Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zeewolde houdende regels omtrent de heffing en invordering van precariobelasting (Verordening precariobelasting 2020)

De raad van de gemeente Zeewolde,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 november 2019;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

gehoord de commissie Bestuur, Ruimte en Samenleving d.d. 12 december 2019;

 

Besluit

 

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2020

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    jaar: een kalenderjaar;

  • b.

    dag: een periode van 24 uren, beginnend om 0.00 uur, of een deel daarvan;

  • c.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon één of meer voorwerpen onder, op of boven de voor openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft of van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    Als de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoelt in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4. Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven voor het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, als de gemeente voor het gebruik met dat voorwerp van de openbare dienst bestemde gemeentegrond, een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet of voor dat gebruik een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, waarvan de gemeente, de provincie of het rijk genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    buizen in de grond tot lozing van fecaliën, huishoud - of hemelwater.

Artikel 5. Maatstaven van heffing en belastingtarieven

Het tarief bedraagt voor:

  • a.

    leidingen, kabels, buizen of watergangen per m1/jaar: € 0,80

  • b.

    opslagtanks, tanks, verdeelkasten per m2/jaar: € 272,90

Artikel 6. Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in artikel 5 genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Als een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voor-werpen op het maaiveldniveau.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om een voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Als de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing.

Artikel 7. Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, wat betekent dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak het kalenderjaar, dan wel de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbare feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8. Wijze van heffing

De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdgelang

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of zo dit later is, bij het begin van de belastingplicht.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak begint is de precariobelasting verschuldigd voor zoveel dagen van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak na het begin van de belasting-plicht, nog volle kalenderdagen overblijven.

  • 4.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel dagen van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalenderdagen overblijven.

  • 5.

    Voor de toepassing van lid 3 en 4 is een kalenderjaar gelijk aan 365 dagen. 

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1.

    De belastingaanslagen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 11. Kwijtschelding

Voor de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1.

    De Verordening precariobelasting 2019, vastgesteld bij raadsbesluit van 20 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in lid 3 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als de 'Verordening precariobelasting 2020’.

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Zeewolde in zijn openbare vergadering van 19 december 2019.

de griffier,

L. van Heezik

de voorzitter,

G.J. Gorter

Naar boven