VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING 2020

De raad van de gemeente Eemnes:

gelezen het voorstel d.d. 5 november 2019 van burgemeester en wethouders,

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer en de artikelen 216 en 156 van de Gemeentewet;

 

B E S L U I T :

 

de volgende

 

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING 2020

 

vast te stellen:

 

 

Artikel 1 Aard van de belasting

Onder de naam “Afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

  • a.

    degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens

  • eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt

  • van het perceel;

  • b.

    ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die

  • dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

Artikel 3 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar

  • 1.

    Indien dat perceel wordt gebruikt door één persoon € 218,61

  • 2.

    Indien dat perceel wordt gebruikt door meer dan één persoon € 347,49

  • 3.

    Bij gebruik van meer dan één grijze minicontainer of meer dan één groene minicontainer, wordt de belasting genoemd, onder 1. en 2. van dit artikel, verhoogd met €340,00

  • per minicontainer.

Artikel 4 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 5 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel in de loop van het belastingjaar het aantal personen dat het perceel bewoont meer wordt dan één, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, dan wel na vermeerdering van het aantal personen, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel in de loop van het belastingjaar het aantal personen dat het perceel gebruikt minder wordt dan twee, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, dan wel na vermindering van het aantal personen, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

Artikel 7 Vermindering, ontheffing en teruggaaf

Degene, die in de loop van het kalenderjaar ophoudt belastingplichtig te zijn kan aanspraak maken op vermindering, ontheffing en/of teruggaaf van de belasting, berekend naar zoveel twaalfde gedeelten van het in artikel 3 genoemde tarief, als er na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden in het belastingjaar overblijven. Indien in de loop van het belastingjaar het aantal personen dat het perceel bewoont minder wordt dan twee, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor het belastingjaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na vermindering van het aantal personen, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in het geval dat het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 90,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid geldt, indien de belastingschuld in de loop van het kalenderjaar ontstaat en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat het aantal termijnen over dezelfde periode als bedoeld in het tweede lid, evenredig wordt verminderd.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Nadere regels door het College

Het College kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening afvalstoffenheffing 2019” vastgesteld op 17 december 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Afvalstoffenheffing 2020”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2019.

Voorzitter, R. van Benthem RA

Griffier, A. de Graaf-Gerrits

Naar boven