Gemeenteblad van Eijsden-Margraten
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Eijsden-Margraten | Gemeenteblad 2019, 316432 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Eijsden-Margraten | Gemeenteblad 2019, 316432 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten houdende regels omtrent Uitvoeringsbeleid externe veiligheid
Binnen de gemeente Eijsden-Margraten vinden risicovolle activiteiten zoals het transport en de opslag van gevaarlijke stoffen plaats. Activiteiten met gevaarlijke stoffen in een bepaalde omvang kunnen bij incidenten leiden tot effecten op de omgeving. In een dergelijke situatie zijn de activiteiten in het kader van externe veiligheid relevant.
Het huidige landelijk beleid (NMP4) is erop gericht dat burgers niet onnodig moeten worden blootgesteld aan de gevaren van gevaarlijke stoffen bij incidenten.
Voor de verschillende risicobronnen (bedrijven, wegen, spoorlijnen, binnenvaart en buisleidingen) gelden wettelijke bepalingen met normeringen voor het aspect externe veiligheid. De gemeente voert het beleid externe veiligheid uit met behulp van deze beleidsnota.
Hierin is opgenomen op welke wijze de gemeente invulling geeft aan haar wettelijke taak en legt op hoofdlijnen vast hoe ze omgaat met de verantwoording van het groepsrisico. De voorliggende beleidsnota geeft een invulling over de wijze waarop de verantwoording van het groepsrisico in de besluiten van de gemeente terechtkomt.
Waarom deze nieuwe beleidsnota externe veiligheid voor de gemeente Eijsden-Margraten?
Het huidige Beleid Externe Veiligheid van de gemeente Eijsden-Margraten is vastgesteld voor de periode 2013 tot 2018. Het “oude” beleid is zeer theoretisch en is te weinig toegesneden op de eigen situatie. Het bestaande beleid blijkt lastig toepasbaar in de praktijk, waardoor de vergunningverlening werd bemoeilijkt. Redenen om een geactualiseerd beleid op te stellen dat afgestemd is op de eigen gemeentelijke situatie en beter toepasbaar is. Gekozen is voor een uitvoeringsbeleid.
Het nieuwe beleid geeft per risicobron aan met welke afstanden rekening dient te worden gehouden en geeft een blauwdruk voor de verantwoording groepsrisico vanwege ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van een risicobron.
Het uitvoeringsbeleid dient als uitgangspunt voor het Omgevingsplan van de gemeente.
Onderdeel van de beleidsnota zijn flowschema’s voor de verschillende risicobronnen. De schema’s worden toegepast bij ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van een risicobron.
Er is sprake van een conserverende situatie. Er doen zich geen complexe externe veiligheidssituaties voor. Er zijn geen “grote” woningbouwprojecten te verwachten.
De voorliggende beleidsnota is afgestemd met RUD-Zuid Limburg en de Veiligheidsregio Zuid-Limburg.
De voorliggende beleidsnota heeft een informatief karakter en geeft de burgers inzicht in welke risicobronnen binnen de gemeente zijn gelegen. Het beleid geeft op hoofdlijnen inzicht in de werkwijze van de gemeente bij nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van een risicobron of de oprichting c.q. wijziging van een risicobron.
Om de beleidsnota beknopt en praktisch te houden worden de wettelijke kaders niet uitvoerig beschreven in de beleidsnota. Externe veiligheid is een beleidsveld met eigen begrippen en definities. Deze zijn in bijlage 1 nader omschreven. Hierbij is voor een aantal begrippen geanticipeerd op de Omgevingswet met bijbehorende AMvB’s (zoals het Besluit kwaliteit leefomgeving).
2. Uitgangspunten uitvoeringsbeleid
2.1 Wat is externe veiligheid?
Gevaarlijke stoffen zijn niet weg te denken uit onze samenleving. Onze samenleving is een groot deel afhankelijk van het gebruik van gevaarlijke stoffen (o.a. ammoniak voor koelingen, waterstof, de grondstoffen voor medicijnen, propaangas, aardgas, lpg en benzine voor het tanken van auto’s). Gevaarlijke stoffen worden dan ook in grote hoeveelheden gewonnen, geproduceerd, opgeslagen, toegepast, verhandeld en getransporteerd. Dat brengt risico’s met zich mee. Het is dan ook niet uit te sluiten dat er incidenten kunnen ontstaan. Grote incidenten die leiden tot een ramp binnen Nederland zijn beperkt. De kans op een ramp is heel klein, maar niet uit te sluiten.
De verschillende activiteiten met gevaarlijke stoffen (in bepaalde omvang) die plaatsvinden binnen de gemeente Eijsden-Margraten (zoals transport, handelingen en opslag) zijn de bronnen die risicorelevant zijn. De verschillende bronnen (o.a. transportroutes, buisleiden en bedrijven) noemen we risicobronnen. De omvang van een activiteit met een gevaarlijke stof is bepalend of er sprake is van een risicorelevantie. Bijvoorbeeld: het vrijkomen uit de transportverpakking van één liter van een gevaarlijke stof heeft een ander effect, dan 80 ton van dezelfde gevaarlijke stof. De effecten van een bepaalde hoeveelheid gevaarlijke stof die vrijkomt bij een incident, kan leiden tot gewonden en zelfs dodelijke slachtoffers.
De gemeente moet in de (ruimtelijke)besluitvorming deze risico’s afwegen en vaststellen (verantwoordingsplicht). Een maatschappelijk lastig aspect is dat de gemeente een afweging maakt over de kans op dodelijke slachtoffers.
In de besluitvorming is minder aandacht voor de kans op gewonden die kunnen vallen tijdens een incident. Hiervoor is er een verplichting opgenomen dat een afweging onder bepaalde omstandigheden samen met de veiligheidsregio wordt opgesteld. Wanneer deze afweging noodzakelijk is wordt in de verschillende hoofdstukken nader toegelicht.
Er is op basis van artikel 12.12 van de Wet milieubeheer een openbaar register dat gegevens bevat over de verschillende risicobronnen. De verschillende risicobronnen binnen de gemeente Eijsden-Margraten zijn opgenomen in het Register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS) en de bijbehorende Risicokaart.
Daarnaast is er een handige tool om toetsingen uit te kunnen voeren; ev-signaleringskaart. De aandachtsgebieden en contouren die nodig zijn voor de toetsing is in de kaartviewer van de gemeente opgenomen. Voor de toepassing van het uitvoeringsbeleid dient de quickscan te worden uitgevoerd. Indien deze quickscan wordt geactiveerd worden de verschillende aandachtsgebieden van de verschillende risicobronnen weergegeven op de topografische kaart.
2.2 Welk beleid wordt gevoerd in Nederland?
We hanteren in Nederland de risicobenadering. Hiervoor is gekozen omdat de kans op een incident zeer klein is. Wat houdt een risicobenadering in? De risicobenadering houdt in dat de kans op een incident mee wordt genomen in de afweging. Dat neemt niet weg dat wanneer een incident zich voordoet, het effect groter is dan de contouren die gelden op basis van de risicobenadering. Dit is een gevolg van het feit dat het hier gaat om een rekenkundige benadering. Gelet op het nationale beleid dient de gemeente deze benadering als uitgangspunt voor het uitvoeringsbeleid toe te passen. Deze berekening ziet er als volgt uit.
Bij externe veiligheid is het uitgangspunt een kans van één op de miljoen dat iemand komt te overlijden ten gevolge van een activiteit met gevaarlijke stoffen.
Om getalsmatig inzicht te krijgen in de betekenis van een kans van één op een miljoen is hieronder een uiteenzetting van de kans op overlijden per jaar door een bepaalde activiteit.
Uit het voorgaande blijkt dat de kans op overlijden ten gevolge van een activiteit met gevaarlijke stoffen vele male lager is gelegen dan bijvoorbeeld het rijden in een auto dat velen van ons dagelijks doen.
Het landelijk beleid dat wordt gevoerd is dusdanig dat de kans op overlijden ten gevolge van een incident met gevaarlijke stoffen zeer klein is ten opzichte van de dagelijkse activiteiten die plaatsvinden. Het risico kan niet tot nul worden teruggebracht. Dat zou namelijk betekenen dat we activiteiten met gevaarlijke stoffen moeten staken. Dat is niet realistisch.
De “externe veiligheid” op de ontwikkelingslocatie moet als aanvaardbaar worden aangemerkt ondanks dat er dodelijke slachtoffers kunnen vallen als zich een incident met gevaarlijke stoffen voordoet. De kans op een incident met gevaarlijke stoffen is namelijk zeer klein. Een voorbeeld van een incident met gevaarlijke stoffen is het ontploffen van een LPG-tankwagen.
In Nederland is tot op heden geen LPG-tankwagen geëxplodeerd. De kans op een dergelijk incident wordt o.a. beschreven in het scenarioboek externe veiligheid. Uit het scenarioboek externe veiligheid blijkt dat de kans op een explosie van een tankwagen 3.0 x 10-10 bedraagd. De kans is dus 1 op 30 miljard ofwel zeer, zeer klein ofwel verwaarloosbaar, maar nog steeds niet uit te sluiten.
Zoals aangegeven zorgt een incident met gevaarlijke stoffen voor een effect op de omgeving. Anders gezegd heeft een incident met gevaarlijke stoffen een effect op een gebied. In het gebied kunnen slachtoffers vallen. Uit het voorgaande blijkt dat externe veiligheid ook een ruimtelijke aspect kent (effectgebied). De wet- en regelgeving hieromtrent bepaald welke ruimtelijke mogelijkheden kunnen worden benut. De regelgeving geeft de gemeente twee afwegingskaders:
Het plaatsgebonden risico is een harde norm en wordt als contouren weergegeven.
Het gaat hierbij om een risico op een dodelijk slachtoffer binnen een bepaald gebied waarbij de kans op het incident is verdisconteerd. Afwijken van deze regel is niet mogelijk. De regelgeving bepaald wanneer kan worden afgeweken en onder welke omstandigheden. De gemeente heeft geen eigen beleidsvrijheid om af te wijken van de bepalingen.
Het groepsrisico is veel gecompliceerder.
Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek met een oriënterende waarde. De oriënterende waarde is geen harde norm. Het is een referentielijn die ervoor moet zorgen dat de gemeente een gemotiveerd besluit zal nemen over de veiligheidssituatie van een groep personen binnen een vastgesteld gebied (invloedsgebied). Dat wil zeggen dat de gemeente een afweging dient te maken waarom eventueel van de oriënterende waarde wordt afgeweken.
In sommige gevallen kent de wetgeving bepalingen die aangeven dat een verantwoording niet noodzakelijk is. Het handelt om bijvoorbeeld kleine projecten (realisatie van één woning). Hierop is de uitzonderingsgrond van toepassing (0,1 maal de oriënterende waarde). Deze uitzonderingsgrond wordt verder in de voorliggende beleidsnota besproken.
De gemeente moet bij een wijziging van het groepsrisico een verantwoording afleggen over het genomen besluit. Hierbij moet in ieder geval aandacht besteedt worden aan mogelijke alternatieven en risicoreducerende maatregelen.
Het landelijke beleid voor externe veiligheid is vastgelegd in verschillende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s):
Daarnaast gelden voor bepaalde inrichtingen (aanvullende) wettelijke kaders, zoals bijvoorbeeld:
In tabel 1 is een overzicht opgenomen van de meest voorkomende risicobronnen en het van toepassing zijnde landelijk beleidskaders.
Tabel 1: Overzicht risicobronnen en geldende beleidskaders
Bevi en circulaire effectafstanden LPG-tankstations 1 |
Tankstations zonder LPG-verkoop vallen niet onder de werking van het Bevi |
|
Circulaire externe veiligheid LNG-tankstations 2 |
||
2.4 Verantwoording groepsrisico
Een onderdeel bij het nemen van een (ruimtelijk) besluit is de verantwoording van het groepsrisico. Wat het groepsrisico inhoud wordt verderop in de voorliggende beleidsnota beschreven. Voor het vaststellen van ruimtelijke plannen met (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van een risicobron (transportas weg, spoorlijn, vaarwater, buisleiding of inrichting) is de verantwoording groepsrisico een wettelijke verplichte taak op basis van:
De inhoud van de verantwoording varieert per risicobron en beleidskader, maar vaste onderdelen die vrijwel altijd beschouwd moet worden zijn:
Voor de inhoud van de verantwoording is daarnaast ook bepalend of sprake is van een beperkte of volledige verantwoording. In artikel 8, lid 2 Bevt en artikel 12, lid 3 Bevb is vastgelegd wanneer sprake is van een beperkte verantwoording. Het Bevi biedt geen mogelijkheid voor een beperkte verantwoording.
Een van de onderdelen van de verantwoordingsplicht is de bestrijdbaarheid van een incident en de zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied. Voor deze onderdelen dient de Veiligheidsregio Zuid-Limburg om advies gevraagd te worden.
Wanneer is geen verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. In de voorliggende beleidsnota worden afstanden (invloedsgebied) genoemd.
In bepaalde gevallen is een standaard verantwoording van het groepsrisico afdoende. In de voorliggende beleidsnota is aangegeven bij welke afstand een standaard verantwoording voldoende is.
Toepassing van de standaardverantwoording is niet mogelijk. De inhoud van de maatwerkverantwoording is afhankelijk van de betreffende risicobron(nen).
Voor een maatwerk verantwoording (ruimtelijke plannen) kan een adviesverzoek worden aangevraagd bij de RUD Zuid-Limburg. Er is een stroomschema opgesteld om te bepalen of een advies noodzakelijk wordt geacht voor een ruimtelijke ontwikkeling. Het stroomschema is in bijlage E opgenomen.
2.5 Wat is nu het groepsrisico?
Het gaat over een groep personen die komt te overlijden ten gevolge van een incident met gevaarlijke stoffen. De officiële definitie van groepsrisico in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) luidt: "de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is". Het invloedsgebied is niet gelijk aan het hele effectgebied. Het invloedsgebied wordt afgebakend door de 1% letaliteitsgrens hetgeen (als vuistregel) overeenkomt met de 10-8 contour.
De aspecten die bij de verantwoording moeten worden uitgelegd en afgewogen staan beschreven in de verschillende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s). Daarbij moet een vergelijking worden gemaakt met een vastgestelde oriëntatiewaarde. De oriënterende waarde is een richtwaarde waar de gemeente zich zoveel mogelijk aan moet houden. De gemeente heeft zoals gezegd de bevoegdheid om goed onderbouwd hiervan af te wijken.
Het groepsrisico wordt weergeven in een fn-curve (grafiek 1).
Het aantal potentiële slachtoffers binnen het invloedgebied (N) wordt uitgezet tegen het risico op een ongewoon voorval (incident) met gevaarlijke stoffen (F).
Hieronder volgt een korte uitleg over de bovenstaande grafiek. In de grafiek is te zien hoe het risico per jaar (F) en het aantal slachtoffers (N) zich tot elkaar verhouden:
De stippellijn geeft de oriëntatiewaarde weer. De oriënterende waarde is dus geen harde norm, maar een richtwaarde waarmee rekening moet worden gehouden bij het nemen van een besluit (omgevingsvergunning of ruimtelijke procedure). Bij het nemen van een besluit dient er een verantwoording van het groeprisico plaats te vinden. Is de “veiligheidssituatie” aanvraadbaar voor de personen die zich in het invloedsgebied van een risicobron bevinden.
Links in de grafiek geldt dat de groepsrisicocurve hoog is vanwege weinig mensen met een hoog risico, naar rechts wordt de groepsrisicocurve steeds lager door veel mensen met een lager risico.
De grafiek is gecompliceerd vanwege de logaritmische schaalverdeling. Dat wil zeggen dat de oriënterende waarde een rechte lijn is omdat de getallen op de x- en y-as zijn omgerekend middels een logaritme. Vereenvoudigd gezegd is de afstand gelijk, de schaalverdeling is verschillend. Er is wiskundig sprake van een macht van 10.
Wiskundig betekent dat het getal 10 een 1 wordt (log 10 = 1 ofwel 101). Een toename van enkele personen binnen het invloedsgebied heeft dan ook geen signifikante invloed op het groepsrisico. De log van 1 (persoon) is namelijk 0. Een toename van 4 personen heeft nauwelijks invloed op het groepsrisico.
Bijvoorbeeld de logaritme van 14 is 1,15. Ofwel de toename van één gezinswoning leidt niet tot een significante toename van het grepsrisico.
Enkele voorbeelden (bron: infomil):
Herinrichting invloedsgebied : het verplaatsen van personen binnen het invloedsgebied kan ook gevolgen hebben voor het groepsrisico. Bijvoorbeeld als nieuwe appartementen die beoogd zijn binnen het invloedsgebied in de planfase worden verplaatst verder bij de risicobron vandaan. Dan zal de groepsrisico-curve lager beginnen, omdat er minder mensen zijn met een hoog risico. Wel zal de groepsrisicocurve dan verder naar rechts verschuiven, doordat een groter aantal personen aan weinig risico worden blootgesteld.
Uit de verschillende inventarisaties blijkt dat in vele gevallen wordt voldaan aan de uitzonderingsvoorwaarden op grond van de verschillende AMvB’s, waardoor een standaard verantwoording van het groepsrisico voor een ontwikkeling van een enkele woning voldoende wordt geacht. Het aantal personen binnen het invloedsgebied neemt met de realisatie van één woning niet significant toe.
In de voorliggende beleidsnota is per risicobron aangegeven wanneer een verantwoording noodzakelijk wordt geacht.
De voorliggende beleidsnota geeft het kader voor het bepalen of volstaan kan worden met een standaard verantwoording van het groepsrisico. Het beleid voorziet in teksten die opgenomen dienen te worden voor een standaard verantwoording groepsrisico.
Er liggen binnen de gemeentegrenzen geen zeer grote chemische bedrijven die leiden tot beperkingen voor de realisatie van ruimtelijke projecten. Voor de overige risicobronnen zijn de aandachtsgebieden dan wel het invloedsgebied meerdendeel beperkt.
Op basis van onderzoeken die binnen de gemeente zijn uitgevoerd blijkt dat de externe veiligheidssituatie voor wat betreft het plaatsgebonden- en oriënterende waarde nergens wordt overschreden, noch zijn er knelpunten.
2.6 Afweging Veiligheidsregio Zuid-Limburg
De wetgeving bepaalt dat bij ontwikkelingen binnen een vastgelegde afstand tot een risicobron of de oprichting, wijziging van een risicobron, de Veiligheidsregio Zuid- Limburg voor advies gevraagd moet worden.
Het advies van de Veiligheidsregio zal een toelichting geven op welke wijze de hulpdiensten zijn voorbereid op het incident, de hulpverlening die hierbij noodzakelijk wordt geacht en geeft maatregelen om het aantal slachtoffers te beperken. Hierbij spelen de omvang van een ramp en de mogelijkheid dat mensen in een plangebied zich zelf kunnen redden een belangrijke rol.
In het advies van de Veiligheidsregio kunnen naast de ruimtelijke beperkingen tevens maatrelen en voorzieningen worden voorgeschreven die kunnen worden getroffen om het aantal slachtoffers te beperken. Het voorschrijven van voorzieningen en maatregelen is bij ruimtelijke ontwikkeling niet afdwingbaar is, vanwege het ontbreken van een wettelijke instrumentarium.
De gemeente tracht de Veiligheidsregio in een vroeg stadium te informeren over ontwikkelingen binnen de gemeente.
Op 1 januari 2019 zal de Omgevingswet in werking treden. In deze beleidsnota is met een aantal uitgangspunten van de Omgevingswet met betrekking tot omgevingsveiligheid reeds rekening gehouden. Deze nota dient tevens als beleidskader voor het omgevingsplan dat in de toekomst door de gemeente wordt opgesteld. In het laatste hoofdstuk van deze visie is de systematiek van de Omgevingswet uitgewerkt.
Binnen de gemeente Eijsden-Margraten kunnen we de volgende risicobronnen onderscheiden:
In de voorliggende beleidsnota wordt per risicobron weergegeven met welke afwegingen rekening dient te worden gehouden.
Zoals reeds opgemerkt leiden incidenten met gevaarlijke stoffen tot effecten op de omgeving. Deze worden in de regel bepaald door een drietal scenario’s en/of een combinatie van onderstaande:
Afhankelijk van de omstandigheden, waarin het incident plaatsvindt leidt dit tot effecten voor de omgeving. Dat wordt het effectgebied genoemd. Binnen het effectgebied kunnen slachtoffers vallen.
3.2 Toekomstige ontwikkelingen Eijsden-Margraten
De gemeente Eijsden-Margraten heeft een Lokale woonvisie 2019-2025 vastgesteld. Deze woonvisie geeft een doorkijk in de bouwmogelijkheden voor de komende jaren. Er zijn de komende decenia geen grote woningbouwprojecten te verwachten. De verwachting is dat er nog enkele woningen worden toegevoegd en er enkele inbreidingslocaties worden ontwikkeld. Het uitvoeringsbeleid is dan ook grotendeels gebaseerd op kleine ruimtelijke ontwikkelingen.
Gelet op het voorgaande zal in de meeste gevallen deze kleine ruimtelijke ontwikkelingen geen signifikante bijdrage leveren voor wat betreft het groepsrisico. In specifieke situaties blijft maatwerk noodzakelijk.
4. Risicobron I: Transport over de weg
In de gemeente Eijsden-Margraten vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over verschillende transportassen:
Voor wat betreft de “externe veiligheid” zijn niet alle wegen relevant. Over de derde groep, de overige wegen vinden zodanig weinig transport met gevaarlijke stoffen plaats dat deze niet relevant zijn in het kader van externe veiligheid.
De Rijksweg A2 is opgenomen in het Basisnet en is opgedeeld in verschillende wegvakken. Voor gemeente Eijsden-Margraten zijn de wegvakken L48 (knooppunt Europaplein – afrit 58 (Eijsden)) en L92 (afrit 58 (Eijsden) – Grens België) relevant.
In het Basisnet is opgenomen dat voor de Rijksweg A2 ter hoogte van de gemeente Eijsden-Margraten geen PR 10-6 bestaat.
Er is sprake van een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter (gemeten vanaf de buitenste kantstrepen van de weg). Binnen deze afstand gelden verplichtingen ten aanzien van het toepassen van voorgeschreven voorzieningen op basis van het Bouwbesluit.
Tabel 2: Wegvakken Basisnet A2 nabij gemeente Eijsden-Margraten
Uit de telgegevens van Rijkswaterstaat blijkt dat over het wegvak L48 en L92 transporten met LF1, LF2, LT1, LT2, GF2, GF3, GT3 en GT4 plaatsvinden. Het transport van een stof die is ingedeeld in de klasse GT4 (toxisch gas) heeft hierbij de grootste 1% letaliteitsafstand (invloedsgebied), meer dan 4.000 meter.
LF1 is een brandbare vloeistof
LF2 is een licht ontvlambare vloeistof
De N278 is een provinciale weg, die Maastricht via Cadier en Keer en Margraten met Aken verbindt. Over deze weg vindt op kleine schaal transport van gevaarlijke stoffen plaats. Deze weg maakt geen deel uit van het Basisnet.
Er heeft in het verleden een proviciaal onderzoek plaatsgevonden naar de externe veiligheidssituatie van de provinciale wegen binnen de provincie Limburg. Op 21 september 2010 is een rapport uitgebracht waarin deze externe veiligheidssituatie voor de provinciale wegen binnen Limburg is beschreven (“Externe veiligheid provinciale wegen”, kenmerk D01011.000093). In het rapport zijn de risicorelevante provinciale wegen nader onderzocht. Uit het rapport blijkt dat de provinciale wegen binnen het grondgebied Eijsden-Margraten geen plaatsgebonden risico kennen.
Uit het onderzoek blijkt dat het groepsrisico voor de risicorelevante wegen binnen Limburg, op enkele uitzonderingen na (noord-Limburg), niet meer dan 0,1 maal van de oriënterende waarde bedraagt.
Als onderbouwing voor het uitvoeringsbeleid is door de RUD Zuid-Limburg een onderzoek gedaan naar de externe veiligheidsrisico van het transport van gevaarlijke stoffen over de N278.
Middels het voorgeschreven rekenpakket RBM II zijn de omgevingsveiligheidsrisico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N278 berekend. Berekeningen zijn uitgevoerd voor de huidige en de toekomstige situatie.
Uit onderzoek naar de externe veiligheidsrisico’s over de N278 in het kader van het Uitvoeringsbeleid externe veiligheid Eijsden-Margraten volgt dat:
In de bijlage E (pagina 60) van het uitvoeringsbeleid is de conclusie van het onderzoek naar de externe veiligheidsrisico’s van de N278 opgenomen.
4.3 Overige wegen (transportroutes, niet relevant)
Ter bevoorrading van inrichtingen die gevaarlijke stoffen opslaan en bewerken, worden lokale wegen gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Gelet op het zeer beperkt aantal transporten met gevaarlijke stoffen zijn deze wegen in het kader van externe veiligheid niet relevant en hoeven bij een ruimtelijk ontwikkeling niet te worden meegenomen.
Voor wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen over de weg geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de bijbehorende Regeling Basisnet. Het Bevt schrijft voor welke externe veiligheidsrisico’s gelden voor transportroutes en de omgeving. Hierin worden de normen genoemd die de gemeente in acht dient te nemen. In het Besluit wordt ingegaan op het plaatsgebonden risico (10-6 contour), het groepsrisico (grafiek 1 met de oriënterende waarde, pag. 8) en de verplichting tot de verantwoordingsplicht. In de bijbehorende Regeling Basisnet staan de risicoplafonds langs de relevante transportroutes, de hoogte van deze risico’s en welke regels moeten worden gevolgt bij (ruimtelijke) ontwikkelingen.
Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over weg gegarandeerd. Het Basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen). In de Regeling Basisnet staat een tabel met afstanden voor plaatsgebonden risico die gelden voor transportroutes van het Basisnet. Deze afstanden gelden per trajectdeel. Ook is per trajectdeel aangegeven of er sprake is van een plasbrandaandachtsgebied. De zone van het plasbrandaandachtsgebied is berekend vanaf de buitenste kantstreep.
Indien dit groepsrisico als gevolg van het toelaten van een nieuwe bestemming hoger is dan 0,1 maal de oriënterende waarde of met meer dan 10% toeneemt, is de gemeente verplicht een verantwoording van het groepsrisico op te stellen. Ofwel indien het groepsrisico lager is dan 0,1 maal de oriënterende waarde of minder dan 10% toeneemt ofwel de uitbreiding met één enkele woning (de oriënterende waarde mag niet worden overschreden) dan is een standaard verantwoording afdoende.
Hierop geldt de uitzondering als het groepsrisico niet meer dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde bedraagt óf met niet meer dan 10% toeneemt én de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Gelet op het feit dat voor de provinciale weg het groepsrisico kleiner is dan 0,1 van de oriënterende waarde is een standaard verantwoording afdoende.
4.5 Systematiek op hoofdlijnen Besluit externe veiligheid transport
Binnen de gemeentengrenzen zijn er geen grote woningbouwprojecten te verwachten direct langs de hoofdinfrastructuur (Rijksweg A2) of de provinciale wegen. De meeste ontwikkelingen in de directe omgeving van de wegen zullen inbreidingslocaties of de woningbouw van een enkele woning betreffen.
4.6 Uitgevoerde onderzoeken transport weg
In verband met het vaststellen van een aantal bestemmingsplannen binnen het grondgebied hebben onderzoeken plaatsgevonden naar de externe veiligheidssituatie. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan “ALDI/Hotel Gronsveld” in 11-09-2012 is het groepsrisico voor de Rijksweg A2 ter plaatse van het plangebied vastgesteld op minder dan 0,1 van de oriënterende waarde (0,035 x oriënterende waarde). Onder bijlage A is de paragraaf over het groepsrisico uit de toelichting op het bestemmingsplan toegevoegd.
Uit het bestemmingsplannen “Gronsveld en Rijckholt” (vastgesteld 13-07-2010), “Eijsden” (vastgesteld 23-04-2013) en “Oost-Maarland” (vastgesteld 13-07-2010) blijkt dat het groepsrisico lager dan 0,1 van de oriënterende waarde is. Onder bijlage B zijn de paragrafen over het groepsrisico uit de verschillende toelichtingen op de bestemmingsplannen toegevoegd.
Op 26-6-2007 is het bestemmingsplan Poelveld vastgesteld. Uit de toelichting blijkt te zijn dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 van de oriënterende waarde. Onder bijlage C is de paragraaf over het groepsrisico uit de toelichting op het bestemmingsplan toegevoegd.
4.7 Gevolgen ruimtelijke ontwikkelingen (weg)
Uit de verschillende toelichtingen op de bestemingsplannen binnen de gemeente blijkt dat het groepsrisico langs de wegen (beduidend) lager is dan 0,1 van de oriënterende waarde.
Volgens artikel 8 lid 3 Bevt bevat de toelichting bij het besluit de onderbouwing dat de realisatie van een enkele woning geen significante invloed heeft op de hoogte groepsrisico (zie paragraaf: Wat is nu het groepsrisico).
Meerdere (Beperkt) kwetsbare objecten
Indien er meerdere (zeer) kwestbare objecten of verblijfsruimten voor meerdere personen (o.a. bedrijfspand waar meerdere werknemers aanwezig kunnen zijn zoals een kantoor, winkels, hotels) worden gebouwd binnen 200 meter van de weg A2 of N278 is het mogelijk dat het groepsrisico met meer dan 10% van de oriënterende waarde toeneemt.
Bij een toename van meer dan 10% van het groepsrisico is een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico verplicht. De Veiligheidsregio Zuid-Limburg wordt in de gelegenheid te worden gesteld een advies uit te brengen naar aanleiding van de ruimtelijke ontwikkeling.
Indien een initiatiefnemer, een ruimtelijk ontwikkeling wil realiseren kan hiervoor een aanvraag dan wel ruimtelijke onderbouwing worden ingediend bij het bevoegd gezag. De plantoetser zoekt de planlocatie op in de kaartviewer van de gemeente. Wanneer de ligging van de planlocatie bekend is, vinkt de plantoetser de optie weg aan. Daarnaast wordt de optie quickscan aangevinkt. Hierbij wordt de 200 meter zone van de weg geprojecteerd op de kaart. Het aandachtsgebied wordt blauwgearceerd weergegeven. Indien het plan binnen de 200 meter is gelegen dient een maatwerkverantwoording te worden opgesteld. De uitzondering hierop is de realisatie van een enkele woning. Vervolgens meet de plantoetser de afstand van de planlocatie tot de risicobron. Indien deze afstand binnen het invloedsgebied valt, maar buiten de 200 meter is gelegen kan volstaan worden met een standaard verantwoording van het groepsrisico.
Let op: denk aan het plasbrandaandachtsgebied van 30 meter. Deze staat niet op de kaart en moet zelf worden opgemeten!
4.10 Standaard verantwoording ontwikkelingen, gelegen tussen 1500 meter en 200 meter van de weg, binnen invloedsgebied (toxische wolk)
(Opgemerkt wordt ten aanzien van de afstand geanticipeerd wordt op de Omgevingswet. De feitelijke afstand onder de huidige regelgeving bedraagt namelijk 4000 meter)
4.11 Standaard verantwoording weg binnen 200 meter
(<0,1 Oriënterende waarde en <10 % toename)
Het plangebied, de geprojecteerde ontwikkeling bevindt zich op x aantal meter van de (N 278 / A2). Deze ruimtelijke ontwikkeling valt buiten de contour voor het plaatsgebonden risico.
5. Risicobron II: Transport per spoorlijn
5.1 Spoorlijn Maastricht – Visé (B)
De spoorlijn Maastricht – Visé (B) is opgenomen in het Basisnet en is opgedeeld in verschillende trajectnummers.
Voor gemeente Eijsden-Margraten zijn de trajectnummers P, Q en R van belang. In het Basisnet is opgenomen dat voor de spoorlijn ter hoogte van de gemeente Eijsden-Margraten geen PR 10-6 geldt. Uit het document ‘Basisnet Spoor’ d.d. 20-9-2011 van de werkgroep Basisnet spoor blijkt dat geen Plasbrandaandachtsgebied (PAG) geldt voor de spoorlijn Maastricht- Visé.
Tabel 3: Trajectnummers Basisnet route 100, Lutterade-Visé (B) nabij gemeente Eijsden-Margraten
Over het spoor binnen de gemeente vindt het transport plaats van de volgende stoffen:
Informatie: Basisnet en monitoringsrapportages.
Het invloedsgebied wordt bepaald door de 1% letaliteitsgrens. Dit is de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden in het geval van een ramp. Voor het spoor Maasricht – Visé is het invloedsgebied bepaald door het transport van de toxische gassen, en is het invloedsgebied 995 meter.
Voor wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de bijbehorende Regeling Basisnet spoor.
Het Bevt schrijft voor welke externe veiligheidsrisico’s gelden voor transportroutes en de omgeving. Hierin worden de normen genoemd die de gemeente in acht dient te nemen. In het Besluit wordt ingegaan op het plaatsgebonden risico (10-6 contour), het groepsrisico (grafiek 1 met de oriënterende waarde) en de verplichting tot de verantwoordingsplicht.
In de bijbehorende Regeling Basisnet spoor staan de risicoplafonds langs de relevante transportroutes, de hoogte van deze risico’s en welke regels moeten worden gevolgt bij (ruimtelijke) ontwikkelingen.
In de Regeling Basisnet spoor wordt per spoorlijn een ‘risicoplafond’ vastgelegd. De vervoerstromen en de bijbehorende aannamen over treinsamenstellingen, zijn de waarden die tezamen de risicoplafonds en dus ook de vervoersruimte in het Basisnet spoor bepaald. Volgens de tabel afstanden en vervoerscijfers Basisnet spoor is er sprake van een “warme BLEVE vrij” transport, waardoor de kans op het scenario BLEVE wordt uitgesloten en dus het risico kleiner wordt. Er geldt dan ook geen plaatsgebonden risicocontour voor dit gedeelte van het spoor.
5.4 Onderzoeken naar transport over spoor binnen gemeente
Op basis van het Basisnet spoor blijkt dat het groepsrisico voor het spoor Maastricht-Visé kleiner is dan 0,3 x de oriënterende waarde. Hieruit volgt dat de oriënterende waarde niet wordt overschreden.
Bij het vaststellen van het bestemmingsplan “Eijsden” (vastgesteld d.d. 23-04-2013) is berekend dat het groepsrisico 0,138 x oriënterende waarde bedraagd.
5.5 Gevolgen ruimtelijke ontwikkelingen (spoor)
Het groepsrisico langs het spoor binnen het grondgebied van Eijsden-Margraten is volgens Basisnet spoor 0,3 maal de oriënterende waarde. Voor wat betreft de kern Eijsden bedraagt het groepsrisico 0,138 maal de oriënterende waarde.
Binnen de kern Eijsden zijn er geen grootschalige woningbouwpojecten te verwachten. Er is sprake van een beheerste situatie. Mogelijk vinden in de toekomst ontwikkelingen plaats van een inbreidingslocatie of de ontwikkeling van één enkele woning. De ontwikkeling van een enkele woning heeft geen signifikante invloed op het groepsrisico (zie paragraaf: Wat is nu het groepsrisico, pagina 6).
Dat heeft tot gevolg dat de uitzonderingsregel van het Bevt (artikel 8 lid 2) geldt. Een standaard verantwoording van het groepsrisico is voldoende bij de realisatie van een enkele woning langs het spoor. Volgens artikel 8 lid 3 Bevt bevat de toelichting bij het besluit de onderbouwing dat de realisatie van een enkele woning geen significante invloed heeft op de hoogte groepsrisico (zie paragraaf: Wat is nu het groepsrisico).
(Beperkt) kwetsbare objecten of locaties
Indien er meerdere woningen of verblijfruimten voor personen (oa bedrijfspand waar meerdere werknemers aanwezig zijn zoals een kantoor, winkels, hotels, verzorgingstehuizen) worden ontwikkeld binnen 200 meter van de spoor is het mogelijk dat het groepsrisico met meer dan 10% van de orienterende waarde toeneemt.
De initiatiefnemer zal middels berekening moeten aantonen of er sprake is van een toename van meer dan 10 % van het groepsrisico (oriënterende waarde). |
Daarnaast is bij een toename een verantwoording van het groepsrisico verplicht. De Veiligheidsregio Zuid-Limburg dient in een dergelijke situatie in de gelegenheid worden gesteld een advies uit te brengen.
Indien een initiatiefnemer, een ruimtelijk ontwikkeling wil realiseren, kan hiervoor een aanvraag dan wel ruimtelijke onderbouwing worden ingediend. De plantoetser zoekt de planlocatie van de ruimtelijke ontwikkeling op in de kaartviewer van de gemeente. Indien de planlocatie is vastgesteld, vinkt de plantoetser de optie spoorlijn aan. Daarnaast wordt de optie quickscan geactiveerd. Hierbij wordt de 200 meter zone van de spoorlijn geprojecteerd op de kaart. Het aandachtsgebied wordt blauwgearceerd weergegeven. Indien het plan binnen de 200 meter is gelegen dient een maatwerkverantwoording te worden opgesteld. De uitzondering hierop is de realisatie van een enkele woning. Vervolgens meet de plantoetser de afstand van de planlocatie tot de risicobron. Indien deze afstand binnen het invloedsgebied valt, maar buiten de 200 meter is gelegen kan volstaan worden met een standaard verantwoording van het groepsrisico.
5.7 Opnemen bij een afstand van 200 meter tot 1500 meter tot het spoor (toxische wolk)
5.8 Standaard verantwoording spoor
Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevindt zich op x aantal meter van de spoorlijn Maastricht-Visé. Deze ruimtelijke ontwikkeling valt buiten de contour voor het plaatsgebonden risico.
Vanwege het transport met gevaarlijke stoffen over het spoor wordt gekeken naar maatgevende scenario’s die effect hebben op de omgeving.
Opnemen binnen een afstand van 200 meter tot het spoor
6. Risicobron III: Transport over vaarwateren
De Maas maakt onderdeel uit van de Maascorridor, waarover structureel transporten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Uit de Regeling basisnet, blijkt dat de Maas is gecategoriseerd als vaarroute met een CEMT(bevaarbaarheids)-klasse 5. De vaarweg heeft geen PR 10-6 contour die buiten de oever ligt.
Ter hoogte van Eijsden gaat de scheepvaart over het westelijk gelegen Albertkanaal, op Belgisch grondgebied. Het Albertkanaal is gecategoriseerd als vaarroute CEMT (bevaarbaarheids)-klasse 6.
Voor een vaarweg CEMT-klasse 6 geldt conform de Handleiding risicoanalyse transport dat de
PR 10-6 contour niet buiten de oever zal liggen. Conform deze handleiding geldt de drempelwaarde van 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico alleen wordt overschreden indien er sprake is van hoge vervoersaantallen en extreem hoge populatiedichtheden. Dit is in de directe omgeving van het Albertkanaal ter hoogte Eijsden niet het geval.
Tabel 4: Maascorridor nabij gemeente Eijsden-Margraten
Bovenstaande getallen zijn het aantal transportbewegingen
LF1 is een brandbare vloeistof
6.2 Onderzoek naar de vaarwatergangen binnen de gemeente
Uit Basisnet, blijkt dat de Maas is gecategoriseerd als zwarte route (belangrijke binnenvaartroute). De vaarweg heeft geen PR 10-6 contour die buiten de oever ligt. De Maas door Eijsden is echter niet aangewezen en heeft daarom ook geen invloedsgebied. De scheepvaart gaat ter hoogte van Eijsden over het westelijker gelegen Albertkanaal. Het Albertkanaal is gelegen op circa 1 kilometer vanaf de bebouwing in Eijsden. Het invloedsgebied van het Albertkanaal reikt tot het grondgebied van Eijsden. Op circa 750 meter ligt het recreatiegebied Fun Valley. De bebouwing van het kerkdorp Eijsden is gelegen op circa 900 meter van het kanaal.
Bij het water is het plaatsgebonden risico overal 0 meter vanaf de in artikel 5 Bevt genoemde begrenzingslijnen. Deze begrenzingslijnen vloeien voor de verschillende vaarwegen in elkaar over en zijn in leggers aangegeven. Een legger bestaat onder meer uit verschillende kaarten, waarop de ligging van waterstaatswerken en daaraan grenzende beschermingszones zijn aangegeven. Rijkswaterstaat stelt de legger voor de wateren in beheer bij het Rijk vast.
De stofcategorie die het meest bepalend is voor het invloedsgebied is een toxisch gas (GT3, bijvoorbeeld ammoniak). De grens van het invloedsgebied ligt op 1070 meter van de vaarroute.
Voor wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied (1070 meter) kan volstaan worden met een standaard verantwoording van het groepsrisico.
Een groepsrisicoberekening is niet relevant vanwege de lage bevolkingsdichtheid in Eijsden.
Voor wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen over het water geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling Basisnet.
Het Bevt schrijft voor welke externe veiligheidsrisico’s gelden voor transportroutes en de omgeving. In het Besluit wordt ingegaan op het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en de verantwoordingsplicht. In de bijbehorende Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs de transportroutes, hoe hoog deze zijn en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkelingen.
Systematiek Besluit externe veiligheid transport op hoofdlijnen
6.4 Gevolgen ruimtelijke ontwikkelingen (vaarwater)
In de regel is een groepsrisicoberekening ten aanzien van een dergelijke risicobron slechts relevant wanneer de bevolkingsdichtheid in de omgeving van de risicobron hoger is dan 2.250 personen per ha. (enkelzijdig) of 1.500 personen per ha. (dubbelzijdig). Een gemiddelde drukke stadswijk kent een personendichtheid van circa 120 personen per ha.
Hieruit kan worden afgeleid dat het aantal personen per ha. in het plangebied het aantal van 2.250 niet zal benaderen.
Het groepsrisico zal de oriëntatiewaarde derhalve niet overschrijden. Het groepsrisico ligt ver beneden de 0,1 van de oriënterende waarde.
Gelet op het voorgaande vormt het transport over water in het kader van externe veiligheid transport over het water geen belemmeringen voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Eijsden-Margraten.
De plantoetser zoekt de planlocatie van de ruimtelijke ontwikkeling op in de kaartviewer van de gemeente. Indien de planlocatie is vastgesteld, vinkt de plantoetser de optie vaarwater aan. Daarnaast wordt de optie quickscan geactiveerd. Hierbij wordt de 200 meter zone van het vaarwater geprojecteerd op de kaart. Het aandachtsgebied wordt blauwgearceerd weergegeven. Een plan binnen de twee honderd meter is niet mogelijk.
De uitzondering hierop is de realisatie van een enkele woning. Vervolgens meet de plantoetser de afstand van de planlocatie tot de risicobron. Indien deze afstand binnen het invloedsgebied valt, maar buiten de 200 meter is gelegen kan volstaan worden met een standaard verantwoording van het groepsrisico.
Vervolgens wordt de hierboven beschreven toetsing uitgevoerd en vervolgstappen uitgeoefend.
6.6 Standaard verantwoording binnen 1070 meter
7. Risicobron IV: Transport buisleidingen
7.1 Wettelijk kader transport buisleidingen
Binnen het grondgebied van de gemeente Eijsden-Margraten lopen een aantal buisleidingen. Door de buisleidingen vindt het transport van gevaarlijke stoffen zoals aardgas en brandbare vloeistoffen, plaats. Buisleidingen die gebruikt worden voor het transport van gevaalijke stoffen zijn relevant in het kader van de externe veiligheid. Bij incidenten kan het leiden tot slachtoffers. Om een vastgesteld veiligheidsniveau vast te leggen is er regelgeving voor wat betreft de externe veiligheidssituatie rondom buisleidingen.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten.
In de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn de volgende zaken opgenomen:
7.2 Systematiek Besluit externe veiligheid buisleidingen op hoofdlijnen
Wanneer het groepsrisico lager is dan 0,1 van de oriëntatiewaarde, de toename van personen minder is dan 10% of buiten de 1% letaliteitsgrens valt, kan volstaan worden met een standaard verantwoording.
7.3 Buisleidingen binnen Eijsden-Margraten
Door de gemeente Eijsden-Margraten lopen meerdere hogedrukaardgastransportleidingen. De omvang van het invloedsgebied verschilt per leiding(deel). Dit is onder meer afhankelijk van de druk in de leiding en de diameter van de leiding. Verder loopt er een defensieleiding binnen het grondgebied.
7.4 Onderzoeken buisleidingen binnen gemeente
Er zijn een aantal onderzoeken uitgevoerd naar de externe veiligheidssituatie binnen de gemeentegrenzen. De resultaten van de onderzoeken en de daarbij behorende contouren of gegevens zijn hieronder weergegeven. Deze kunnen worden toegepast voor ontwikkelingen in de omgeving van een buisleiding.
In onderstaande overzicht is aangegeven welke verschillende leidingen binnen de gemeente aanwezig zijn.
Luchtfoto 2: overzicht met o.a. de buisleidingen
Voor alle hogedrukaardgastransportleidingen geldt een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijde van de leiding waar geen objecten zijn toegestaan. Deze strook is conform het Bevb opgenomen in de bestemmingsplannen.
Er zijn geen knelpunten ten aanzien van het plaatsgebonden risico ten gevolge van het transport van aardgas door de gasleidingen.
In het kader van het vaststellen van mogelijke groepsrisicoaandachtspunten nabij de gasleidingen heeft Gasunie in 2012 met behulp van bevolkingsinformatie een onderzoek uitgevoerd. De conclusie is dat op basis van het populatiebestand, lijst van evenementen en ruimtelijke plannen in voorbereiding, er geen groepsrisico aandachtspunten in de gemeente zijn.
(zie bijlage D, Oplossen voormalige knelpunten Gasunie).
Bovendien blijkt uit de informatie van de Gasunie dat bouwprojecten met minder dan 10 woningen geen gevolg zullen hebben op de hoogte van het groepsrisico.
Vloeistofleiding (DPO-leiding)
Door de gemeente loopt ook een vloeistofleiding van defensie. De Defensie Pijpleiding Organisatie pijpleiding (defensiepijpleiding, DPO-leiding) valt ook onder het Bevb. Uit de informatie van defensie blijkt dat het gaat om een 10 inch vloeistofleiding, waardoor brandbare vloeistoffen getransporteerd worden. Hoofdzakelijk wordt kerosine door de buisleiding getransporteerd. Incidenteel vindt het transport van gasolie door de leiding plaats.
Het betreft de volgende twee leidingen:
De plaatsgebondenrisicocontour ligt op de leiding.
In de brief van 19-8-2011 van het Ministerie van Defensie (kenmerk corsa 2011024820, ingekomen 22-8-2011) is aangegeven dat er geen knelpunten binnen de gemeente zijn ten aanzien van het groepsrisico. (zie bijlage D, DPO Leiding)
De leiding heeft een belemmeringenstrook van 5 meter, binnen deze strook mag niet gebouwd worden. In het verleden gold voor deze strook een afstand van 3 tot 4 meter. Deze strook moest worden vrijgehouden aan weerszijden van de buisleiding voor onderhoudswerkzaamheden.
7.5 Gevolgen ruimtelijke ontwikkelingen (buisleidingen)
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt toegelaten, wordt tevens het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding verantwoord.
Binnen de gemeente zijn er geen grootschalige woningbouwpojecten te verwachten. Er is sprake van een beheerste situatie. Mogelijk vinden in de toekomst ontwikkelingen plaats van een inbreidingslocatie of de ontwikkeling van één enkele woning. De ontwikkeling van een enkele woning heeft geen signifikante invloed op het groepsrisico (zie paragraaf: Wat is nu het groepsrisico, pagina 6).
Volstaan kan worden met een standaard verantwoording van het groepsrisico bij de realisatie van een enkele woning buiten de 100%-letaliteitsgrens een aardgasleiding. Deze 100% letaliteitsgrens is geprojecteerd op de kaartviewer van de gemeente.
Binnen de gemeente zijn er geen grootschalige woningbouwpojecten te verwachten. Er is sprake van een beheerste situatie. Mogelijk vinden in de toekomst ontwikkelingen plaats van een inbreidingslocatie of de ontwikkeling van één enkele woning. De ontwikkeling van een enkele woning heeft geen signifikante invloed op het groepsrisico (zie paragraaf: Wat is nu het groepsrisico).
Volstaan kan worden met een standaard verantwoording van het groepsrisico bij de realisatie van een enkele woning buiten de 100%-letaliteitsgrens een aardgasleiding.
Meerdere (Beperkt) kwetsbare objecten
Indien er meerdere (zeer) kwestbare objecten of verblijfsruimten voor meerdere personen (o.a. bedrijfspand waar meerdere werknemers aanwezig kunnen zijn zoals een kantoor, winkels, hotels) worden gebouwd buiten de 100%-letaliteitsgrens een aardgasleiding is het mogelijk dat het groepsrisico met meer dan 10% van de oriënterende waarde toeneemt.
Bij een toename van meer dan 10% van het groepsrisico is een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico verplicht. De Veiligheidsregio Zuid-Limburg wordt in de gelegenheid te worden gesteld een advies uit te brengen naar aanleiding van de ruimtelijke ontwikkeling.
Indien een initiatiefnemer een ruimtelijk ontwikkeling wil realiseren, kan hiervoor een aanvraag dan wel een ruimtelijke onderbouwing worden ingediend. De toetser van de ruimtelijke ontwikkeling zoekt de planlocatie van de ruimtelijke ontwikkeling op in de kaartviewer van de gemeente. Hiervoor vinkt de toetser de optie buisleiding aan. Daarnaast wordt de optie quickscan aangevinkt. Hierbij wordt de contour van 1% letaliteit en 100% letaliteit van de buisleiding geprojecteerd op de kaart.
Vervolgens wordt de hierboven beschreven toetsing uitgevoerd en vervolgstappen geïnitieerd.
7.8 Standaard verantwoording buisleidingen
8. Risocbron V: Risicovolle inrichtingen
8.1 Wettelijk kader inrichtingen
Binnen de gemeente Eijsden-Margraten liggen inrichtingen met gevaarlijke stoffen die bij incidenten kunnen leiden tot effecten voor de omgeving met als gevolg (dodelijke) slachtoffers.
Sinds 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht. Het Bevi verplicht de gemeente afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Het Bevi beperkt ook het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf (groepsrisico).
De gemeente moet de normen uit het Bevi toepassen bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen. De Veiligheidsregio adviseert over de bestrijding en beperking van een ramp.
De normen zijn zoals reeds vermeld gebaseerd op een kansbenadering. Daarmee wordt bedoeld de kans om te overlijden als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Gezondheidsschade, de kans op verwonding of materiële schade worden niet meegenomen bij de besluitvorming.
Naast het Bevi geldt de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). In de Revi zijn de afstanden afstanden opgenomen die gelden tussen Bevi-inrichtingen en (beperkt) kwetsbare objecten. Deze afstanden zijn afgeleid van de grens- en richtwaarden uit het Bevi (respectievelijk de contouren voor het plaatsgebonden risico 10-5 en 10-6).
8.3 Inrichtingen binnen de gemeente Eijsden-Margraten
Binnen het grondgebied liggen een aantal bedrijven waar handelingen met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. De onderstaande inrichtingen zijn als risicorelevant aangewezen op basis van de regelgeving (Bevi). Het bedrijf EverZinc Nederland B.V. is aangemerkt als een bedrijf dat onder de werkingssfeer van het Besluit risico zware ongevallen 2015 valt.
Naast de Bevi-inrichtingen liggen binnen het grondgebied nog enkele risicovolle inrichtingen die niet onder het Bevi vallen, maar waar wel aandacht is voor effecten die tot buiten de inrichtingsgrens kunnen reiken.
Onderstaande tabel geeft de risicovolle inrichtingen (Bevi niet van toepassing) weer.
Groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen, Bedrijventerrein Gronsveld |
|
Opslag van vuurwerk (alleen opslag gedurende de wettelijke verkoopdagen) |
|
Bij ontwikkelingen in de directe nabijheid van een van deze objecten zal bij de besluitvorming rekening worden gehouden met afstandeisen op basis van de wettelijke bepalingen van onder andere het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit.
Binnen de gemeente Eijsden-Margraten is sprake van een groot aantal propaanopslagtanks. Dit betreft veelal kleinere hoeveelheden die niet onder het Bevi vallen. Op deze tanks is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing.
De propaantanks zijn weergegeven op de kaartviewer van de gemeente. Voor de visualisatie van de verschillende inrichtingen moet de optie inrichtingen worden aangevinkt.
Er gelden vanuit het Activiteitenbesluit milieubeheer afstandseisen tot (beperkt) kwetsbare objecten. Voldaan moet worden aan deze afstandseis als opgenomen in het Activiteitenbesluit. Bij ontwikkelingen in de omgeving van een propaantank dienen de afstandseisen van het Activiteitenbesluit in acht te worden genomen. Er zijn geen knelpunten ten aanzien van de opslag van propaan in bovengrondse tanks. Onderstaande lijst geeft de propaantanks met een inhoud van 3 m3 en meer, weer.
8.4 Onderzoeken naar risicovolle bedrijven binnen gemeente
De vaste afstanden voor LPG-tankstations zoals deze zijn vastgelegd in het Revi zijn een aantal keren aangepast. De veiligheidsafstanden in de “Revi” zijn voor alle LPG-tankstations verkleind door het totaalpakket aan maatregelen. Het totaalpakket aan maatregelen bestaat uit:
Gelet op de aanpassingen van de afstanden in de Revi kan het bestemmingsplan ter hoogte van het LPG tankstation Brandwegske worden geactualiseerd. Let wel: voor wat betreft het groepsrisico dient de toelichting van een bestemmingsplan voor de locatie te worden voorzien van een verantwoording van het groepsrisico.
Binnen de gemeente Eijsden-Margraten is voor wat betreft de inrichtingen geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
8.5 Gevolgen ruimtelijke ontwikkelingen
De oprichting van een enkele woning buiten het invloedsgebied van een Bevi-inrichting heeft geen signifikante invloed op het groepsrisico (zie paragraaf: Wat is nu het groepsrisico, pagina 6).
In een dergelijk geval is een standaard verantwoording van het groepsrisico voldoende. Er hoeft dan geen extra aandacht te worden besteed aan het aspect externe veiligheid.
Indien er meerdere woningen of verblijfruimten voor personen (oa bedrijfspand waar meerdere werknemers aanwezig zijn zoals een kantoor, winkels, hotels, verzorgingstehuizen) worden ontwikkeld binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting is het mogelijk dat het groepsrisico met meer dan 10% van de orienterende waarde toeneemt.
De initiatiefnemer zal middels berekening moeten aantonen of er sprake is van een toename van meer dan 10 % van het groepsrisico. |
Daarnaast is bij een toename van meer dan 10% van de oriënterende waarde, een verantwoording van het groepsrisico verplicht. De Veiligheidsregio Zuid- Limburg dient in een dergelijke situatie in de gelegenheid worden gesteld een advies uit te brengen naar aanleiding van de ontwikkeling.
Indien een initiatiefnemer een ruimtelijk ontwikkeling wil realiseren, kan hiervoor een aanvraag dan wel een ruimtelijke onderbouwing indienen. De toetser van het plan zoekt de planlocatie van de ruimtelijke ontwikkeling op in de kaartviewer van de gemeente. Hiervoor vinkt de toetser de optie inrichtingen aan. Daarnaast wordt de optie quickscan aangevinkt. Hierbij wordt de contour van het plaatsgebonden risico 10-6 en de contour van gebied voor het groepsrisico weergegeven. Op de kaartviewer wordt een gearceerd gebied weergegeven. Indien een ruimtelijke ontwikkeling binnen deze arcering valt moet er een verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden.
8.8 Standaard verantwoording risicovolle inrichtingen
9. Risicobron VI: Risicovolle activiteiten buiten de gemeentegrenzen
Buiten het grondgebied van de gemeente Eijsden-Margraten liggen risicobronnen die bij incidenten effect kunnen hebben op inwoners binnen de gemeente Eijsden-Margraten. De effecten van incidenten met gevaarlijke stoffen laten zich niet beperken door gemeentegrenzen en landsgrenzen.
Met betrekking tot de landsgrenzen zijn in Europees verband afspraken gemaakt ten aanzien van industriële ongevallen. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Verdrag van Helsinki. Eén van de afspraken is dat overheden elkaar informeren bij een vergunningaanvraag van een Brzo-bedrijf (Besluit risico zware ongevallen 2015) dat binnen 15 km van de grens is gelegen.
Voor het transport van gevaarlijke stoffen (per buis, spoor, water of over de weg) bestaat geen verdrag tot wederzijds informeren.
Onderstaand zijn een aantal risicobronnen in beeld gebracht die zijn gelegen buiten de gemeente, maar die bij calamiteiten mogelijke effecten c.q. gevolgen kunnen hebben voor de inwoners van de gemeente Eijsden-Margraten.
Op een afstand van minder dan 40 km tot de gemeentegrens Eijsden-Margraten ligt de kerncentrale Tihange.
De kerncentrale bestaat uit drie reactoren. Ingevolge de Belgische Wet op de kernuitstap mogen de reactoren maximaal 40 jaar worden uitgebaat. Op basis hiervan zou Tihange op 1 oktober 2015 buiten gebruik worden genomen. In 2012 heeft de regering besloten om de exploitatieduur van Tihange te verlengen met 10 jaren tot 2025.
Er zijn op Rijksniveau maatregelzones opgesteld. Het blijkt dat er geen verdere maatregelen behoeven te worden genomen bij incidenten bij de kerncentrale in Tihange. Vooruitlopend op mogelijke aanpassing van dit Rijksbeleid heeft de Veiligheidsregio Zuid-Limburg maatregelen in gang gezet. Een van de maatregelen is de jodiumprofylaxe.
Jodiumprofylaxe is het preventief slikken van jodium(tabletten) om de opslag van radioactief jodium in de schildklier zoveel mogelijk te voorkomen. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft op 8 maart 2016 aan de Tweede Kamer gemeld dat zij voor alle doelgroepen die er baat bij hebben jodiumtabletten beschikbaar stelt. Dit gebeurt door middel van predistributie en nooddistributie. Eind 2017 heeft de predistributie plaatsgevonden.
Vierde Sluis Van Ternaaien en het Albertkanaal
Ten tijde van het opstellen van deze beleidsnota wordt de Vierde Sluis van Ternaaien gerealiseerd. Navraag bij Rijkswaterstaat geeft aan dat ze niet weten in hoeverre er onderzoek is gedaan naar de gevolgen voor het transport van gevaarlijke stoffen tijdens de projectstudie. Ze stellen dat de aanpassing van de sluis van Ternaaien voor grotere schepen geen invloed heeft op het totale volume van het transport van gevaarlijke stoffen. Eventuele effecten van de realisatie van de vierde sluis van Ternaaien zullen pas op langere termijn zichtbaar zijn.
Op een afstand van minder dan een kilometer tot het grondgebied van de gemeente Eijsden-Margraten is ten noorden van Visé een op aardgas gestookte energiecentrale gepland.
Er zijn twee vliegvelden met vliegbewegingen waarmee rekening dient te worden gehouden. Er is landelijk beleid ten aanzien van externe veiligheid vanwege vliegverkeer met gevaarlijke stoffen.
Vliegvelden (excl. Schiphol): Regeling Burgerluchthaven en Militaire Luchthavens (RBML).
Ten westen van Luik ligt luchthaven Bierset. Deze luchthaven is de laatste jaren uitgegroeid tot de grootste goederenluchthaven en derde personenluchthaven van België. Het aanvliegen van de vliegtuigen mag niet boven Nederlands grondgebied plaatsvinden, enkel als dit noodzakelijk is ikv de veiligheid (Rijks afspraken) Voor vliegverkeer geldt geen specifiek externe veiligheidsbeleid.
In een naastgelegen gemeente ligt het vliegveld Maastricht-Aachen Airport. Het vliegveld heeft geen PR 10-6 contour die over het grondgebied van de gemeente Eijsden-Margraten valt. De luchthaven is dus geen relevante risicobron (groepsrisicobeleid is niet aan de orde). Voor vliegverkeer geldt geen specifiek externe veiligheidsbeleid.
Spoorverbinding Antwerpen – Aken (west) via Montzen
Deze spoorverbinding is eigenlijk alleen maar in gebruik voor het goederenvervoer, waaronder gevaarlijke stoffen. De spoorlijn kent twee risicovolle punten m.b.t. Eijsden-Margraten. Ten eerste de rangeerbewegingen te Visé. Ten tweede het traject, inclusief ondertunneling, door Voeren. De kortste afstand tot de gemeentegrens bedraagt 600 meter nabij Sint Maartens Voeren.
Aardgastransportleidingen Fluxis (België)
Er liggen ten zuiden van de kern Eijsden, ten noorden van Visé, twee aardgastransportleidingen van Fluxis, die vanuit het westen onder de Maas richting gasverdelingsstation Dalhem lopen. Het invloedsgebied van deze leidingen valt buiten het grondgebied van Eijsden-Margraten.
De gemeente Eijsden-Margraten heeft met betrekking tot de aanwezigheid van bovenstaande grensoverschrijdende risicobronnen geen invloed. Er zijn een aantal initiatieven, onder meer vanuit de veiligheidsregio's en de Provincie Limburg om tot een betere grensoverschrijdende afstemming ten aanzien van informatievoorziening en repressie te komen. De gemeente Eijsden-Margraten ondersteunt deze initiatieven en zal waar noodzakelijk actief meewerken met de implementatie hiervan.
De Omgevingswet zal op 1 januari 2021 in werking treden. De Omgevingswet heeft tot doel het bereiken en in stand houden van een veilige, fysieke leefomgeving (artikel 1.3). Om het doel van de nieuwe wet te bereiken wordt er o.a. invulling gegeven aan de omgevingsveiligheid. Een onderdeel hiervan is externe veiligheid.
De gemeente moet op basis van de Omgevingswet een omgevingsplan opstellen. In het omgevingsplan dient de gemeente o.a. regels op te nemen over het aspect externe veiligheid. De gemeente moeten rekening houden met de mogelijkheden om een brand, ramp of crisis te voorkomen. Daarnaast moeten de effecten worden beperkt en bestrijden kunnen worden. De gemeente moet in het omgevingsplan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (contour van 10-6) in acht nemen.
De gemeente dient aandachtsgebieden en voorschriftengebieden aan te wijzen. Hiervoor kan rechtreeks gebruik worden gemaakt van de gebieden zoals gebruikt zijn in dit Uitvoeringsbeleid. Het werken met aandachtsgebieden is een andere manier voor de invulling van het groepsrisico. De regels hiervoor staan in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
Deze aandachtsgebieden hebben betrekking op de effecten van een brand, explosie en gifwolk.
Het anticiperen op de nieuwe regelgeving vraagt van overheden enige alertheid met betrekking tot de verschillen tussen de invloedsgebied en de toekomstige aandachtsgebieden.
De huidige wet- en regelgeving gaat uit van verantwoording van het groepsrisico binnen het invloedsgebied (gedefinieerd als het 1% letaliteitsgebied of bij LPG-tankstations het 100% letaliteitsgebied). Dat gebied komt niet (altijd) overeen met het aandachtsgebied (gedefinieerd vanuit de bescherming van mensen binnen). Dit heeft drie oorzaken:
Relevant bij gebruikmaken van het nieuwe instrument is artikel 5.2 van het Bkl (veiligheidsrisico’s van branden, rampen en crises), waarmee in een omgevingsplan rekening moet worden gehouden. In dit artikel is een koppeling gemaakt met de Wet veiligheidsregio’s. De verplichtingen die uit dit artikel volgen zijn juridisch niet beperkt tot een invloedsgebied in de zin van het 1% letaliteitsgebied.
De juridische reikwijdte van deze verplichtingen strekken zich uit tot het gehele gebied waar zich nog relevante gevolgen van een ramp of brand kunnen voordoen (het effectgebied). Dat wil zeggen dat de Veiligheidsregio dient te worden gevraagd voor een advies voor het gehele effectgebied.
Tegen de gevaren brand, explosie en gifwolk is tot een bepaalde afstand bescherming nodig. Afhankelijk van het type activiteit met gevaarlijke stoffen zijn er voor het aandachtsgebied in de regelgeving vaste afstanden vastgesteld, of zijn deze afstanden te berekenen. In bijlage VII van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is voor een aantal activiteiten met gevaarlijke stoffen aangegeven wat de omvang van het aandachtsgebied is. Het gaat hierbij om de activiteiten bedoeld in artikel 5.13, lid 1, onder a, zoals een opslagtank voor gassen en LPG-tankstations. Voor de activiteiten bedoeld in artikel 5.13, lid 3 worden de brand- en explosieaandachtsgebieden aangewezen en geometrisch begrensd bij ministeriële regeling. Dit betreft onder meer vervoer van gevaarlijke stoffen over (spoor)wegen die behoren tot het basisnet.
Voor het basisnet water zijn nog geen aandachtsgebieden vastgesteld. Hierover vindt nadere besluitvorming plaats die mogelijk via een apart wijzigingsbesluit tot aanvulling van het Bkl leidt.
10.2 Omvang van de aandachtsgebieden
De begrenzing van de aandachtsgebieden is daar waar mensen binnenshuis in een standaard gebouw beschermd zijn tegen de gevaren van brand, explosie en gifwolk (artikel 5.12 Bkl). De begrenzing van de aandachtsgebieden is vastgesteld in het Bkl:
Een gifwolkaandachtsgebied is de locatie begrensd door de afstand, waar als gevolg van een ongewoon voorval dat leidt tot een gifwolk, personen in een gebouw overlijden door blootstelling aan ten hoogste de bij ministeriële regeling bepaalde vastgestelde concentratie van een gevaarlijke stof. (Bkl artikel 5.12, lid 3).
De in het omgevingsplan opgenomen aandachtsgebieden worden aangewezen als voorschriftengebied. Bij nieuwbouw in het aandachts-, voorschriftengebied dienen de bouweisen in het Bbl in acht te worden genomen.
Bij het initiatief voor een (beperkt/zeer) kwetsbaar object moet beoordeeld worden of de ontwikkeling past in het omgevingsplan. Passen betekent in eerste instantie dat het omgevingsplan de geïnitieerde ruimtelijke ontwikkeling (bijv. woningen, een school, een ziekenhuis) toestaat in het betreffende gebied.
De gemeente heeft een inspanningsverplichting voor wat betreft de keuze voor een locatie voor de realisatie van zeer kwestbare objecten. De realisatie van een zeer kwetsbaar object dient zoveel mogelijk buiten de aandachtsgebieden plaats te vinden.
Het voorschriftengebied is altijd van toepassing voor zeer kwetsbaar objecten (zoals een ziekenhuis of kinderdagverblijf) wanneer deze ontwikkeling in een brand- of explosieaandachtsgebied komt te liggen.
Wanneer het omgevingsplan de bouw van kwestbaar object toestaat, moet worden nagegaan of het object in een aandachtsgebied komt te liggen en of dit aandachtsgebied is aangewezen als voorschriftengebied.
In het voorschriftengebied gelden de aanvullende bouweisen voor de initiatiefnemer van het te bouwen object (artikel 4.90 tot en met 4.96 van het Bbl).
11. Bijlagen Beleidsnota externe veiligheid
11.1 Begrippen externe veiligheid
Hieronder worden een aantal begrippen en definities uitgelegd. De uitleg is noodzakelijk om de voorliggende beleidsnota adequaat te kunnen lezen en toe te passen. Het ontbreken van kennis leidt tot vertragingen in de besluitvorming.
11.2 Contouren externe veiligheid
Figuur: duiding van de verschillende contouren bij externe veiligheid voor inrichtingen
11.3 Bijlage B Toelichting bestemmingsplan “Gronsveld en Rijckholt”
Bestemmingsplan Oost-Maarland d.d. 13-7-2010
Oplossen voormalige knelpunten Gasunie
(zie brief d.d. 2-5-2012 van De Gasunie (kenmerk corsa 12I0003057, ingekomen 4-5-2012).
Op enkele plaatsen heeft de hoge druk aardgastransportleiding een plaatsgebonden risicocontour (10-6 contour). In de brief van 1 juli 2008 heeft de Gasunie aangegeven dat de leiding A -520-KR-194 een plaatsgebonden risico heeft van 195 meter.
Vervolgens een onderzoek van de Gasunie is in 2011 geconstateerd dat er nabij Wolfshuis/Gasthuis knelpunten waren met betrekking tot het plaatsgebonden risico van een gasleiding. Per brief d.d. 2 mei 2012 heeft de Gasunie laten weten dat ze op de locatie per 1 januari 2012 de maatregel “Strikte begeleiding van werkzaamheden”, als beschreven in de Handleiding risicoberekeningen Bevb, toepast. Daarmee wordt het plaatsgebonden risico met een factor 2,5 verlaagd. Hierdoor is het knelpunt ter plaatse opgeheven.
(zie brief d.d. 19-8-2011 van het Ministerie van Defensie (kenmerk corsa 2011024820, ingekomen 22-8-2011).
Op één locatie is gebouwd binnen het invloedsgebied van de buisleiding. Het betreft de woningen die zijn gelegen aan de 12de Septemberlaan in Noorbeek. Deze woningen liggen in de directe nabijheid van de DPO-leiding van defensie. Deze woningen liggen niet binnen de plaatsgebonden contour van 13 meter. De woningen liggen wel binnen de effectafstand van 68 meter. De 1% letaliteitgrens moet kleiner zijn dan 255 personen/hectare. In de zone van 68 meter aan beide zijden van de leiding is een bevolkingsdichtheid van 63 personen/hectare berekend. Het groepsrisico is derhalve kleiner dan de oriënterende waarde (zie voor de gehele berekening de toelichting bestemmingsplan kern Noorbeek vastgesteld d.d. 18-05-2011).
11.6 Bijlage E: Onderzoek Uitvoeringsbeleid Externe Veiligheid en N278
Omschrijving van de adviesvraag
Op 12 april 2019 heeft gemeente Eijsden-Margraten verzocht het concept Uitvoeringsbeleid Eijsden-Margraten te toetsen. Hieruit volgend is afgesproken dat de RUD-ZL de risicosituatie van de provinciale weg N278 inzichtelijk maakt.
De huidige Beleidsvisie externe veiligheid Eijsden-Margraten is vastgesteld op 17 oktober 2013 en heeft een geldigheidsduur van 5 jaar. Het bestaande beleid is verouderd en moet worden geactualiseerd. Het nieuwe beleid moet een praktische handleiding zijn en inzicht geven in de relevante risico-scenario’s. Door Ruyters Advies Groep vof is hiervoor op 16 maart 2019 een concept ‘Uitvoeringsbeleid externe veiligheid’ opgesteld.
De opmerkingen op het concept ‘Uitvoeringsbeleid externe veiligheid’ van 16 maart 2019 zijn op 21 mei 2019 besproken met de heren F. Daemen, M. Geurts en M. Ponjé. De opmerkingen zijn tevens per e-mail aan u toegestuurd op 21 mei 2019. Aanvullend is op 16 september 2019 het ‘Stroomschema externe veiligheid ruimtelijke plannen’ en de ‘Factsheet externe veiligheid ruimtelijke plannen’ per e-mail aan u toegestuurd. Het stroomschema en de factsheet kunnen gebruikt worden als hulpmiddel voor het interne werkproces en voor het uitvoeringsbeleid.
Als onderbouwing voor het uitvoeringsbeleid is afgesproken dat de RUD-ZL onderzoek doet naar de externe veiligheidsrisico van het transport van gevaarlijke stoffen over de N278, binnen de gemeente Eijsden-Margraten.
In bijlage 1 van dit advies is het onderzoek naar de externe veiligheidsrisico’s van de N278 opgenomen.
Middels het voorgeschreven rekenpakket RBM II zijn de omgevingsveiligheidsrisico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N278 berekend. Berekeningen zijn uitgevoerd voor de huidige en de toekomstige situatie.
In de toekomstige situatie is de invloed van enkele nieuwbouwplannen inzichtelijk gemaakt. Het betreft het transformeren van een voormalige schuur naar 6 appartementen ter hoogte van Rijksweg 6 in Margraten. Voor de berekening is uitgegaan van 2,4 personen per appartement (op basis van kengetallen Handleiding Risicoanalyse Transport). Daarnaast zijn er plannen om ter plaatse van de voormalige veiling aan de Rijksweg 68 in Margraten een supermarkt te realiseren. Voor de berekening is hierbij uitgegaan van 50 personen gemiddeld die gelijktijdig aanwezig zullen zijn in de supermarkt gedurende een periode van 7.00 uur tot 22.00 uur.
Voor de N278 zijn geen tellingen van vervoer van gevaarlijke stoffen uitgevoerd. Voor de berekening is uitgegaan van de drempelwaarden uit de bijlagen van de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) voor wegen buiten de bebouwde kom, zijnde 500 transporten van stofcategorie GF3 (brandbare gassen: propaan, LPG). Voor de stofcategorie LF1 en LF2 (brandbare vloeistoffen) is per stofcategorie uitgegaan van 50 transporten. In werkelijkheid zullen er minder transporten van gevaarlijke stoffen over de N278 getransporteerd worden. Deze situatie kan beschouwd worden als een worstcase situatie.
De populatie binnen het invloedsgebied van de N278 is gebaseerd op de BAG populatieservice. De populatie is aangevuld met buitenevenementen voor de Amerikaanse begraafplaats Margraten, kermis Margraten en kermis Cadier en Keer. Voor beide kermissen is uitgegaan van 200 personen gedurende de periode van 14.00 uur tot 18.30 uur en 100 personen gedurende de periode van 18.30 uur tot 21.00 uur.
Voor de jaarlijkse Memorial Day op de Amerikaanse begraafplaats is uitgegaan van 1.500 personen in de periode van 12.00 uur tot 20.00 uur. Voor de weekenden gedurende het hele jaar is uitgegaan van gemiddeld 50 personen in de periode van 07.00 uur tot 18.30 uur.
Voor de N278 is geen sprake van een plaatsgebonden risico PR 10-6 en geldt er ook geen plasbrandaandachtsgebieden (PAG) voor deze weg.
Uit berekeningen volgt dat de hoogte van het groepsrisico in de huidige situatie lager is dan de oriëntatiewaarde, maar iets hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. In de huidige situatie ligt het hoogst berekende groepsrisico ter hoogte van de Veiling aan de Rijksweg 68 te Margraten.
In de toekomstige situatie ligt het groepsrisico lager dan de oriëntatiewaarde, zelfs lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. De afname van de hoogte van het groepsrisico in de toekomstige situatie heeft te maken met de bestemmingswijziging van de veiling naar winkel.
Geadviseerd wordt het onderzoek naar de externe veiligheidsrisico’s van de N278 als bijlage op te nemen bij het Uitvoeringsbeleid externe veiligheid voor gemeente Eijsden-Margraten en de conclusie van de onderzoeksresultaten mee te nemen in het uitvoeringsbeleid.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-316432.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.