Beleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente Doetinchem houdende regels omtrent jeugdhulp (Beleidsregels Jeugdhulp Doetinchem 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem;

 

Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om nadere regels te stellen voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem 2020, nader te noemen de verordening;

Overwegende dat het Beleidskader sociaal domein Doetinchem 2017-2020, de verordening, het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2020 en de nadere regels onlosmakelijk zijn verbonden met elkaar;

Gelet op de Jeugdwet, de van kracht zijnde Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem en het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

 

Besluit:

 

Vast te stellen het navolgende:

 

Beleidsregels Jeugdhulp Doetinchem 2020

Inleiding

De beleidsregels Jeugdhulp zijn de uitwerking van de Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem op het gebied van onder andere toegang en procedures aangaande een hulpvraag, de wijze van beoordeling en verstrekking van een individuele voorziening, het pgb en cliëntenparticipatie. De nummering van de artikelen in deze beleidsregels komt niet overeen met de nummering van de artikelen in de verordening.

 

Het college heeft de bevoegdheid om op grond van de Algemene wet bestuursrecht beleidsregels vast te stellen. De beleidsregels zijn algemeen verbindende voorschriften die een uitwerking zijn van wetten of verordeningen. De beleidsregels geven aan op welke wijze het college van haar bevoegdheid gebruik maakt. Deze regels “binden” daarmee het college. Het wordt daarmee voor elke inwoner transparant op welke manier door het college invulling wordt gegeven aan de melding van een hulpvraag. De Jeugdwet gaat uit van maatwerk, deze regels zijn dan ook opgesteld om enige eenheid te brengen in de uitvoering van de wet. In de verordening wordt in meerdere artikelen aangegeven dat het college nadere regels ter uitvoering van de verordening vaststelt of kan vaststellen. Deze beleidsregels vormen daarmee een nadere invulling van de verordening en kunnen rechten en plichten voor de inwoner bevatten.

 

Beleidskader sociaal domein Doetinchem 2017-2020

In de beleidsregels Jeugdhulp zijn de visie en uitgangspunten vanuit het Beleidskader sociaal domein Doetinchem 2017-2020 omgezet naar de uitvoering om de doelstellingen te realiseren. In dit beleidskader staat de ambitie als volgt omschreven: “Welbeschouwd is alles wat we in Doetinchem in het sociaal domein doen, gericht op één hoogste doel: zo ‘normaal’ mogelijk meedoen in de samenleving van alledag.” De gemeenteraad heeft dit maatschappelijk effect als volgt geformuleerd: “Iedereen functioneert zo zelfstandig mogelijk en doet zo goed mogelijk mee in de samenleving”.

In Doetinchem vinden we het belangrijk dat iedereen weet waar hij aan toe is. Dat betekent dat we werken met een duidelijke kaderstelling die het vertrekpunt vormt voor ons handelen. We zien tien kaderpunten waarbinnen het werken binnen het sociaal domein vorm gegeven wordt.

  • 1.

    Daar waar mogelijk heeft de inwoner regie op het eigen leven of wordt hij/zij maximaal in staat gesteld zo veel mogelijk eigen regie te kunnen voeren;

  • 2.

    Voor iedereen is een zinvolle deelname aan de samenleving mogelijk;

  • 3.

    We blijven inzetten op vroeg signaleren (aan de voorkant) en preventie;

  • 4.

    We zoeken samen met inwoners naar ondersteuning gericht op resultaat;

  • 5.

    We bieden maatwerk afgestemd op de ondersteuningsbehoefte;

  • 6.

    We zijn eenduidig voor onze inwoners in behandeling, benadering en doel;

  • 7.

    We werken integraal (over de verschillende beleidsvelden heen);

  • 8.

    We hanteren een zo ontschot mogelijk budget;

  • 9.

    We borgen de veiligheid van onze inwoners;

  • 10.

    We werken samen waar dat beter is en waar dat het voor onze inwoners makkelijker maakt.

 

Voor meer achtergrondinformatie over de context, visie, uitgangspunten en doelstellingen van het beleidskader voor het sociale domein (inclusief Jeugd) in Doetinchem, verwijzen we naar het Beleidskader sociaal domein Doetinchem 2017-2020.

 

Privacybeleid

De Gemeente Doetinchem heeft ter uitvoering van de verordening een overkoepelend privacybeleid opgesteld en vastgesteld, waaronder een apart beleidskader voor het sociale domein.

 

Preventie

Het preventieve jeugdbeleid is beschreven in de Uitvoeringsagenda jeugd. Met de Uitvoeringsagenda jeugd wordt het Doetinchemse brede jeugdbeleid in beeld gebracht.

 

Het voeren van een “positief jeugdbeleid” is bij de vaststelling van dit beleid het uitgangspunt. Zowel de VNG als het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) stimuleert en ondersteunt gemeenten bij de ontwikkeling en het voeren van een positief jeugdbeleid.

 

Positief jeugdbeleid en positieve gezondheid als uitgangspunt

Positief jeugdbeleid biedt kansen om problemen in opvoedsituaties en het opgroeien van kinderen te voorkomen. Sinds de drie decentralisaties binnen het sociaal domein naar de gemeenten zijn overgegaan werd “positieve gezondheid” -zoals omschreven door Machteld Huber 1 - gemeengoed. Positieve gezondheid is het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven. Het past bij de nieuwe wetgeving voor jeugd, zorg, en participatie waar de nadruk ligt op eigen kracht en regie, en bij het bijbehorende streven naar een verschuiving van de 2e naar 1e en/of de 0e lijn, dus past het bij de doelstellingen van het beleidskader. Positief jeugdbeleid en positieve gezondheid zijn een goede basis voor een breed op preventie gericht jeugdbeleid.

 

Preventie als onderdeel van positief jeugdbeleid

Preventie als onderdeel van het jeugdbeleid is het voorkomen van problemen en het handelen als de eerste signalen van problemen zich voordoen. De verbinding tussen de verschillende verantwoordelijkheden en taken van de gemeente (preventief jeugdbeleid, jeugdgezondheidszorg en jeugdhulp) voor jeugd en jongeren kan gevonden worden in preventie. Zeker als we de verschillende niveaus van preventie gebruiken zoals Machteld Huber dat doet binnen het kader van positieve gezondheid. We onderscheiden dan vier niveaus van preventie: universele preventie, selectieve, geïndiceerde en zorggerelateerde preventie.

 

Figuur 1: Preventie op vier niveaus

 

De Uitvoeringsagenda jeugd gaat over de nulde -en eerstelijns zorg ingedeeld in vier niveaus van preventie en gaat niet over de specialistische jeugdhulp die we op regionaal, bovenregionaal en landelijk niveau hebben ingekocht en gecontracteerd.

 

In de verordening en in deze beleidsregels is de toegang naar specialistische jeugdhulp verder uitgewerkt.

Artikel 1 Definities

Alle definities die in deze regels worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de hierop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur, uitvoeringsbesluiten, de Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2020.

 

Het college van burgemeester en wethouders (verder te noemen: het college) heeft de uitvoering van deze beleidsregels gemandateerd aan de directeur van het Buurtplein B.V. (verder te noemen: het Buurtplein). De directeur van het Buurtplein is bevoegd de uitvoering van taken onder te mandateren aan een buurtcoach of jeugd- en gezinswerker.

 

 

Algemene voorziening:

(Veelal) bestaande voorzieningen die laagdrempelig en zonder indicatie toegankelijk zijn voor alle inwoners;

Andere voorziening:

Voorzieningen anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

Buurtcoach:

Een generalist, werkzaam bij Buurtplein B.V., die beschikt over kennis van het gehele sociale domein: van werk tot jeugd tot zorg tot financiën. De buurtcoach maakt onderdeel uit van het buurtcoachteam. Het buurtcoachteam is multidisciplinair. Dit betekent dat er in het team ook buurtcoaches zijn die naast hun generalistische kennis over een speciale deskundigheid beschikken (een specialisme). We noemen dit ook wel: een T-profiel. Hierdoor is het mogelijk om voor een ondersteuningsvraag binnen het team kennis op te halen bij een collega met meer specifieke kennis;

Individuele voorziening (maatwerkvoorziening):

Op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, 2e lid van de verordening;

Jeugdhulp:

  • -

    ondersteuning van, hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;

  • -

    het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt; en

  • -

    het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt,

met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht;

Jeugdige:

De persoon die

  • de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;

  • de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie het jeugdstrafrecht is toegepast; of

  • de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie door het college:

  • -

    is bepaald dat de voortzetting van jeugdhulp als hieronder bedoeld, waarvan de verlening was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, noodzakelijk is;

  • -

    vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is; of

  • -

    is bepaald dat na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is;

Jeugd- en gezinswerker:

               

Medici:

Professional, werkzaam bij Buurtplein B.V., die op een generalistische wijze, dus met kennis van het gehele sociaal domein, hulpvragen over opvoeden en opgroeien oppakt; van lichte enkelvoudige vragen tot complexere gezinsproblematiek. De jeugd- en gezinswerker is SKJ geregistreerd. De jeugd- en gezinswerker biedt ondersteuning, voert regie daar waar nodig en bepaalt namens het college op grond van de Wet over het al dan niet inzetten/beëindigen van een maatwerkvoorziening uitgevoerd door een specialistische jeugdhulp aanbieder; Huisarts, jeugdarts en medisch specialist zoals bedoeld en nader gedefinieerd in artikel 1.1. Jeugdwet;

Gezinsplan:

Familiegroepsplan zoals bedoeld in artikel 1 van de Jeugdwet, namelijk: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. Dit plan kan in samenwerking met de buurtcoach of jeugdconsulent worden opgesteld;

Sociaal netwerk en sociale omgeving:

Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige en/of ouder een sociale relatie onderhoudt. De Jeugdwet spreekt veelal over de sociale omgeving: de sociale omgeving wordt breder uitgelegd dan het sociale netwerk; bijvoorbeeld ook een leerkracht met wie de jeugdige nog geen sociale relatie heeft, kan behoren tot de sociale omgeving van de jeugdige en/of ouders;

Opgroei- en opvoedings­problemen of psychische problemen en stoornissen:

  • 1.

    psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;

  • 2.

    beperkingen in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie in verband met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, en

  • 3.

    een tekort aan zelfredzaamheid in verband met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;

Ouder:

Begripsbepaling conform artikel 1.1 Jeugdwet, namelijk gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder;

Overige voorziening:

Overige voorziening als bedoeld in artikel 2 eerste lid van de verordening;

Ondersteunings- en budgetplan:

Plan, waaruit blijkt op welke manier het persoonsgebonden budget zal worden ingezet en besteed;

Wettelijk

vertegenwoordiger

Ouder of pleegouder met gezag.

 

Artikel 2 Woonplaatsbeginsel

De voorzieningen die worden geregeld in deze beleidsregels en in de Verordening Jeugdhulp, zijn toegankelijk voor jeugdigen die hun woonplaats in de gemeente Doetinchem hebben en hun ouders. De woonplaats van de ouder met gezag is hierbij in de meeste gevallen leidend.

Conform paragraaf 7.2 van de Jeugdwet gebruikt de gemeente het Burgerservicenummer van de jeugdige om te waarborgen dat de te verwerken persoonsgegevens betrekking hebben op de jeugdige. Daarnaast controleert de gemeente ten behoeve van het woonplaatsbeginsel de identiteit van de ouder/gezagsdrager: dat dit mag staat in art. 1.1 Jeugdwet definitie woonplaats, en daarachter het Burgerlijk wetboek en de Wet Algemene Bepalingen BSN (artikel 10).

Gemeente Doetinchem zoekt regionale afstemming omtrent de Jeugdhulp voor jongeren zonder vaste woon- en verblijfplaats, waarbij de leefwereld van de jongere het uitgangspunt is.

Artikel 3 Melding behoefte aan jeugdhulp

  • 1.

    Een behoefte aan jeugdhulp kan door de jeugdige en/of ouder dan wel wettelijk vertegenwoordiger schriftelijk, elektronisch, telefonisch of mondeling bij het college worden gemeld. Als de cliënt daarom verzoekt, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte. In de praktijk kan ook een pleegouder of een ander die de minderjarige verzorgt en opvoedt, zich melden met een hulpvraag; in dat geval wordt afhankelijk van de leeftijd van de minderjarige, zoveel mogelijk afstemming gezocht met de wettelijk vertegenwoordiger en worden het toestemmingsvereiste voor inzetten van jeugdhulp en het woonplaatsbeginsel gerespecteerd. Daar waar in deze beleidsregels de ouder genoemd wordt, kan met inachtneming van het bovenstaande met betrekking tot de melding van een hulpvraag en cliëntondersteuning dus ook de pleegouder worden gelezen.

  • In de wijk kan de jeugdige en/of ouder terecht bij de buurtcoach en de jeugd- en gezinswerker, maar ook bij de wijkverpleegkundige of de huisarts. Met deze partijen zoekt de gemeente afstemming zodat een jeugdige en/of ouder altijd aan het goede loket is. Zodra duidelijk is dat de hulpvraag zich concentreert op jeugd-/opgroei- en/of opvoedproblematiek, wordt de vraag door een jeugd- en gezinswerker opgepakt.

  • 2.

    Het streven is dat binnen 48 uur na de melding telefonisch contact wordt gezocht met de inwoner en dat uiterlijk binnen twee weken na de eerste melding een gesprek plaatsvindt. De jeugdige en/of ouder wordt over mogelijkheid van cliëntondersteuning geïnformeerd. Cliëntondersteuning is onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen De cliënt bepaalt of en wie hij als cliëntondersteuner wil. Dat kan iemand zijn uit zijn eigen netwerk, het kan ook een ondersteuner zijn die de gemeente gratis biedt. Dit is de buurtcoach van het Buurtplein of de medewerker van een tweede organisatie waar de gemeente een contract mee heeft. De inzet van een tweede organisatie is vanaf het begin van de hulpvraag mogelijk. De wens van de jeugdige en/of ouder staat hierbij centraal.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen beslist het college na een melding onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke individuele voorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van de jeugdige of zijn ouders dan wel wettelijk vertegenwoordiger, of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 4 Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

De gemeente Doetinchem heeft bij het doen van onderzoek als doelstelling om ook zorgmijdende gezinnen te bereiken. De houding en werkwijze van de jeugd- en gezinswerkers kenmerkt zich door een respectvolle doch vasthoudende benadering indien de veiligheid of ontwikkeling van het kind in gevaar is. Waar nodig wordt extra expertise ingezet.

  • 1.

    De jeugd- en gezinswerker onderzoekt in een of meerdere gesprekken met de jeugdige en/of zijn ouders en waar gewenst de cliëntondersteuner, vertrouwenspersoon, betrokken hulpverlener en/of derden, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig wat de behoefte aan jeugdhulp inhoudt. Hierbij wordt de jeugdige zoveel mogelijk betrokken en altijd in samenhang gezien met zijn context. Daarbij staat centraal dat de jeugdige zijn mening vrij moet kunnen uiten, indien nodig wordt apart met de jeugdige in gesprek gegaan. Een jeugdige van twaalf jaar en ouder wordt altijd betrokken, mits deze daartoe in staat is. Het onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van de punten zoals vermeld in bijlage III en omvat in ieder geval:

    • a.

      de aard en ernst van de opgroei‐ of opvoedingsproblemen, de psychische problemen en stoornissen;

    • b.

      de behoeften, persoonlijkheid, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden, waarbij duidelijk wordt gemaakt wie wat doet;

    • d.

      de mogelijkheid om aanspraak te maken op een andere (voorliggende) voorziening;

    • e.

      de mogelijkheid om de hulpvraag te beantwoorden door inzet van een algemene voorziening, waaronder het collectief aanbod van het Buurtplein;

    • f.

      de mogelijkheid om een individuele voorziening te treffen en het beoogde doel daarvan;

    • g.

      de wijze waarop de individuele voorziening wordt afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening moet worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

  • 2.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 3.

    Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. De jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 4.

    De jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 5.

    Als de behoefte aan jeugdhulp genoegzaam bekend is, kan het college in overleg met de cliënt afzien van een gesprek of besluiten tot een verkort gesprek of telefonisch gesprek.

  • 6.

    Het college kan een andere professional of een door haar daartoe aangewezen externe onafhankelijke adviesinstantie om advies vragen als zij dit van belang acht voor het onderzoek, op basis van anonieme cliëntgegevens. Deze bevoegdheid strekt zich ook uit indien de cliënt een aanvraag heeft ingediend.

  • 7.

    De jeugd- en gezinswerker kan, met instemming en op verzoek van de jeugdige en/of zijn ouders dan wel wettelijk vertegenwoordiger, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts of het onderwijs, en met hen in gesprek gaan over de meest aangewezen hulp, waaronder ook inzetten/versterken eigen kracht en/of sociale omgeving en het inzetten van algemene, andere of overige voorzieningen.

  • 8.

    Het onderzoek wordt altijd vastgelegd in een verslag of gezinsplan, tenzij met de jeugdige en/of ouder anders wordt afgesproken. Indien gewenst kan zowel een gezinsplan als verslag als aanvraag voor een individuele voorziening dienen.

 

Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM)

De jeugd- en gezinswerker brengt aan de hand van onder andere de ZRM de situatie van de jeugdige en/of ouders in kaart. De gemeente Doetinchem kiest ervoor om aan de hand van elf domeinen van het dagelijks leven de mate van zelfredzaamheid te beoordelen. Als rode draad door deze levensdomeinen lopen de ontwikkelingspsychologische begrippen aanleg, affectieve basis en omgevingsfactoren. De levensdomeinen hangen dan ook met elkaar samen en zijn respectievelijk:

  • financiën;

  • dagbesteding;

  • huisvesting;

  • huiselijke relaties;

  • geestelijke gezondheid;

  • lichamelijke gezondheid;

  • verslaving;

  • Activiteiten Dagelijks Leven (afgekort ADL;

  • sociaal netwerk;

  • maatschappelijke participatie;

  • justitie.

Artikel 5 Verslag

Het verslag of gezinsplan wordt zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 15 werkdagen na het laatste gesprek verzonden aan de ouder(s) met gezag en/of de jeugdige, afhankelijk van diens leeftijd. Opmerkingen of aanvullingen van ouder(s) en jeugdige worden toegevoegd aan het verslag. Afspraken over een enkelvoudig ondersteuningstraject worden in dit verslag vastgelegd. Indien er sprake is van een complexere hulpvraag zal de jeugd- en gezinswerker samen met de jeugdige en/of ouder een gezinsplan maken. Hierin worden doelen concreet gemaakt en de samenhang bij de in te zetten hulp bewaakt. In het gezinsplan wordt indien nodig vastgelegd wie de regie heeft, zodat samenhang in de keten van hulp geborgd is. Degene die regie voert begeleidt het traject en zorgt voor op- en afschaling van hulp op het juiste moment. De dynamiek van hulpverlening vergt hierbij de nodige flexibiliteit; dat geldt als het gaat om een individuele voorziening, maar ook in de overgang van een voorliggende voorziening naar een individuele voorziening.

Artikel 6 Criteria voor een individuele voorziening

Het inzetten van jeugdhulp is aan de orde als tijdens het gesprek blijkt dat de jeugdige en/of zijn ouders in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen en stoornissen of beperkingen niet:

  • -

    op eigen kracht;

  • -

    met hulp van andere personen uit de sociale omgeving;

  • -

    of met gebruikmaking van algemene, overige of andere voorzieningen, waaronder ook (onderwijs gerelateerde) voorzieningen behorend bij het (passend)onderwijs;

voldoende zelfredzaam zijn.

 

De ‘goedkoopst adequate’ oplossing geldt als norm voor de te verstrekken voorziening. Adequaat houdt in dat de voorziening haar doel moet bereiken op het gebied van zelfredzaamheid of participatie en past binnen de systeembenadering. Uitgangspunt hierbij is een (in de praktijk) bewezen effectieve methode die wordt aangeboden door een gekwalificeerde aanbieder. Voldoen meerdere voorzieningen aan dit criterium, dan zal de gemeente de goedkoopste voorziening toekennen.

Artikel 7 Eigen mogelijkheden en sociaal netwerk

Het uiteindelijke doel van de Jeugdwet is het versterken van de eigen kracht van de jeugdige en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezin en van anderen in de sociale omgeving. Niet alleen moet voorkomen worden dat overheidsbemoeienis leidt tot zorgafhankelijkheid, maar die bemoeienis moet actief en maximaal bijdragen aan de eigen kracht van jeugdige, gezin en samenleving.

De verantwoordelijkheid van de ouders voor het gezond en veilig opgroeien van hun kinderen is geregeld in de artikelen 82 en 247 van Boek 1 van het BW. Het moet voor ouders en professionals vanzelfsprekend zijn dat ouders zelf de regie nemen en houden over de opvoeding van hun kinderen (tenzij dit een onverantwoord risico voor het kind oplevert). Dat vraagt een vraaggerichte houding van hulpverleners, waarbij uitgegaan wordt van het besef dat jeugdigen en ouders verantwoordelijk zijn voor zichzelf en, in het geval van ouders, ook voor hun kinderen. Hierop zijn zij ook aanspreekbaar. Dit betekent praten met ouders en jeugdigen in plaats van over hen en in de hulpverlening aansluiten op wat mensen en hun sociale netwerk zelf kunnen. Normaliseren van opvoedvragen betekent, dat de hulpverlening zoveel mogelijk wordt verleend in de omgeving van het kind, thuis in het gezin, op school en in de buurt. Zorg, hulp en ondersteuning worden zo ingericht en opgezet dat een ‘normale’ manier van opgroeien en opvoeden wordt gestimuleerd. Dat betekent dat wordt uitgegaan van de mogelijkheden en de behoeften van de individuele jeugdigen en hun ouders en dat hulp en ondersteuning aanvullend zijn op wat ouders en jeugdigen zelf kunnen. Om te beoordelen wat de eigen mogelijkheden zijn van ouders/het gezin, is het noodzakelijk dat eerst de hulpvraag van ouders/jeugdige volledig in beeld is.

Zorgvuldig onderzoek en het maken van een gerichte probleemanalyse, conform de werkwijze zoals in artikel 4 van deze beleidsregels, is dan ook de basis van waaruit de eigen mogelijkheden besproken worden. Pas als is vastgesteld wat de eigenlijke hulpvraag is, welke problemen daaraan ten grondslag liggen en welke hulp in welke omvang nodig is om die problemen het hoofd te bieden, kan worden toegekomen aan de vraag welk aandeel ouders of het sociale netwerk daarin kunnen hebben.

 

Wat bij de vraag omtrent eigen mogelijkheden in ieder geval ook goed in beeld moet zijn is: de aard en omvang van de hulp die nodig is, de noodzaak van continuïteit- kan degene die de hulp biedt een keer overslaan bij ziekte of vakantie, en ook de belastbaarheid van de ondersteuner(s) uit het netwerk.

Inzicht in de belasting en de belastbaarheid van de ondersteuner(s) is hierbij cruciaal. Indien deze belasting te hoog is, of de belastbaarheid te beperkt is, kan (tijdelijk) ondersteuning ingezet worden. De ondersteuning richt zich indien mogelijk op het vergroten van de draagkracht van de ondersteuner, waarbij eerst gekeken wordt naar mogelijkheden middels voorliggende voorzieningen, bijvoorbeeld VIT Mantelzorg.

 

Bij het wegen van de belastbaarheid wordt gebruik gemaakt van de richtlijn (dreigende) overbelasting en eventueel van een erkende vragenlijst, zie bijlage I bij deze beleidsregels.

 

Eigen mogelijkheden

In de laatste fase van het gesprek met de jeugdige en/of ouder wordt gezamenlijk gezocht naar de mogelijkheden van de jeugdige en/of ouder om (deels) zelf bij te dragen aan zelfredzaamheid en participatie. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat gebruik maken van eigen mogelijkheden veronderstelt dat de jeugdige en/of ouder zelf voorziet in de kosten of voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn. Meer concreet betekent dit dan ook dat eerst een beroep op zorgverlof gedaan wordt als dat mogelijk is en dat de kosten voor reguliere oppas/kinderopvang door ouders zelf worden opgevangen. Dit geldt ook voor begeleiding en stimulans die nodig is bij ontplooiing en ontwikkeling van het kind - passend bij de leeftijd, bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding of begeleiding bij zelfstandig gaan wonen, begeleiding in het verkeer van en naar school, naar activiteiten ter vervanging van school of aansluitend op school of vrijetijdsbesteding, passend bij de leeftijd. Gebruik maken van eigen mogelijkheden veronderstelt daarnaast dat de jeugdige en/of ouder zich voldoende verzekert, bijvoorbeeld door een passende aanvullende zorgverzekering af te sluiten die aansluit bij de situatie van de jeugdige en/of ouder.

Artikel 8 Aanbod individuele voorzieningen

De jeugdige en/of ouder, maar ook beroepskrachten, kunnen rechtstreeks contact zoeken met en informatie opvragen bij de gemeente of het Buurtplein over het gecontracteerde aanbod. Dit kan ook indien de jeugdhulp plaatsvindt op verwijzing van een medisch specialist of in het gedwongen kader.

 

Ondersteuning gericht op ontwikkeling is in principe van tijdelijke aard en gericht op het verbeteren/ontwikkelen van de zelfredzaamheid van de jeugdige en/of ouder(s) in kwestie. Ondersteuning gericht op stabilisatie is gericht op het stabiliseren/zo veel mogelijk voorkomen van verslechtering van de situatie. Zie voor een nadere beschrijving het inkoopdocument via https://www.sociaaldomeinachterhoek.nl/zorgaanbieders/inkoop/ onder ‘downloads’, vanaf perceel 1.

 

Indien na beoordeling van de toelatingscriteria van artikel 6 een individuele voorziening aan de orde is, worden op basis van de ondersteuningsvraag en het te bereiken resultaat richtlijnen in acht genomen met betrekking tot de toeleiding naar de juiste hoofdcategorie en bijbehorende producten jeugdhulp. Zie bijlage II bij deze beleidsregels.

 

Naast de ingekochte categorieën zoals hierboven genoemd, geeft de Jeugdwet een richting met betrekking tot vervoer, met betrekking tot voorzieningen ter ontlasting van ouders, , met betrekking tot spoedeisende hulp (artikel 14.3 van deze beleidsregels) en met betrekking tot vrijwillig gesloten jeugdhulp.

 

8.1 Vervoer

Vervoer kan een onderdeel van de ondersteuningsbehoefte zijn.

Uitgangspunt is dat ouders/jeugdige zelf verantwoordelijk zijn voor het vervoer naar de locatie jeugdhulp. De wijze van vervoer van een jeugdige naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden wordt onderzocht tijdens het gesprek. Een gezamenlijk oplossing kan daarbij tot de mogelijkheden behoren.

 

Een jeugdige kan in aanmerking komen voor vervoer naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden als er

  • -

    gebruik wordt gemaakt van de dichtstbijzijnde adequate jeugdhulpvoorziening;

  • -

    geen sprake is van mogelijkheden in de eigen kracht en in de sociale omgeving van de jeugdige om het vervoer te kunnen verzorgen, en

  • -

    er sprake is van een medische noodzaak voor gespecialiseerd vervoer of van beperkingen in de zelfredzaamheid van de jeugdige en zijn ouders.

     

Indien is vastgesteld dat een voorziening voor vervoer nodig is, sluit de gemeente bij de uitvoering van de voorziening aan:

  • -

    bij (regionaal) gemaakte contractafspraken betreffende route-vervoer;

  • -

    bij contractafspraken met aanbieders;

  • -

    bij het bepaalde in het op dat moment geldende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2020 en de verordening waaronder de mogelijkheid van een kilometervergoeding voor gebruik van een eigen auto.

 

8.2 Vrijwillig gesloten jeugdhulp

De kinderrechter kan op verzoek van de gemeente een machtiging vrijwillig gesloten jeugdhulp verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te laten opnemen en verblijven.

De voorgenoemde machtiging kan slechts worden verleend indien:

  • a.

    Jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren, en

  • b.

    De opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken;

  • c.

    De wettelijk vertegenwoordiger van de jeugdige met de opneming en het verblijf instemt.

De machtiging voor een jeugdige die 18 jaar is kan daarnaast slechts worden verleend als:

  • c.

    Sprake is van een behandeling die reeds aangevangen is voordat de leeftijd van achttien jaar is bereikt;

  • d.

    Voor het bereiken van de leeftijd van achttien jaar een hulpverleningsplan is vastgesteld;

  • e.

    Toegewerkt wordt naar een andere vorm van jeugdhulp dan gesloten jeugdhulp en dit ook blijkt uit het hulpverleningsplan;

  • f.

    De gesloten jeugdhulp niet langer duurt dan zes maanden na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar.

Een verzoek om gesloten jeugdhulp kan op verschillende manieren binnenkomen bij de gemeente, maar altijd met instemming van de ouder met gezag. De jeugd- en gezinswerker bespreekt een verzoek om gesloten jeugdhulp altijd met de gedragswetenschapper. Zij analyseren en beoordelen de noodzaak en mogelijkheden tot gesloten jeugdhulp - met instemming van de ouder met gezag.

Artikel 9 Persoonsgebonden budget

Wanneer een individuele voorziening aangewezen is, informeert de jeugd en gezinswerker de jeugdige en zijn ouders over het door de gemeente gecontracteerde aanbod. Ook worden jeugdige en ouders geïnformeerd over de mogelijkheid om te kiezen voor een verstrekking van een persoonsgebonden budget, onder de voorwaarden zoals genoemd in de Jeugdwet en in artikel 7 lid 1 van de verordening. De jeugd- en gezinswerker wijst ouders in het gesprek expliciet op de mogelijkheid om hun bekwaamheid met betrekking tot het omgaan met een persoonsgebonden budget te testen op www.pgb-test.nl. Het testen is bedoeld om de ouder(s) bewust te maken van de taken en verantwoordelijkheden die horen bij het beheren van een persoonsgebonden budget. Hiermee kunnen zij een weloverwogen keuze voor persoonsgebonden budget of zorg in natura maken.

 

9.1 Wettelijke voorwaarden

Zoals bepaald in artikel 7, eerste lid van de verordening, beoordeelt de jeugd -en gezinswerker of de cliënt voldoet aan de wettelijke voorwaarden voor een pgb. Naar oordeel van de medewerker van het Buurtplein dient de cliënt op eigen kracht voldoende in staat te zijn tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, en in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Daarbij zijn de tien punten voor pgb vaardigheid het uitgangspunt voor de jeugd –en gezinswerker 2 . Voorbeelden van contra-indicaties ten aanzien van de pgb vaardigheid zijn: problematische schulden, ernstige verslavingsproblematiek, aanmerkelijke verstandelijke beperking, ernstig psychiatrisch ziektebeeld, vastgestelde blijvende cognitieve stoornis, of onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal.

 

Indien de jeugd- en gezinswerker- of daar waar relevant een andere regievoerder – redenen heeft om te twijfelen aan de competenties ten aanzien van de budgetvaardigheid van de budgethouder of diens vertegenwoordiger kan;

  • een budgetcoach of vorm van budgetbeheer worden ingezet om te kijken of de vertegenwoordiger financieel zelfredzaam is.

  • de budgethouder/vertegenwoordiger worden gevraagd na een aangegeven periode een evaluatie/voortgangsverslag in te dienen.

     

De cliënt levert een ondersteunings- en budget plan aan, waarin de cliënt samen met de ondersteuner afspraken inzake de gewenste ondersteuning vastlegt. Bij een hernieuwde aanvraag en dus een herbeoordeling worden de gestelde doelen uit het ondersteunings- en budgetplan geëvalueerd door de jeugd- en gezinswerker. In het ondersteunings- en budgetplan maakt de cliënt in ieder geval inzichtelijk:

  • waar de ondersteuning wordt ingekocht en waar de ondersteuning uit zal bestaan;

  • hoe aan de, in het verslag of gezinsplan omschreven doelen (SMART geformuleerd), wordt gewerkt

  • waarom voor deze ondersteuner is gekozen;

  • wie het persoonsgebonden budget gaat beheren;

  • waarom hij de ondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget wil ontvangen;

  • welke salarisafspraken zijn gemaakt en;

  • hoe de continuïteit van de ondersteuning bij ziekte of andere uitval wordt gegarandeerd.

9.3 Spelregels pgb

Salarisafspraken

Naast het ondersteunings- en budgetplan moet de cliënt ook de zorgovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) invullen. Hierin worden afspraken over het aantal te leveren uren en uurtarieven vastgelegd.

 

De budgetbeheerder is verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de bestedingen uit het budget. De gemeente vindt het belangrijk dat de budgetbeheerder hier voldoende inzicht in heeft. Daartoe hanteert de gemeente dat een betaling via facturatie plaatsvindt en is een betaling via een vast maandloon niet mogelijk. Betaling via facturatie ondersteunt de controle op rechtmatigheid voor zowel budgetbeheerder als de gemeente. Dit geeft meer mogelijkheden om onrechtmatig of ondoelmatig besteedde middelen vast te stellen. Eventuele wijzigingen in het volume of de inhoud van de geleverde ondersteuning moeten door de budgethouder worden doorgegeven aan de SVB.

 

Het ondersteunings- en budgetplan en de zorgovereenkomst moeten door de consulent zijn goedgekeurd voordat de gemeente het pgb bij de SVB klaarzet. Bij de herbeoordeling van de indicatie wordt het ondersteunings- en budgetplan geëvalueerd. Ook kan de gemeente steekproefsgewijs controles uitvoeren. Indien de budgetbeheerder de besteding van het pgb niet adequaat kan verantwoorden, kan het college besluiten het pgb te beëindigen of (een deel van) het pgb terug te vorderen.

 

De cliënt aan wie een pgb is toegekend heeft de mogelijkheid om te kiezen voor een ondersteuner die een hoger tarief hanteert dan het maximale tarief uit het op dat moment van kracht zijnde Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem. Indien als gevolg hiervan sprake is van meerkosten, dan komen deze voor rekening van de cliënt. Indien als gevolg hiervan de cliënt minder ondersteuning inkoopt dan is geïndiceerd, dan is dit in beginsel toegestaan. Wel zal bij een herindicatie worden onderzocht wat de invloed van de lagere inzet op het beoogde resultaat is geweest.

 

Ondersteuning in het buitenland

Als ondersteuning is ingekocht buiten Nederland mogen de reis- en verblijfkosten hiervan niet worden betaald met een pgb. Daarnaast geldt dat voor het bieden van begeleiding aan de cliënt in het buitenland expliciet toestemming door de consulent moet worden gegeven. De consulent zal hierbij toetsen of de besteding van het pgb past binnen het ondersteuningsplan en de te behalen resultaatgebieden.

Een persoonsgebonden budget mag maximaal vier weken per jaar buiten Nederland worden besteed. Dit is gebaseerd op het aantal vakantiedagen waarop een werknemer over één jaar recht heeft, dit bedraagt vier maal de overeengekomen arbeidsduur per week (artikel 7:634 Burgerlijk Wetboek). Bij een vijfdaagse werkweek van acht uren per dag, 40 uren per week, is er dus minimaal recht op (4 x 40 = 160 uren) 20 volledige vakantiedagen per jaar.

 

Overige spelregels

Het pgb kent geen vrij besteedbaar bedrag en geen eenmalige uitkering. Tussenpersonen, belangenbehartigers en administratiekosten mogen niet uit het pgb betaald worden. In het geval de cliënt besluit voor het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn beschikking de ondersteuning te beëindigen, dan vervalt het pgb op de dag dat de ondersteuning wordt beëindigd. Kosten die de ondersteuner bij een budgethouder in rekening brengt in verband met een opzegtermijn zijn niet te verhalen op de gemeente. Ook kosten die de ondersteuner de budgethouder in rekening brengt voor het niet nakomen van een afspraak kunnen niet worden verhaald op de gemeente.

Artikel 10 Kwaliteitseisen van de met een pgb in te kopen zorg

Naar oordeel van de jeugd- en gezinswerker dient gewaarborgd te zijn dat de met een persoonsgebonden budget in te kopen individuele voorziening van voldoende kwaliteit is. Dit wil zeggen dat de individuele voorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt en in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget is toegekend. Daarbij dient de (opleidings)achtergrond van de hulpverlener passend te zijn bij de hulpvraag en de doelen.

De professionele ondersteuning die de budgethouder inkoopt, is kwalitatief verantwoord en voldoet tenminste aan de volgende eisen:

  • Norm van verantwoorde hulp, inclusief verplichting om SKJ en/of BIG geregistreerde professionals in te zetten voor wat betreft het bieden van begeleiding ontwikkelen plus;

  • Gebruik van een hulpverleningsplan;

  • Systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder;

  • Verklaring omtrent gedrag (VOG);

  • Handelen volgens de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • Meldplicht calamiteiten en geweld;

  • Verplichting om een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

 

Kwaliteitseisen voor sociaal netwerk

Verleners van jeugdhulp uit het sociale netwerk verlenen veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte zorg die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of de ouder. Aanvullend op artikel 7, lid 5, van de verordening dient hulp middels sociaal netwerk te voldoen aan de volgende kwaliteitseisen:

  • De informele hulpverlener is verplicht Huiselijk Geweld en Kindermishandeling te melden;

  • De informele hulpverlener werkt actief samen met ander jeugdhulpverleners in het belang van de jeugdige;

  • De informele hulpverlener werkt aan de doelen uit het opgestelde ondersteuningsplan en volgens schema van het budgetplan;

  • De informele hulpverlener meldt klachten bij de gemeente;

  • De continuïteit wordt bij ziekte of andere uitval door de zorgverlener geborgd;

  • De informele hulpverlener is capabel om de ondersteuning te bieden, hierbij wordt meegewogen of diegene:

    • -

      voldoende opvoedvaardigheden heeft;

    • -

      bereid is tot het volgen van trainingen/cursussen waar nodig;

    • -

      bereid is tot samenwerking met professionals waar nodig;

    • -

      niet overbelast dreigt te raken. Zie hierover ook de richtlijn (dreigende) overbelasting bij deze beleidsregels, bijlage II.

 

Hierbij geldt dat behandeling niet kan worden geboden door eerste –en tweedegraads familieleden.

 

De cliënt draagt de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit en continuïteit van de ondersteuning die hij betrekt van personen die tot het sociale netwerk behoren.

De jeugd -en gezinswerker beoordeelt en bepaalt of aan de wettelijke voorwaarden en voorwaarden uit de verordening en bijbehorende kwaliteitseisen voor een verstrekking van een persoonsgebonden budget is voldaan, aan de hand van het door de aanvrager ingevuld zorg- en budgetplan. Het plan maakt onderdeel uit van de aanvraag voor een persoonsgebonden budget.

Artikel 11 Pgb sociaal netwerk

Het is normaal dat je je inspant om je eigen situatie te verbeteren of dat je iets doet voor een partner of familielid als die niet geheel op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. De regering stapt af van het automatisme dat de overheid per definitie deze rol naar zich toetrekt, maar gaat niet zo ver om het sociaal netwerk te verplichten om ondersteuning te bieden waar dat mogelijk is.

De volgende vragen spelen een rol bij de vraag of de inzet van het sociaal netwerk leidt tot betere en effectievere ondersteuning en dus de meest adequate mogelijkheid is om in de hulpvraag te voorzien:

  • -

    Is er sprake van een kind waarbij het bijvoorbeeld in verband met zorgcontinuïteit of de aard van de beperking, niet mogelijk of wenselijk is dat dit door een professional gedaan wordt?

  • -

    Moet de hulp op ongebruikelijke tijden geleverd worden, is de hulp vooraf niet goed in te plannen, op veel korte momenten per dag of moet de hulp op verschillende locaties geboden worden?

     

Bij het afwegen van de grens aan eigen kracht en de overgang naar inzetten van een voorziening (betaling van het netwerk), wordt ook het belang van de beoogde ondersteuner om te voorzien in zijn/haar inkomen mee gewogen. Hierbij staat centraal of de beoogde ondersteuner voldoende mogelijkheden heeft om naast de hulp die benodigd is voldoende inkomsten te genereren en zo niet, wat daarvan de aantoonbare gevolgen zijn. Ondersteunend aan deze beoordeling is de vraag of er financiële problemen ontstaan als de hulp door de ouder wordt geboden.

Artikel 12 De beschikking en aanvang hulp

De jeugd- en gezinswerker neemt het besluit tot toekenning van een individuele voorziening op grond van het onderzoek naar de behoefte aan jeugdhulp van de jeugdige en zijn ouders. Het besluit zal middels een beschikking, conform artikel 6 van de verordening, zo spoedig mogelijk na het laatste gesprek aan de ouder en/of jeugdige, maar uiterlijk acht weken na de aanvraag voor een individuele voorziening, worden uitgereikt of toegestuurd..

 

Op het moment dat de beschikking aan de aanvrager en minderjarige, van twaalf jaar en ouder, wordt verzonden, wordt tegelijk een opdrachtbevestiging verzonden aan de aanbieder indien de hulp in natura wordt ingezet. De hulp kan starten nadat het besluit tot toekenning van een individuele voorziening is genomen en nadat een opdrachtbevestiging is verstuurd aan de aanbieder.

 

Met toestemming van de ouder met gezag en/of de minderjarige van 12 jaar en ouder wordt het onderliggende gezinsplan of verslag tevens toegestuurd aan de zorgaanbieder.

 

12.1 Verwijzing door medici

Op grond van artikel 3 van de verordening kunnen de huisarts, jeugdarts of medisch specialist rechtstreeks verwijzen naar door de gemeente gecontracteerde jeugdhulp.

De jeugdige en/of ouder kan met de verwijzing rechtstreeks naar een aanbieder. Om zeker te weten welk aanbod bij welke aanbieder gecontracteerd is of om nader advies in te winnen, kan de jeugdige en/of ouder of de verwijzer contact opnemen met de jeugd- en gezinswerker. De aanbieder meldt zich bij de gemeente middels een ingevuld meldingsformulier. De aanbieder kan pas beginnen met het daadwerkelijk verlenen van hulp, zodra de gemeente een opdrachtbevestiging heeft verzonden aan de aanbieder. Op deze manier wordt voorkomen dat een niet gecontracteerde aanbieder of niet gecontracteerde hulp wordt ingezet na verwijzing en kunnen de budgetten bewaakt worden.

 

12.2 Toegang gedwongen kader

Onder dwang wordt de ondertoezichtstelling of gezagsbeëindigende maatregel verstaan, uitgesproken door de kinderrechter- op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. Voorafgaand aan dwang kan worden gewerkt middels een werkwijze die drang of preventieve jeugdbescherming kan worden genoemd: hulp die wordt gekenmerkt door een respectvolle en vasthoudende houding, om de veiligheid en ontwikkeling van het kind te borgen. Deze hulp wordt uitgevoerd door de jeugd- en gezinswerker.

Voor toeleiding naar dwang (ondertoezichtstelling of gezagsbeëindigende maatregel) is een voorwaarde dat hulp in het vrijwillig kader niet of onvoldoende wordt geaccepteerd door de ouder(s) met gezag.

Bij de afweging om toe te leiden naar het gedwongen kader wordt binnen de gemeente de benodigde expertise ingeschakeld, waaronder bijvoorbeeld een gedragswetenschapper.

De jeugd- en gezinswerker is transparant naar ouders en/of jeugdige over de (voorgenomen) toeleiding naar het gedwongen kader. Toeleiding vindt plaats middels de Jeugdbeschermingstafel, waaraan tevens ouders en minderjarige (afhankelijk van diens leeftijd) deelnemen. Als het gaat om het delen van informatie staat altijd transparantie voorop, tenzij de veiligheid van de minderjarige in het geding is. De professional stelt zich voor het delen van informatie elke keer onder andere de volgende vragen: Wat is het doel en de noodzaak voor het delen van gegevens? Is het proportioneel? En zijn er andere opties die minder ingrijpend zijn (subsidiariteit)?

 

In te zetten jeugdhulp (individuele voorziening) binnen gedwongen kader

De gemeente maakt samenwerkingsafspraken met de gecertificeerde instellingen over het inzetten van hulp binnen het gedwongen kader: het uitgangspunt is dat door de gecertificeerde instelling binnen het gedwongen kader van het gecontracteerde aanbod gebruik wordt gemaakt. In dat geval kan de jeugdige en/of ouder rechtstreeks met de uitvoerder van de kinderbeschermingsmaatregel/ jeugdreclasseringsmaatregel naar de aanbieder, en wordt op dezelfde wijze het meldingsformulier en de opdrachtbevestiging gebruikt als bij de toegang via medici.

 

Het inzetten van hulp middels een pgb in het gedwongen kader verloopt via de jeugd- en gezinswerker. De gemeente heeft samenwerkingsafspraken met de gecertificeerde instelling over inzetten van hulp middels een pgb in het gedwongen kader.

 

Overgang naar meerderjarigheid in gedwongen kader

Een half jaar voor het bereiken van de meerderjarigheid neemt de uitvoerder van de kinderbeschermingsmaatregel in overleg en samen met de jeugdige en/of ouder contact op met een jeugd- en gezinswerker om te bespreken of en welke vervolghulp eventueel nodig is.

 

12.3 Inzet SEZ en spoedeisende hulp

Als naar het oordeel van het Buurtplein bij de melding sprake lijkt van urgentie of dreigende onveiligheid zal het gesprek met de jeugdige en/of ouders met voorrang plaatsvinden. Indien sprake lijkt van een crisissituatie wordt de afdeling Spoedeisende Zorg van Jeugdbescherming Gelderland in gezet.

De afdeling Spoedeisende Zorg (SEZ) van Jeugdbescherming Gelderland is in geval van crisis 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar voor iedereen op telefoonnummer 0900-99 555 99. SEZ is indien nodig binnen drie uur na de melding ter plekke en beoordeelt en stabiliseert de crisissituatie. Spoedhulp van een aanbieder kan vervolgens ingezet worden na een interventie en daartoe strekkend advies van SEZ. De aanbieder die de spoedhulp uitvoert op advies van SEZ meldt de inzet van hulp direct en uiterlijk binnen vijf dagen bij de gemeente. Een voorafgaande beschikking van de gemeente is niet nodig voor inzet van spoedhulp van de aanbieder. De jeugd- en gezinswerker en aanbieder van spoedhulp maken met elkaar afspraken over de samenwerking tijdens het spoedhulptraject, met het oog op eventueel in te zetten vervolghulp. De bevestiging van de gemeente tot toekenning van de spoedhulp zal binnen twee weken na de start van de hulp in een beschikking worden toegestuurd.

Artikel 13 Duur toekenning

13.1 Geldigheidsduur beschikking en tussentijdse wijziging

  • 1.

    Een besluit tot toekenning van een verstrekking heeft een maximale geldigheidsduur van twee jaar. Dit geldt voor zowel een verstrekking in natura als een verstrekking van een persoonsgebonden budget. Indien het gaat om een individuele voorziening die gericht is op stabilisatie en er is sprake van een situatie waarbij geen verbetering meer wordt verwacht, kan de beschikking voor een langere duur afgegeven worden, tot maximaal meerderjarigheid.

  • 2.

    Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening pleegzorg wordt verstrekt tot 21 jaar, tenzij dat niet past bij het perspectief van de plaatsing.

  • 3.

    Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening als bedoeld in het eerste lid kan tussentijds worden aangepast op basis van een door de jeugdhulpaanbieder gewijzigd hulpverleningsplan. De jeugd- en gezinswerker beoordeelt de noodzaak van een tussentijdse wijziging.

  • 4.

    Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening vervalt, indien de jeugdige of zijn ouders dan wel wettelijk vertegenwoordiger zich niet binnen zes maanden hebben gemeld bij een aanbieder voor jeugdhulp.

  • 5.

    Een reeds verstrekte voorziening kan worden ingetrokken of aangepast als er sprake is van wijzigingen in de persoonlijke situatie van betrokkene of als er sprake is van een beleidswijziging. In dat laatste geval zal een redelijke overgangstermijn in acht worden genomen.

13.2 Beëindiging of verlenging jeugdhulp

De jeugdige en/of ouder dan wel wettelijk vertegenwoordiger neemt acht weken voor de beoogde beëindiging van de hulp (telefonisch) contact op met de jeugd- en gezinswerker en met de aanbieder om te bespreken of verlenging van de ingezette hulp nodig is. Dit geldt tevens indien verlenging van jeugdhulp na meerderjarigheid noodzakelijk is. Als de cliënt zich minder dan acht weken voor afloop van de indicatieduur meldt, kan het zijn dat de nieuwe indicatie niet direct aansluit op de oude.

De jeugd- en gezinswerker zal in overleg met de jeugdige en/of ouder dan wel wettelijk vertegenwoordiger, aanbieder en eventuele andere betrokkenen een besluit nemen met betrekking tot de noodzaak tot verlenging van de hulp. Indien de hulp voortgezet moet worden, zal een nieuwe beschikking aan de ouder dan wel wettelijk vertegenwoordiger en/of jeugdige en een nieuwe opdrachtbevestiging aan de aanbieder verzonden worden. Het niet bereiken van de samen met de cliënt opgestelde doelen en termijnen kan een reden zijn om het pgb te (beëindigen dan wel) niet te verlengen.

Bij beëindiging of vermindering van de indicatie wordt indien nodig een redelijke overgangstermijn in acht genomen. Ditzelfde geldt als de indicatie wordt aangepast van pgb naar zorg in natura. Een overgangstermijn bedraagt maximaal zes maanden. Voor het bepalen van een overgangstermijn en de eventuele duur van die overgangstermijn wordt per individueel geval meegewogen of de wijziging op verzoek van de cliënt plaatsvindt, of de voorziening nog gebruikt wordt en in welke mate de cliënt afhankelijk is van de voorziening.

Artikel 14 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Jongeren en/of hun ouders worden via de klankbordgroep Jeugdhulp en de Sociale Raad gemeente Doetinchem en op andere wijze betrokken bij de uitvoering van de jeugdhulp.

In de klankbordgroep Jeugdhulp zitten ouders en/of verzorgers van jeugdigen en jongeren. De klankbordgroep jeugdhulp bestaat concreet uit:.

  • Ouders van jeugdigen met een pgb

  • Vertegenwoordigers van cliëntenraden van aanbieders Jeugdhulp

  • Vertegenwoordigers van het Jongerennetwerk Gelderse jeugd

  • Vertegenwoordigers van het Jongerenplatform Jeugdbescherming Gelderland: Deze vertegenwoordigers zijn jongeren of oud-jongeren die nog dichtbij de doelgroep staan en/of eruit voortkomen of ouders van de doelgroep

  • Vertegenwoordigers gezinshuis

  • Vertegenwoordigers Platform Pleegouders Achterhoek

     

De gemeente vindt het belangrijk om jongeren actief te betrekken. De signalen van jongeren zelf worden opgepakt via:

  • Het onderwijs

  • De Jimmy’s

  • Jongerenwerkers

  • Buurtcoaches en jeugd- en gezinswerkers

  • Wijkregisseurs

  • Het Jeugdinterventie team (JIT)

Artikel 15 Vertrouwenspersoon

Vertrouwenswerk is onderdeel van de Jeugdwet. Alle jeugdigen en ouders die onder de Jeugdwet vallen hebben recht op ondersteuning door een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Ook als jongeren uit de gemeente Doetinchem (tijdelijk) verblijven in een pleeggezin of instelling buiten de regio kunnen zij hierop een beroep doen.

Als jongeren en ouders hulp en ondersteuning krijgen bij opgroeien en opvoeden is er, zeker in situaties waarbij sprake is van drang en dwang, sprake van afhankelijkheid. In een afhankelijkheidssituatie wordt het lastiger om het te hebben over dingen die niet goed verlopen in de hulpverlening. In die situatie moeten jongeren en/of hun ouders, vanwege die afhankelijkheid, kunnen terugvallen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon die hen bijstaat. Met andere woorden: iedere jeugdige en/of ouder die vragen, klachten over en/of problemen heeft met zijn (rechts)positie en over de (toeleiding naar) jeugdhulp, mag ondersteuning krijgen van een bij wet ingestelde onafhankelijke vertrouwenspersoon. De dienstverlening is voor de jeugdige en/of een ouder gratis.

In de regio Achterhoek wordt het vertrouwenswerk uitgevoerd door op dit gebied gekwalificeerde medewerkers van Zorgbelang Gelderland.

Artikel 16 Bestrijding en voorkoming oneigenlijk gebruik en misbruik

Artikel 8 van de verordening beschrijft de mogelijkheden die de gemeente heeft ter voorkoming en bestrijding van fraude. Bij het voorkomen van fraude staat de voorlichting aan de inwoner centraal. Deze moet vooraf weten wat zijn of haar rechten en plichten zijn en wat de consequenties zijn bij het overtreden van de regels. In de aanpak van fraudepreventie maakt de gemeente Doetinchem gebruik van de principes van het hoogwaardig handhaven:

  • Vroegtijdig informeren: hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de buurtcoaches en jeugd- en gezinswerkers Zij informeren inwoners vroegtijdig over hun rechten en plichten;

  • Vroegtijdig detecteren en afhandelen: de buurtcoaches en jeugd -en gezinswerkers zijn alert op fraudesignalen. Bij twijfels over de rechtmatigheid, organiseren zij een huisbezoek; dit doet een beroep op de professionaliteit van de buurtcoaches/jeugdconsulent. Intercollegiaal overleg over het bepalen van de te nemen stappen vindt zo nodig plaats;

  • Optimaliseren van de dienstverlening: bij de inrichting van de werkprocessen kijken wij ook naar het effect van de werkprocessen op de bereidheid van inwoners om de regels na te leven;

  • Daadwerkelijk sanctioneren: gemeente Doetinchem gaat er van uit dat de voorzieningen op rechtmatige wijze worden ingezet en verantwoord worden. Zodra er signalen zijn over onrechtmatig gebruik, wordt de nodige expertise ingezet binnen de gemeente om nader onderzoek te doen. De gemeente hanteert een krachtig consequent sanctiebeleid en een effectief opsporingsbeleid.

Deze principes worden in samenhang uitgevoerd, zo kunnen ze elkaar versterken. Er is aandacht voor bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van individuele maatwerk voorzieningen. Van de inwoner wordt verwacht dat zij mededeling doet van wijzigingen in hun omstandigheden waarvan redelijkerwijs is in te schatten dat deze consequenties heeft voor de ondersteuningsvraag en eventueel voor de verstrekte voorziening. Ook wordt van de inwoner verwacht dat hij/zij meewerkt aan onderzoek in geval van (vermoedens van) onrechtmatigheden.

Voor wat betreft de beheersing van de risico’s zijn onder andere goede voorlichting/communicatie, onderlinge samenwerking, eenduidige werkwijze en het pgb-trekkingsrecht belangrijke maatregelen.

Voor alle medewerkers van de gemeente Doetinchem geldt dat zij zich aan de wetten moeten houden. Zodra er fraude geconstateerd wordt moet daarop ingegrepen worden. Dit verwachten we ook van de buurtcoaches. Dit vertaalt zich er in eerste instantie in dat de buurtcoach of jeugd- en gezinswerker bij (vermoedens) van fraude met de betrokken inwoner in gesprek gaat. De inwoner heeft de plicht dit te melden bij de betrokken instantie. Wanneer aan deze oproep geen gehoor wordt gegeven zal de jeugd –en gezinswerker of buurtcoach hiervan zelf melding moeten maken. In uitzonderlijke gevallen kan een uitzondering worden gemaakt, dit wordt dan opgeschaald naar het college.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2020.

  • 2.

    Met het in werking treden van deze beleidsregels worden de Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Doetinchem 2019 ingetrokken.

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als:

  • Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Doetinchem 2020

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem, d.d. 12 november 2019,

Mr. G.A. Karssenberg

secretaris

mr. M. Boumans MBA MPM

burgemeester 

Bijlage I Richtlijn bij (dreigende) overbelasting

 

Het beoordelen of er sprake is van (dreigende) overbelasting is aan de orde bij:

  • -

    het inschatten van de mogelijkheden tot ondersteuning vanuit het sociaal netwerk;

  • -

    het inzetten van respijtzorg of een andere tijdelijke individuele voorziening ter ontlasting van een mantelzorger.

 

Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan. Het kan gaan om klachten en symptomen zoals:

  • -

    angst of gespannenheid: nervositeit, onrust, rusteloosheid, slecht slapen;

  • -

    depressie: hopeloosheid, huilbuien, somberheid;

  • -

    gedragsproblemen: negeren van normen en regels, onaangepast gedrag;

  • -

    gecombineerd emotioneel en gedragsgestoord: depressie en/of angst gecombineerd met een gedragsstoornis of onaangepast gedrag;

  • -

    lichamelijke klachten, verminderde prestaties of concentratieproblemen.

 

Er bestaat niet een simpel af te nemen test die direct uitsluitsel geeft of er sprake is van (dreigende) overbelasting. Wel kan met behulp van een vragenlijst de overbelasting (mede) onderbouwd worden. Hiertoe kan gebruik gemaakt worden van een erkende methodiek: de EDIZ vragenlijst ‘Erkende Druk door Informele Zorg’. Ook kan de buurtcoach/jeugd –en gezinswerker medisch of ander deskundig advies inwinnen.

 

Om respijtzorg of een andere (tijdelijke) maatwerkvoorziening ter ontlasting van de mantelzorger in te zetten moet er een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die iemand (aan partner of kind) biedt. Bij overbelasting door een dienstverband van teveel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk.

 

Naast de aard en ernst van de overbelasting onderzoekt de buurtcoach/jeugd- en gezinswerker of deze komt doordat er iets met de ondersteuner zelf aan de hand is (draagkracht vermindering) en/of dat deze gevolg is van de situatie, bijvoorbeeld van langdurige ziekte van kind of partner (draaglast verhoging). Er moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. Als wordt besloten tot de inzet van respijtzorg of een andere maatwerkvoorziening moeten de met de overbelasting gepaard gaande klachten duidelijk beschreven worden. Bij het aflopen van de indicatieduur zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen.  

Bijlage II Aanbod individuele voorzieningen

Indien na beoordeling van de algemene toelatingscriteria een individuele voorziening aan de orde is, worden op basis van de ondersteuningsvraag en het te bereiken resultaat richtlijnen in acht genomen met betrekking tot de toe leiding naar een passende vorm van ondersteuning.

 

NB. De dynamiek van hulpverlening vergt bij de toeleiding de nodige flexibiliteit; centraal staat dat wordt toegeleid naar zo licht mogelijke hulp indien mogelijk en zo snel mogelijk naar zwaardere of intensievere hulp indien nodig. Hier hoort bij dat op het juiste moment op- en weer afgeschaald wordt naar passende hulp.

 

Voor een omschrijving van ondersteuningsvormen wordt doorverwezen naar het inkoopdocument via https://www.sociaaldomeinachterhoek.nl/zorgaanbieders/inkoop/ onder ‘downloads’, vanaf perceel 1.

Bijlage III Toelichting op de stappen in het onderzoek

 

Een zorgvuldig onderzoek vereist het op enigerlei doorlopen van de volgende stappen :

 

Stap 1 - inventariseer de hulpvraag

Het college dient voldoende kennis te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Dit brengt met zich mee dat wanneer bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan jeugdhulp het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag is.

 

Stap 2 - breng de onderliggende problematiek minutieus en onderbouwd in kaart

Vervolgens zal het college moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving.

 

Stap 3 - stel de aard en de omvang van de noodzakelijke hulp vast

Als de problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving.

 

Stap 4 - kijk wat de discrepantie tussen noodzaak en de eigen mogelijkheden zijn

Het onderzoek is erop gericht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden.

 

Stap 5 - stel vast welke voorziening de geconstateerde discrepantie adequaat oplost

Slechts voor zover die eigen mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een individuele voorziening te verlenen.

 

Naar boven