Verordening precariobelasting 2020

De raad van de gemeente Zwartewaterland;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 november 2019;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van Precariobelasting 2020 (Verordening precariobelasting 2020)

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • -

    jaar: een kalenderjaar;

  • -

    maand; een kalendermaand;

  • -

    seizoen: een periode omvattende de maanden maart tot en met september;

  • -

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

  • -

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstelling

De precariobelasting wordt niet geheven voor:

  • a.

    het gebruik of genot van openbare gemeentegrond en het hebben van voorwerpen onder, op of boven die grond door de gemeente, welke aan de gemeente in eigendom toebehoren.

  • b.

    het hebben van voorwerpen, welke uitsluitend voorzien in een algemeen belang, dan wel worden gebezigd voor weldadige doeleinden en welke niet worden geëxploiteerd tegen betaling.

  • c.

    het hebben van voorwerpen op de openbare weg bij kleinschalige niet-commerciële buurtactiviteiten.

  • d.

    braderieën

  • e.

    het hebben op openbare gemeentegrond van wegwijzers, plaatsnaamborden of andere aanduidingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond A.N.W.B.

  • f.

    het hebben van voorwerpen onder, op of boven openbare gemeentegrond, welke daar ingevolge wettelijk voorschrift kosteloos of tegen een bij, of krachtens dat voorschrift bepaalde vergoeding moeten worden gedoogd.

  • g.

    het gebruik van gemeentegrond of het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond, waarvoor uit andere hoofde betaling aan de gemeente moet geschieden.

  • h.

    het hebben van waterleidingbuizen, gasbuizen en rioleringsbuizen in openbare gemeentegrond.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

  • 8.

    Bij het plaatsen op gemeentegrond van voorwerpen, van welke aard ook, wordt de ruimte tussen die voorwerpen mede geacht te zijn ingenomen.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld

De precariobelasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald voor de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Overgangsrecht

De “Verordening op de heffing en invordering van Precariobelasting 2019” van de gemeente Zwartewaterland, vastgesteld bij raadsbesluit van 29 november 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de 1e dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening precariobelasting 2020".

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Zwartewaterland van 12 december 2019.

de griffier, de voorzitter,

ing. H.W. Schotanus – Schutte ing. E.J. Bilder

 

Naar boven