Gemeentelijk monumentenbeleid De Fryske Marren

 

Inleiding
Algemeen

Cultureel erfgoed is een breed begrip. Met de term ‘cultureel erfgoed’ doelt men over het algemeen op voor de menselijke cultuur en geschiedenis waardevol geachte materiële kenmerken van die cultuur uit het verleden. We kennen immateriële erfgoederen zoals taal, dialecten en recepten maar ook wel feesten en tradities. Daarnaast kennen we ook de materiële erfgoederen. Te denken valt aan belangrijke landschappen en landschapselementen, industrieel erfgoed maar ook bijvoorbeeld klederdracht. Voor een belangrijk deel ontlenen de inwoners hieraan hun identiteit en zijn ze daar trots op. Daarnaast draagt het bij aan de ruimtelijke kwaliteit van onze leefomgeving, heeft het een positief effect op het vestigings- en leefklimaat en is het belangrijk voor het toerisme. Onderdeel van dit culturele erfgoed zijn diverse panden en objecten binnen onze gemeentegrenzen die ons veelal iets vertellen over de historie en ontstaansgeschiedenis van het gebied. Velen van ons zijn van mening dat deze ‘geschiedenisvertellers’ behouden moeten blijven, en moeten worden beschermd. Deels wordt dat al gedaan doordat het Rijk ze heeft aangewezen tot Rijksmonument. Maar voor het overige deel ligt hier een taak voor de gemeente. Zij heeft de mogelijkheid om panden aan te wijzen tot gemeentelijk monument.

 

Met deze nota is het beleid voor de gemeentelijke monumenten vastgesteld, rekening houdend met de rechten en plichten die voortkomen uit het beleid van de voormalige gemeenten Skarsterlân, Lemsterland, Gaasterlân-Sleat en Boarnsterhim (deels) die zijn opgegaan in de gemeente De Fryske Marren. Deze nota is grotendeels tot stand gekomen uit overleggen met de Werkgroep Harmonisatie monumentenbeleid en het Steunpunt Monumentenzorg Fryslân. Deze overleggen hebben uiteindelijk geleid tot een door hen afgegeven advies wat beschreven is in de nota ‘Erfgoed met beleid; beleidsadvies Harmonisering gemeentelijk erfgoedbeleid gemeente De Fryske Marren’. De beleidsnota ‘Gemeentelijk monumentenbeleid De Fryske Marren’ die nu voorligt is daar een afgeleide van.

 

Duidelijk mag zijn dat beleid rondom gemeentelijke monumenten slechts één onderdeel is van een scala aan onderwerpen die geschaard kunnen worden onder de paraplu ‘Erfgoedbeleid’. Ons voornemen is dat het beleid – voor zover nodig – per onderwerp stapsgewijs wordt ontwikkeld.

Leeswijzer

Na deze korte inleiding wordt in het volgende hoofdstuk het wettelijk kader beschreven. Daarna wordt ingegaan op de beleids- en financiële keuzen. Deze notitie sluit af met een omschrijving van de rechten en plichten van monumenteneigenaren en de wijze waarop de procedure verloopt wanneer een pand of object wordt aangewezen tot gemeentelijk monument.

Wettelijk kader

 

Op 1 juli 2017 is de Erfgoedwet, als vervanger van de Monumentenwet 1988, in werking getreden. De Erfgoedwet is het kader waarbinnen de gemeente haar erfgoedbeleid kan ontwikkelen. Op grond van de Erfgoedwet kan de gemeente een Erfgoedverordening vaststellen. Deze verordening biedt de gemeente haar juridische instrumenten om over te gaan tot het aanwijzen van gemeentelijke monumenten. De wijze waarop de gemeente deze juridische instrumenten hanteert en wanneer zij dat doet, wordt beschreven in beleid. Het onderliggende gemeentelijke monumentenbeleid vormt daar een onderdeel van.

Beleid

 

In dit hoofdstuk gaan we in op de beleidsregels voor gemeentelijke monumenten. Daarbij wordt ingegaan op de gekozen waarderings-systematiek en de wijze waarop met (de aanwijzing van) gemeentelijke monumenten wordt omgegaan.

 

Beoordeling panden op basis van een eenduidige systematiek

Om te komen tot een eenduidige beoordeling van de panden en objecten, is het van belang dat dit plaatsvindt op basis van één uniforme werkwijze. Om die reden is door Steunpunt Monumentenzorg Fryslân een gemeente brede inventarisatie uitgevoerd. Zij hebben zowel de reeds aangewezen gemeentelijke monumenten als de volstrekt nieuw te beoordelen panden opnieuw beoordeeld. Daarbij is ook de staat van onderhoud van de panden en objecten meegenomen. Deze beoordelingen zijn vastgelegd op standaard beoordelingsformulieren. Uit deze scores komt uiteindelijk de waardering van het pand of object op basis van een puntenaantal. In bijlage 1 treft u een standaard beoordelingsformulier aan op basis waarvan het puntenaantal tot stand komt. Uiteindelijk heeft dit geleid tot één grote lijst van beoordeelde panden en objecten. Ook eventuele toekomstige verzoeken tot aanwijzing zullen op dezelfde uniforme wijze worden beoordeeld. Op basis van het aantal punten wordt het besluit genomen of het betreffende pand aangewezen wordt tot gemeentelijk monument.

 

Het principe van vrijwilligheid

Bij het aanwijzen van een gemeentelijk monument of het wijzigen van de huidige status van een gemeentelijk monument hanteren wij het principe van vrijwilligheid. Dit houdt feitelijk in dat wanneer wordt overgegaan tot aanwijzing van een pand of object tot gemeentelijk monument of dat anderszins een wijziging hierin wordt doorgevoerd, dat dit alleen wordt gedaan met instemming van de huidige eigenaar. Dit gebeurt éénmalig. Wanneer het pand reeds is aangewezen als monument en er wijzigt niks in de status is dit niet aan de orde. Ook bij tussentijdse wijziging van eigenaar bij een reeds afgeronde aanwijzing is dit uitdrukkelijk niet meer de bedoeling.

 

Grens van ≥19 punten aanhouden voor de aanwijzing tot gemeentelijk monument

Deze (onder)grens van 19 punten is reeds gehanteerd bij de selectie en waardering tot gemeentelijk monument in de voormalige gemeenten Gaasterlân-Sleat en Skarsterlân. Ditzelfde puntenaantal als ook de methodiek waar dit uit voortkwam is eveneens gehanteerd bij inventarisaties en selecties in andere gemeenten, zoals o.a. in Súdwest-Fryslân, Harlingen, voormalig Littenseradiel en voormalig Franekeradeel. Hierdoor is een soort norm c.q. standaard ontstaan die panden en objecten niet alleen vergelijkbaar maakt qua monumentale waarde, maar ook uniformiteit en een zekere (rechts)gelijkheid in de gehele westelijke helft van Fryslân biedt. Voor het grondgebied van De Fryske Marren heeft dat op basis van de uitgevoerde inventarisatie de volgende gevolgen:

 

Panden met 19 punten of meer aanwijzen als gemeentelijk monument(65)

Voor het gebied van de voormalige gemeente Skarsterlân en Terherne e.o. zal een procedure moeten worden opgestart om respectievelijk 55 en 10 panden c.q. objecten officieel aan te wijzen als gemeentelijk monument. Dat is voor beide gebieden namelijk nog nooit officieel gebeurd.

 

Panden in voormalig Gaasterlân-Sleat (42) en Lemsterland (63) blijven gemeentelijk monument

Voor het gebied van de voormalige gemeente Gaasterlân-Sleat houden de huidige 42 panden die gemeentelijk monument zijn hun status als gemeentelijk monument. Voor de voormalige gemeente Lemsterland zijn dat 63 panden. Voor deze panden en objecten hoeft geen procedure te worden gevolgd.

 

Panden in voormalige gemeente Lemsterland

De situatie in de voormalige gemeente Lemsterland ligt gecompliceerder. Hier hebben 236 panden al de officiële status van gemeentelijk monument. Op basis van de huidige inventarisatie en herwaardering hebben 63 panden 19 punten of meer. Zodoende zouden 139 panden met ≥ 14 punten en < 19 punten en 34 panden met < 14 punten moeten worden afgevoerd van de gemeentelijke monumentenlijst. Met betrekking tot de panden die niet meer als gemeentelijk monument zouden kunnen worden gekwalificeerd en dus afgevoerd zouden moeten worden van de monumentenlijst, is er sprake van een specifieke juridische situatie; er zijn rechten en plichten ontstaan door de aangewezen status van gemeentelijk monument die nu zouden worden ‘weggehaald’ bij de eigenaar. Mede gezien de ervaringen met de eerdere procedure in voormalig Gaasterlân-Sleat en gezien de positieve houding bij eigenaren van panden in voormalig Lemsterland, is het afvoeren geen wenselijke situatie. Bovendien moet ook invulling worden gegeven aan de eerdergenoemde vrijwilligheid en dient de rechtszekerheid van de eigenaren in ogenschouw worden genomen. Dit resulteert in het volgende onderverdeling.

 

Een indeling in gemeentelijke monumenten, categorie I, II en III

 

Om invulling te geven aan de rechtszekerheid in de voormalige gemeente Lemsterland, houden de panden die reeds zijn geregistreerd als gemeentelijk monument hun officiële status. De gemeentelijke monumenten worden wel op basis van de huidige inventarisatie en herwaardering in categorieën ingedeeld, namelijk categorie I (19 punten of hoger), categorie II (14 t/m 18 punten) en categorie III (13 punten of minder). Dit houdt in dat voor het gebied van de voormalige gemeente Lemsterland 63 panden ingedeeld worden in categorie I (conform de feitelijke gemeentelijke monumenten in voormalig Skarsterlân, Gaasterlân-Sleat en Boarnsterhim) en dat 139 panden in de categorie II vallen en 34 panden in de categorie III.

 

Nieuwe aanvragen tot aanwijzing ad hoc beoordelen en alleen honoreren wanneer ze in categorie I vallen

In de toekomst kunnen individuele eigenaren binnen De Fryske Marren die met hun pand (nog) niet op de lijsten voorkomen, vragen om gemeentelijk monument te worden. Die gevallen worden dan individueel beoordeeld. Alleen als uit de beoordeling komt dat het pand zou kunnen worden ingedeeld in categorie I wordt het gemeentelijk monument. Als daar categorie II of III uit zou komen, dan vindt er geen aanwijzing tot gemeentelijk monument plaats. Categorie II en III gemeentelijke monumenten komen alleen voor in voormalig Lemsterland.

 

Subsidieregeling opstellen voor een gemeentelijke bijdrage in de instandhouding van gemeentelijke monumenten met gradaties naar categorie I en II

De status als gemeentelijk monument biedt toegang tot een tegemoetkoming in de instandhoudingskosten. Een subsidieregeling is daartoe het meest geëigende middel. Het verschil in monumentale waarden tussen de onderscheiden gemeentelijke monumenten in de drie categorieën wordt tot uitdrukking gebracht in de mate waarin de gemeentelijke overheid financieel bijdraagt aan de instandhouding ervan. Alleen panden in de categorieën I en II komen in aanmerking voor een gemeentelijke subsidie. Gemeentelijke monumenten in categorie III maken geen aanspraak op gemeentelijke subsidie, maar kunnen met de status van gemeentelijk monument wel in aanmerking komen voor bijvoorbeeld leningen bij het Nationaal Restauratiefonds. We passen hier het principe ‘hoe hoger de monumentaliteit hoe meer subsidie’ toe en nemen dit op in de ‘Subsidieregeling Gemeentelijke Monumenten De Fryske Marren’. Deze subsidieregeling wordt, na vaststelling van dit beleid door de raad, door het college vastgesteld.

 

Jaarlijks € 200.000 voor de subsidieregeling en 0,3 fte ambtelijke capaciteit beschikbaar

Het aantal panden dat de status als gemeentelijk monument categorie I behoudt c.q. krijgt, is minimaal 170. Aan gemeentelijke monumenten categorie II komen daar nog 139 (Lemsterlandse) panden bij. Als dit wordt gelegd naast de ervaringscijfers dat bij ongeveer 10% van het monumentenbestand jaarlijks sprake is van ingrepen dan wel restauratie c.q. onderhoud, dan zijn er in principe 20 subsidieaanvragen per jaar te verwachten. Als een regeling wordt ontworpen (naar voormalig Skarsterlâns model), kan er sprake zijn van een subsidie van 25% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000 per geval voor gemeentelijke monumenten categorie I. Voor categorie II gemeentelijke monumenten wordt voorgesteld om maximaal € 5.000 per geval beschikbaar te stellen. Gezien de verwachting dat niet voor elke aanvraag het maximum subsidiebedrag nodig zal zijn, is er jaarlijks € 200.000 nodig. Voor het beoordelen van de subsidieaanvragen, overleg met collega’s (als er ook een vergunningaanvraag voor het desbetreffende pand ligt), advies aan het college over honorering, beschikkingen en beheer van het budget, is – vergelijkend met andere Friese gemeenten – circa 0,3 fte benodigd (20 aanvragen x 24 uur).

 

Dit leidt tot het volgende overzicht:

Tabel 1

Aanloopperiode

Met betrekking tot de financiële invulling wordt het beschikbare budget geleidelijk verruimd door in het 1e jaar € 100.000, het 2e jaar € 150.000 en vanaf het 3e jaar jaarlijks € 200.000 beschikbaar te stellen voor subsidie-doeleinden. We hanteren hier een groeimodel omdat verwacht wordt dat niet iedereen vanaf moment van het instellen van een subsidieregeling, verbouw- of restauratieplannen zal hebben. Ook zal het een periode duren voordat uiteindelijk alle panden die in aanmerking komen om gemeentelijk monument te worden, daadwerkelijk zijn aangewezen. Verder is voor ambtelijke inzet vanaf het 1e jaar € 60.000 euro (1 fte) beschikbaar gesteld omdat ambtelijke ondersteuning nodig is om de processen vanaf het begin goed te kunnen inregelen. Deze fte kan worden opgedeeld in 0,3fte voor subsidieverlening (20 aanvragen x 24 uur) en 0,7 fte voor beleid- en uitvoeringswerkzaamheden. Dit voorstel is verwerkt in de Kadernota 2019, op basis waarvan de integrale financiële afweging inmiddels is gemaakt.

Krijgen categorie III monumenten dan niks?

Categorie III monumenten komen op basis van deze notitie niet in aanmerking voor gemeentelijke subsidie. De vraag die dan gesteld kan worden is wat de reden dan is om deze categorie in stand te houden. De reden hiervoor is dat het hebben van een pand met de status van gemeentelijke monument voor de eigenaren de mogelijkheid biedt extern geld te ontvangen. De provinciale subsidieregeling voor restauraties en restauraties in combinatie met herbestemming staat naast rijksmonumenten ook open voor gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden (alleen in combinatie met herbestemming). Provinciale subsidie voor rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten blijft vooralsnog. Daarvoor is er ook nog de cultuurfondslening; voor karakteristieke panden in bestemmingsplannen, beeldbepalende panden in beschermde gezichten en voor gemeentelijke monumenten. Ook zijn er voor gemeentelijke monumenten meerdere mogelijkheden beschikbaar van het Nationaal Restauratiefonds. En voor gemeentelijke monumenten (niet zijnde woningen) zijn diverse fondsen aan te schrijven.

Invulling van het principe van vrijwilligheid

Invulling gevend aan het principe van de vrijwilligheid worden de eigenaren van monumenten uit de categorieën II en III eenmalig in de gelegenheid gesteld om de keuze te maken of zij gemeentelijk monument wensen te blijven. Immers, daar ligt het voorstel om daarvoor minder (categorie II) of geen (categorie III) subsidiemogelijkheden open te stellen. Verder geldt de vrijwilligheid voor eigenaren van panden die nog geen gemeentelijk monument zijn, maar op basis van de recent uitgevoerde inventarisatie categorie I-waardig zijn.

 

Dit leidt tot het volgende overzicht:

Tabel 2

Rechten en plichten van een gemeentelijk monumenteneigenaar
Wat kan en mag

Bij onderhoud en restauratie van een monument krijgen de eigenaren te maken met een aantal wetten en regels. Welke dat zijn is afhankelijk van de beschermde status. Daarna kunnen de inhoudelijke eisen aan de gewenste restauratie worden geïnventariseerd. Die zijn terug te vinden in algemene regels, vergunningen en de subsidieregeling.

Onderhoudsplicht

De eigenaar van een monument kan in principe niet verplicht worden om het monument te onderhouden. Wel kan de eigenaar verplicht worden om (conserverende) maatregelen te nemen, bijvoorbeeld bij ernstig verval. De gemeente kan handhavend optreden, op basis van bijvoorbeeld de gemeentelijke erfgoedverordening of het Bouwbesluit. Daarnaast kan een verleende subsidie worden ingetrokken als na vaststelling blijkt dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden om het pand in goede staat te houden. Dit wordt geborgd in de subsidieregeling.

Omgevingsvergunning

Voor onderhoud en restauratie van een monument is meestal een omgevingsvergunning nodig. Bij een wijziging van het gemeentelijk monument (verbouwing bijvoorbeeld) is er altijd een omgevingsvergunning nodig. Ook voor zaken die bij een ‘normaal’ pand vergunningsvrij zijn (bijvoorbeeld het vervangen van een dakkapel) of, als er geen subsidie wordt aangevraagd, het toepassen van dubbele beglazing of het vervangen van alle dakpannen betekent dit een vergunningsplicht en dient er een aanvraag om omgevingsvergunning te worden ingediend voor zowel de activiteit ‘Bouwen’ als de activiteit ‘wijzigen van een monument’. De omgevingsvergunning is opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Rechten

Tegenover de hierboven genoemde plichten staan na vaststelling van dit beleid ook rechten, namelijk dat er gebruik gemaakt kan worden van de mogelijkheid tot subsidie zoals dat beschreven staat in deze notitie.

De aanwijsprocedure

 

Om een helder beeld te krijgen van de wijze waarop de aanwijsprocedure tot gemeentelijk monument stapsgewijs wordt uitgevoerd, wordt er tot slot ingegaan op welke stappen er binnen deze aanwijsprocedure worden genomen. Op hoofdlijnen worden onderstaande stappen genomen:

 

  • A.

    Publicatie website / algemene kennisgeving dat gemeente overgaat tot aanwijzen van gemeentelijke monumenten;

  • B.

    Eigenaren van potentiele monumenten uitnodigen voor een informatie bijeenkomst waarin men wordt geïnformeerd over de voor- en nadelen van het in bezit hebben/krijgen van een gemeentelijk monument (wegens de omvang van het aantal aan te wijzen gemeentelijke monumenten zal dit in ‘etappes’ plaatsvinden;

  • C.

    Voornemen tot aanwijzen versturen naar de eigenaren waarbij hen de mogelijkheid wordt geboden om een zienswijze in te dienen en waarin ook wordt aangegeven dat aanwijzing slechts plaatsvindt op vrijwillige basis;

  • D.

    Na beoordeling van de zienswijzen wordt een definitief besluit genomen waarin men bij een positieve beschikking ook nog eens extra gewezen wordt op de subsidiemogelijkheden die de gemeente op basis van dit beleid biedt.

Bijlage 1: standaard beoordelingsformulier gemeentelijk monument

 

Naar boven