VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN GRAVE 2020

 

 

De raad van de gemeente Grave

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 november 2019.

 

gehoord het advies van de Auditcommissie van 8 oktober 2019;

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

besluit:

 

vast te stellen de:

 

“VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING EN REINIGINGSRECHT 2020” (VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN GRAVE 2020).

 

 

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • 1.

    een afvalstoffenheffing;

  • 2.

    een reinigingsrecht.

 

 

Artikel 2 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    “gebruik maken” in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing:

  • gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet Milieubeheer

  • b.

    bedrijfspand:

  • een gebouwde onroerende zaak – of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan – geen perceel zijnde.

  • c.

    bedrijfsafval:

  • afvalstoffen afkomstig van bedrijven, kantoren en instellingen, welke door geringe omvang of hoeveelheid gelijk te stellen zijn met huishoudelijk afval en als zodanig mede in aanmerking komen voor het periodieke inzamelen.

 

 

HOOFDSTUK II Afvalstoffenheffing

 

 

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

 

 

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

 

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De belasting bedraagt per belastingjaar € 220,20 per perceel;

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het vorige lid bedraagt de belasting voor het ter beschikking stellen van een als afvalzak bestemde betaalde opdrukzak:

    • a.

      per 10 opdrukzakken met een volume van 30 liter per zak € 7,50;

    • b.

      per 10 opdrukzakken met een volume van 60 liter per zak € 15,00.

 

 

HOOFSTUK III Reinigingsrecht

 

 

Artikel 6 Aard van de heffing en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam “reinigingsrecht” wordt een recht geheven voor het genot van door of vanwege de gemeente verstrekte diensten als omschreven in het tweede lid.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde genot van diensten bestaat uit het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang en hoeveelheid, voor zover dit wordt aangeboden overeenkomstig de daartoe door de Bestuurscommissie Afvalinzameling Land van Cuijk en Boekel te stellen regelen.

 

 

Artikel 7 Belastingplicht

Belastingplichtig voor het reinigingsrecht is degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

 

 

Artikel 8 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    Het recht voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid bedraagt per belastingjaar € 220,20 per bedrijfspand exclusief omzetbelasting;

  • 2.

    als een bedrijfspand tezamen met een woning, ter zake waarvan afvalstoffenheffing is verschuldigd, een perceel vormt worden de overeenkomstig het eerste lid verschuldigde rechten niet geheven;

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het vorige lid bedraagt de belasting voor het ter beschikking stellen van een als afvalzak bestemde betaalde opdrukzak:

    • a.

      per 10 opdrukzakken met een volume van 30 liter per zak € 7,50;

    • b.

      per 10 opdrukzakken met een volume van 60 liter per zak € 15,00.

 

 

HOOFDSTUK IV Aanvullende bepalingen

 

 

Artikel 9 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en het recht, bedoeld in artikel 8, eerste lid, worden bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het in het eerste lid bepaalde worden de belasting, bedoeld in artikel 5, tweede lid, en het recht, bedoeld in artikel 8, derde lid, geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel nota of andere schriftuur.

 

 

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan € 35,00 of minder dan € 4.000,00 dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In gevallen bedoeld in het tweede lid geldt in afwijking in zoverre van het aldaar bepaalde, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moet worden betaald in elf gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    In afwijking in zoverre van het in de vorige leden bepaalde moet de belasting, bedoeld in artikel 5, tweede lid, en het recht, bedoeld in artikel 8, tweede lid, worden betaald op het moment van het doen van de kennisgeving;

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

 

 

Artikel 11 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

 

Artikel 12 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde belasting en rechten

  • 1.

    De heffing, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en het recht bedoeld in artikel 8, eerste lid is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, wordt de heffing, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en het recht bedoeld in artikel 8, eerste lid, geheven over zoveel twaalfde gedeelten als na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden in het belastingjaar overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de ingevolge de artikelen 5, eerste lid, en 8, eerste lid, berekende bedragen, als na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.

  • 5.

    Aanslagbedragen van minder dan € 9,00 worden niet geheven of ingevorderd.

  • 6.

    Voor de toepassing van het bepaalde in het vijfde lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde bedragen afvalstoffenheffing, reinigingsrecht of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

 

 

 

Artikel 13 Overgangsrecht

De “Verordening reinigingsheffingen Grave 2019 ” vastgesteld bij raadsbesluit van 6 november 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

 

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

 

 

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening reinigingsheffingen Grave 2020”.

 

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Grave in zijn openbare vergadering van 10 december 2019.

 

 

De raad voornoemd,

 

 

M.J. Swinkels

 

A.M.H. Roolvink Msc

griffier

 

Voorzitter

 

 

 

 

 

 

Naar boven