Besluit van de raad van de gemeente Stichtse Vecht tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2014 (APV)

De raad van de gemeente Stichtse Vecht,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 november 2019;

 

gehoord de commissie bestuur en financiën van 3 december 2019;

 

gelet op de bepalingen van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

 

I. de Algemene Plaatselijke Verordening 2014 als volgt te wijzigen:

 

 

A. Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

- bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994; 

- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; 

- bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1, eerste lid, van de Bouwverordening gemeente Stichtse Vecht 2011;

- bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

- college: het college van burgemeester en wethouders; 

- gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet; 

- handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen; 

- motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

- openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn; 

- openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties; 

- parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

 - rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht; 

- voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

- weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. 

- terras : een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

Nieuwe tekst

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

- bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994; 

- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; 

- bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1, eerste lid, van de Bouwverordening gemeente Stichtse Vecht 2011;

- bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

- college: het college van burgemeester en wethouders; 

- gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet; 

- handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen; 

- motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

- openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn; 

- openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties; 

- parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

 - rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht; 

- voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

- weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. 

- terras : een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

B. Het opschrift van hoofdstuk 2 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Hoofdstuk 2. Openbare orde

 

Nieuwe tekst

Hoofdstuk 2. Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu

C. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 1, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden

 

Nieuwe tekst

Afdeling 1. Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden

D. Artikel 2:1 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

1.Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden of te vechten.

2.Degene die op een openbare plaats:

a.aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

b.aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of

c.zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;

is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

3.Het is verboden zich te begeven naar of te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

4.De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.

5.Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

Nieuwe tekst

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

1.Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden of te vechten.

2.Degene die op een openbare plaats:

a.aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

b.aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of

c.zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;

is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

3.Het is verboden zich te begeven naar of zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

4.De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.

5.Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

E. Toegevoegd wordt een nieuw artikel 2:1.1 dat luidt als volgt:

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

Artikel 2:1.1 Tijdelijke verboden tot het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse en/of elders dan ter plaatse

1. Het is verboden om in een door de burgemeester aangewezen gebied en tijdsruimte in een inrichting bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken.

2. Het is verboden om in een door de burgemeester aangewezen gebied en tijdsruimte bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik elders dan ter plaatse.

3. Het is verboden om in een door de burgemeester aangewezen gebied en tijdsruimte bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken.

 

F. Toegevoegd wordt een nieuw artikel 2:1.1a dat luidt als volgt:

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

Artikel 2:1.1a Aanwijzing

1. Een aanwijzing als bedoeld in artikel 2:1.1, eerste of tweede lid, kan worden gegeven in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid

2. Een aanwijzing als bedoeld in artikel 2:1.1, derde lid, wordt eerst gegeven indien het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid dringend tot het geven van een dergelijke aanwijzing vordert.

G. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 2, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 2. Betoging

Nieuwe tekst

 

 

H. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 3, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 3. Verspreiden van gedrukte stukken

Nieuwe tekst

 

 

I. Artikel 2:6 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:6 Beperking verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

1.Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.

2.Het college kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

3.Het verbod is niet van toepassing op het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.

4.Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

5.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

Nieuwe tekst

Artikel 2:6 Verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

1.Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.

2.Het college kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

3.Het verbod is niet van toepassing op het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.

4.Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

5.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

 

J. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 4, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 4. Vertoningen op de weg

 

Nieuwe tekst

 

 

K. Artikel 2:9 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:9 Straatartiest en dergelijke

1.Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen openbare plaatsen.

2.De burgemeester kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

3.De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

4.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Nieuwe tekst

Artikel 2:9 Vertoningen op openbare plaatsen

1.Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu aangewezen openbare plaatsen.

2.De burgemeester kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

3.De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

4.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

L. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 5, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg

Nieuwe tekst

Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

M. Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

1.Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

2.De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag als de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

3.Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

4.Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de waterschapskeur, de provinciale wegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren.

5.Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Nieuwe tekst

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

1.Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

2.De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag als de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

3.Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

4.Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de waterschapskeur, de provinciale wegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren.

5.Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

N. Artikel 2:12 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

1.Het is onverminderd het bepaalde in de Wabo verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

2.Het college weigert de vergunning als:

a.daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

b.dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

c.het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of

d.er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

3.Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de waterschapskeur of de provinciale wegenverordening.

Nieuwe tekst

Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg

1.Het is onverminderd het bepaalde in de Wabo verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

2.Het college weigert de vergunning als:

a.daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

b.dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

c.het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of

d.er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

3.Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de waterschapskeur of de provinciale wegenverordening.

O. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 6, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 6. Veiligheid op de weg

Nieuwe tekst

 

 

P. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 7, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 7. Evenementen

Nieuwe tekst

Afdeling 3. Evenementen

Q. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 8, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen

 

Nieuwe tekst

Afdeling 4. Toezicht op openbare inrichtingen

 

R. Artikel 2.26 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

 

Nieuwe tekst

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.

Het verbod van lid 2 geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

 

S. Artikel 2:27 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:27 Definitie

1. In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.

2. Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.

Nieuwe tekst

Artikel 2:27 Definitie

1. In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.

2. Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.

T. Artikel 2:28 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. 

2.Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning:

a. als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

 

 

 

 

 

b. als de houder geen verklaring omtrent het gedrag overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend, is afgegeven.

3.In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

4.Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een

a. winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

b. zorginstelling;

c. museum; of

d. bedrijfskantine of – restaurant.

5.De burgemeester kan vrijstelling verlenen van het verbod in het eerste lid voor bepaalde categorieën inrichtingen en/of gebieden.

6. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunning en de vrijstelling.

 

Nieuwe tekst

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. 

2.Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning:

a. als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit, tenzij afgeweken is van het bestemmingsplan middels een omgevingsvergunning die aangeeft dat de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

b. als de houder geen verklaring omtrent het gedrag overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend, is afgegeven.

3.In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

4.Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een

a. winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

b. zorginstelling;

c. museum; of

d. bedrijfskantine of – restaurant.

5.De burgemeester kan vrijstelling verlenen van het verbod in het eerste lid voor bepaalde categorieën inrichtingen en/of gebieden.

6. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunning en de vrijstelling.

 

U. Artikel 2:34 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan

(Vervallen)

Nieuwe tekst

Artikel 2:34

(Vervallen)

V. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 9, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

 

Nieuwe tekst

Afdeling 5. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

 

W. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 10, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden

 

Nieuwe tekst

Afdeling 6. Toezicht op speelgelegenheden

 

X. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 11, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

 

Nieuwe tekst

Afdeling 7. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade

 

Y. Toegevoegd wordt een nieuw artikel 2:50a dat luidt als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.

Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

Z. Artikel 2:59 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

1.Als het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

2.Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

3.Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

a.vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

b.door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

c.zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

4.Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Nieuwe tekst

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

1.Als het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

2.De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

3.De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

a.vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

b.door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

c.zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

4.Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

 

AA. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 12, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

Nieuwe tekst

Afdeling 8. Bestrijding van heling van goederen

AB. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 13, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 13. Vuurwerk

Nieuwe tekst

Afdeling 9. Consumentenvuurwerk

 

AC. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 14, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 14. Drugsoverlast

Nieuwe tekst

Afdeling 10. Drugsoverlast

AD. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 15, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 15 Verblijfsontzegging, bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen

Nieuwe tekst

Afdeling 11. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester

 

AE. Artikel 2:78 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:78 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

2. De burgemeester kan een last onder bestuursdwang opleggen wegens overtreding van het eerste lid waarbij hij aanwijzingen kan geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen.

 

Nieuwe tekst

Artikel 2:78 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

2. De burgemeester kan een last onder bestuursdwang opleggen wegens overtreding van het eerste lid waarbij hij aanwijzingen kan geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen.

AF. Het opschrift van hoofdstuk 4, afdeling 1, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting

Nieuwe tekst

Afdeling 1. Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting

AG. Artikel 4:6 5e lid wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 4.6 Overige geluidhinder

1. Het is verboden buiten een inrichting om in de openbare ruimte en de private buitenruimte, toestellen, machines, technische installaties of muziekinstallaties in werking te hebben, waardoor voor de omgeving geluidshinder wordt veroorzaakt.

2. Van geluidshinder, zoals bedoeld in lid 1, is sprake als het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT, hoger is dan 45 dB(A) tussen 07.00 uur en 19.00 uur, 40 dB(A) tussen 19.00 uur en 23.00 uur en 35 dB(A) tussen 23.00 uur en 07.00 uur op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen van derden en op de grens van geluidsgevoelige terreinen.

3.Het college kan ontheffing verlenen van het verbod en kan daarbij geluidsvoorschriften stellen die afwijken van de in lid 2 genoemde geluidsniveaus en/ of van de in lid 2 genoemde beoordelingspunten.

4. De geluidsniveaus zoals aangegeven in lid 2 worden gemeten en beoordeeld conform de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, 1999.

5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit of de Provinciale milieuverordening.

Nieuwe tekst

Artikel 4.6 Overige geluidhinder

1. Het is verboden buiten een inrichting om in de openbare ruimte en de private buitenruimte, toestellen, machines, technische installaties of muziekinstallaties in werking te hebben, waardoor voor de omgeving geluidshinder wordt veroorzaakt.

2. Van geluidshinder, zoals bedoeld in lid 1, is sprake als het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT, hoger is dan 45 dB(A) tussen 07.00 uur en 19.00 uur, 40 dB(A) tussen 19.00 uur en 23.00 uur en 35 dB(A) tussen 23.00 uur en 07.00 uur op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen van derden en op de grens van geluidsgevoelige terreinen.

3.Het college kan ontheffing verlenen van het verbod en kan daarbij geluidsvoorschriften stellen die afwijken van de in lid 2 genoemde geluidsniveaus en/ of van de in lid 2 genoemde beoordelingspunten.

4. De geluidsniveaus zoals aangegeven in lid 2 worden gemeten en beoordeeld conform de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, 1999.

5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012 of de Provinciale milieuverordening.

AH. Het opschrift van hoofdstuk artikel 4:13 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

(Vervallen)

Nieuwe tekst

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke

(Vervallen)

AI. Het opschrift van hoofdstuk 5 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente

Nieuwe tekst

Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente

AJ. Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 1, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 1. Parkeerexcessen

Nieuwe tekst

Afdeling 1. Parkeerexcessen en stopverbod

AK. Artikel 5:10 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 5:10 Parkeren anders dan op de rijbaan

1. Het is verboden een voertuig te parkeren op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.

2. Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam.

Nieuwe tekst

Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan

1. Het is verboden een voertuig te parkeren of te laten stilstaan op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.

2. Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam.

AL. Artikel 5:15 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 5:15 Ventverbod

1.Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

2. - Venten is op maandag t/m zaterdag toegestaan tussen 8.00 uur en 22.00 uur in de periode van 1 maart tot 1 oktober

- Venten is op maandag t/m zaterdag toegestaan tussen 8.00 uur en 19.00 uur in de periode van 1 oktober tot 1 maart

- Venten is op zondag toegestaan vanaf 12.00 uur. De eindtijd is gekoppeld aan genoemde periodes.

3.Het verbod is niet van toepassing op :

a. situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet;

b. het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.

Nieuwe tekst

Artikel 5:15 Ventverbod

1.Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

2. - Venten is op maandag t/m zaterdag toegestaan tussen 8.00 uur en 22.00 uur in de periode van 1 maart tot 1 oktober

- Venten is op maandag t/m zaterdag toegestaan tussen 8.00 uur en 19.00 uur in de periode van 1 oktober tot 1 maart

- Venten is op zondag toegestaan vanaf 12.00 uur. De eindtijd is gekoppeld aan genoemde periodes.

3.Het verbod is niet van toepassing op :

a. situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;

b. het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.

AM. Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 6, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 6. Openbaar water

Nieuwe tekst

Afdeling 6. Openbaar water en waterstaatswerken

AN. Artikel 5:25 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen

1. Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water. 

2. Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

a. nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente; 

b. beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen. 

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening of de Provinciale landschapsverordening. 

4. Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente. 

5. De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

Nieuwe tekst

Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen

1. Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water. 

2. Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

a. nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente; 

b. beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen. 

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening of de Provinciale landschapsverordening. 

4. Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente. 

5. De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

AO. Artikel 5:32 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 5:32 Crossterreinen

1.Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

2.Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:

a. het voorkomen of beperken van overlast;

b. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

c. de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

3.Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

Nieuwe tekst

Artikel 5:32 Crossterreinen

1.Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

2.Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:

a. het voorkomen of beperken van overlast;

b. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

c. de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

3.Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

AP. Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 8, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 8. Verbod vuur te stoken

Nieuwe tekst

Afdeling 8. Vuurverbod

 

AQ. Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 9, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 9. Verstrooiing van as

Nieuwe tekst

Afdeling 9. Asverstrooiing

 

AR. Het opschrift van hoofdstuk 6 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Nieuwe tekst

Hoofdstuk 6. Sanctie-, overgangs- en slotbepalingen

 

II Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020.

 

 

17 december 2019

Griffier Voorzitter

Naar boven