig.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel het voorkomen van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Afdeling 6. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een onderkomen of voertuig, waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding de gemeente
Artikel 5:8 Uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:10 Overlast van fietsen of bromfietsen
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:11 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateur werving
Het is verboden een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:16 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college een standplaats wordt of is ingenomen.
Afdeling 6 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens de artikelen van deze verordening bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1:3 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening Roerdalen 2016 wordt ingetrokken.
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 12 december 2019.
De gemeenteraad van Roerdalen,
De griffier,
R.J.J. Notermans
De voorzitter,
mr. M.D. de Boer-Beerta
Toelichting op de Algemene plaatselijke verordening 2019 Roerdalen
Deze toelichting is een aanvulling op de model APV van de VNG en heeft betrekking op de afwijkingen van die modelverordening en op gemaakte keuzen waar in de model APV alternatieve regelingen worden gegeven. Opmerking verdient dat de artikelen in de model APV VNG een andere nummering hebben dan de artikelen in de Algemene plaatselijke verordening Roerdalen 2019.
Verder wordt in de toelichting gesproken over de Algemene Plaatselijke Verordening 2010 (hierna: APV 2010), de Algemene plaatselijke verordening 2016 (hierna: Apv 2016 en de Algemene plaatselijke verordening 2019 (hierna Apv 2019). Deze verschillende termen worden gebruikt om een onderscheid te kunnen maken tussen de oude Apv ’s en de nieuwe Apv 2019.
Ook zijn een aantal algemene zaken aangepast om de Apv 2019 eenvoudiger en leesbaarder te maken. Het onder andere het volgende:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In overeenstemming met de Aanwijzingen voor de regelgeving is het opschrift “Begripsbepalingen” vervangen door "Definities".
Verder is in dit artikel een duidelijke definitie opgenomen van het begrip “reclame”. Onder reclame valt ook indirecte reclame. Het gaat hierbij om reclame die niet de directe doelstelling heeft om reclame te maken, maar die wel dat effect heeft. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het maken van reclame middels graffiti op een muur zichtbaar vanaf de openbare weg.
Omdat reclame niet alleen betrekking heeft op handelsreclame, is ook een definitie van het begrip “ideële reclame” opgenomen.
Een aantal andere definities zijn overgeheveld naar artikel 1:1. Het betreft onder andere de definities bromfiets, motorvoertuig, parkeren, voertuig. Deze waren eerst opgenomen in artikel 5:1 en 5:20.
Verder zijn een aantal begrippen met betrekking tot de aanpak van de Outlaw Motor Gang (OMG) toegevoegd.
Aan het artikel is de zinsnede toegevoegd “Deze beslistermijn begint de dag na de datum van ontvangst van de aanvraag”. Door deze toevoeging is duidelijk dat de eerste dag na de datum van ontvangst de termijn begint te lopen.
Oude artikel 1:3 APV 2010, Indiening aanvraag, vervallen
De wetgever heeft in de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb) al een sluitend systeem neergelegd voor de afhandeling van aanvragen: die worden ingewilligd of geweigerd.
In artikel 4:5 Awb is daarop één uitzondering gemaakt: een aanvraag die zo gebrekkig is dat die moet worden aangevuld voor ze kan worden afgehandeld kan buiten behandeling worden gelaten. Wel moet de aanvrager de kans krijgen om de aanvraag aan te vullen. In dat systeem past niet dat de gemeente een nieuwe reden introduceert waarmee een aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten. In plaats van buitenbehandeling laten zal een aanvraag die onredelijk laat wordt ingediend waardoor een goede beoordeling niet mogelijk is moeten worden afgewezen. Het bevoegd gezag moet dan motiveren waarom een goede toets van bijvoorbeeld de veiligheid of de openbare orde niet mogelijk is omdat de periode tussen het tijdstip van de indiening van de aanvraag en de activiteit waarop die aanvraag ziet daarvoor te kort is. Een aanvraag die dusdanig laat wordt ingediend dat een volledige, goede en tijdige beoordeling niet mogelijk is zal moeten worden afgewezen in plaats van buiten behandeling worden gelaten. Zie in dit verband de toelichting bij de wijziging van artikel 1:7.
Artikel 1:3 Voorschriften, voorwaarden en beperkingen
Aan het artikel is nog de definitie voorwaarden toegevoegd. Voorwaarden zijn namelijk niet hetzelfde als voorschriften en beperkingen. Zo kan een voorwaarde zijn dat alleen van de toestemming gebruik mag worden gemaakt als zich een bepaalde omstandigheid voordoet. Door de toevoeging worden de mogelijkheden van het bevoegd bestuursorgaan vergroot.
Artikel 1:4 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Aan het artikel is de zinsnede toegevoegd “tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet”. De aard van de vergunning of ontheffing kan zich namelijk verzetten tegen een persoonlijk karakter.
Artikel 1:5 Intrekken of wijziging van vergunning of ontheffing
Aan onderdeel c is de definitie voorwaarden toegevoegd. Voorwaarden zijn namelijk niet hetzelfde als voorschriften en beperkingen.
Zoals in de toelichting hierboven uiteen is gezet kunnen gemeenten bij verordening geen aanvullende gronden stellen waarmee een aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten, zoals voorheen was gedaan in artikel 1:3 APV 2010 ten aanzien van aanvragen die werden ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig had. Het is echter weinig zinvol – voor zowel de gemeente als de aanvrager – om te beginnen met een inhoudelijk toetsing van een aanvraag als door het (late) tijdstip van indienen van de aanvraag een – volledige en – goede beoordeling hiervan niet redelijkerwijs mogelijk is vóór de beoogde datum van de activiteit waarvoor de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft. Een vergunning of ontheffing zal in dergelijke gevallen niet (tijdig) verleend kunnen worden. Zie in dit verband ook artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Een (snelle) weigering schept (snel) duidelijkheid voor de aanvrager en voorkomt een onnodige inspanning aan de kant van de gemeente. Het tweede lid biedt nu een weigeringsgrondslag voor dergelijke gevallen, voor zover de betreffende aanvraag is ingediend minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Oude artikel 1:9 , Lex Silencio Positivo (hierna LSP), vervallen
Per 1 januari 2012 zijn gemeenten verplicht om in hun verordeningen op te nemen, op welke bepalingen de LSP al dan niet van toepassing is. De gemeente kan de LSP slechts niet van toepassing verklaren, als er sprake is van een dwingende reden van algemeen belang. Wat onder dwingende redenen van algemeen belang verstaan moet worden is bepaald in de Dienstenrichtlijn en wordt verder ontwikkeld in de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie. Dwingende redenen van algemeen belang zijn bijvoorbeeld: openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid, doelstellingen van sociaal beleid, bescherming van het milieu en stedelijk milieu met inbegrip van stedelijke en rurale ruimtelijke ordening, etc.
Omwille van de duidelijkheid wordt niet langer in dit artikel geregeld voor welke onder de Europese Dienstenrichtlijn vallende vergunningen of ontheffingen wel of geen LSP van toepassing is, maar bij ieder afzonderlijk artikel zelf. Het oude artikel 1:9 Apv 2010 is daarom vervallen
Verder zijn de artikelleden waarmee de lex silencio positivo (paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb), positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) ten overvloede van toepassing werd verklaard of uitgezonderd, verwijderd. Daar waar toepasselijkheid van de lex silencio positivo reeds uit de wet voortvloeit, wordt dit in de Apv niet meer herhaald. Ook in gevallen waarin de lex silencio positivo niet reeds op grond van de wet van toepassing is en er evenmin redenen zijn om deze van toepassing te verklaren in de Apv 2019, is over de toepasselijkheid hiervan niets bepaald. De lex silencio positivo wordt in de Apv 2019 alleen nog van toepassing verklaard in gevallen waarin dit niet reeds uit de wet voortvloeit, maar het toch wenselijk is te voorzien in een positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg, voor zover het gaat om activiteiten die niet onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vallen.
Afdeling 1 Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Aan dit artikel is een bepaling toegevoegd m.b.t. de aanpak van OMG.
OMG is een groep met een hiërarchische structuur die affiniteit met motorrijden uitdraagt met herkenbare groepssymbolen, waarbij geweld of dreiging met geweld en verstoring van de openbare orde onderdeel zijn van de groepscultuur of het groepsgedrag. OMG’ s zijn geen gewone motorclubs, maar verenigingen die zich bezig houden met ondermijnende en criminele activiteiten. Ook in de gemeente Roerdalen strijken, leden van, OMG’ s neer. De aanpak van deze OMG’ s vraagt om een integrale aanpak. Dit vraagt niet alleen om inzet van politie en het Openbaar Ministerie, maar ook om een fiscaal handhavingsinstrumentarium van de Belastingdienst en tot slot een aanpak van de burgemeester.
In het verleden zijn verschillende gerechtelijke uitspraken gedaan die tot een verbod van OMG’ s hebben geleid. Hierbij kan gedacht worden aan zowel de Nederlandse afdeling als de internationale afdeling van de Hells Angels MC, maar ook de Bandidos MC. Deze OMG’ s zijn civielrechtelijk verboden, omdat de werkzaamheden van deze organisaties in strijd zijn met de openbare orde. Deze civiele verboden bieden ook gemeenten handhavingsmogelijkheden. Doordat de rechter heeft geoordeeld dat de werkzaamheden van OMG’ s in strijd zijn met de openbare orde, is het op grond van de Apv 2019 mogelijk om strafrechtelijk te handhaven. Opname in de Apv 2019 maakt het verdedigbaar dat het voeren van kenmerken van een verboden OMG in de openbare ruimte een gevaar/risico is voor de openbare orde en/of de openbare orde verstoort.
Doordat in de Apv 2019 expliciet is opgenomen dat het verboden is om op een openbare plaats kleding, uitrusting of andere uiterlijke verschijningsvormen te dragen met herkenbare groepssymbolen van een OMG, kan hier feitelijk tegen worden opgetreden. Naast het feit dat daadwerkelijk kan worden opgetreden tegen OMG’ s geeft opname van dit artikel in de Apv een duidelijk signaal af naar de buitenwereld dat de gemeente Roerdalen optreedt tegen ondermijnende criminaliteit door OMG's.'
Artikel 2:1a Gebiedsontzeggingen
In de APV 2010 had het college de bevoegdheid om een gebied aan te wijzen waar een gebiedsontzegging kon worden opgelegd. Daarnaast had de burgemeester de bevoegdheid om de gebiedsopzegging op te leggen aan een persoon voor een bepaalde periode. Vanwege de openbare orde en veiligheid zijn beide bevoegdheden nu bij de burgemeester neergelegd. Daarnaast is deze werkwijze ook veel praktischer en efficiënter, omdat bij het opleggen van een gebiedsontzegging geen apart besluit meer door het college en de burgemeester hoeft te worden genomen.
Verder is in het artikel geen limitatieve lijst meer opgenomen van strafbare feiten waarvoor een gebiedsontzegging kan worden opgelegd. In de Apv 2019 is opgenomen dat een gebiedsontzegging kan worden opgelegd vanwege het verrichten van strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen. Door deze ruimere formulering heeft de burgemeester meer mogelijkheden om een gebiedsontzegging op te leggen.
In het eerste lid is ook toegevoegd dat de burgemeester naast de gebiedsontzegging kan bevelen zich zodanig buiten dat gebied te gedragen dat het effect daarvan ook in dit gebied direct merkbaar zijn. Door deze toevoeging wordt voorkomen dat iemand buiten het gebied dingen doet die merkbaar zijn binnen dit gebied.
Artikel 2:2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Deze bepaling is in de vorm van een verbodsbepaling gegoten. Op deze manier kan de burgemeester optreden als de kennisgeving niet wordt gedaan. En de burgemeester kan de betoging eventueel verbieden.
Afdeling 2 Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen
Artikel 2:3 Voorwerpen op of aan de weg
Op grond van artikel 2:10A tot en met 2:10 D APV 2010 was het verboden zonder voorafgaande vergunning de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan. Om de burger, ondernemer en de ambtelijke organisatie te ontlasten is deze vergunningplicht vervangen door nadere regels. De artikelen 2:10 A tot en met 2:10 D zijn daarom vervallen.
In de Apv 2019 is een verbodsbepaling opgenomen waarin onder andere is geregeld dat het verboden is de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan. In de “Nadere regels plaatsen containers, steigers en uitstallingen Roerdalen 2019” is vervolgens geregeld in welke gevallen dit verbod niet geldt.
Door gebruik te maken van deze nadere regels vervalt de vergunningplicht. Voor gevallen waarbij het risico voor de openbare veiligheid groot is blijft wel nog een ontheffingplicht bestaan. Denk bijvoorbeeld aan het plaatsen van een hijskraan op de weg.
Artikel 2:6 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Deze bepaling is misschien niet strikt noodzakelijk, omdat ook privaatrechtelijk en, wanneer sprake is van voorwerpen of beplanting op of aan de weg, op grond van artikel 2:3 van de Apv 2019 kan worden opgetreden. Maar dit artikel kan wel praktisch zijn en is sneller in te zetten dan het privaatrecht. Bovendien is het denkbaar dat sprake is van beplanting of voorwerpen, al dan niet op geruime afstand van de weg, die het uitzicht belemmeren en hinderlijk zijn voor het verkeer. Daarom is dit artikel opgenomen in de Apv 2019.
Artikel 2:8 (Rook)verbod in bossen, natuurterreinen, heidevelden en venen, etc.
Nu geldt een algemeen verbod om te roken in bossen, bosschages, heide of veengronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan. Voorheen gold dit verbod alleen voor de maanden april tot en met september.
Verder is aan het artikel toegevoegd dat het in bossen, bosschages, heide of veengronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan verboden is, voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
In de Brandbeveiligingsverordening Roerdalen 2012 was een bepaling opgenomen over bossen, heidevelden en venen. Op grond van dit artikel kon het college voorschriften opleggen aan een rechthebbende van bijvoorbeeld een bos, heideveld en veen om brandgevaar te voorkomen. Omdat per 1 januari 2018 het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (hierna: het Besluit) in werking is getreden is de Brandbeveiligingsverordening ingetrokken. Hierdoor is dit artikel vervallen. Vergelijkbare voorschriften zijn opgenomen in artikel 6.1 en 6.3 van het Besluit. Omdat deze artikelen enkel zijn gericht op eenieder in een natuurgebied en niet op de rechthebbende is de inhoud van dit artikel opgenomen in artikel 2:8 Apv 2019.
Oude artikel 2:19 APV 2010, Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp, vervallen
Dit valt nu onder artikel 2:3 Apv 2019.
Artikel 2:10 en 2:11 Evenementen
Geen vergunningplicht meer voor het organiseren van een A-evenement
In artikel 2:25 APV 2010 was opgenomen dat het verboden is om een evenement te organiseren zonder vergunning van de burgemeester.
Conform de definities van het ‘Handboek openbare orde en veiligheid bij evenementen’ van de Veiligheidsregio Limburg-Noord worden drie klassen evenementen onderscheiden:
A-evenement: regulier eenvoudig evenement.
Binnen onze gemeente zijn optochten, rommel- en speelgoedmarkten, carnavalsactiviteiten, activiteiten Koningsdag, Kerstmarkten, Sint Maarten feesten, dorps- en koningsschieten, jaarmarkten, wielertoertochten, openluchtconcerten alsmede straat- en buurtfeesten hier voorbeelden van. Op te merken valt dat bij deze evenementen verschillende risicogradaties van toepassing kunnen zijn. Het aantal te verwachten bezoekers en de risico’s bij A -evenementen kunnen divers zijn. Zo kan het om een evenement gaan met een paar honderd bezoekers, maar ook om een paar duizend bezoekers.
B-evenement: evenement met verhoogde aandacht en met een gemiddeld risico. Dit is een evenement met een lokale of regionale uitstraling. Bij een dergelijk evenement wordt naast lokaal publiek ook publiek vanuit de regio verwacht. De bondschuttersfeesten zijn hier voorbeelden van.
C-evenement: risico en grootschalig evenement met een verhoogd risico.
Dit is een evenement met een sterke bovenregionale uitstraling. Bij een dergelijk evenement wordt ook publiek van buiten de regio verwacht. Een voorbeeld van een C-evenement is het Zuid Limburgs Federatiefeest in Montfort.
De klasse- indeling vindt plaats aan de hand van het scoreformulier risicopotentie evenement.
Om te komen tot lastenvermindering en om de kwaliteit van de regels te verbeteren is de vergunningplicht voor een A- evenement vervallen. Daarvoor in de plaatsen gelden de “Nadere regels evenementen Roerdalen 2019”. Het evenement hoeft alleen nog te worden gemeld via een meldformulier. In de nadere regels zijn de voorschriften e.d. opgenomen die onder de APV 2010 aan de evenementenvergunning werden verbonden.
Geen vergunning meer voor brandveiligheidsaspecten bij een evenement
Artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s bepaalt dat bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) regels worden gesteld over het brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke plaatsen en basishulpverlening op die plaatsen. Deze AMvB heet het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (hierna: het Besluit). Door het Besluit gelden per 1 januari 2018 landelijke regels voor de brandveiligheid van ‘overige plaatsen’. Bij het Besluit gaat het bijvoorbeeld om tenten op evenemententerreinen, (kampeer)terreinen, tribunes, podiums, varende objecten, etc. Voor dit brandveilig gebruik kan worden volstaan met een melding. Uiteraard moet hierbij wel worden voldaan aan de gestelde regels in het Besluit. Voorheen gold hiervoor op basis van de “Brandbeveiligingsverordening Roerdalen 2012” (hierna: BBV) een vergunningplicht.
In de “Nadere regels A- evenementen Roerdalen 2017” waren voorschriften opgenomen over brandveiligheid. Op deze manier werd de brandveiligheid gewaarborgd. Hierdoor was voor het plaatsen van een tent bij een A- evenement geen vergunning nodig, maar kon worden volstaan met een melding. Omdat per 1 januari 2018 het Besluit in werking is getreden zijn de bepalingen over brandveiligheid in de nadere regels vervallen.
In de nadere regels blijven de:
-regels over constructieve veiligheid bij evenementen;
-de standaard politievoorwaarden; van kracht,
omdat deze elders niet geregeld zijn.
De gewijzigde nadere regels gelden voor alle evenementen, omdat de regels over constructieve veiligheid, de GHOR regels en de standaard politievoorwaarden zowel op de A- als de B- en C-evenementen van toepassing kunnen zijn.
Meldplicht A- evenement en aanvragen overige vergunningen, ontheffingen en besluiten
Ondanks het feit dat bij een A-evenement kan worden volstaan met een melding, blijft een organisator van een A-evenement verantwoordelijk voor het aanvragen van de overige benodigde vergunningen, ontheffingen en besluiten. Als bijvoorbeeld een weg moet worden afgesloten, dan moet door het college een verkeersmaatregel worden genomen. En als bij het evenement alcoholhoudende dranken worden verstrekt, is een ontheffing op grond van de Drank- en Horecawet vereist. Dit betreft vergunningplichten op grond van nationale wetgeving. De gemeente heeft geen invloed op de vergunningplicht. Deze vergunningvoorschriften kunnen daardoor niet in nadere regels worden ondergebracht. Niettemin is voor de organisator van een A- evenement en voor de gemeente sprake van lastenverlichting.
In de praktijk komt het voor dat activiteiten bij een A-evenement worden georganiseerd waarvoor geen voorschriften zijn opgenomen in de “Nadere regels evenementen”. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan:
-het plaatsen en in gebruik hebben van hijswerktuigen ten behoeve van een parachutetent;
-het plaatsen in gebruik hebben van een mobiele kogelvanger voor schietactiviteiten in dorpskern;
-overige constructies, zoals plaatsen meibomen.
Om de openbare orde en veiligheid te waarborgen is daarom in de Apv 2019, in het artikel evenementenvergunning, opgenomen dat in bepaalde gevallen voorschriften aan een melding kunnen worden gesteld.
In de Apv 2019 is opgenomen dat een melding 8 weken voor de aanvang van een A- evenement moet worden ingediend. Deze termijn wordt redelijk geacht om de melding goed te kunnen beoordelen. Voor de B- en C-evenementen geldt dat een uiterste indieningstermijn van acht weken te kort is. Daarom wordt de uiterste indieningstermijn bij C- evenementen op 26 weken gesteld en bij B evenementen op 14 weken.
Afdeling 4 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:13 Exploitatievergunning
De exploitatievergunning biedt de burgemeester de mogelijkheid om regels te stellen ten behoeve van de woon- en leefsituatie in de omgeving van een horecaonderneming. In een exploitatievergunning worden criteria opgenomen om nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat te voorkomen. Bij strijdigheid met deze criteria kan de vergunning worden geweigerd of worden ingetrokken. Een exploitatievergunning is persoonsgebonden.
Meerwaarde van de exploitatievergunning
Op een exploitatievergunning(aanvraag) kan net als op een drank– en horecawetvergunning(aanvraag) de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: wet Bibob) worden toegepast. Op grond van de wet Bibob kan een onderzoek worden ingesteld naar de integriteit van een ondernemer. In grote lijnen werkt dit als volgt. Als op grond van het vergunningonderzoek twijfels bestaan over de integriteit van een ondernemer wordt aan de aanvrager een Bibob-formulier toegestuurd. Als op grond van dit ingevuld formulier twijfels blijven bestaan over de integriteit van de ondernemer kan het Regionale Expertise en Informatie Centrum (RIEC) worden ingeschakeld. Het RIEC is een gespecialiseerde organisatie die nadere gegevens opvraagt en controleert bij een Bibob-onderzoek. Op grond van dit onderzoek kan het RIEC adviseren om een nader onderzoek te laten instellen door bureau Bibob. Op basis van dit onderzoek kan worden geadviseerd om de vergunning niet te verlenen of in te trekken.
Een drank– en horecawetvergunning wordt alleen verleend voor horecaondernemingen waar bedrijfsmatig alcohol wordt verstrekt voor gebruik ter plaatste. Een exploitatievergunning kan ook worden verleend voor horecaondernemingen waar geen alcohol wordt verstrekt. Dit noemt men ook wel de “droge horeca”. Denk aan cafetaria ‘s, thee- en koffiehuizen, ijssalons, shoarmazaken, zonnestudio’s, clubhuizen van bijvoorbeeld motorclubs en shisha-lounges (bars waar een waterpijp kan worden gerookt).
De meerwaarde van de exploitatievergunning is dat de Wet Bibob ook kan worden toegepast bij horecaondernemingen waar geen alcohol wordt verstrekt.
Door de exploitatievergunningplicht wordt voorkomen dat de gemeente (onbedoeld) criminele activiteiten faciliteert en hierbij (onbedoeld) een klimaat creëert waarbij Roerdalen onveiliger wordt en hierdoor de leefbaarheid in negatieve zin beïnvloedt. In het kader van de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde misdaad is de exploitatievergunning een geschikt middel om deze problematiek tegen te gaan en aan te pakken. Daarnaast kan het niet hanteren van de exploitatievergunningplicht een aanzuigende werking hebben. Het risico bestaat namelijk dat criminele organisaties zich juist in Roerdalen vestigen omdat daar de exploitatievergunningplicht niet bestaat. Dit is dan ook één van de redenen waarom steeds meer gemeenten in de provincie Limburg ervoor kiezen om het exploitatievergunningstelsel te gebruiken.
Bij afdeling 4 zijn nu ook een aantal artikelen toegevoegd waardoor een leidinggevende op de exploitatievergunning kan worden toegevoegd zonder dat daarvoor een compleet nieuwe aanvraag moet worden ingediend. Hierbij is aangesloten bij het systeem van de Drank- en Horecawet.
Voor het exploiteren van een terras hoeft geen aparte terrasvergunning te worden verleend. Als een nieuw terras wordt geëxploiteerd of als de bestaande situatie van een terras wijzigt, dan is er alleen een (wijziging van een) exploitatievergunning nodig.
Verder gelden naast de exploitatievergunningplicht nadere regels voor terrassen. De exploitant van een terras moet voldoen aan deze nadere regels. Dit zorgt voor duidelijkheid en eenduidigheid. De nadere regels kunnen niet worden “aangetast” door het opleggen van vergunningvoorschriften die afwijken van deze nadere regels. Wat in de nadere regels is voorgeschreven, valt buiten het bereik van de exploitatievergunning. De nadere regels hebben betrekking op de verkeersveiligheid, de openbare orde en veiligheid bij het exploiteren van terrassen.
In de APV 2010 was de mogelijkheid opgenomen dat de burgemeester een ontheffing kan verlenen van het sluitingsuur van een horecaonderneming. In de praktijk kwam het er op neer dat bij elke afwijking van het sluitingsuur een ontheffing moest worden verleend.
In artikel 2:13 Apv 2019 is opgenomen in welke gevallen een ruimere sluitingstijd geldt. Tijdens de kermis en Koningsnacht wordt bijvoorbeeld een ruimere sluitingstijd gehanteerd. Ook wordt de horecaondernemers, via een meldplicht, de mogelijkheid geboden om vijf keer per jaar één uur langer open te zijn. Deze melding moet worden ingediend via het emailadres verruimingsluitingsuurRoerdalen@servicecentrum-mer.nl
Als gevolg van het opnemen van de sluitingstijden en het meldsysteem in de Apv 2019, hoeft geen ontheffing meer te worden verleend door de burgemeester. Om de openbare orde en veiligheid te waarborgen behoudt de burgemeester wel de bevoegdheid om voor één of meer openbare inrichtingen een andere sluitingstijd vast te stellen.
Afdeling 4A Regulering para commerciële rechtspersonen uit de Drank- en Horecawet
Hieronder vallen voornamelijk de dorpshuizen c.q. gemeenschapshuizen. Een maximaal verblijf van één uur na afloop van de verenigingsactiviteit wordt door de paracommerciële horeca als zeer kort ervaren. In de praktijk zien wij dat met name muziekverenigingen, buurtverenigingen, bejaardenverenigingen, vrouwenverenigingen gebruik maken van deze accommodaties. De verruiming tot twee uur na afloop verenigingsactiviteit komt tegemoet aan de wens van de paracommerciële horeca.
Hieronder vallen met name de sportkantines. Door op te nemen dat alleen één uur voor aanvang en tot uiterlijk twee uur na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon alcohol mag worden verstrekt, maar niet later dan 02:00 uur, worden de schenktijden gereguleerd. Bovendien wordt hiermee bewerkstelligd dat het verstrekken van alcoholhoudende dranken een ondersteunend karakter blijft houden. Met andere woorden, voorkomen wordt dat er door ruime schenktijden een verkapt café ontstaat.
Deze bepaling is onder andere op verzoek van KHN, afdeling Roerdalen opgenomen.
Artikel 4 van de Drank- en Horecawet bevat onder meer de verplichting bij gemeentelijke verordening regels te stellen waaraan paracommerciële rechtspersonen zich te houden hebben bij de verstrekking van alcoholhoudende drank. Met het opnemen van deze bepaling wordt aan deze verplichting voldaan. Door dit artikel wordt voorkomen dat (veelal gesubsidieerde) paracommerciële instellingen op onaanvaardbare wijze concurreren met de reguliere horeca door bijeenkomsten van persoonlijke aard te houden.
Met bijeenkomsten van persoonlijke aard wordt gedoeld op bijeenkomsten waarbij alcoholhoudende drank wordt genuttigd, die geen direct verband houden met de activiteiten van de desbetreffende paracommerciële instelling, zoals bruiloften, feesten, partijen, recepties, jubilea, verjaardagen. Voor zover die bijeenkomsten ook een zakelijk karakter hebben dat direct verband houdt met de activiteiten van de rechtspersoon, zoals het afscheid van de voorzitter van een vereniging of kampioensreceptie, vallen deze niet onder het bereik van deze bepaling.
Met bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn worden onder ander bedrijfsfeesten, personeelsfeesten, koffietafels bedoeld.
Artikel 25a lid onder b biedt de gemeente de mogelijk om de burgemeester bij in de verordening te stellen regels voorschriften aan een vergunning te verbinden en de vergunning te beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank.
Op grond van de gewijzigde wet is de burgemeester verantwoordelijk voor het toezicht en handhaving. Om deze verantwoordelijkheid goed uit te kunnen oefenen is in de verordening aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend om voorschriften aan de vergunning te verbinden en om de vergunning te kunnen beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank.
Afdeling 5 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
De artikelen in de Apv 2019 over het nachtregister zijn zodanig geformuleerd dat, naast een inrichting zoals bedoeld in artikel 2:19 Apv 2019, ook de exploitant of beheerder van, dan wel anderszins rechthebbende op een recreatiepark dat gelegenheid geeft tot nachtverblijf verplicht is om een nachtregister bij te houden. Op deze manier kan bijvoorbeeld de verplichting van het bijhouden van het nachtregister ook worden opgelegd aan een vereniging van eigenaren op een recreatiepark.
Afdeling 6 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:23 Speelgelegenheden
In artikel 2:23, tweede lid, onderdeel b, is het bevoegd gezag van de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel vervangen door de raad van bestuur van de kansspelautoriteit. Deze bevoegdheid komt sinds de instelling van de kansspelautoriteit op 1 april 2012 en de daarmee samenhangende wijziging van de Wet op de Kansspelen toe aan de raad van bestuur van de kansspelautoriteit.
Definities die voorheen in de Apv 2016 stonden en ook in de Wet op de Kansspelen staan zijn nu niet meer opgenomen. Nu wordt rechtstreeks verwezen naar de Wet op de Kansspelen.
Afdeling 7 Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade
Artikel 2:26 Plakken en kladden
De bepalingen die privaatrechtelijk door de rechthebbende kan worden aangepakt zijn uit dit artikel verwijderd.
Artikel 2:30 Verboden drankgebruik
Op grond van artikel 2:30 APV 2010 had het college gebieden aangewezen waar het verboden is op een openbare plaats alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. Om het voor de burgers makkelijker en overzichtelijker te maken, maar ook vanwege efficiency redenen, zijn in de Apv 2016 en 2019 de destijds aangewezen locaties opgenomen. Voor het college blijft echter de mogelijkheid bestaan om nieuwe gebieden aan te wijzen.
Artikel 2:33 Verblijven honden en loslopende honden
Op grond van artikel 2:33 APV 2010 heeft het college plaatsen aangewezen waar het de eigenaar of houder van een hond verboden is die hond te laten verblijven of te laten lopen. Om het voor de burgers makkelijker en overzichtelijker te maken, maar ook vanwege efficiency redenen, zijn in artikel 2:33 Apv 2016 en 2019 de destijds aangewezen locaties opgenomen. Het oude aanwijzingsbesluit is door het college ingetrokken.
Artikel 2:34 Verontreiniging door honden
Op grond van artikel 2:58 APV 2010 heeft het college plaatsen aangewezen waar de eigenaar of houder van een hond verplicht is ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet. Vanwege verduidelijking zijn in artikel 2:58 Apv 2016 en 2019 de destijds aangewezen locaties opgenomen. Het oude aanwijzingsbesluit is door het college ingetrokken.
Artikel 2:35a Gevaarlijke honden op eigen terrein
Het aanlijn- en/of muilkorfgebod dat de burgemeester kan opleggen voor het laten verblijven of laten lopen van een gevaarlijke hond op een openbare plaats of op het terrein van een ander, is niet in alle gevallen voldoende om bijtincidenten te voorkomen. Deze maatregel is geregeld in artikel 2:35 Apv 2019. Deze regeling voorkomt niet dat mensen worden geconfronteerd met bijtincidenten op privéterrein. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan postbezorgers en koeriers, maar ook aan bijtincidenten die plaatsvinden binnen een huishouden. Om hier aan tegemoet te komen is artikel 2:35a Apv 2019 opgenomen. In dit artikel is geregeld dat het de eigenaar of de houder van een hond verboden is die hond zonder muilkorf op zijn terrein los te laten lopen. Het verbod geldt niet als in de bepaling genoemde voorzieningen zijn getroffen waardoor gevaar voor derden in de openbare en vrij toegankelijke privéruimte niet aanwezig is. Dit artikel is gericht op de veiligheid in de openbare ruimte en voorkomt dat gevaarlijke honden op de openbare weg komen doordat ze van het terrein ontsnappen.
Afdeling 9 Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester
Artikel 2:41 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Op grond van artikel 151c van de Gemeentewet kan de gemeenteraad aan de burgemeester bij verordening de bevoegdheid verlenen tot het uitvoeren van cameratoezicht op openbare plaatsen in het belang van de handhaving van de openbare orde. Op grond van artikel 2:41, eerste lid Apv 2019 verleent de gemeenteraad zonder beperkingen de bevoegdheid aan de burgemeester tot plaatsing van camera’s ten behoeve van de handhaving van de openbare orde op openbare plaatsen.
Per 1 juli 2016 is artikel 151c van de Gemeentewet gewijzigd, waardoor niet alleen toezicht met vaste camera’s mogelijk is, maar ook met mobiele camera’s. De reden is met name dat vaste camera’s in de praktijk vaak niet adequaat bleven bij het bestrijden van zich snel en gemakkelijk verplaatsende criminaliteit, hinder en vandalisme.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
Waar voorheen werd gesproken van het Besluit wordt nu gesproken over het Activiteitenbesluit milieubeheer. Op deze manier is duidelijk om welk Besluit het gaat.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Op grond van artikel 4:2 APV 2010 werd door het college collectieve festiviteiten aangewezen waar een hoger geluidsniveau was toegestaan binnen een inrichting voor bepaalde perioden. Omdat al sinds 2010 dezelfde festiviteiten met de daarbij behorende perioden zijn aangewezen, zijn in artikel 4:23 Apv 2019 deze collectieve festiviteiten opgenomen. Op deze manier ontstaat meer duidelijkheid voor de burger, de ondernemer, maar ook voor een toezichthouder. Daarnaast hoeft niet meer ieder jaar door het college een nieuw aanwijzingsbesluit te worden genomen.
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Op grond van artikel 4:21 APV 2010 waren door het college plaatsen aangewezen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel het voorkomen van schade aan de openbare gezondheid, verboden is landbouwplastic op te slaan, te plaatsen of dan wel aanwezig te hebben. Ook waren er door het college plaatsen aangewezen waar dit verbod niet geldt.
Om het voor de burgers makkelijker en overzichtelijker te maken, maar ook vanwege efficiency redenen, zijn in artikel 4:13 Apv 2016 en 2019 de destijds aangewezen locaties opgenomen. In de “Nadere regels opslaan plaatsen of aanwezig hebben van landbouwplastic” is vervolgens opgenomen in welke gevallen het verbod niet geldt. Het oude aanwijzingsbesluit is door het college ingetrokken.
Artikel 4:14 Verbod reclame en nadere regels
Het oude vergunningsplichtige artikel 4:23 APV 2010 is geschrapt. In dit artikel was o. a. geregeld dat: “het verboden is zonder vergunning van het bevoegd gezag op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is”. In de plaats daarvoor is in artikel 4:14 Apv 2019 een verbodsbepaling voor het maken van reclame opgenomen. Op grond van dit artikel heeft het college de bevoegdheid om in nadere regels vast te stellen wanneer dit verbod niet geldt. Dit betreft de “Nadere regels reclame Roerdalen 2019” Door de “Nadere regels reclame” is geen Apv vergunning meer nodig voor het maken van reclame.
Ook is het oude artikel 4:23b APV 2010 (handhaving reclame) verwijderd. De bevoegdheid om handhavend op te treden vloeit namelijk al voort uit de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.
Verder is het oude artikel 5:7 APV 2010 (parkeren reclamevoertuigen) verwijderd. Dit is nu geregeld in de “Nadere regels reclame Roerdalen 2019”.
Artikel 4:15 Bescherming paddenstoelen
Paddenstoelen worden niet beschermd door de Flora- en Faunawet. Om te voorkomen dat in natuurgebieden diverse, veelal eetbare, paddenstoelen worden geplukt is in de bescherming hiervan in de Apv 2019 voorzien.
Verder heeft het college op grond van het oude artikel 4:25 APV 2010 het Nationaal Park de Meinweg aangewezen waar het verboden is om paddenstoelen bij zich te hebben of te plukken. Vanwege verduidelijking en efficiency is dit gebied nu in de Apv 2019 opgenomen. Het oude aanwijzingsbesluit is door het college ingetrokken.
Artikel 5:11 Verzamelen van geld of goederen
In artikel 5:13 APV 2010 was opgenomen dat het verboden is om te collecteren zonder vergunning van het college. Om de burger, ondernemer en de ambtelijke organisatie te ontlasten is deze vergunningplicht vervangen door nadere regels. Door gebruik te maken van de “Nadere regels collecteren Roerdalen 2019” vervalt de vergunningplicht.
Op grond van de “Nadere regels collecteren Roerdalen 2016” was het verboden om op zondag te collecteren. Omdat in de praktijk met Sinterklaas en Carnaval op zondag wordt gecollecteerd is in de “Nadere regels collecteren Roerdalen 2019” een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor het collecteren op zondag. Verder zijn de bepalingen over collecteren in de Apv 2019 en in de “Nadere regels collecteren Roerdalen 2019”nu zodanig geformuleerd zodat daar ook leden- of donateur wervingsacties onder vallen.
Oude artikel 5:16 APV 2010, Vrijheid van meningsuiting, vervallen
In dit artikel werd een uitzondering gemaakt voor het venten met gedrukte stukken. Bij een stelsel met een ventvergunning is dat noodzakelijk, omdat op grond van artikel 7 van de Grondwet geen vergunning mag worden geëist voor het gebruik maken van een zelfstandig middel van bekendmaking. Bij de huidige redactie van artikel 5:12 Apv 2019 is zo’n artikel overbodig.
Artikel 5:15 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
In artikel 5:18 APV 2010 was opgenomen dat het verboden is zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben. Op grond van dit artikel heeft het college op 31 december 2009 het “standplaatsenbeleid Roerdalen” vastgesteld.
Vanwege eenduidigheid en duidelijkheid is in artikel 5:14 Apv 2019 opgenomen dat het college nadere regels kan vaststellen voor het innemen of hebben van een standplaats. Het “standplaatsenbeleid Roerdalen” is daarom omgeschreven naar de “Nadere regels standplaatsen Roerdalen 2016”. Het “standplaatsenbeleid Roerdalen” van 31 december 2009 is daarom door het college ingetrokken. In deze nadere regels zijn de uitgangspunten van de oude beleidsnotitie overgenomen. Hierbij is de inhoud van de regels niet gewijzigd.
Vanwege recente ontwikkelingen zijn in 2019 de “Nadere regels standplaatsen Roerdalen 2019” vastgesteld. In vergelijking met de “Nadere regels standplaatsen Roerdalen 2019” betreft het de volgende wijzigingen.
Geen vergunningen meer voor onbepaalde tijd
Op grond van de Europese Dienstenrichtlijn, algemene beginselen van behoorlijk bestuur en recente jurisprudentie mag een vergunning voor een standplaats niet meer voor onbepaalde tijd worden verleend. In het kader van de Apv gaat het niet om de reguliere weekmarkt, maar om losse incidentele standplaatsen. Denk bijvoorbeeld aan een kaasboer of een visboer die één keer per week op een vaste aangewezen locatie een standplaats inneemt.
Een standplaatsvergunning wordt verleend voor een maximale periode van vijf jaar.
Tevens bestaat de verplichting duidelijke en transparante regels te hebben op grond waarvan de verdeling van standplaatsvergunningen plaatsvindt. Dit betekent dat standplaatsvergunningen die eindigen niet meer automatisch via een aanvraag of wachtlijst worden afgegeven. Als een nieuwe aanvraag binnenkomt dan worden de vrijgekomen vergunningen openbaar gemaakt via een advertentie in het plaatselijke huis-aan-huis blad en in het Gemeenteblad. Liefhebbers voor de standplaats kunnen zich vervolgens (voor een bepaalde datum) inschrijven voor de vrijgekomen standplaats(en). Bij meer dan één gegadigde voor een standplaatsvergunning op een bepaalde locatie wordt via loting de standplaats toegewezen.
Voorgesteld wordt om in de nieuwe regels overgangsrecht op te nemen, op grond waarvan oude standplaatsvergunningen worden geacht te zijn verleend op basis van de nieuwe regels. Dit betekent dat de oude vergunningen vanaf de inwerkingtreding van de “Nadere regels standplaatsen Roerdalen 2019” geldig zijn voor een periode van vijf jaar. Deze periode van vijf jaar start op 1 januari 2020. Dit betekent dat de reeds verleende standplaatsvergunningen geldig zijn tot 1 januari 2025.
Er geldt nog steeds een maximumstelsel per aangewezen locatie per kern. Daarnaast kan ook nog steeds gebruik worden gemaakt van een proefperiode. De standplaatsvergunning blijft persoonsgebonden.
De vergunningplicht bij standplaatsen is gehandhaafd, omdat deze vergunningen niet meer voor onbepaalde tijd mogen worden verleend. Het afschaffen van de vergunningplicht leidt ook tot praktische bezwaren. Zo wordt bijvoorbeeld in de vergunning de stroomverstrekking geregeld en is door het afschaffen van de vergunning niet meer duidelijk wanneer aan iemand een bepaalde standplaats is toegewezen.
Artikel 5:19 Organiseren van een snuffelmarkt
In de Apv 2016 was een apart artikel opgenomen voor het organiseren van een snuffelmarkt. De snuffelmarkt is nu ondergebracht bij het artikel over evenementen. Een snuffelmarkt valt nu onder de definitie van een A-evenement waarbij kan worden volstaan met een melding. Dit maakt het gemakkelijker en efficiënter.
Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
Artikel 5:23 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
In artikel 5:22, eerste lid Apv 2019, is opgenomen dat het verboden is in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben. Op grond van artikel 5:22, derde lid Apv 2019 kan het college hiervan ontheffing verlenen. In artikel 5:22, tweede lid Apv 2019 is opgenomen dat: “mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, het verbod niet van toepassing is op:
Aan dit artikellid is in de Apv 2019 onderdeel d toegevoegd. Dit luidt als volgt: “Sint Maartensvuren” die onder toezicht van de brandweer worden gestookt, mits wordt voldaan aan de brandveiligheidsvoorschriften zoals opgenomen in de “Nadere regels evenementen Roerdalen 2019” en de voorschriften zoals opgenomen in de verleende ontheffing op grond van artikel 10.2 en 10.63 Wet Milieubeheer”. Hierdoor is geen Apv- ontheffing meer nodig voor de Sint Maartensvuren.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad op overtreding van zijn verordeningen straf stellen. Deze straf mag niet zwaarder zijn dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) zijn de maxima van de zes boetecategorieën opgenomen. Het maximum van een boete van de eerste categorie bedraagt € 380 en van de tweede categorie € 3800. Het is overigens uiteindelijk de strafrechter die de soort en de maat van de straf in een concreet geval bepaalt, tot de grens van de door de gemeenteraad gekozen boetecategorie.
Hierbij dient de rechter op grond van artikel 24 WvSr rekening te houden met de draagkracht van de verdachte. Het algemeen geldende minimum van de geldboete bedraagt € 3 (artikel 23, tweede lid, WvSr).
De Gemeentewet heeft aan de gemeenteraad de keuze gelaten op overtreding van verordeningen geldboete te stellen van de eerste óf de tweede categorie. De gemeenteraad heeft daarbij de ruimte om binnen de verordening onderscheid te maken naar bepalingen waar bij overtreding een straf van de eerste dan wel van de tweede categorie op staat. Uiteraard kan in de APV ook worden gekozen voor een enkele strafmaat. Deze keuze is binnen de gemeente Roerdalen gemaakt.
Omdat per 1 januari 2018 het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (hierna: het Besluit) in werking is getreden is de Brandbeveiligingsverordening ingetrokken. Nu het Besluit echter voorziet in een regeling van de onderwerpen die voorheen in de Brandbeveiligingsverordening geregeld waren, kan de bestuurlijke boete niet meer worden opgelegd wegens overtreding uit die verordening, maar wegens overtreding van de bepalingen uit het Besluit. Omdat de Brandbeveiligingsverordening is ingetrokken, is de bestuurlijke boete opgenomen in artikel 6:1 Apv 2019.
In artikel 6:2 APV 2010 was opgenomen dat met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van ons dan wel de burgemeester aan te wijzen personen. Op grond van deze regeling moesten bij elke wijziging en bij het verlopen van een aanwijzingsbesluit de toezichthouders opnieuw worden aangewezen. Om te voorkomen dat telkens nieuwe aanwijzingsbesluiten moeten worden genomen zijn de toezichthouders in de Apv 2019 aangewezen. In de Apv 2019 zijn niet alleen de boa’s en de handhavers van de MER Omgevingsdienst aangewezen, maar bijvoorbeeld ook de medewerkers van de groene brigade en de toezichthouders van de provincie. Het voordeel is tevens dat in geval van samenwerking alle partijen bevoegd zijn om handhavend op te treden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-316591.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.