Verordening Watertoeristenbelasting 2020

De raad van de gemeente Mook en Middelaar,

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders d.d. 19 november 2019;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de raadscommissie d.d. 4 december 2019;

Besluit:

Vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van Watertoeristenbelasting 2020.

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om 00.00 uur;

  • lengte: de lengte over alles;

  • maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;

  • schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt;

  • vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie of andere recreatieve doeleinden;

  • vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een zelfde vaartuig gedurende een periode van ten minste een maand;

  • passanten: diegenen die verblijf houden in de gemeente, met of op een vaartuig, zonder het hebben van een vaste ligplaats;

  • historische schepen: schepen die ten minste vijftig jaar oud zijn, in oorspronkelijke staat verkeren, representatief zijn voor het maritiem erfgoed en ingeschreven staan bij het nationaal register van varende monumenten.

 

Artikel 2 Belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf binnen het watergebied van de gemeente op of met vaartuigen, waarvoor in welke vorm dan ook een vergoeding wordt betaald door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, wordt onder de naam ‘watertoeristenbelasting’ een directe belasting geheven.

 

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene, die tegen vergoeding gelegenheid biedt tot verblijf, als bedoeld in artikel 2, op hem ter beschikking staande ligplaatsen dan wel op of met hem ter beschikking staande vaartuigen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

  • 3.

    Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig de schipper, de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig, als bedoeld in artikel 1, dan wel een andere persoon die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.

 

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    door degenen, die verblijf houden aan boord van:

    • a.

      een vaartuig, dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;

    • b.

      kano’s, roei- en volgboten;

    • c.

      motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 6,5 meter;

    • d.

      een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt.

    • e.

      een vaartuig in directe dienst van het Rijk, de provincie Limburg of de gemeente Mook en Middelaar;

    • f.

      een vaartuig van de Koninklijke Marine of oorlogsvaartuigen van vreemde naties;

    • g.

      een vaartuig dat in eigendom toebehoort aan de Koninklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij;

    • h.

      een vaartuig in gebruik voor onderhoud aan de waterwegen, welk onderhoud in opdracht van het Rijk, de provincie Limburg of de gemeente Mook en Middelaar wordt uitgevoerd;

    • i.

      historische schepen.

  • 2.

    waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening op de heffing en invordering van landtoeristenbelasting;

  • 3.

    waarvoor de gemeente belasting heft ingevolgde de verordening op de heffing en invordering van forensenbelasting;

  • 4.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal etmalen, dat verblijf is gehouden.

  • 2.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.

 

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de heffingsgrondslag

  • 1.

    Ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats wordt, indien een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is aangewezen:

    • a.

      het aantal personen, dat verblijf heeft gehouden, bepaald op 2,2;

    • b.

      het aantal etmalen, dat door de onder a bedoelde personen verblijf is gehouden, bepaald op 24.

 

Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire heffingsgrondslag

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal etmalen, dat verblijf is gehouden, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op de voet van artikel 6 berekende aantal.

 

Artikel 8 Belastingtarief

De belasting bedraagt per persoon per etmaal € 1,05.

 

Artikel 9 Belastingtijdvak

Het belastingjaar is gelijk aan een kalenderjaar.

 

Artikel 10 Wijze van belastingheffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 11 Aanslaggrens

Indien het totaal van de aanslag(en) Watertoeristenbelasting verenigd op één aanslagbiljet minder dan € 10,00 bedraagt, wordt geen aanslag opgelegd.

 

Artikel 12 Termijn van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet 1990 moet de aanslag in één termijn worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande lid gestelde termijnen.

 

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij de invordering van watertoeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 14 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het inwerkingtreden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de gemeente.

 

Artikel 15 Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor bestemd en door de gemeente verstrekt verblijfregister.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt genoemd verblijfregister kosteloos beschikbaar.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven omtrent de inrichting en het gebruik van het verblijfregister.

  • 4.

    De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze als bedoeld in artikel 6.

  • 5.

    De verplichting als bedoeld in voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige een registratie voert waaruit het nachtverblijf van verblijfhoudenden kan worden vastgesteld.

 

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de 8e dag na die van de bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking per 1 januari 2020, van de “Verordening Watertoeristenbelasting Mook en Middelaar 2019”, vastgesteld op 13 december 2018.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 3.

    De verordening wordt aangehaald als “Verordening watertoeristenbelasting gemeente Mook en Middelaar 2020”.

 

Aldus besloten in zijn openbare vergadering d.d. 12 december 2019.

De raad voornoemd,

De griffier,

A.W. Peters-Sengers

De voorzitter,

mr. drs. W. Gradisen

Naar boven