VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING EN REINIGINGSRECHTEN GEMEENTE NIJMEGEN 2020

De Raad van de Gemeente Nijmegen, bijeen in zijn openbare vergadering van 18 december 2019;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 november 2019;

 

Gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet;

 

Besluit vast te stellen de navolgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten gemeente Nijmegen 2020 (Verordening Reinigingsheffingen 2020).

 

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden een Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten geheven.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Perceel: een gebouwde onroerende zaak -of gedeelte ervan- dat blijkens indeling en inrichting geschikt is om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt. Onder een perceel wordt mede begrepen een stacaravan, een woonboot of een woonwagen, ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt, voor zover deze percelen dienen tot hoofdverblijf;

  • 2.

    Bedrijfspand: een (on)roerende zaak - of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan - geen perceel zijnde;

  • 3.

    Bedrijfsafval: afvalstoffen niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen;

  • 4.

    Belastingjaar: een kalenderjaar;

  • 5.

    Maand: een kalendermaand;

  • 6.

    Afvalpas: een pas die toegang geeft tot de milieustraten dan wel tot het gebruik van ondergrondse restafvalcontainers.

HOOFDSTUK II AFVALSTOFFENHEFFING

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De Afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

1. Afvalstoffenheffing wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt (in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer) van een perceel waarvan ingevolge de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

2. De belasting voor het achterlaten van afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.21 of 10.22 van de Wet Milieubeheer aan de Milieustraat wordt geheven van degene die deze afvalstoffen achterlaat.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De Afvalstoffenheffing wordt geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Belastingtijdvak

  • 1.

    Het belastingjaar voor de heffing als bedoeld in hoofdstuk 1, tweede lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Voor de overige belastbare feiten, vermeld in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, vindt de heffing afzonderlijk, per incident plaats.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1, eerste lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij aankoop van de door de gemeente voorgeschreven restafvalzak.

  • 2.

    De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1, tweede lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 3.

    De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1, derde lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij aankoop van de door de gemeente voorgeschreven plastic+zak.

  • 4.

    De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1, vierde, vijfde en zesde lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De Afvalstoffenheffing als bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel is verschuldigd per incident of bij aanvang van de dienstverlening.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van afvalstoffenheffing wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in geval dat:

  • a.

    het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen afvalstoffenheffing of andere heffingen € 100,- of minder is, uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld;

  • b.

    het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen afvalstoffenheffing of andere heffingen meer dan €100,- is, maar minder dan € 5000,- in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn een maand later.

  • c.

    het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen afvalstoffenheffing of andere heffingen € 5000,- of meer is, in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn een maand later.

  • 2.

    In gevallen bedoeld in het eerste lid onder b geldt in afwijking van het aldaar bepaalde, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de 26e dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens op de 26e dag van elke volgende maand.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

  • 4.

    De belasting in geval van kennisgeving als bedoeld in artikel 7 lid 4 moet worden betaald op het moment van het ontvangst van de kennisgeving.

HOOFDSTUK III REINIGINGSRECHTEN

Artikel 11 Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam Reinigingsrechten worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als omschreven in het tweede lid.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde genot van diensten bestaat uit het aanbieden van bedrijfsafval vergelijkbaar met huishoudelijke afvalstromen ter inzameling door de inzameldienst, te weten:

  • bedrijfsmatig restafval als bedoeld in artikel 4.2.2.3. van de Algemene Plaatselijke Verordening, dat dient te worden aangeboden in de in dit artikel bedoelde groene of rode zakken dan wel door het gebruik van ondergrondse restafvalcontainers en

  • de herbruikbare afvalstromen oud papier, plastic+, glas en GFT.

  • 3.

    De toegang tot en het gebruik van de regionale milieustraten behoort niet tot het in eerste lid bedoelde genot van diensten.

Artikel 12 Belastingplicht

Reinigingsrechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht.

Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De Reinigingsrechten worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 14 Belastingtijdvak

  • 1.

    Het belastingjaar voor de heffing van de rechten als bedoeld in hoofdstuk 2, tweede en derde lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Voor de overige belastbare feiten, vermeld in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, vindt de heffing afzonderlijk, per incident plaats.

Artikel 15 Wijze van heffing

  • 1.

    De rechten als bedoeld in hoofdstuk 2, eerste lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel worden geheven bij aankoop van de door de gemeente voorgeschreven restafvalzak.

  • 2.

    De rechten als bedoeld in hoofdstuk 2, tweede lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag.

  • 3.

    De rechten als bedoeld in hoofdstuk 2, derde lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag.

  • 4.

    De rechten als bedoeld in hoofdstuk 2, vierde lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel worden geheven bij aankoop van de door de gemeente voorgeschreven plastic+zak.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De rechten als bedoeld in artikel 15, tweede en derde lid zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    De rechten als bedoeld in artikel 15, eerste en vierde lid zijn verschuldigd per incident of bij aanvang van de dienstverlening.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten als bedoeld in artikel 15, derde lid verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het jaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als bedoeld in artikel 15, derde lid als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.

  • 6.

    Indien het totaal van de aanslag(en) reinigingsrechten verenigd op één aanslagbiljet minder dan € 10,- bedraagt, wordt geen aanslag opgelegd.

  • 7.

    Een vermindering van de aanslag leidt niet tot een teruggaaf indien het te restitueren bedrag minder bedraagt dan € 5,00 .

  •  

Artikel 17 Kwijtschelding

Bij de invordering van Reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 18 Termijnen van betaling

  • 1.

    De rechten als bedoeld in artikel 15, eerste en vierde lid moeten worden betaald op het moment van aankoop van de door de gemeente voorgeschreven afvalzakken.

  • 2.

    De rechten als bedoeld in artikel 15, tweede en derde lid moeten worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de bovenstaande leden gestelde termijnen.

HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van reinigingsheffingen.

Artikel 20 Overgangsbepaling

De "Verordening Reinigingsheffingen 2019", zoals deze is vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2018 en gepubliceerd onder nr. Gmb-2018-278887, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid van artikel 21 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 21 Inwerkingtreding en ingang van de heffing

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020 met uitzondering van de heffingen in hoofdstuk 1, derde lid en hoofdstuk 2, vierde lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

3. De datum van ingang van de heffingen in hoofdstuk 1, derde lid en hoofdstuk 2, vierde lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel is 1 maart 2020.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Reinigingsheffingen 2020".

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2019.

De raadsgriffier,

Drs. S.J. Ruta

De voorzitter,

Drs. H.M.F. Bruls

 

 

Tarieventabel behorende bij de verordening Reinigingsheffingen 2020, zoals deze luidt met

ingang van 1 januari 2020

Hoofdstuk 1 Maatstaven en tarieven Afvalstoffenheffing

 

  • 1.

    Het tarief voor een door of vanwege de gemeente verstrekte afvalzak ten behoeve van het aanbieden van restafval bedraagt per stuk,

  • grote zak € 1,09

  • kleine zak € 0,69

  • 2.

    Het tarief voor het aanbieden van afval in een ondergrondse restafvalcontainer met behulp van een afvalpas bedraagt: € 1,09 per aanbieding.

  • 3.

    Het tarief voor een door of vanwege de gemeente verstrekte afvalzak ten behoeve van het aanbieden van plastic+ bedraagt per stuk € 0,05.

  • 4.

    Onverminderd het hierboven bepaalde bedraagt het tarief voor het aanbieden van grove huishoudelijke afvalstoffen aan de milieustraten Bijsterhuizen en Kanaalstraat voor schoon puin, grond en zand, bouw- en sloopafval, geïmpregneerd hout, dakleer, gips en/of ander grof huishoudelijk restafval:

  • met een afvalpas boven 200 kg per huishouden per jaar, € 0,14 per kilo.

  • zonder een afvalpas, € 0,14 per kilo.

  • 5.

    Onverminderd het hierboven bepaalde bedraagt het tarief voor het aan huis laten ophalen door de inzameldienst van:

  • grof restafval € 29,50 per keer en

  • herbruikbaar grof afval (groot metaal, grof groenafval, grote elektrische apparaten) € 29,50 per keer na de 1ste keer per kalenderjaar.

  • 6.

    Het tarief voor het vervangen van een afvalpas bij diefstal of verlies bedraagt €10,00 indien de belastingplichtige langer dan 6 maanden op het aan de afvalpas gekoppelde adres woonachtig is. In geval de belastingplichtige korter dan 6 maanden op het aan de afvalpas gekoppelde adres woonachtig is dan zal er gratis een nieuwe afvalpas worden verstrekt.

 

Hoofdstuk 2 Maatstaven en tarieven Reinigingsrechten

 

  • 1.

    Het tarief voor een door of vanwege de gemeente verstrekte afvalzak ten behoeve van het aanbieden van restafval bedraagt per stuk,

  • grote zak € 1,09

  • kleine zak € 0,69

  • 2.

    Het tarief bedraagt voor het aanbieden van afval in een ondergrondse restafvalcontainer met behulp van een afvalpas bedraagt: € 1,09 per aanbieding.

  • 3.

    Onverminderd het hierboven bepaalde bedraagt het tarief voor het periodiek verwijderen van de bedrijfsafvalstromen, afhankelijk van het aantal zakken bedrijfsmatig restafval dat conform lid 1 of 2 gemiddeld per week gedurende het belastingjaar wordt aangeboden:

     

1

tot en met 8 zakken

€ 296,61

2

van 9 tot en met 16 zakken

€ 878,59

3

van 17 tot en met 24 zakken

€ 1.456,30

4

van 25 tot en met 32 zakken

€ 1.891,83

5

van 33 tot en met 40 zakken

€ 2.361,54

6

van 41 tot en met 48 zakken

€ 2.803,45

7

vanaf 49 zakken

€ 3.120,83

 

  • 4.

    Het tarief voor een door of vanwege de gemeente verstrekte afvalzak ten behoeve van het aanbieden van plastic+ bedraagt per stuk € 0,05.

 

Algemeen

De tarieven genoemd in deze verordening zijn exclusief omzetbelasting.

Bedoelde BTW wordt, indien deze verschuldigd is, echter wel in rekening gebracht.

 

TOELICHTING VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN

 

A. ALGEMEEN

 

Reinigingsheffingen

Deze verordening bevat twee afzonderlijke heffingen: de Afvalstoffenheffing en de Reinigingsrechten. Uiteraard zijn deze heffingen los van elkaar te zien maar de onderlinge samenhang is zo groot dat beide heffingen in één verordening zijn samengevoegd.

 

De Afvalstoffenheffing, gebaseerd op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, kan worden beschouwd als een gebruiksretributie, en daarmee als een belasting. Tegenover de heffing staat geen individueel aanwijsbare prestatie van de gemeente in de vorm van het daadwerkelijk meenemen van huishoudelijke afvalstoffen, maar een nakoming van de wettelijke inzamelverplichting bij het desbetreffende perceel door die overheid. Dit leidt er ook toe dat de gemeente voor het gebruik van dat perceel geen Afvalstoffenheffing kan heffen, als zij haar inzamelplicht bij een bepaald perceel niet nakomt. Anderzijds wordt wel afvalstoffenheffing geheven als de gemeente haar inzamelplicht nakomt, maar er geen afval wordt aangeboden.

 

De Reinigingsrechten zijn gebaseerd op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet, en kan worden aangeduid als een genotretributie.

Bij deze rechten is wel sprake van een individueel aanwijsbare prestatie van de overheid in de vorm van het daadwerkelijk meenemen van bedrijfsafvalstoffen. Als de belastingplichtige kan aantonen dat hij geen gebruik maakt van de door de gemeente aangewezen inzameldienst , is hij geen Reinigingsrechten verschuldigd. Het karakter van de Reinigingsrechten is daarmee wezenlijk anders dan het karakter van de Afvalstoffenheffing.

 

Huishoudelijke afvalstoffen

Volgens de Wet milieubeheer behoren tot de huishoudelijke afvalstoffen alle afvalstoffen die afkomstig zijn uit een particuliere huishouding. Dit betekent dat de kosten van verwijdering van deze afvalstoffen kunnen worden doorberekend in de Afvalstoffenheffing. Hierbij is niet van belang op welke wijze deze afvalstoffen worden ingezameld. Hierbij moet worden gedacht aan de gescheiden inzameling van onder meer glas, papier en klein chemisch afval. De met deze gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen samenhangende kosten kunnen worden begrepen in de totale kosten van verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen. Hetzelfde geldt overigens met betrekking tot de kosten van inzameling van grof huisvuil dat over het algemeen ook afzonderlijk wordt ingezameld. Ook grof huisafval wordt tot de huishoudelijke afvalstoffen gerekend. Gemeenten zijn verplicht ook grof huisvuil in te zamelen, maar er geldt geen periodieke inzamelplicht.

 

Reinigingsheffingen en omzetbelasting

In het onderdeel Algemeen van de tarieventabel is bepaald dat de in de tabel genoemde bedragen exclusief omzetbelasting zijn. Met betrekking tot de verschuldigdheid van omzetbelasting ter zake van de inzameling van afvalstoffen kan het volgende worden opgemerkt. De inzameling van huishoudelijke afvalstoffen is bij wet opgedragen aan de gemeenten. Deze wettelijke opdracht is neergelegd in de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer. Derhalve vormt de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen geen belaste prestatie in de zin van de Wet op de omzetbelasting. De overige diensten ter zake waarvan reinigingsrechten worden geheven vormen wel belaste prestaties in de zin van de Wet op de omzetbelasting (inzameling bedrijfsafval, etc.).

 

B. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Inleidende bepaling

In dit artikel wordt de reikwijdte van de verordening aangegeven. De verordening bevat twee heffingen te weten de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten. Beide heffingen worden in een apart hoofdstuk van de verordening nader uitgewerkt.

 

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van de verordening is in dit artikel een omschrijving van een aantal begrippen opgenomen.

 

Het begrip perceel

Op grond van het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, in samenhang met

het bepaalde in artikel 10.21van deze wet, kan een Afvalstoffenheffing worden geheven voor het gebruik van een perceel waar in een particuliere huishouding huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Voor de toepassing van deze verordening wordt daarom onder het begrip perceel tevens verstaan: een stacaravan, een woonboot, een woonwagen en een demontabel zomer- of vakantiehuisje, mits dit geheel of gedeeltelijk wordt gebruikt door een particuliere huishouding.

 

Bedrijfspand

Onroerende of roerende zaken die niet door een particuliere huishouding worden gebruikt, worden voor de toepassing van deze verordening aangemerkt als bedrijfspanden.

 

Bedrijfsafval

Meestal wijkt afval, dat ontstaat in kantoren, kleine winkels, niet te grote bedrijven etc. in samenstelling niet zoveel af van huishoudelijke afvalstoffen. Ondanks de omvang en samenstelling van dit afval zijn dergelijke afvalstoffen geen huishoudelijke afvalstoffen, zodat hiervoor Reinigingsrechten verschuldigd zijn. Bij het periodiek inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen wordt dat bedrijfsafval, desgewenst wel meegenomen.

 

TOELICHTING OP DE AFVALSTOFFENHEFFING

 

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbare feit

In dit artikel wordt aangegeven dat Afvalstoffenheffing wordt geheven, en wordt voor het belastbaar feit onder andere verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.

 

Artikel 4 Belastingplicht

In dit artikel is de belastingplicht geregeld. Hierbij is aansluiting gezocht bij het bepaalde in artikel

15.33 van de Wet milieubeheer. De verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt voor ieder perceel waar in een particuliere huishouding huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.

Wie als gebruiker moet worden aangemerkt is allereerst degene die naar de omstandigheden beoordeeld krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel. Voor de toepassing van de Afvalstoffenheffing wordt op grond van artikel 15.33 Wet Milieubeheer onder het begrip ‘gebruiker’ het volgende verstaan:

a. gebruikmaken van een perceel door de leden van een huishouden wordt aangemerkt als gebruikmaken door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

b. gebruikmaken door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, wordt aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven, met dien verstande dat degene die het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

c. het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik wordt aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie het perceel ter beschikking is gesteld.

Wie de belastingplichtige gebruiker van een perceel is, zal veelal worden bepaald aan de hand van de Gemeentelijke Basisadministratie. Het gebruik kan worden afgeleid van de aanwezigheid van meubilair en andere goederen. Het gaat om de beschikkingsmacht over een perceel. Feitelijke aanwezigheid van personen is geen vereiste.

Een belastingplichtige, die slechts een gedeelte van het jaar feitelijk afvalstoffen meegeeft aan de inzameldienst, wordt toch voor de Afvalstoffenheffing aangeslagen. Ook de mate van het gebruik, dat van de inzameldienst wordt gemaakt, is niet relevant: zelfs als er in het geheel geen afvalstoffen ontstaan wordt de gebruiker van een perceel in de heffing betrokken. Bepalend is, of de gemeente wettelijk verplicht is huishoudelijke afvalstoffen bij een perceel in te zamelen, deze plicht nakomt, en dat er in dat perceel huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

In artikel 5 wordt voor de tarieven en de maatstaf van heffing verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.

 

Artikel 6 Belastingtijdvak

Bij het heffen van een jaartarief is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 7 Wijze van heffing

In deze verordening is gekozen voor de techniek van heffing bij wege van aanslag voor de belastingschuld als bedoeld in Hoofdstuk 1, tweede lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel. Heffing op andere wijze (kennisgeving) wordt toegepast voor het tarief per restafvalzak, het tarief per plastic+zak, voor de tarieven aan de Milieustraat, het tarief voor de Grofvuilophaaldienst en voor het tarief voor het vervangen van een verloren gegane of gestolen afvalpas.

 

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

Op grond van het bepaalde in dit artikel is de belasting verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, indien dit later is, bij het begin van de belastingplicht. Met deze bepaling wordt het ontstaan van de materiële belastingschuld bij de aanvang van het belastingjaar gelegd respectievelijk bij de aanvang van de belastingplicht.

 

Artikel 9 Kwijtschelding

Er is gekozen voor een kwijtscheldingsnorm van 100% van de normuitkering als bedoeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.

 

Artikel 10 Betalingstermijnen

In dit artikel is een afwijking van de wettelijke betalingstermijn opgenomen. Afhankelijk van de hoogte van het totaal bedrag op het aanslagbiljet gelden verschillende betalingstermijnen. Automatische incasso is mogelijk voor alle bedragen ongeacht de hoogte van de aanslag. Betaling in tien gelijke termijnen is alleen mogelijk in geval van automatische incasso voor bedragen hoger dan € 100,- en lager dan € 5000,-.

 

TOELICHTING OP DE ARTIKELEN MBT DE REINIGINGSRECHTEN

 

Artikel 11 Belastbare feit

De heffing van Reinigingsrechten steunt op artikel 229, eerste lid, onderdeel a en b van de Gemeentewet. Deze heffing wordt wel aangeduid als een genotretributie. Dit betekent, dat als een belastingplichtige kan aantonen dat hij geen gebruik maakt van de door de gemeente aangewezen inzameldienst, hij geen Reinigingsrechten verschuldigd is.

 

Artikel 12 Belastingplicht

Belastingplichtig is degene op wiens verzoek dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht. Deze ruime omschrijving van de belastingplicht dient ertoe om in alle gevallen dat een dienst wordt verleend een belastingplichtige te kunnen aanwijzen.

 

Artikel 13 Maatstaf van heffing en tarief

In dit artikel wordt voor de tarieven en de maatstaf van heffing verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.

 

Artikel 14 Belastingtijdvak

Bij het heffen van een jaartarief is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 15 Wijze van heffing

Gekozen is voor een heffing bij wege van aanslag. De Algemene wet inzake rijksbelastingen is hierop van toepassing. Heffing op andere wijze (kennisgeving) wordt toegepast voor het tarief per restafvalzak en plastic+zak.

 

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

Eerste en tweede lid

Op grond van het bepaalde in lid 1 en lid 2 van dit artikel zijn de rechten verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, indien dit later is, bij het begin van de belastingplicht. Met deze bepaling wordt het ontstaan van de materiële belastingschuld bij de aanvang van het belastingjaar gelegd respectievelijk bij de aanvang van de belastingplicht.

Vierde en vijfde lid

In deze artikelleden staan de regels met betrekking tot de berekening van de verschuldigde rechten indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt respectievelijk eindigt. Er is hierbij gekozen voor een tijdsevenredige herleiding van de belastingschuld waarbij de belastingplicht per maand in aanmerking wordt genomen.

Zesde lid

Uit het oogpunt van kostenbesparing is bepaald dat, indien het totaalbedrag van de aanslagen verenigd op een aanslagbiljet minder bedraagt dan € 10,00 deze aanslagen niet worden opgelegd.

Zevende lid

In dit lid is bepaald dat ook de teruggaaf naar aanleiding van een vermindering van een aanslag beperkt is in die zin dat onder de € 5,00 geen teruggaaf plaats heeft.

 

Artikel 17

Voor Reinigingsrechten is geen kwijtschelding mogelijk.

 

Artikel 18 Termijnen van betaling

De aanslag Reinigingsrechten wordt niet gecombineerd met andere belastingaanslagen opgelegd en heeft dus een eigen betaaltermijn.

 

TOELICHTING OP DE SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 19 Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders heeft in een regeling gemeentelijke belastingen de formele bepalingen over de heffing en invordering vermeld.

 

Artikel 20

In artikel 20 wordt geregeld dat de oude verordening wordt ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing. De oude verordening blijft van toepassing op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan, zodat ook voor die belastbare feiten heffing dus mogelijk blijft.

 

Artikel 21

Ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet moet de gemeente het besluit tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen bekend maken. Bekendmaking geschiedt door middel van publicatie in het Gemeenteblad. Het Gemeenteblad moet elektronisch worden uitgegeven. Dit gebeurt digitaal op www.Overheid.nl. De dag van bekendmaking is de dag van publicatie op www.Overheid.nl. Dit is de datum waarop de tekst van de verordening daadwerkelijk beschikbaar is voor de burger. De datum van inwerkingtreding van de heffing is vastgelegd in het tweede en derde lid van artikel 21.

 

Artikel 22

In artikel 22 is in de citeertitel een jaartal genoemd.

 

Naar boven