3e wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Leeuwarden

DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEEUWARDEN;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 november 2019 (zaaknummer Z216502-2019);

gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Drank- en Horecawet, artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, en vijfde lid, 2.21 en 3.148, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet, artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

BESLUIT:

 

I Vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Leeuwarden:

A. In artikel 1:1 wordt ‘- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;’ vervangen door ‘- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;’.

B. In het opschrift van hoofdstuk 2 wordt na ‘Openbare orde’ ingevoegd ‘en veiligheid, volksgezondheid en milieu’.

C. In het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 1, wordt ‘Bestrijding’ vervangen door ‘Voorkomen of bestrijden’.

D. In artikel 2:1a, vierde lid, wordt ‘te bevinden’ vervangen door ‘zich te bevinden’ en wordt ‘het bevoegd gezag’ vervangen door ‘het bevoegde bestuursorgaan’.

E. De artikelen 2:1f, 2:1g, 2:1h en 2:1i worden vervangen door het volgende artikel:

 

Artikel 2:1f Gebiedsontzeggingen

1. De burgemeester kan aan een persoon die:

a. het verbod tot samenscholen als bedoeld in artikel 2:1a eerste lid;

b. het verbod om steekwapens bij zich te hebben als bedoeld in artikel 2.1c eerste lid;

c. het verbod als bedoeld in artikel 2:1d eerste of tweede lid om op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw of vaartuig openlijk stoffen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet voor handen te hebben of om post te vatten of zich heen en weer te bewegen of in /op een voertuig plaats te nemen en/of andere activiteiten uit te voeren zoals omschreven in artikel 2:1d tweede lid;

d. het verbod om de orde te verstoren bij een evenement als bedoeld in artikel 2.25i;

e. het verbod als bedoeld in artikel 3.9 eerste lid om diensten als prostituee aan te bieden;

f. het verbod als bedoeld in artikel 2:48 om op een openbare plaats alcoholhoudende drank te nuttigen of flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben met het kennelijke doel deze geheel of ten dele op de weg te nuttigen of laten nuttigen;

g. het verbod als bedoeld in artikel 2.49 zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden of in, op of tegen een raamkozijn of drempel van een gebouw te zitten of te liggen, dan wel zich zonder redelijk doel bevinden in de gemeenschappelijke ruimte van de in dat artikel aangegeven gebouwen;

h. het verbod als bedoeld en omschreven in artikel 2:50 zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor deze bestemd is;

i. het verbod als bedoeld en omschreven in artikel 2:65 om in aangewezen gebieden op een openbare plaats of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen;

j. het verbod, zoals bedoeld en omschreven in artikel 4:8 om zijn natuurlijke behoefte op een openbare plaats te doen;

overtreedt, of

k. harddrugs in strijd met artikel 2 van de Opiumwet en de daarbij behorende lijst koopt of verkoopt;

l. een wapen van categorie I als bedoeld in artikel 13 eerste lid van de Wet wapens en munitie over te dragen, voorhanden te hebben, te dragen en te vervoeren

m. een wapen van categorieën II, III en IV te dragen als bedoeld in artikel 27 van de Wet wapens en munitie;

n. feiten pleegt die strafbaar zijn gesteld bij het Wetboek van Strafrecht waaronder in ieder geval de artikelen 138 (huisvredebreuk), 138a (kraken), 141 (openlijke geweldpleging), artikel 180 (zich met geweld verzetten tegen een ambtenaar in functie), artikel 185 (belemmeren ambtsbediening), artikel 186 (samenloop), artikel 246 (aanranding van de eerbaarheid, artikel 285 (bedreiging dan wel openlijke geweldpleging), artikel 285b (belaging), artikelen 300, 301, 302 en 303 (mishandeling), artikel 312 (diefstal met geweld of bedreiging), artikel 350 (vernieling en beschadiging), artikel 426 (om staat van dronkenschap de openbare orde dan wel het verkeer verstoren) worden begrepen;

o. in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht;

een bevel geven om zich gedurende de in lid 2 onder a, b of c omschreven periode niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

2. Het bevel als bedoeld in lid 1 geldt voor de duur van ten hoogste:

a. 24 uur;

b. de duur van het evenement indien er sprake is van het verstoren van de openbare orde bij een evenement; of

c. het tijdvak van donderdag 18.00 uur tot en met zondag 24.00 uur indien één of meer van de bovengenoemde overtredingen zijn begaan of strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen zijn verricht die horeca gerelateerd zijn en gedurende dit tijdvak hebben plaatsgevonden.

3. Bij overtredingen als bedoeld in het eerste lid of met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw één of meer van de bovengenoemde overtredingen begaat of strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

4. Een bevel als bedoeld in het derde lid kan slechts worden gegeven als de overtreding of het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of derde lid, plaatsvindt.

5. De burgemeester beperkt de krachtens het eerste of derde lid gegeven bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.’’

F. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 2, vervalt.

G. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 3, vervalt.

H. Het opschrift van artikel 2:6 wordt ‘Verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen’.

I. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 4, vervalt.

J. Artikel 2:9 wordt als volgt gewijzigd: Het opschrift van artikel 2:9 komt te luiden: Artikel 2:9 Vertoningen op openbare plaatsen

K. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 5, komt te luiden: Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

L. Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd:

1.Het opschrift van artikel 2:10 wordt ‘Voorwerpen op of aan de weg en openbare plaats’.

2. Lid 1 van artikel 2:10 wordt vervangen door de volgende zin:

Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders de weg, een weggedeelte of een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

M. In artikel 2:11, vierde lid, wordt na ‘het Wetboek van Strafrecht,’ ingevoegd ‘de Wegenwet,’.

N. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 6, vervalt.

O. Hoofdstuk 2, afdeling 7, wordt vernummerd tot hoofdstuk 2, afdeling 3.

P. Hoofdstuk 2, afdeling 7a, wordt vernummerd tot hoofdstuk 2, afdeling 3a.

Q. Hoofdstuk 2, afdeling 8, wordt vernummerd tot hoofdstuk 2, afdeling 4.

R. In artikel 2:27, eerste lid, wordt na ‘café,’ ingevoegd ‘waterpijpcafé,’.

S. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 8A, komt te luiden: Afdeling 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit Drank- en Horecawet

T. Hoofdstuk 2, afdeling 9, wordt vernummerd tot hoofdstuk 2, afdeling 6.

U. Hoofdstuk 2, afdeling 10, wordt vernummerd tot hoofdstuk 2, afdeling 7.

V. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 11, komt te luiden: Afdeling 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade

W. Artikel 2:59 wordt als volgt gewijzigd:

1.  Het tweede lid komt te luiden:

2.  De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

2.  Het derde lid, aanhef, komt te luiden:

3.  De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

X. Na artikel 2:59 wordt toegevoegd het volgende artikel: Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein

1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid of heeft meegedeeld dat hij de hond gevaarlijk acht, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.

2. Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:

a. op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

b. het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

c. het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

Y. In het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 12, vervalt ‘Bepalingen ter’.

Z. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 13, komt te luiden: Afdeling 10. Consumentenvuurwerk

AA. Hoofdstuk 2, afdeling 14, wordt vernummerd tot hoofdstuk 2, afdeling 11.

AB. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 15, komt te luiden: Afdeling 12. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester

AC. Hoofdstuk 2, afdeling 16, wordt vernummerd tot hoofdstuk 2, afdeling 13.

AD. In artikel 2:79, eerste lid, vervalt de komma na ‘gebruikt’.

AE. In artikel 3:5, tweede lid, onder c, worden sub 1 tot en met 6 vervangen door de volgende tekst:

1°. bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van deze verordening;

2°.  de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;

3°.  artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

4°.  de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede de artikelen 6 juncto 8 en 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

5°.  de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of

6°.  de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

AF. Het opschrift van hoofdstuk 4, afdeling 1, komt te luiden: Afdeling 1. Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting

AG. In artikel 4:6, derde lid, wordt na ‘het Vuurwerkbesluit’ toegevoegd de zinssnede ‘, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012’.

AH. Na artikel 4:9a wordt een nieuwe afdeling 3 opgenomen in Hoofdstuk 4 dat als volgt gaat luiden: Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden

 

Artikel 4:10 Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. boom: een houtachtig, overblijvend gewas, vitaal of afgestorven, met een stamomtrek van minimaal 63 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de stamomtrek van de dikste stam. In afwijking hiervan, geldt het bepaalde over de stamomtrek niet, als er sprake is van:

- een monumentale houtopstand of waardevolle houtopstand, als bedoeld in artikel 4:11a;

- een houtopstand in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht, als bedoeld in de artikelen 4:12a en 4:12b;

b. monumentale houtopstand: is een beschermwaardige houtopstand met een leeftijd van minimaal 80 jaar en/of met een unieke of zeer bijzondere meerwaarde en functie of status voor de omgeving, zoals vermeld op de door het bevoegd gezag vastgestelde lijst met monumentale bomen; 

c. waardevolle houtopstand: is een beschermwaardige houtopstand met een leeftijd van minimaal 40 jaar en/of met een, als structuur of individuele boom of bomengroep, belangrijke meerwaarde en functie of status voor de omgeving, zoals vermeld op de door het bevoegd gezag vastgestelde lijst met waardevolle bomen.

d. houtopstand: hakhout, een houtwal of één of meer bomen;

e. hakhout: één of meer bomen, die nadat ze zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

f. vellen: rooien, kappen, verplanten, het snoeien van meer dan vijfentwintig procent van de kroon van de boom of het wortelgestel, met inbegrip van de eerste keer kandelaberen/kandelaren en het verrichten van handelingen, die leiden tot de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand;

g. knotten/kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

h. jaar: 12 maanden na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning;

i. gebied: locatie/project zoals aangegeven op de verplicht bij te voegen kaart bij een vergunningaanvraag waaruit blijkt welke bomen de aanvrager wil kappen;

j. bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, als bedoeld in artikel 4.1a, van de Wet natuurbescherming;

k. onherstelbaar beschadigde/zieke houtopstand: hiervan is sprake als een houtopstand door het treffen van (beheer)maatregelen, naar deskundigen oordeel, niet meer in staat is een voor de omgeving verantwoorde restlevensduur te verkrijgen van minimaal 2 jaar. Dit uitsluitend ter beoordeling en verantwoording door aangewezen gemeentelijke deskundigen.

 

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen of doen vellen van houtopstanden 

1. U heeft een omgevingsvergunning nodig voor het vellen of het doen vellen van houtopstand, als:

a. het aantal te vellen houtopstand 10 of meer is in een gebied per jaar;

b. de te vellen houtopstand een waardevolle of monumentale houtopstand is, die is opgenomen op de lijst zoals bedoeld in artikel 4.11a.

2. U heeft geen omgevingsvergunning nodig voor het vellen of het doen vellen van houtopstand als het gaat om:

a. fruitbomen, met uitzondering van hoogstamfruitbomen, en windschermen om boomgaarden;

b. naaldbomen, bedoeld om te dienen als kerstboom, als ze niet ouder zijn dan twintig jaar;

c. kweekgoed;

d. uit populieren of niet geknotte wilgen bestaande:

  • 1.

    wegbeplantingen;

  • 2.

    beplantingen langs waterwegen, en

  • 3.

    één rijige beplantingen langs landbouwgronden;

e. het dunnen van bomen;

f. uit populieren, wilgen, essen of elzen bestaande beplantingen die kennelijk zijn bedoeld voor de productie van houtige biomassa als zij:

1. ten minste eens per 10 jaar worden geoogst;

2. bestaan uit minstens tienduizend stoven per hectare per beplantingseenheid, zijnde een aaneengesloten beplanting die niet wordt doorsneden door onbeplante stroken breder dan twee meter, en zijn aangelegd na 1 januari 2013.

3. Buiten de bebouwde kom geldt het gestelde in het eerste lid verder niet voor houtopstand buiten erven en tuinen, als ze staan in een zelfstandige eenheid van:

a. meer dan 10 are of;

b. rijbeplanting van houtopstand van meer dan 20 gerekend over het totaal aantal rijen.

4. Ook heeft u geen omgevingsvergunning nodig voor:

a. Het vellen van een houtopstand die moet worden geveld volgens de Plantenziektenwet of op aanschrijving van het bevoegd gezag; 

b. houtopstand die onherstelbaar ziek of beschadigd zijn;

c. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

d. het periodiek beknotten of kandelaberen bij daarvoor geschikte boomsoorten, als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen, ter uitvoering van het reguliere onderhoud. 

5. De burgemeester kan, in afwijking van het eerste lid, toestemming geven tot direct vellen als er sprake is van acuut gevaar of een vergelijkbaar spoedeisend belang.

 

Artikel 4:11a Monumentale en waardevolle bomen

1. Het college stelt een Bomenlijst vast waarop de monumentale en waardevolle houtopstanden in de gemeente staan.

2. Op de bomenlijst staan in ieder geval de houtopstanden die in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de landelijke Bomenstichting staan. Op de lijst wordt per houtopstand in ieder geval een herkenbare omschrijving, de standplaats, de kadastrale aanduiding en de reden van registratie vermeld.

3. Er worden door het bevoegd gezag nadere regels vastgesteld voor het (doen) vellen van monumentale of waardevolle bomen, die vermeld staan op de bomenlijst.

 

Artikel 4:11b Weigeringsgronden

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend als dit in ieder geval nadelig is voor:

a. de natuurwaarde van de houtopstand; 

b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;

c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;

d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;

e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;

f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand;

g. als velling in strijd is met het geldende bestemmingsplan of de Wet natuurbescherming.

 

Artikel 4:12 Termijnen

1. Het college kan aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbinden dat de omgevingsvergunning, als deze betrekking heeft op het vellen van houtopstanden, één jaar geldig is na het onherroepelijk worden van de vergunning.

2. Als het om een omgevingsvergunning tot het gefaseerd vellen van houtopstanden over meerdere jaren gaat, is de omgevingsvergunning geldig tot 12 maanden na de afgesproken tijdsfasen van vellen.

 

Artikel 4:12a Bijzondere vergunningsvoorschriften

1. Het college kan nadere verplichtingen opnemen in de omgevingsvergunning, zoals:

  • a.

    een herplantplicht;

  • b.

    aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna;

  • c.

    het financieel compenseren van groen als er niet wordt of kan worden voldaan aan de verplichtingen om te herplanten. Het college is bevoegd om hierover nadere regels op te stellen.

2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid onder a gegeven, dan kan worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting, en op welke wijze, niet-aangeslagen beplanting moet worden vervangen.

 

Artikel 4:12b Herplant-/instandhoudingsplicht

1. Ook als een houtopstand waarvoor een vergunning nodig is om te vellen, wordt geveld of vernietigd zonder vergunning kan het college aan de rechthebbende een verplichting opleggen tot herplant en/of het betalen van een vergoeding. Het college is bevoegd hier nadere regels over op te stellen.

2. Wordt een herplantplicht als bedoeld in het eerste lid opgelegd dan kan daarbij worden bepaald wanneer na de herbeplanting, en op welke wijze, niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

3. Als houtopstand, waarvoor een vergunning nodig is om te mogen vellen, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aanwijzingen geven die opgevolgd moeten worden.

4. Als een verplichting als bedoeld in dit artikel wordt opgelegd moet hier verplicht aan voldaan worden. Dit geldt ook voor de rechtsopvolger.

 

Artikel 4:12c Afstand tot de erfgrens

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek, tot de grens tussen percelen in privaat eigendom, wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen. De afstand tot de grens tussen percelen in privaat en gemeentelijk eigendom wordt vastgesteld op nihil voor bomen, heesters en heggen.

 

Artikel 4:12d Bestrijding iepziekte

1. Als zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, als hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:

a. als de iepen in de grond staan, te vellen;

b. de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;

c. of de niet-ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zo te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

2. a.  Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden  of in voorraad te hebben of te vervoeren. Het verbod is niet  van toepassing op geheel ontschorst iepenhout en op  iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter.

b.  Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van dit verbod.

 

Artikel 4:12e Bescherming publieke houtopstand

1. Het is verboden om houtopstanden, die publiek eigendom zijn:

* te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

* daaraan snoeiwerk te verrichten behalve door bevoegde deskundige boomverzorgers ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.

  • 2.

     

    Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een publieke houtopstand of boom aan te brengen of te bevestigen zonder vergunning van het bevoegd gezag.

    AI. In het opschrift van artikel 4:13 wordt ‘enz.’ vervangen door ‘en dergelijke’.

     

    AJ. In artikel 4:15, lid 3, vervalt het gestelde onder sub c. en de leden 5 en 6 worden vervangen door de volgende tekst:

    5. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing voor zover de Woningwet, de Monumentenwet, de gemeentelijke monumentenverordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor zover betrekking hebbend op bouwactiviteiten, of de Provinciale landschapsverordening van toepassing is.

    6. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

    a. als de reclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    b. in het belang van de verkeersveiligheid;

    c. in het belang van cameratoezicht op openbare plaatsen; 

    d. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak, tenzij in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet Milieubeheer.

     

    Aan het artikel wordt voorts een zevende lid toegevoegd dat luidt:

    7. Het college van burgemeester en wethouders kan ten aanzien van handelsreclame nadere regels stellen.

     

    AK. In het opschrift van hoofdstuk 5 wordt ‘der’ vervangen door ‘van de’.

     

    AL. In het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 1, wordt na ‘Parkeerexcessen’ ingevoegd ‘en stopverbod’.

     

    AM. Artikel 5:10 wordt als volgt gewijzigd:

    1.  In het opschrift wordt na ‘Parkeren’ ingevoegd ‘of laten stilstaan van voertuigen’.

    2.  In het eerste lid wordt na ‘te parkeren’ ingevoegd ‘of te laten stilstaan’.

     

    AN. In artikel 5:15, derde lid, onder a, wordt ‘de Wegenverkeerswet’ vervangen door ‘de Wegenverkeerswet 1994’.

     

    AO. In het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 6, wordt na ‘Openbaar water’ ingevoegd ‘en waterstaatswerken’.

     

    AP. De artikelen 5:24 t/m 5:31.9 worden vervangen door de volgende tekst: Artikel 5:24 Begripsomschrijvingen

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    - Aanlegplaats: een formeel door de gemeente als zodanig aangewezen plaats in het water, die bestemd is voor het tijdelijk afmeren van een vaartuig, voor zowel recreatie- als beroepsvaart;

    - Ankeren: het doen of laten liggen van een vaartuig anders dan aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig;

    - Doorgaande route van de Elfstedenvaarroute: de gehele doorgaande route langs het traject van de Elfstedenvaarroute in de gemeente Leeuwarden, met uitzondering van de insteekhaven, inhammen, opvaarten dan wel andere (doodlopende) vaargeulen langs of naast de route.

    - Erfopvolger: onder erfopvolger wordt verstaan de partner van de eigenaar van het schip die minimaal 6 maanden op het hetzelfde adres staat ingeschreven. Of kinderen boven de 18 jaar die woonachtig zijn op hetzelfde adres als de eigenaar van het schip en hier ook feitelijk ingeschreven staan.

    - Historisch woonschip: Dit zijn voormalig (bewoonde) beroepsvrachtschepen, sleepboten en vissersschepen, die zowel behoren tot de binnenvaart als de zeevaart die oorspronkelijk gebouwd zijn door middel van klinkverbindingen en niet langer dan 40 meter waren. De schepen hebben een historisch karakter en een authentieke romp en worden nu uitsluitend gebruikt voor permanente bewoning. Ook moet vaststaan dat het schip zelfstandig nautisch kan varen.

    - Ligplaats: een formeel door de gemeente als zodanig aangewezen plaats in het water, al dan niet aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, dat bestemd is voor het permanent afmeren van een woon-, bedrijfsmatige- of voor recreatieve doeleinden geschikt vaartuig;

    - Meetbrief : Een door Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) afgegeven document met het volledige signalement van het vaartuig.

    - Openbaar water: alle wateren die al of niet met enige beperking voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;

    Pleziervaartuig: vaartuig dat is bestemd voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding.

    - Rietkraag: de met riet, biezen, lisdodden of soortgelijke planten (helofyten) begroeide oppervlakte;

    - Vaartuig: naast het begrip vaartuig in de gebruikelijke zin van het woord een vaartuig zonder waterverplaatsing, een casco, een vaartuig in aanbouw en een vaartuig dat de geschiktheid tot varen of drijven heeft verloren, dan wel de overblijfselen daarvan.

    - Vergunning: persoonsgebonden vergunning, voor een specifieke locatie, die op basis van deze afdeling door het college is verstrekt;

    - Zeebrief: Een zeebrief is een nationaliteitsbewijs (een soort paspoort) van een zeegaand schip. Uit dit document blijkt, dat een schip voor zee- of kustvaart gebruikt mag worden.

     

    Artikel 5:25 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

    1. In verband met de veiligheid op het openbaar water is het verboden om zonder vergunning van het college een voorwerp, uitgezonderd een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan of een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.

    2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, de Vaarwegenverordening Friesland, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening gemeente Leeuwarden.

     

    Artikel 5:26 Gereserveerd

     

    Artikel 5:27 Gevaar, schade of hinder in gemeentelijk water

    1. Het college kan een verbod opleggen om met een vaartuig de gemeentelijke wateren binnen te varen, een lig- of aanlegplaats in te nemen of in de gemeentelijke wateren of op een lig- of aanlegplaats te verblijven, als het van oordeel is dat een zodanige handeling gevaar, schade of hinder voor de gemeentelijke wateren of voor de omgeving met zich meebrengt of met zich mee kan brengen.

    2. Aan wie een in het eerste lid bedoeld verbod is opgelegd, is verplicht daaraan onmiddellijk gevolg te geven.

     

    Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken

    1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbaar water, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

    2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Vaarwegenverordening Friesland.

     

    Artikel 5:29 Reddingsmiddelen

    Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel of voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.

     

    Artikel 5:30 Veiligheid op het water

    1. Het is verboden om als bader of zwemmer in het openbaar water je op te houden of je te begeven als het scheepvaart­verkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.

    2. Het is verboden in een vaarweg binnen een afstand van 25 meter gemeten vanaf een brug, sluis of ander beweegbaar kunstwerk, alsook dukdalven en bijkomende werken te zwemmen of te surfen anders dan voor passage.

    3. Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Binnenvaart­politieregle­ment, de Waterwet of het Vaarwegenverordening Friesland.

     

    Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen

    1. Het is verboden om zonder redelijk doel zich vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.

    2. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.

     

    §2 Aanleggen en lig- of aanlegplaats innemen

     

    Artikel 5:31.1 Aanleggen en lig- of aanlegplaats innemen

    1. Het is verboden met een vaartuig:

    a. aan te leggen binnen de bebouwde kom van de gemeente Leeuwarden;

    b. lig- of aanlegplaats in te nemen of te hebben of deze beschikbaar te stellen voor een vaartuig;

    2. Het verbod uit lid 1 geldt niet voor het aanleggen of innemen van een lig- of aanlegplaats met een vaartuig met een door het college vergunning aan een:

  • 1.

    een door het college aangewezen wal of kade, en/of;

  • 2.

    bij een geldend bestemmingsplan aangewezen gelegenheid die bestemd is om een vaartuig onder te brengen.

    3. a. Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing op het  innemen van een lig- of aanlegplaats aan een wal of kade met een pleziervaartuig die niet in eigendom is van de overheid  maar eigendom is bij de eigenaar van die wal of kade.

    b. een uitzondering op hetgeen vermeld onder a is van toepassing  als het een wal of kade betreft gelegen aan de doorgaande  vaarroute van de Noordelijke Elfstedenvaarroute en de  doorvaarbreedte van minimaal 10 meter niet behouden blijft.

    4. Bij de aanwijzing als bedoeld in het tweede lid onder a, kan door het college worden bepaald dat de aanwijzing slechts gedurende een bepaalde periode van kracht is, slechts voor één of meer categorieën vaartuigen geldt en/of een vergunning als bedoeld in het tweede lid is vereist.

    5. Voor zover niet opgenomen op de verbeelding van het geldende bestemmingsplan, zijn in het aanwijzingsbesluit ligplaatsen, kaden en wallen de in het tweede lid onder a bedoelde ligplaatsen opgenomen.

    6. De vergunning als bedoeld in lid 2 kan alleen worden aangevraagd door de eigenaar van het betreffende vaartuig.

    7. Het is niet toegestaan om een vaartuig te gebruiken voor de verhuur van één of meerdere (on)zelfstandige woonruimten;

    8. Op de voorbereiding van het aanwijzen van een wal of kade als bedoeld in artikel 5:31.1 lid 2 onder a is de Inspraakverordening Leeuwarden van toepassing.

    9. Het college is bevoegd de in artikel 5.31.2 lid 5 genoemde redelijke eisen van welstand nader uit te werken.

    10.Het college kan een tijdelijke ontheffing verlenen voor het verbod als bedoeld in het eerste lid, voor zover er een ligplaats wordt ingenomen voor een evenement.

    A rtikel 5:31.1a Aanvraag vergunning

    1. In de aanvraag vermeldt de aanvrager in ieder geval:

    a. de naam, het adres en de woonplaats van de aanvrager, alsmede het elektronisch adres van de aanvrager, als de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;

    b. (voorlopig) koopcontract;

    c. een bij het schip behorende geldige of verlopen oorspronkelijke meetbrief dan wel een zeebrief in geval van een voormalig beroeps zeevaart schip of een foto van het oorspronkelijke brandmerk welke aanwezig is op het huidige schip;

    d. foto’s van het schip.

    2. Voor schepen die hier tijdelijk aanleggen in verband met een evenement geldt dat zij in ieder geval een CVO of brandveiligheidsrapport van de brandweer moeten overleggen om aan te tonen dat het schip veilig is.

     

    Artikel 5.31.1b Houder vergunning

    De ligplaatsvergunning geldt zowel voor de aanvrager als voor de erfopvolger die deze ligplaatsvergunning verkrijgt.

     

    Artikel 5:31.1c Weigeringsgronden

    1. De vergunning als bedoeld in artikel 5:31:1 lid 2 kan worden geweigerd:

    a. als voor de ligplaats al een vergunning is verleend;

    b. in een geval van een museaal of historisch woonschip of ander vergelijkbaar schip: als de aanvrager geen natuurlijk persoon is van tenminste 18 jaar, en ook geen eigenaar van het schip is;

    c. in het geval van een historisch schip, rondvaart schip of zeilend bedrijfsvaartuig of ander vergelijkbaar schip: als de aanvrager geen natuurlijk persoon is van tenminste 18 jaar en/of aanvrager geen rechtsgeldige vertegenwoordiger is van een rechtspersoon en/of geen eigenaar is van het schip;

    d. als vergunningverlening leidt tot afwijken van het bestemmingsplan of aanwijzingsbesluit ligplaatsen, kaden en wallen;

    e. als het vaartuig niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    f. als blijkt dat door de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    g. als het niet aannemelijk is dat de aanvrager binnen 12 weken na de datum van vergunningverlening de betreffende ligplaats met een vaartuig in kan nemen;

    h. als aannemelijk is dat het vaartuig in strijd met artikel 5:31.1 lid 7 wordt of zal worden gebruikt.

    i. als het vaartuig niet wordt of zal worden gebruikt voor permanente bewoning door de vergunninghouder.

    j. als het vaartuig niet over een meetbrief of zeebrief beschikt.

    2. De weigeringsgronden genoemd in lid 1 zijn ook van toepassing voor de wachtlijstregeling als bedoeld in artikel 5.31.8.

     

    Artikel 5:31.2 Intrekking vergunning

    Naast de in artikel 1:6 genoemde gronden kan het college een vergunning zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 5.31.1 intrekken als:

    a. als het vaartuig wordt gebruikt in strijd met de voorschriften uit de vergunning;

    b. als het historische woonschip langer dan zes maanden niet in gebruik is geweest als hoofdverblijf van de vergunninghouder;

    c. als het vaartuig langer dan zes maanden niet op de in de vergunning genoemde ligplaats heeft gelegen;

    d. als de vergunninghouder het betreffende vaartuig gebruikt of laat gebruiken in strijd met artikel 5:31.1 lid 7

    e. als het uiterlijk van het vaartuig of de lig- of aanlegplaats waarop de vergunning betrekking heeft in strijd is met de redelijke eisen van welstand.

    f. ter verkrijging van de ligplaatsvergunning onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt.

     

    Artikel 5:31.3 Aanwijzingen lig- of aanlegplaats

    1. Het college kan aan de eigenaar van een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruiken van een lig- of aanlegplaats.

    2. De eigenaar van een vaartuig moet de door het college gegeven aanwijzingen, als bedoeld in het eerste lid, direct op volgen.

     

    Artikel 5:31.4 Verbouw

    1. Het is verboden zonder voorafgaande vergunning van het college een vaartuig dat beschikt over een vergunning zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 5.31.1 te verbouwen.

    2. Bij een aanvraag om een vergunning zoals bedoeld in het eerste lid, wordt tenminste gevoegd foto’s van de bestaande situatie en een toereikende omschrijving van de te verrichten werkzaamheden en bouwtekeningen van de bestaande (foto’s) en beoogde situatie.

    3. De vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van of op basis van de artikel 5.31.1c genoemde weigeringsgronden.

     

    Artikel 5:31.5 Aanleggen buiten de bebouwde kom

    1. Het is een ieder verboden met een vaartuig aan te leggen in of aan een rietkraag, of aan of op een door het college aangewezen wal.

    2. Het is een ieder verboden met een vaartuig verboden langer dan gedurende maximaal drie achtereenvolgende dagen of gedeelten daarvan op dezelfde plaats aan te leggen.

    3. Het in lid 2 genoemde is van toepassing als dat vaartuig op die plaats door een met het toezicht op de naleving van deze bepaling belaste ambtenaar wordt aangetroffen op enig tijdstip van de eerste van de drie dagen en op enig tijdstip van de eerste dag na die drie dagen.

    4. Er wordt ook geacht met een vaartuig gedurende drie achtereenvolgende dagen op dezelfde plaats te zijn verbleven, als dat vaartuig binnen een straal van hemelsbreed 500 meter gerekend vanaf de in het tweede lid bedoelde aanlegplaats wordt aangetroffen.

    5. Het is verboden met een vaartuig binnen vijf dagen nadat het is verplaatst op de in het tweede lid bedoelde plaats opnieuw aan te leggen.

     

    Artikel 5:31.6 Ankeren

    1. Het is verboden met een vaartuig te ankeren in of op een afstand van minder dan vijf meter vanuit een rietkraag.

    2. Het college is bevoegd wateren aan te wijzen waar het in het eerste lid gestelde verbod ook van toepassing is.

    3. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

     

    Artikel 5:31.7 Varen

    1. Het is verboden om met een vaartuig door of in een rietkraag te varen.

    2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

     

    Artikel 5:31.8 Wachtlijst

    College houdt, voor de verschillende categorieën vaartuigen een wachtlijst aan en stellen voor de uitvoering daarvan nadere regels.

     

    Artikel 5:31.9 Overgangsbepaling

    Een rechtmatige situatie die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze afdeling aanwezig of in uitvoering is, dan wel gerealiseerd kan worden krachtens een vergunning, ontheffing of toestemming en afwijkt van deze in deze afdeling gestelde regels, mag, als deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, blijven voortbestaan.

    AR. Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 8, komt te luiden: Afdeling 8. Vuurverbod

    AS. Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 9, komt te luiden: Afdeling 9. Asverstrooiing

     

    II In te trekken de volgende regelingen:

    - Algemene Plaatselijke Verordening Leeuwarden (bomenparagraaf) zoals vastgesteld op 19 februari 2014;

    - Bomenverordening gemeente Littenseradiel 2017, zoals vastgesteld op 10 april 2017, voor zover deze van kracht is voor het gebied binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Leeuwarden, zoals dat per 1 januari 2018, op grond van de Wet van 8 maart 2017 tot herindeling van de gemeenten Franekeradeel, Het Bildt, Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Littenseradiel, Menameradiel en Sudwest Fryslân, is ontstaan;

    - Kapverordening, zoals vastgesteld op 16 september 2010 door de Raad van de gemeente Leeuwarderadeel.

     

    III Dat deze wijziging in werking treedt op de dag na bekendmaking.

     

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2019

    voorzitter,

    griffier.

     

     

Naar boven