Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting 2020

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 5 november 2019;

 

Gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

Gezien het convenant tussen de Stichting Promotie Activiteiten Appingedam en de gemeente Appingedam;

 

Besluit:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting 2020

 

 

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan:

  • 1.

    Lichaam: elk van de lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);

  • 2.

    Tussenpersoon: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en het sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in een vaste betrekking staat tot;

  • 3.

    Exploitant: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van aankondigingen op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten;

  • 4.

    Maand: een kalendermaand;

  • 5.

    Jaar: een kalenderjaar;

  • 6.

    Onder bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond.

 

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam reclamebelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg.

 

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie de openbare aankondiging wordt aangetroffen.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van een openbare aankondiging, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon is gedaan in verband met de verhuur of de verkoop van roerende en onroerende zaken, geheven van die tussenpersoon.

  • 3.

    In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt de reclamebelasting ter zake van een openbare aankondiging die is aangebracht door tussenkomst van een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn beroep of bedrijf maakt van ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van openbare aankondigingen op daartoe beschikbaar gestelde oppervlakken, geheven van die natuurlijk persoon of rechtspersoon.

 

Artikel 4 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van openbare aankondigingen:

  • 1.

    door publiekrechtelijke rechtspersonen gedaan in de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak;

  • 2.

    die uitsluitend dienen ten behoeve van de regulering van het verkeer over openbare land- en waterwegen;

  • 3.

    die de oppervlakte van 0,05 m² niet te boven gaan;

  • 4.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel doel dienen;

  • 5.

    op bouwterreinen, voor zover de opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • 6.

    bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen zaak;

  • 7.

    die door een gemeentelijk orgaan zijn aangebracht of geplaatst, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de aan dit orgaan opgedragen publiekrechtelijke taak;

  • 8.

    die door de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB of een overeenkomstig lichaam zijn aangebracht of geplaatst ten behoeve van een vlotte doorstroming van het verkeer of ten dienste van openbare ruimten;

  • 9.

    die door cultureel, maatschappelijke of daarmee gelijk te stellen lichamen met ideële doelstellingen zijn aangebracht of geplaatst en betrekking hebben op door hen georganiseerde activiteiten met niet-commerciële doeleinden;

  • 10.

    openbare aankondigingen die zich bevinden binnen in een woning of bedrijf, of gedeelte daarvan, met uitzondering van:

    • a.

      openbare aankondigingen die zijn aangebracht direct op, aan of tegen de binnenzijde van een glazen of andere doorzichtige afscheiding.

    • b.

      een openbare aankondiging direct zichtbaar achter het raam of deur.

  • 11.

    aangebracht op een voer- of vaartuig;

  • 12.

    die in hoofdzaak zichtbaar zijn op sportvelden, met uitzondering van aankondigingen op of bij sportvelden welke kennelijk gericht zijn op de weg;

  • 13.

    op terrasafscheidingen (bij horecaondernemingen), voor zover deze een oppervlak van 1 m2 per terrasschot niet te boven gaan;

  • 14.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een BORD met naam van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan;

  • 15.

    aangebracht of geplaatst op of aan onroerende zaken die in het kader van de wet WOZ zijn aangemerkt als een woning.

  • 16.

    die door agrarische bedrijven zijn aangebracht en betrekking hebben op de agrarische activiteiten

  • 17.

    aangebracht op scholen, en die betrekking hebben op de functie van het gebouw.

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De reclamebelasting wordt geheven naar het totaal aantal openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.

  • 2.

    De belasting als bedoeld in onderdeel 5.1 bedraagt per object, per jaar:

  • voor 1 of 2 openbare aankondigingen € 310,00;

  • voor meer dan 2 openbare aankondigen € 518,00.

  • 3.

    In afwijking van het in artikel 5 tweede lid bepaalde bedraagt de belasting maximaal € 770,00 per jaar indien er sprake is van meerdere vestigingen van een en dezelfde gebruiker die betrokken worden in de reclamebelasting.

 

Artikel 6 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 7 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De reclamebelasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven reclamebelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde reclamebelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

 

Artikel 9 Vervallen

 

Artikel 10 Termijnen van betaling/automatische incasso

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2.

    Ingeval het totaalbedrag van het aanslagbiljet waarop de aanslagen staan vermeld € 4.000 of meer bedraagt, moet dit bedrag, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3.

    De belastingschuldige kan machtiging tot automatische incasso verlenen indien het totale bedrag van het gecombineerde aanslagbiljet gemeentelijke belastingen minder dan € 4.000 bedraagt. Het minimum termijnbedrag bedraagt € 10.

  • Ingeval een machtiging tot automatische incasso is verleend, wordt het aantal termijnen bepaald door het totale bedrag van het gecombineerde aanslagbiljet gemeentelijke belastingen te delen door het minimum ter-mijnbedrag, met dien verstande dat het aantal termijnen niet meer dan tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    De in het derde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

 

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan met betrekking tot de heffing en de invordering van de reclamebelasting nadere regels stellen.

 

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening reclamebelasting 2019 van 13 december 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reclamebelasting 2020".

 

Aldus besloten in de openbare vergadering d.d. 12 december 2019.

De raad voornoemd,

voorzitter.

(F.H. Wiersma)

griffier.

(T.G.C. Kramer-Klein)

Naar boven