Gemeenteblad van Dalfsen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dalfsen | Gemeenteblad 2019, 310595 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dalfsen | Gemeenteblad 2019, 310595 | Verordeningen |
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Gemeente Dalfsen 2020
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In de beleidsregels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan:
Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2 van de Jeugdwet, eerste lid, van de Jeugdwet dan wel de behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet;
Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten. Door persoonlijke omstandigheden kan het zijn dat een algemeen gebruikelijk middel niet als algemeen gebruikelijk beschouwd kan worden. In dergelijke gevallen wordt de persoonlijke omstandigheid nadrukkelijk gemotiveerd in de beschikking.
Maatwerkvoorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Jeugdwet; ook wel individuele voorziening genoemd, of zoals opgenomen in de Wmo 2015 een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:
Artikel 3. Cliëntondersteuning
Iedere cliënt, jeugdige en zijn ouders kunnen gebruik maken van cliëntondersteuning. Ook kan een consulent van de gemeente adviseren aan cliënt, jeugdige en zijn ouders om gebruik te maken van cliëntondersteuning. In ieder geval wordt iedereen na het indienen van een hulpvraag bij de gemeente gewezen op de mogelijkheid van cliëntondersteuning.
Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan
Het college stelt een format beschikbaar en wijst:
jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.
Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de Wmo, en bedoeld in artikel 6 van de Jeugdwet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige of cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem of zijn ouders een afspraak voor een gesprek.
Voor het gesprek verschaffen de cliënt, jeugdige en zijn ouders het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt, jeugdige en/of zijn ouders verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen, de cliënt, jeugdige en zijn ouders, degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
Na het onderzoek wordt de cliënt, een jeugdige of zijn ouders de mogelijkheid geboden om een aanvraag in te dienen ten behoeve van een maatwerkvoorziening. De aanvraag kan ingediend worden middels het getekend retour zenden van het gespreksverslag of middels het tekenen van een apart formulier.
Het onderzoeksverslag is de inhoudelijke onderbouwing van de beschikking. Hierin worden de overwegingen opgenomen die gemaakt zijn om tot een besluit te komen. Ook worden in het onderzoeksverslag afspraken met een cliënt, jeugdige of zijn ouders opgenomen. Het onderzoeksverslag wordt volledigheidshalve als bijlage bij de beschikking gevoegd.
Hoofdstuk 3. Gebruikelijke hulp
Artikel 10. Gebruikelijke hulp
Gebruikelijke hulp is de hulp die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht. Voor kinderen geldt dat ouders de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht aan hen te bieden, ook al is er sprake van een kind met een ziekte, aandoening of beperking.
Het hangt af van de sociale relatie welke hulp mensen elkaar moeten bieden. Hoe intiemer de relatie, des te meer hulp mensen elkaar horen te geven. Als het gebruikelijk is dat mensen in een bepaalde relatie elkaar hulp bieden, is dat niet vrijblijvend met betrekking tot de aanspraak op een maatwerkvoorziening op basis van de Wmo 2015 en de Jeugdwet, bijvoorbeeld ouders aan hun kinderen.
Hoofdstuk 5. Persoonsgebonden budget
Tot de informele zorg wordt iedereen gerekend die niet tot een professionele hulpverlener gerekend kan worden. Dit kunnen personen zijn die gerekend kunnen worden tot het sociale netwerk, als huisgenoten, ouder(s), kind(eren), buren, vrienden etc, maar ook hulpverleners die niet aan de kwaliteitseisen voldoen zoals die gesteld zijn in de Jeugdwet of de Wmo 2015. De informele zorg moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
Artikel 14. Kwaliteitseisen op basis van de Jeugdwet
Indien er een pgb verstrekt wordt op basis van de Jeugdwet, dan zijn onderstaande kwaliteitseisen van toepassing op de hulp die wordt betrokken. Er moet dan sprake zijn van een professional die voldoet aan de norm voor verantwoorde toedeling (artikel 4.1.2. Jeugdwet):
Artikel 15. Kwaliteitseisen op basis van de Wmo 2015
Indien er een pgb versterkt wordt op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, dan zijn onderstaande kwaliteitseisen van toepassing op de hulp die betrokken wordt:
Een pgb plan moet in elk geval concrete doelen bevatten. Scherp gedefinieerde en evalueerbare doelen zijn nodig om de voortgang en de kwaliteit van de zorg te kunnen beoordelen.
Artikel 17. Wijziging tarieven
Indien de tarieven voor een pgb veranderd worden dan:
Indien de indicatie afloopt, en deze moet worden verlengd, wordt een indicatie met nieuw tarief afgegeven. Er is dan wel een redelijke overgangstermijn nodig. Een redelijke overgangstermijn is in beginsel drie maanden. Als er reeds ruim voor het aflopen van de indicatie een aankondiging van de wijziging in tarifering is verstuurd, hoeft de overgangstermijn niet in acht genomen te worden;
Om in aanmerking te kunnen komen voor een pgb moet de cliënt of de ouders van de jeugdige zelfstandig in staat zijn om een pgb te kunnen beheren. Indien dit niet het geval is, maar wel een vertegenwoordiger het beheer op zich kan nemen, dan kan dit mits deze geen verbondenheid heeft met de professional(s) die de zorg leveren of de zorg zelf levert.
Hoofdstuk 7. Afwegingskaders maatwerkvoorzieningen
Artikel 21. Vaststellen hulpvraag
De hulp wordt geïndiceerd op basis van een stappenplan:
Artikel 22. Profielen jeugdhulp
De inkoop van de zorg in natura is gedaan op basis van resultaat gerichte financiering. De jeugdige krijgt bij het vaststellen van de maatwerkoplossing een profiel mee en de zwaarte van het profiel mee. De onderstaande profielen kennen wij:
Begeleiden en vergroten van ontwikkelingskansen van een jeugdige in een problematische situatie waarbij gezinscommunicatie en/of opvoedproblemen een rol spelen; in dit profiel wordt de jeugdige beperkt door gezinscommunicatie en/ of opvoedproblemen. De problemen van de jeugdige zijn positief te beïnvloeden door het pedagogische handelen van de opvoeders;
Begeleiden en behandelen van een jeugdige met ontwikkelings- en gedragsproblematiek in interactie met één of meerdere van de drie milieus (school, thuis, vrije tijd); in dit profiel kampt de jeugdige met psychosociale problemen. De jeugdige vertoont vaak gedragsproblemen en/ of emotionele problemen en/ of loyaliteitsproblemen en/ of problemen op school;
Begeleiden en vergroten van ontwikkelingskansen van een jeugdige met een cognitieve beperking; in dit profiel heeft de jeugdige een cognitieve beperking. Daarbij gaat het om het functioneren en aanspreekniveau van de jeugdige. Het vraagt van opvoeders naast de basisvaardigheden ook specifieke vaardigheden in de dagelijkse opvoedingspraktijk. Binnen dit gebied worden bijvoorbeeld de volgende interventies uitgevoerd: uitgebreidere diagnostiek, afstemmen van de communicatie, concreet maken van de oefenstof, voor structureren en vereenvoudigen, netwerk en generalisatie, veilige en positieve leeromgeving. Je moet hierbij alert zijn op het grensgebied Wlz/ Jeugdwet;
Behandelen en vergroten van ontwikkelingskansen van een jeugdige met ontwikkelings- en gedrags en/of psychiatrische problemen door kindfactoren. In dit profiel is de problematiek van invloed op de ontwikkeling en kan gepaard gaan met disfunctioneren in meerdere levens- en ontwikkelingsgebieden. De problematiek stagneert de ontwikkeling van de jeugdige, de jeugdige vraagt door zijn problematiek om specifieke vaardigheden van de drie milieus. De problematiek van de jeugdige kan de draagkracht – draaglast verhouding van hun opvoeders sterk beïnvloeden, evenals het functioneren van het gezin.
Behandelen en vergroten van ontwikkelingskansen van een jeugdige met een cognitieve beperking met ontwikkelings- en gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen door kindfactoren; in dit profiel heeft de jeugdige net als bij profiel 3 een cognitieve beperking. Hierdoor vragen zij om extra zorg, ondersteuning en bescherming. Daarnaast is er sprake van ontwikkelings- en gedragsproblemen in brede zin. Er is sprake van problemen op meerdere ontwikkelingsgebieden en levensdomeinen. De cognitieve beperking is gecombineerd met psychische en psychiatrische problematiek/ stoornissen, waarbij het één het ander kan beïnvloeden en versterken (over en weer). Dit vraagt om extra zorg, ondersteuning en specialistische behandeling en begeleiding.
Begeleiden en vergroten van ontwikkelingskansen van een jeugdige met een lichamelijke beperking en niet-aangeboren hersenletsel. Deze aandoeningen zijn van invloed op de ontwikkeling van de jeugdige in meerdere ontwikkelingsgebieden en leefdomeinen. Naast de basale vaardigheden, vraagt dit van de opvoeders ook specifieke vaardigheden in de dagelijkse opvoedingspraktijk. Dit kan hoge eisen stellen aan het opvoederschap en de opvoederrelatie. Extra aandachtspunt is ook de draagkracht – draaglastverhouding van de opvoeders en het gezin (invloed op overige kinderen in het gezin). Ontlasting van de opvoeder(s)/ het gezin kan aangewezen zijn, bijvoorbeeld door middel van respijtzorg. Hierbij moet je alert zijn op grensgebied Zvw/ Jeugdwet.
Ondersteunen, begeleiden en vergroten van ontwikkelingskansen van een jeugdige die belasting ervaart door een of meer opvoeders met een ziekte of beperking en het ondersteunen van deze opvoeders in de opvoeding. In dit profiel heeft de jeugdige één of twee opvoeders met een ziekte, lichamelijke beperking en/ of cognitieve beperking. Hierdoor hebben de opvoeders problemen met het bieden van voldoende ondersteuning, bescherming en verzorging van hun kind(eren). De opvoeders hebben vaak ontoereikende vaardigheden. Bij de jeugdige kan, als gevolg hiervan, gedragsproblematiek ontwikkelen. Er kan ook sprake zijn van ontwikkelingsproblemen door kindfactoren. Het gaat in dit profiel niet om opvoeders met psychiatrische problemen.
Begeleiden en vergroten van ontwikkelingskansen van de jeugdige met ontwikkelings-, gedrags- en/ of (vermoedelijke) psychiatrische problemen in samenhang met opvoeders met (vermoedelijke) psychiatrische problemen, die daardoor problemen bij het opvoeden ervaren; als gevolg van psychiatrische problematiek van opvoeder(s) is er sprake van een problematische thuissituatie. Er is geen diagnose van de opvoeder nodig voor de toewijzing van zorg. De veiligheid van de jeugdige is in het geding. Verzorging, opvoeding en/ of ondersteuning van de jeugdige is onvoldoende. Middelengebruik en/ of verslavingsproblematiek en een problematische relatie tussen de opvoeders komt vaak voor. Wat betreft de jeugdige is er sprake van ontwikkelings-, gedrags- en emotionele problemen.
Begeleiden en vergroten van ontwikkelingskansen van een jeugdige met ontwikkelings-, gedrags- en/ of psychiatrische problemen uit gezinnen met multi-problematiek, waarbij de draagkracht van het gezin verbetert; in dit profiel gaat het om jeugdigen die opgroeien in een gezin met complexe problematiek op meerdere leefgebieden. Eén of beide opvoeder(s) heeft of hebben eigen problematiek. Er is sprake van (een combinatie van) ontoereikende vaardigheden. Er is sprake van (een combinatie van) ontoereikende vaardigheden, financiële problemen, huisvestingsproblemen, relationele problemen. De opvoeder(s) zijn niet (altijd) in staat om hun kind(eren) voldoende zorg, bescherming en ondersteuning te bieden. Bij de jeugdige is er sprake van ontwikkelings- en gedragsproblemen. Er kan sprake zijn van angst- en stemmingsproblemen, hechtingsproblemen, traumatische ervaringen en cognitieve beperkingen.
Ondersteunen van het jonge kind van min negen maanden tot 7 jaar en het gezin die gezien de leeftijd en de complexiteit van de problematiek specifieke kennis, procesdiagnostiek en specifieke opvoeder/kind interventies behoeven; In dit profiel is er sprake van complexe problemen in het gezin die van invloed zijn op de ontwikkeling van het kind. Al vroeg is duidelijk dat er problemen in de ontwikkeling zijn, maar deze laten zich vanwege de leeftijd van het kind moeilijk duiden. Het gaat om kindfactoren zoals, een huilbaby, ernstige voedings- of slaapproblemen, een ontwikkelingsachterstand, emotionele – en gedragsproblemen, medische complicaties, syndromale afwijkingen, meervoudige beperkingen. Vaak is er in het gezin sprake van een instabiele opvoedingsomgeving en/ of onvoldoende pedagogische vaardigheden. Bijvoorbeeld opvoeders met psychische problemen, onverwerkt trauma, LVB, verslaving, tienermoeder. Al deze factoren beïnvloeden elkaar over en weer. Het jonge kind is afhankelijk van de opvoeder, daardoor beïnvloeden deze factoren zowel de ontwikkeling van het brein als de kwaliteit van de opvoeder - kindrelatie - en daarmee de hechting – meer nog dan bij oudere kinderen.
Het bieden van crisishulp aan een jeugdige en gezin in crisissituatie, zodat de situatie stabiliseert; in dit profiel is er een acute crisissituatie. Het eerste contact bij een acute crisis zit niet in dit profiel. Dit eerste contact moet binnen 4 uren plaatsvinden. Beoordeeld wordt dat de situatie dusdanig bedreigend is voor de ontwikkeling/ veiligheid van de jeugdige dat er direct (binnen 24 uur) een interventie/ zorg aanbod beschikbaar moet zijn om het acute gevaar te beperken. Ook wordt beoordeeld wat de volgende stap moet zijn: geen vervolg/ geen crisisvervolg, maar reguliere zorg/ crisiszorg. In het laatste geval wordt profiel 11 ingezet. Zo snel mogelijk maar in ieder geval binnen 4 weken moet dan bepaald worden of en zo ja welk vervolg er plaats moet vinden (eventueel met gespecialiseerde jeugdhulp, profiel 1 tot en met 10).
Ernstige enkelvoudige dyslexie; in dit ondersteuningsprofiel is er sprake van dat de jeugdige, onderwijs volgend in het (speciaal) onderwijs in de leeftijd van 7 tot 13 jaar, ernstige enkelvoudige dyslexie heeft. Met ernstig wordt bedoeld dat de jeugdige behoort tot de zwakste 10% presteerders op technisch lezen (eventueel in combinatie met de zwakste 10% presteerders op spelling) of tot de zwakste 16% presteerders op technisch lezen én de zwakste 10% presteerders op spelling. Met enkelvoudig wordt bedoeld dat de lees- en/ of spellingsproblemen niet verklaard kunnen worden door één of meer andere (leer)gedragsstoornissen. De jeugdige komt op basis van de beschreven diagnose in aanmerking voor behandeling, waarbij ook opvoeders en school worden betrokken. In onze regio volgen we bij een vermoeden van dyslexie, het protocol Blommert. Daarin staat duidelijk wanneer een kind in aanmerking komt voor onderzoek EED; drie meetinstrumenten voor voldoende ondersteuning onderwijs, geen sprake van Co morditeit enz. Het is aan het onderwijs om via monitoring van de leerling te onderbouwen dat er een gerede kans is dat de leerling behoort tot de kinderen met EED. Dat dossieronderzoek wordt gedaan door een professional bij een dyslexie aanbieder, een poortwachterfunctie.
Artikel 23. Zwaarte van de jeugdhulp
Als het profiel bepaald is, wordt de intensiteit bepaald. Dit wordt bepaald op basis van segmenten en intensiteit. We kunnen onderstaande segmenten onderscheiden:
Midden; het overgrote deel van de hulpverlening kan hieronder geschaard worden. De intensiteit kan verschillen:
Licht; perspectief is ontwikkelen, snel leerbaar; opfrissen van eerdere doelen/vaardigheden; veel ondersteunende factoren (mate van leerbaarheid, eigen netwerk, school, voorliggende voorzieningen, eigen kracht en het voeren van regie enz.); de afstand tot het behalen van het resultaat is dichtbij/kort.
Midden; perspectief is gericht op ontwikkelen, vaak meerdere resultaten te behalen, de te behalen resultaten zijn overzichtelijk; gemiddelde ondersteunende factoren (mate van leerbaarheid, eigen netwerk, school, voorliggende voorzieningen, eigen kracht en het voeren van regie enz.); motivatie is geen beschermende factor, maar tevens geen belemmerende factor; de afstand tot het resultaat is gemiddeld.
Zwaar; perspectief is gericht op ontwikkelen, inzet is intensief; er is vaak eerder inzet vanuit (diverse) ondersteuners geweest; beperkte ondersteunende factoren (lage leerbaarheid vanwege problematiek); lage motivatie, beperkte eigen kracht en beperkte mogelijkheden m.b.t. het voeren van eigen regie (beperkt netwerk enz.); risicofactoren en/of signalen m.b.t. onveiligheid; ontwikkelmogelijkheden op verschillende leefdomeinen; taal/cultuurbarrière; de afstand tot het resultaat is vaak ver weg.
Top; dit betreft vormen van Jeugdhulp die in ieder geval een van de volgende elementen bevatten:
intramurale en/of intensieve ambulante hulp en daarmee (bijna) altijd meervoudig van aard, dat wil zeggen vanuit meerdere domeinen binnen de Jeugdhulp. Hoog specialistische Jeugdhulp in Segment top wordt gekenmerkt door een laag aantal gezinnen, maar relatief hoge kosten per jeugdige. Deze vorm van hulp wordt in principe nooit voor de Lokale toegang uitgevoerd vanwege de complexiteit en/of de intramurale component. Zoals 24 uurs verblijf Jeugd & Opvoedhulp of OBC Jeugd-LVB, Multifunctionele centra, Intramurale Jeugd-GGZ, Jeugdverslavingszorg.
Artikel 24. Schoon en leefbaar huis
Van cliënt mag verwacht worden dat medewerking verleend wordt aan een zo efficiënt mogelijke invulling van de ondersteuning. Dit betekent dat van de cliënt mag worden verwacht dat hiermee rekening wordt gehouden bij de inrichting van de woning en de planning van huishoudelijke werkzaamheden. Te denken valt aan het zo mogelijk voorbereiden van de was en het ergonomisch verantwoord inrichten van de woning.
Was men al gewend om voor eigen rekening huishoudelijke hulp in te huren, dan is het enkele feit dat er zich beperkingen voordoen geen reden om een beroep te doen op gemeentelijke ondersteuning. Wel moet worden meegewogen of door het ontstaan van de beperkingen financiële mogelijkheden wegvallen of de ondersteuning door de ‘gebruikelijke aanwezige’ schoonmaak niet meer toereikend is.
Artikel 25. Begeleiding op grond van de Wmo2015
Gezamenlijk met de cliënt wordt in kaart gebracht op welke levensgebieden er doelen liggen en welke resultaten hierin behaald kunnen worden. Denk aan ontwikkelen van nieuwe vaardigheden, onderhouden van ontwikkelde vaardigheden, het bieden van (dag)structuur en ritme en ontlasting van de mantelzorger.
Er bestaat een verschil tussen basisondersteuning, basisondersteuning + en gespecialiseerd. Basisondersteuning + wordt geboden indien er net iets meer nodig is, dan basisondersteuning, maar er geen sprake is van multiproblematiek. Gespecialiseerd is begeleiding die wordt geboden wanneer er sprake is van zware problematiek die complex genoemd mag worden. Er is begeleiding nodig om de sociale redzaamheid te verbeteren en terugval te voorkomen. Veelal zal er sprake zijn van problematiek op meerdere levensgebieden.
Vervoer van en naar de dagbesteding moet indien noodzakelijk mee geïndiceerd worden, de aanbieder van de dagbesteding is hier verantwoordelijk voor. In het onderzoek moet eerst gekeken of er een andere oplossing mogelijk is. Indien vervoer wordt geïndiceerd, dan is de zorgaanbieder, die de juiste zorg kan leveren dicht bij huis voorliggend op een vergelijkbare zorgaanbieder verder weg.
Bij een verzoek om aanpassing van de woning wordt onderzocht in hoeverre de cliënt zelf in staat geweest is om te anticiperen op de noodzakelijke aanpassing. Hierbij kan gedacht worden aan vervanging van een keuken/ badkamer op het moment dat cliënt redelijkerwijs al wist dat zijn beperkingen toe zouden gaan nemen en hier geen rekening mee houdt ten tijde van de renovatie.
Artikel 26a. Anti-speculatiebeding
Het college kan een bouwkundige woningaanpassing - of een Pgb om een voorziening met dit doel in te kopen – bij verkoop van de woning door cliënt terugvorderen, voor zover door de bouwkundige aanpassing sprake is van een meerwaarde. Het college gaat daarbij uit van de waarde van de woning voor en na de aanpassing. Voor het bepalen van de waarde voor de aanpassing kan het college zich baseren op de laatst bekende WOZ-waarde van de woning. Voor het bepalen van de waarde na verkoop kan het college zich baseren op de verkoopprijs van de woning, of indien het college dit nodig acht op een taxatierapport door een door het college in overleg met de cliënt gekozen taxateur. De kosten van de taxatie zijn voor rekening van het college.
Indien het onderzoek van de Centrale Toegang uitwijst dat beschermd wonen noodzakelijk is, dan dienen vervolgens de aard en omvang van de ondersteuning bepaald te worden.
In de regio IJssel-vecht wordt gewerkt met de systematiek van zorgzwaarte pakketten (ZZP’s). Deze kunnen worden afgegeven in de klassen A tot en met D (voorheen 3 tot en met 6) en al dan niet in combinatie met dagbesteding (en eventueel vervoer). In bijlage 4 is te lezen wat de specifieke kenmerken van deze pakketten zijn.
Bij alle cliënten die een aanvraag voor beschermd wonen doen, moet een afweging worden gemaakt of de toekenning met of zonder dagbesteding moet zijn. Voor ieder ZZP geldt dat dat er 2 varianten zijn, een ZZP inclusief dagbesteding en een ZZP exclusief dagbesteding. Uitgangspunt is dat werk (betaald of onbetaald) op opleiding voor een ieder het streven is, en indien dit niet mogelijk blijkt te zijn dat andere activiteiten worden ontplooid. Dagbesteding binnen een toekenning voor beschermd wonen is een structurele tijdbesteding met een concreet en goed omschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent. Onder dagbesteding wordt niet verstaan een reguliere dag structurering die in de woon-/ verblijfssituatie wordt geboden of een welzijnsactiviteit zoals zang, bingo, uitstapjes en dergelijke.
Vervoersvoorzieningen die in de reguliere handel te verkrijgen zijn of autoaanpassingen die de fabrikant kan treffen voor levering worden in beginsel niet vergoed. Denk hierbij aan: (bak)fiets (met lage instap en/ of met trapondersteuning), fietszitje voor kind, elektrisch bedienbare ramen, stuurbekrachtiging, cruise control, kosten gebruik eigen auto etc.
Artikel 28a. Vervoer in de regio
Voor de Wmo vervoerspas gelden de volgende uitgangspunten:
Indien noodzakelijk kan een medisch begeleider meereizen. De Wmo consulent geeft hiervoor een indicatie medische begeleiding af. De medisch begeleider biedt zorg en ondersteuning die de chauffeur niet kan bieden tijdens de rit en hoeft geen reizigersbijdrage te betalen. Er mag dan niet zonder medische begeleider gereisd worden.
Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat als de mantelzorger niet in staat is de rolstoel te duwen, er duwondersteuning op de rolstoel toegekend kan worden. In eerste instantie is echter de zelfredzaamheid van de cliënt het uitgangspunt. Pas wanneer de cliënt ondersteuning nodig heeft van een mantelzorger worden de situatie van de vaste mantelzorger ook onderzocht.
Hoofdstuk 8. Inspraak en medezeggenschap
Artikel 31. Inspraak en medezeggenschap
Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
Het college stelt ingezetenen, cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dalfsen in haar vergadering van 3 december 2019.
Het college voornoemd,
de burgemeester, de gemeentesecretaris/algemeen directeur,
drs. E. van Lente drs. J.H.J. Berends
Bijlage 1 Gebruikelijke hulp in korte en langdurige situaties
Kortdurende en langdurige situatie
Bij gebruikelijke hulp wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties.
Kortdurend: er is uitzicht op herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt. Het gaat hierbij over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de hulp langer dan drie maanden nodig zal zijn.
Algemeen aanvaardbare maatstaven
Bij de cliënt of jeugdige met een complexe hulpvraag kan het noodzakelijk zijn dat deze door twee hulpverleners geleverd wordt. Is er sprake van gebruikelijke hulp, dan wordt dit toegepast op de te leveren hulp door de eerste persoon. Voor de door de tweede persoon te leveren hulp wordt de tijd volledig geïndiceerd.
Voor de aanwezigheid van een tweede hulpverlener ter ondersteuning van een therapeut, als een fysiotherapeut, is de cliënt of jeugdige niet aangewezen op ondersteuning vanuit de Wmo of Jeugdwet, de verantwoordelijkheid voor de adequate hulpverlening ligt bij de therapeut zelf.
Algemeen beoordelingskader bij kinderen
Het onderzoek naar de aanspraak op een maatwerkvoorziening op grond van de Jeugdwet wordt uitgevoerd door de consulent Samen Doen. Het onderzoek richt zich allereerst op het bepalen van de stoornissen en beperkingen die voortkomen uit een aandoening. Vervolgens wordt beoordeeld:
Om vast te stellen op welke hulp de jeugdige redelijkerwijs is aangewezen wordt door de consulent Samen Doen gelet op de omstandigheden van de betrokken jeugdige. De consulent beoordeelt welke hulp op het gebied van de persoonlijke verzorging en hulpverlening uitgaat boven de hulp die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft. Bij die beoordeling dienen de leeftijd van de jeugdige, de aard van de zorghandelingen, de frequentie van deze zorghandelingen en de omvang van de daarmee gemoeide tijd te worden betrokken. Deze thema’s worden hieronder nader uitgelegd. Tevens wordt beoordeeld of er sprake is van 1 of meerdere uitzonderingen die van invloed kunnen zijn bij het bepalen van de gebruikelijke hulp van ouders aan de jeugdige. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met die situaties waarbij ouders voortdurend in de nabijheid moeten zijn om niet planbare hulp en toezicht te leveren vanwege de (chronische) aandoening, stoornissen en beperkingen van het kind.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met verschillen die tussen jeugdigen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan. Bij de beoordeling van wat tot gebruikelijke hulp van ouders voor hun kinderen behoort, past daarom een zekere marge. Ook bij gezonde jeugdigen van dezelfde leeftijd kan de hulp die het nodig heeft meer of minder zijn dan de hulp die een andere jeugdige nodig heeft. De ene jeugdige is nu eenmaal gemakkelijker of sneller zelfstandig dan de andere jeugdige.
Voorbeeld: veel kinderen van 4 jaar zijn overdag zindelijk en gaan zelf naar het toilet, maar het is niet ongewoon dat een kind van deze leeftijd hier stimulans, hulp of toezicht bij nodig heeft.
Op ondersteuning van zorghandelingen die de jeugdige zelfstandig kan uitvoeren, is de jeugdige redelijkerwijs niet op ondersteuning aangewezen. Gebruikelijke hulp bij jeugdigen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen. Het gaat dan om handelingen die een gebruikelijke hulphandeling vervangen, zoals het geven van sondevoeding in plaats van eten. Of om handelingen die in samenhang met reguliere zorgmomenten kunnen worden geboden, zoals het geven van medicijnen. Bij gebruikelijke hulp gaat het om handelingen, zoals verderop omschreven in de paragrafen persoonlijke verzorging en hulpverlening.
Voorbeelden van handelingen die gebruikelijke hulpvragen vervangen kunnen zijn: het geven van een katheterzakje in plaat van verschonen; bij een kind met een verstandelijke beperking oefenen met het gebruik van pictogrammen in plaats van oefenen met topografie.
Frequentie en patroon van de zorghandelingen
Zorghandelingen die meelopen in het normale patroon van dagelijkse hulp aan een jeugdige, zoals drie keer eten per dag, kunnen als gebruikelijke hulp worden aangemerkt.
Voorbeeld: een jeugdige moet tijdens het ontbijt en bij het naar bed gaan medicatie aangereikt krijgen, dan loopt dit mee in het normale patroon van dagelijkse hulp aan een jeugdige en wordt dit als gebruikelijke hulp aangemerkt. Hetzelfde geldt voor het aanreiken van spullen of speelgoed na afloop van de maaltijd of na een drinkmoment, bij kinderen met een lichamelijke beperking.
Een voorbeeld van zorghandelingen die niet meelopen in het normale patroon van dagelijkse hulp van ouders aan een jeugdige, is het meerdere malen per nacht bieden van hulp van ouders aan een wat oudere jeugdige. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met die zorgsituaties waarbij ouders voortdurend in de nabijheid moeten zijn om niet planbare hulp en toezicht te leveren vanwege de (chronische) aandoening, stoornissen en beperkingen van de jeugdige.
Omvang van de met de zorghandeling gemoeide tijd
De omvang van de tijd die met de zorghandelingen gemoeid is, kan meebrengen dat niet langer van gebruikelijke hulp sprake is.
Voorbeeld: alle kinderen hebben tot een bepaalde leeftijd hulp nodig bij wassen en kleden, maar als deze handelingen veel meer tijd kosten vanwege bijvoorbeeld spasticiteit, wordt deze extra tijd niet als gebruikelijke hulp gezien.
De hiervoor genoemde criteria moeten telkens in samenhang en gelet op de omstandigheden van de jeugdige worden beoordeeld.
Zo kan bij een jeugdige van een bepaalde leeftijd dat is aangewezen op handelingen die niet bij alle gezonde kinderen voorkomen en die kunnen meelopen in het gebruikelijke patroon van dagelijkse verzorging, niet langer sprake zijn van gebruikelijke hulp vanwege de (extra) tijd die met deze zorghandelingen gemoeid gaat.
Een concrete uitwerking: het geven van medicatie (aard) bij een jeugdige van 9 jaar (leeftijd) is gebruikelijk hulp. Als de medicatie elke nacht (meerdere malen) moet worden toegediend, loopt die niet mee in het dagelijkse patroon en moet beoordeeld worden of ouders hierdoor zodanig belast worden dat het niet meer redelijk is dit als gebruikelijke hulp te beschouwen.
Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van de richtlijnen die opgenomen zijn in dit protocol. Het uitgangspunt van de richtlijn is de hulp die ouders volgens heersende maatschappelijke opvattingen moeten bieden aan jeugdigen zonder beperkingen, rekening houdend met verschillen die bij kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan.
Het resultaat van stap 2 laat de aard en omvang van de hulp zien waar de jeugdige vanuit de Jeugdwet op is aangewezen. In respectievelijke stappen 3,4 en 5 van het onderzoek wordt gekeken naar de invloed van het compenserende vermogen van de mantelzorger in relatie tot het uiteindelijke besluit.
Gebruikelijke hulp per maatwerk gebied
Schoon en leefbaar huis en regie op een gestructureerd huishouden
Als duidelijk is welke activiteiten die onder huishoudelijk hulp vallen niet door de cliënt uitgevoerd kunnen worden, wordt gekeken of er huisgenoten zijn die deze taken kunnen ondernemen. Van huisgenoten wordt verwacht dat zij primair verantwoordelijk zijn voor de uitvoer van de huishoudelijke taken ongeacht of de huisgenoot een baan heeft, een studie volgt of het vanuit cultureel oogpunt niet bij zijn of haar taken vindt horen.
Huisgenoten kunnen ook huurders zijn, met uitzondering van eerste en tweedegraads familieleden. Van huisgenoten, niet zijnde eerste of tweedegraads familieleden, wordt verwacht dat zij zorg dragen voor het schoonhouden van de gemeenschappelijke ruimtes.
Van huisgenoten jonger dan 23 jaar is een leeftijdsgebonden verwachting welke huishoudelijke taken zij kunnen uitvoeren:
Kinderen tot 5 jaar: van hen wordt geen bijdrage verwacht in het huishouden;
Kinderen van 5 tot 13 jaar: van hen wordt verwacht dat zij naar hun eigen mogelijkheden betrokken worden bij lichte huishoudelijke taken zoals opruimen, tafel dekken/ opruimen, afwassen/ afdrogen, boodschappen doen, kleding in de wasmand gooien.
Kinderen van 13 tot 18 jaar: van hen wordt verwacht dat zij, naast de activiteiten die benoemd zijn voor kinderen van 5 tot 13 jaar, hun eigen kamer op orde kunnen houden; (rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen)
Huisgenoot van 18 tot 23 jaar: van een 18 tot 23 jarige wordt verwacht dat hij of zij een éénpersoonshuishouden kan voeren. De huishoudelijke taken voor een éénpersoonshuishouden zijn: schoonhouden van de sanitaire ruimte, keuken en een kamer; de was doen; boodschappen doen; maaltijd verzorgen; afwassen en opruimen; eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden.
Partners onderling, in kortdurende situaties
Persoonlijke verzorging van de volwassene door zijn partner is alleen gebruikelijke hulp al er sprake is van een kort durende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt.
Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden. Van partners wordt in die situatie verwacht dat zij elkaar alle persoonlijke verzorging bieden. De zorgplicht voor partners onderling betreft persoonlijke, lichaam gebonden zorg in de vorm van assistentie en overname bij de algemeen dagelijkse levensverrichtingen, maar ook aandacht en begeleiding bij een aandoening. Bijvoorbeeld als de partner een been breekt. Cliëntsoevereiniteit behoort bij partners onderling niet tot de categorie uitzonderingen en is daarom hier niet van toepassing, ook niet vanwege geloofsovertuiging, culturele achtergrond of binnen een gezinssituatie waarin partners onderling ruzie hebben.
Partners onderling, in langdurige situaties
Als vanaf de start van de zorgsituatie duidelijk is dat deze een langdurig karakter heeft, is er geen sprake van gebruikelijke hulp. Er hoeft niet eerst drie maanden ‘gebruikelijke hulp’ door partners geleverd te worden, alvorens een individuele maatwerkvoorziening kan worden toegekend.
Volwassen inwonende kinderen en/ of andere volwassen huisgenoten onderling
Persoonlijke verzorging van volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten, anders dan partners onderling, is geen gebruikelijke hulp.
Ouders aan jeugdigen in kortdurende situaties
Alle persoonlijke verzorging door de ouder aan de jeugdige is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden. Voorbeeld: het (extra) verschonen bij buikgriep.
Ouders aan jeugdigen in langdurige situaties
Een jeugdige is aangewezen op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet als het gaat om een chronische situatie, waarbij de gebruikelijke hulp in vergelijking tot jeugdigen zonder een chronische hulpvraag van dezelfde leeftijdscategorie wordt overschreden. (zie Richtlijn ten aanzien van gebruikelijke hulp van ouder voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel op pagina 8 van deze bijlage).
Persoonlijke verzorging tijdens kinderopvang
De opvang/ zorg die instanties voor kinderopvang horen te bieden is gebruikelijke hulp. Alleen voor de hulp die aanvullend nodig aan de opvang/ zorg, zoals instanties voor kinderopvang horen te bieden, is er aanspraak op een maatwerkvoorziening op grond van de Jeugdwet mogelijk. De niet uitstelbare persoonlijke verzorging en verpleging kan tijdens kinderopvang geïndiceerd worden.
Voorbeeld: een baby krijg bij de kinderopvang drie keer per dag een flesje. Voor een baby valt het geven van een flesje onder normale dagelijkse zorg zoals die kinderopvang die biedt, dat is dus geen hulpverlening die onder de Jeugdwet valt. Nu kost het bij deze baby, vanwege ernstige slikproblemen, extra tijd om het flesje te geven. De minuten meer tijd komen voort uit aandoening gerelateerde stoornissen en beperkingen. De extra tijd die het kost om het flesje te geven valt wel onder de Jeugdwet. Wanneer de baby geen flesje zou krijgen maar sondevoeding tijdens de kinderopvang, dan is de volledige tijd die dat kost hulpverlening die bekostigd wordt vanuit de Jeugdwet. Het geven van sondevoeding valt niet onder hulp zoals instanties voor kinderopvang die bieden. Om deze reden kan het geven van sondevoeding gedurende de kinderopvang volledig worden toegekend.
Persoonlijke verzorging tijdens onderwijs
De school biedt gangbare en normale dagelijkse hulp, zoals het strikken van veters, het aantrekken van een jas en hulp bij toiletgang bij kleuters. Voor deze gangbare en normale dagelijkse hulp kan geen maatwerkvoorziening worden ingezet. Gedurende de tijd dat een kind een school bezoekt, is er voor de niet uitstelbare hulp geen verplichting voor de ouders om deze gebruikelijke hulp op school te leveren. Deze hulp kan dus worden toegekend, afhankelijk van de soort vraag zal dit op basis van de zorgverzekeringswet of de Jeugdwet zijn. De onderwijsregelgeving is altijd voorliggend op een maatwerkvoorziening vanuit de Jeugdwet tijdens schooltijd.
Aanleren van handelingen aan derden
Het aanleren van handelingen op het gebied van persoonlijke verzorging aan derden (familie, vrienden) is gebruikelijke hulp. Als anderen dan de gebruikelijk hulpverlener de handelingen uitvoeren als de gebruikelijke hulpverlener niet aanwezig is, wordt van de gebruikelijke hulpverlener verwacht dat hij die handelingen aan de desbetreffende persoon aanleert.
Naast de algemene uitzonderingen die zijn beschreven aan het begin van dit protocol, geldt daarnaast:
Voor zover een partner of ouder geobjectiveerde beperkingen heeft en/ of kennis/ vaardigheden mist om gebruikelijk persoonlijke verzorging ten behoeve van cliënt of jeugdige uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht. Bij jeugdigen geldt deze uitzondering alleen voor zover het handelingen betreft bij een gezond kind c.q. een jeugdige zonder beperkingen niet voorkomen. Denk daarbij aan het geven van sondevoeding of medicijnen;
Voor zover een partner of ouder overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen bijdrage verwacht, totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt:
Wanneer er voor partner of ouder eigen mogelijkheden en/ of voorliggende voorzieningen zijn, dienen deze te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het leveren van hulpverlening in het kader van een maatwerkvoorziening, dient men die overbelasting op te heffen door deze hulp door (andere) hulpverleners uit te laten voeren/ in te kopen;
Voor zover gebruikelijke persoonlijke verzorging bij kinderen van niet uitstelbare aard is en degene die de gebruikelijke hulp moet verlenen niet beschikbaar is, wegens reguliere school- of werkweek van hem/ haar zelf of van de jeugdige, kan hiervoor een individuele voorziening worden toegekend. Bij zorgbehandelingen tijdens de kinderopvang of tijdens onderwijs, is sprake van persoonlijke verzorging als het gaat om handelingen die organisaties voor kinderopvang of onderwijs niet plegen te bieden, zoals het geven van het geven van sondevoeding in plaats van eten;
Partners onderling, ouders en volwassenen inwonende kinderen en/ of andere volwassen huisgenoten onderling
Alle begeleiding van de cliënt door de partner, ouder, volwassen kind en/ of elke andere volwassen huisgenoot is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie, met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat een maatwerkvoorziening daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Als het gaat om een chronische situatie is de begeleiding van een volwassene gebruikelijke hulp wanneer die begeleiding naar algemeen aanvaardbare maatstaven door partner, ouder, inwonend kind en/ of andere huisgenoot in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een cliënt:
Het bieden van hulp of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie, regie voeren over het huishouden of het uitvoeren van huishoudelijke (schoonmaak) taken. Dit kan worden overgenomen door een niet-beperkte huisgenoot wanneer die taak altijd door de nu beperkte cliënt werd uitgevoerd.
Ouders aan jeugdigen in kortdurende situaties
Alle begeleiding door de ouder aan het kind is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Ouders aan jeugdigen in langdurige situaties
Jeugdige is aangewezen op een maatwerkvoorziening als het gaat om een chronische situatie, waarbij de gebruikelijke hulp in vergelijking tot een gezonde jeugdige c.q. een jeugdige zonder beperkingen van dezelfde leeftijdscategorie volgens de richtlijn ten aanzien van gebruikelijke hulp van ouder voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel op pagina 8 van deze bijlage.
Begeleiding tijdens kinderopvang
Wanneer ouders werken, zijn/ blijven zij verantwoordelijk voor de opvang/ verzorging van hun kinderen. De begeleiding die buiten dit werk/ onderwijs om als gebruikelijke hulp wordt beschouwd, kan gedurende de tijd dat de ouders werken/ onderwijs volgen niet worden toegekend.
Beschermende woonomgeving en jeugdigen
Het door de ouders aan de jeugdige bieden van een beschermende woonomgeving moet afhankelijk van de levensfase van de jeugdige als gebruikelijke hulp worden aangemerkt, ook als er sprake is van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking. Aan het einde van deze bijlage is een richtlijn opgenomen ten aanzien van de gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel opgenomen.
Daarnaast kan er in deze situaties bij jeugdigen met een aandoening, stoornis of beperking aanspraak zijn op verblijf op grond van de Wet Langdurige zorg als de zorg noodzakelijkerwijs gepaard gaat met een therapeutisch leefklimaat en/ of permanent toezicht en er geen verbetering van de situatie verwacht wordt.
Het bieden van en beschermde woonomgeving waarin fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden, is gebruikelijk tot een leeftijd van 18 - 21 jaar. Dit betekent dat jeugdigen alleen in aanmerking komen voor Verblijf als er noodzaak is voor een therapeutisch leefklimaat en/ of permanent toezicht.
Het leren omgaan van derden (familie/ vrienden) met de cliënt is gebruikelijke hulp.
Voor zover partner, ouder, volwassen kind, en/ of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende:
Wanneer er voor partner of ouder eigen mogelijkheden en/ of voorliggende voorzieningen zijn, dienen deze te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het leveren van hulpverlening in het kader van een maatwerkvoorziening, dient men die overbelasting op te heffen door deze hulp door (andere) hulpverleners uit te laten voeren/ in te kopen;
Ouderlijk toezicht aan jeugdigen is gebruikelijke hulp. Jeugdigen (met of zonder ziekte of handicap) hebben ouderlijk toezicht nodig. Dit toezicht wordt anders van aard naarmate een kind ouder wordt en zich ontwikkelt.
Bij een cognitief beperkte jeugdige met gedragsproblemen kan het zijn, dat er meer dan gebruikelijke correctie en aansturing van gedrag en vaak ook meer aandacht voor vaste structuur nodig is. Begeleiding naar ziekenhuis: als een jeugdige vanwege bijvoorbeeld nierdialyse meerder keren per week naar het ziekenhuis moet, is het gebruikelijk dat een ouder meegaat. Hiervoor is geen individuele voorziening mogelijk. Deze uren worden wel meegewogen in de weging van de (over)belasting van ouders voor de zorg van hun kind vanwege de aandoening.
Begeleiding naar zwemles: hiervoor is geen maatwerk voorziening mogelijk. Het is gebruikelijk dat ouders met hun kind meegaan naar zwemles.
Richtlijn bij (dreigende) overbelasting van partner, ouder, volwassen kind en/ of andere huisgenoten
De zorg voor een zieke jeugdige of een zieke partner, kan zo zwaar worden dat van overbelasting sprake is. Soms blijkt een maatwerkvoorziening niet voldoende te zijn. In zulke gevallen kan de gebruikelijke hulp opnieuw beoordeeld worden en zo nodig leiden tot een gewijzigd besluit. Voor het bieden van een beschermende woonomgeving blijven ouders, ook bij overbelasting, zelf verantwoordelijk.
Aan het indiceren van gebruikelijke hulp gaat het beoordelen van overbelasting vooraf. Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/ of psychische klachten ontstaan. Tekort schieten van het ‘coping mechanisme’ kan er de oorzaak van zijn; emotionele labiliteit en slapeloosheid het gevolg. Naast de aard en ernst van de overbelasting wordt ook onderzocht of deze komt, doordat er iets met de gebruikelijke hulpverlener zelf aan de hand is (draagkracht vermindering) en/ of dat deze gevolg is van de ernst van de ziekte van de jeugdige of de partner (draaglast verhoging).
De vraag is of in individuele situaties van een uitzondering sprake is op grond waarvan toch gebruikelijke hulptaken worden overgenomen. Eén van de redenen daarvoor kan zijn dat degene van wie wordt verwacht dat zij taken overnemen, overbelast zijn (geraakt) en niet meer in staat zijn de gebruikelijke hulp te leveren. Steeds moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. De met de overbelasting gepaard gaande klachten moeten duidelijk beschreven worden. In voorkomende gevallen kan de medisch adviseur contact opnemen met de huisarts. De consulent kan na uitdrukkelijke toestemming contact opnemen met de ouder, partner of huisgenoot om een oordeel van de situatie te vormen. Als er sprake is van een dergelijke vraag, dan is het verstandig om dit middels een medisch advies te onderbouwen.
Soms is het duidelijk dat de ouder, partner of huisgenoot overbelast is, maar soms ook niet. Er bestaat niet één simpele test, die hierover uitsluitsel geeft. Wel gebruiken behandelaars en hulpverleners vragenlijsten waarmee overbelasting (mede) onderbouwd kan worden. Niet alleen de omvang van de planbare zorgtaken, maar ook de mate van de noodzaak tot continu aanwezig zijn om niet planbare hulp te verlenen is van invloed op de belastbaarheid van de gebruikelijke hulpverlener. Met andere woorden: het uitvoeren van enkele zorgtaken op vooraf afgesproken momenten is vaak minder belastend dan het uitvoeren van dezelfde zorgtaken, waarbij continue aanwezigheid en alertheid van de gebruikelijke hulpverlener noodzakelijk is. Klachten en symptomen die bij een aanpassingsstoornis optreden, kunnen op overbelasting wijzen zonder dat van een stoornis in psychiatrische zin sprake hoeft te zijn. Het gaat om klachten en symptomen zoals:
Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die iemand (aan partner of jeugdige) biedt. Bij overbelasting door een dienstverband van te veel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk. Steeds zal daarom in het besluit worden aangegeven dat, wanneer de overbelasting bijvoorbeeld door het herinrichten van het huiselijke leven en/ of werk kan worden teruggedrongen, dit dan ook van een ouder, partner of huisgenoot wordt verwacht. Wanneer de geldigheidsduur van het besluit verlopen is en een nieuwe aanvraag wordt gedaan, zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen.
Richtlijn ten aanzien van gebruikelijke hulp van ouder voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel.
Bijlage 2 Hulp bij het huishouden
Het volledige onderzoek is te vinden via:
https://www.utrecht.nl/fileadmin/uploads/documenten/zorg-en-onderwijs/hulp-en-ondersteuning-Wmo/2016-08-Onderzoek-KPMG-Plexus-en-Bureau-HHM-Normering-van-de-basisvoorziening-schoon-huis.pdf
Hulp bij het voeren van een huishouden wordt alleen geboden wanneer er geen andere oplossingen zijn die problemen op dit leefgebied kunnen voorkomen of oplossen. Activiteiten die door de klant zelf kunnen worden uitgevoerd, behoren dan ook tot de eigen verantwoordelijkheid. In de dagelijkse praktijk kan dit ook betekenen dat een deel van het huishouden door klant wordt uitgevoerd en voor een ander deel ondersteuning wordt geboden. Een andere vorm van het benutten van eigen mogelijkheden is het verlenen van medewerking aan een zo efficiënt mogelijke ondersteuning. Dit betekent dat van de betrokkene mag worden verwacht dat hiermee rekening wordt gehouden bij de inrichting van de woning en planning van huishoudelijke werkzaamheden. Te denken valt aan het zo ver als mogelijk voorbereiden van de was en het ergonomisch verantwoord inrichten van de woning. Uit deze eigen verantwoordelijkheid vloeit ook voort dat, in het algemeen, het type en de grootte van de woning niet van invloed zijn op de hoeveelheid te verstrekken hulp. Dit zijn keuzes waarop betrokkenen zelf invloed kunnen uitoefenen en keuzes in kunnen maken. Dit geldt ook voor het verzorgen van huisdieren (niet zijnde hulphonden/dieren). De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het onderhoud van de tuin wordt niet tot het huishouden gerekend.
Was men al gewend om voor eigen rekening een schoonmaakhulp in te huren, dan is het enkele feit dat er zich beperkingen voordoen geen reden om een beroep te doen op gemeentelijke ondersteuning. Immers in de Wmo staan oplossingen die op eigen kracht ingevuld kunnen worden voorop. Wel moet altijd worden meegewogen of door het ontstaan van beperkingen de mogelijkheden wegvallen om de zelf ingehuurde hulp te continueren of dat de ondersteuning door de zelf ingehuurde hulp niet meer toereikend is.
Als er gebruikelijke hulp aanwezig is, biedt het college geen of minder ondersteuning bij het schoonhouden of organiseren van het huishouden. Gebruikelijke hulp betreft de normale, dagelijkse zorg op basis van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de leefeenheid (huisgenoten) voor elkaar omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren. Onder leefeenheid verstaan we een geheel aan personen waarmee een persoon op hetzelfde adres woonachtig is en een huishouden deelt. Als er tot de leefeenheid huisgenoten behoren die huishoudelijke werkzaamheden kunnen overnemen, worden zij verondersteld dit door een herverdeling van taken te doen. Dit principe heeft een verplichtend karakter en betreft alle huisgenoten vanaf 18 jaar. Studie of (vrijwillige) werkzaamheden vormen in principe geen reden om van de gebruikelijke hulp af te zien. Als er sprake is van commerciële kamer(ver)huur, rekenen we de huurder van de betreffende ruimte niet tot de leefeenheid.
Veel personen zijn bereid mantelzorg te verlenen. Deze vorm van vrijwillige ondersteuning door derden, niet behorend tot de leefeenheid, gaat voor op ondersteuning van de gemeente. Tegelijk is deze vorm van vrijwillige hulp niet afdwingbaar en daarmee in de praktijk vaak incidenteel en aanvullend op andere vormen van zorg. Indien noodzakelijk kan de gemeentelijke ondersteuning bestaan uit tijdelijke vervanging van de mantelzorger of vrijwilliger.
Indien eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp en mantelzorg of vrijwilligershulp geen of onvoldoende oplossing bieden, kan de gemeente ondersteuning bieden. Voordat hiervan sprake kan zijn, wordt bekeken of een algemene voorziening een (gedeeltelijke) oplossing kan bieden. Het gaat hierbij om initiatieven die algemeen of voor brede doelgroepen toegankelijk zijn. Het gaat zowel om particuliere als gesubsidieerde initiatieven. Voorwaarde is dat een dergelijke voorziening feitelijk toegankelijk is.
Hiermee wordt bedoeld dat de voorziening redelijkerwijs door de klant kan worden bekostigd en er daadwerkelijk geschikte hulp geleverd kan worden onder redelijke voorwaarden.
Het resultaat van de ondersteuning is dat de betrokkene beschikt over een schoon en leefbaar huis. Dit betekent dat men gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap. De genoemde ruimtes dienen met enige regelmaat schoongemaakt te worden. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren.
Indien belanghebbende regie kan voeren over het eigen leven, mag van hem/haar worden verwacht dat werkzaamheden worden geprioriteerd en keuzes worden gemaakt.
Tijdens het gesprek met de klant worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Als sprake is van gebruikelijke hulp biedt de gemeente geen ondersteuning. Onderzocht wordt of betrokkene op eigen kracht of met hulp van zijn netwerk het gewenste resultaat kan bereiken. Er wordt ook gekeken of er algemene of voorliggende voorzieningen aanwezig zijn die tot het gewenste resultaat kunnen leiden. Een voorbeeld hiervan is een glazenwassersbedrijf dat de buitenkant van de ramen kan lappen, een was- en strijkservice waarvan verwacht kan worden dat deze redelijkerwijs ingezet kan worden, de boodschappen bezorgservice en een maaltijdservice. Pas wanneer de gebruikelijke hulp, de eigen mogelijkheden en algemene voorzieningen niet of onvoldoende van toepassing zijn, zal onderzocht worden in welke mate het gemeentelijk aanbod in ondersteuning kan voorzien.
Gemeentelijke ondersteuning bij het voeren van een huishouden neemt de verantwoordelijkheid van de klant niet over, maar helpt de klant om het resultaat te behalen. Het resultaat dat behaald dient te worden is een schoon en leefbaar huis.
Als ondersteuning bij het huishouden noodzakelijk blijkt, wordt een maatwerkvoorziening toegekend. De maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden bestaat uit basisuren die, als dat noodzakelijk is, aangevuld worden met extra uren op maat.
Basisuren t.b.v. een schoon huis
Zoals hierboven aangegeven bestaat de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden uit basisuren gericht op het realiseren van een schoon huis en aanvullende uren die individueel en op maat toegekend kunnen worden als dit noodzakelijk is om het vastgestelde resultaat te behalen.
De basisuren worden altijd toegekend als betrokkene recht heeft op ondersteuning bij het huishouden. Met de basisuren kan het huis schoon gehouden worden op het door de gemeente gedefinieerde niveau van schoon.
De basisuren hulp bij het huishouden richten zich op het uitvoeren van het lichte en zware schoonmaakwerk. Denk aan het afnemen van stof, stofzuigen, reinigen van ramen, vloeren en sanitair en bedden verschonen. Via de basisuren krijgt de klant de beschikking over 105 uren ondersteuning per jaar, die naar eigen inzicht ingezet kunnen worden voor het realiseren van het resultaat ‘schoon huis’. De klant kan deze uren verzilveren bij een aanbieder waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten voor het leveren van hulp bij het huishouden. De klant stemt zelf met de door hem/haar gekozen hulp/aanbieder af voor welke taken en met welke frequentie dit wordt ingevuld. Het aantal uren dat verstrekt wordt via de basisuren én het niveau van schoon dat hiermee behaald kan worden is gebaseerd op het objectieve en onafhankelijke onderzoek, uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM (juli 2016).
Bijlage 4 ZZP’s beschermd wonen
ZZP A (voorheen 3C GGZ) Beschermd wonen met intensieve begeleiding
Deze cliëntgroep heeft vanwege een psychiatrische aandoening intensieve begeleiding nodig. De cliënten hebben een veilige, weinig eisende en prikkelarme woonomgeving nodig die bescherming, stabiliteit en structuur biedt. De symptomatologie is bij deze cliënten naar de achtergrond geschoven en de ‘defecten’ staan op de voorgrond. De begeleiding is dan ook met name gericht op het omgaan met deze defecten.
ZZP B (voorheen 4C GGZ) Gestructureerd beschermd wonen met intensieve begeleiding en verzorging
Deze cliëntgroep heeft vanwege een complexe psychiatrische aandoening intensieve begeleiding nodig. De cliënten hebben een structuur en toezicht biedende beschermende woonomgeving nodig, die deels een besloten karakter kan hebben (gecontroleerde in- en uitgang). Er is ondersteuning van taken op alle levensterreinen nodig inclusief hulp vanwege (somatische) gezondheidsbeperkingen.
ZZP C (voorheen 5C GGZ) Beschermd wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering
Deze cliëntgroep heeft vanwege een complexe psychiatrische aandoening intensieve zorg en intensieve begeleiding nodig. De woonomgeving moet veel structuur, veiligheid en bescherming bieden, die deels een besloten karakter kan hebben (gecontroleerde in- en uitgang). Er is ondersteuning en overname van taken op alle levensterreinen nodig.
ZZP D (voorheen 6C GGZ) Beschermd wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging
Deze cliëntgroep heeft vanwege een complexe psychiatrische aandoening, in combinatie met een somatische aandoening, lichamelijke handicap of verstandelijke beperking, intensieve begeleiding en zorg nodig. De woonomgeving moet veel structuur, veiligheid en bescherming bieden en zijn aangepast aan de beperkingen van de cliënten (b.v. rolstoelgebruik). Er is veelal overname van taken
op alle levensterreinen nodig.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-310595.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.