Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid 2019)

De burgemeester van Waalwijk,

Overwegende dat:

  • -

    In het Integrale Veiligheidsbeleid 2019-2022 Langstraat de aanpak van ondermijnende criminaliteit een van de geprioriteerde thema’s is;

  • -

    Sinds 2015 meer zicht is op ondermijnende criminaliteit in het District Hart van Brabant;

  • -

    Ondermijnende criminaliteit in belangrijke mate drugsgerelateerd is;

  • -

    Het belangrijk is dat de overheid zichtbaar optreedt tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor deze vormen van ondermijnende criminaliteit;

  • -

    Naast strafrechtelijke sancties ook bestuursrechtelijke sancties ingezet dienen te worden zodat de bestuursrechtelijke sancties het beëindigen, opheffen en/of voorkomen van herhaling van de illegale drugshandel kunnen bewerkstelligen;

  • -

    Artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles) het juridisch instrument is om bestuurlijk op te treden tegen illegale drugshandel;

  • -

    Regionale ontwikkelingen in de aanpak van drugsgerelateerde problematiek vragen om een steviger toepassing van mogelijke maatregelen waaronder ook de toepassing van artikel 13b Opiumwet;

  • -

    Actuele lokale ontwikkelingen in de aanpak van drugsgerelateerde problematiek vragen om een nadere duiding van mogelijke maatregelen vanwege gevaarzetting waaronder ook de toepassing van artikel 13b Opiumwet;

  • -

    De op 1 januari 2019 gewijzigde Opiumwet een verruiming van de sluitingsbevoegdheid inhoudt waardoor aanpassing van de op 5 oktober 2017 vastgestelde beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid) wenselijk is.

     

    Gelet op Artikel 13b Opiumwet

    Besluit

    Onder intrekking van de “Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid)” (vastgesteld op 5 oktober 2017)”

    Vast te stellen de “Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid 2019)”.

    Juridisch kader

    Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I), artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II) en artikel 10a lid 1 onder drie en artikel 11a Opiumwet (voorbereidingshandelingen) is in die wet het artikel 13b opgenomen[1].

    [1](Artikel 13b lid 1 onder a Opiumwet wordt in beginsel niet toegepast in geval er een kleine hoeveelheid drugs wordt aangetroffen bestemd voor eigen gebruik.

    De burgemeester gebruikt de bevoegdheid om handhavend op te treden op grond van artikel 13b van de Opiumwet wanneer:

    In of vanuit woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven voorbereidingshandelingen worden gepleegd c.q. voorwerpen en/of stoffen die hiertoe dienen voorhanden zijn en/of drugshandel plaatsvindt, dan wel middelen hiertoe aanwezig zijn.

    Artikel 13b Opiumwet luidt als volgt:

    1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

    a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

    b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

    2. Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

    Eveneens is de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie d.d. 27 februari 2015 van kracht (inwerking getreden per 1 maart 2015; Staatscourant 2015, nr. 5391) waarop het beleid is afgestemd.

Damoclesbeleid (Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet)

In deze beleidsregels wordt onder drugshandel verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking van drugs dan wel de aanwezigheid van drugs daartoe in een pand en de daarbij behorende erven.

Deze beleidsregels zien toe op de bevoegdheid tot het sluiten van coffeeshops door de burgemeester indien de gedoogcriteria overtreden worden.

Deze beleidsregels zien daarnaast toe op de bevoegdheid tot het sluiten van woningen of lokalen en daarbij behorende erven door de burgemeester indien daar in dan wel daar op een middel als bedoeld in lijst I of II of een middel dat vooruitlopend op plaatsing op lijst I en II is aangewezen in een ministeriële regeling wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Deze beleidsregels zien eveneens toe op de bevoegdheid tot het sluiten van woningen of lokalen en daarbij behorende erven door de burgemeester indien daar in dan wel daar op voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs en welke handelingen strafbaar zijn gesteld.

De bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet is in beginsel gericht op het pand en is niet gericht tegen de eigenaar c.q. gebruiker. Het betreft namelijk geen punitieve sanctie maar een herstelmaatregel. De bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet strekt ertoe de geconstateerde overtreding van de Opiumwet in het pand te beëindigen en te voorkomen. Bestuursdwang op grond van lid 1 van artikel 13b Opiumwet is in de praktijk een tijdelijke sluiting van het pand.

Er is gekozen voor een last onder bestuursdwang (sluiting van het pand) in plaats van een last onder dwangsom. Sluiting van het pand is namelijk de meest effectieve manier om de drugshandel tegen te gaan c.q. de bekendheid van het pand in het criminele drugscircuit te doorbreken en openbare orde problematiek te voorkomen en/of de openbare orde en veiligheid in de omgeving van het pand te herstellen. Met een last onder dwangsom wordt de relatie tussen het pand en het criminele circuit en de handel niet in dezelfde mate doorbroken als bij een sluiting en wordt ook de openbare orde problematiek rondom het pand in mindere mate voorkomen en/of hersteld.

(voor specificatie van de eenheden die daarbij gehanteerd worden wordt verwezen naar de eenheden in de Aanwijzing Opiumwet)

Reikwijdte

Drugshandel

Bij de beoordeling of bestuursdwang wordt toegepast in het kader van artikel 13b lid 1 Opiumwet moet in ieder geval sprake zijn de aanwezigheid van een middel [2]als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is en/of het voorhanden hebben van een voorwerp en/of stof als bedoeld in artikel 10a, onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet.

Daar waar in dit beleid gesproken wordt over drugshandel, wordt evengoed bedoeld het daartoe aanwezig hebben van verdovende middelen.

De ‘Aanwijzing Opiumwet’ is maatgevend voor de beoordeling van wel of geen overtreding van artikel 13b Opiumwet. Dit beleid volgt dus de justitiële gedoogregels om te bepalen of er sprake is van een handelshoeveelheid drugs. Daarmee zijn het bestuurlijk en strafrechtelijk beleid met elkaar in overeenstemming.

In geval van een hoeveelheid van meer dan 5 hennepstekjes of planten wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. Er is dus geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Voor softdrugs is hiervan sprake bij een hoeveelheid meer dan 5 gram. In geval van harddrugs geldt ditzelfde voor hoeveelheden groter dan 0,5 gram. In geval harddrugs zich niet laat uitdrukken in grammen dan gelden de hoeveelheden die een gebruikershoeveelheid overstijgen (bijvoorbeeld hoeveelheden groter dan 1 XTC pil en groter dan 5 ml GHB)[3]. Daarmee zijn het bestuurlijk en strafrechtelijk beleid met elkaar in overeenstemming.

De verboden van de Opiumwet gelden niet alleen voor middelen als genoemd in lijst I en II, maar ook voor middelen die vooruitlopend op plaatsing op lijst I of II, zijn aangewezen bij regeling van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet.

Van voorbereidingshandelingen is sprake als in een woning of lokaal of op een erf voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs. Het gaat om voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a of 11 van de Opiumwet.

Die bepalingen staande in artikel 10a , onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning of het lokaal of op het erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Een en ander kan reeds blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof (opslag van 2000 liter zoutzuur in een woonwijk) of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie (een drugslaboratorium of hennepkwekerij in aanbouw), maar soms ook uit de uit een opsporingsonderzoek verkregen resultaten van tapgesprekken of observaties. Sluiting is aan de orde zodra het pand een schakel vormt in de productie of distributie van drugs. Niet alle strafbare voorbereidingshandelingen staande in artikel 10 of 11a van de Opiumwet vallen binnen de reikwijdte van deze beleidsregel. Deze beleidsregels gelden niet voor in een pand aangetroffen vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet. De relatie van vervoer- of betaalmiddelen met het pand zal in veel gevallen te los zijn om sluiting van het pand te rechtvaardigen. De uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid geldt evenmin als in een pand een (geheime) ruimte wordt aangetroffen als bedoeld in artikel 11a van die Wet. Uiteraard kunnen in een pand aangetroffen vervoer- of betaalmiddelen of (geheime) ruimten wel bijdragen aan het oordeel dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat.

[2] dat tot de middelen waarop de bevoegdheid betrekking heeft, gelet op lijst II bij de Opiumwet, eveneens behoort elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden;

[3] De eenheden in deze voorbeelden zijn overgenomen uit de Aanwijzing Opiumwet.

Doel van het beleid

Deze beleidsregels zijn er op gericht om drugshandel tegen te gaan, de bekendheid van het pand in het criminele circuit en/of drugscircuit te doorbreken, de loop van handelaren en/of gebruikers naar het pand te doorbreken, daarmee tevens te verhinderen dat het pand (weer) wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel en om drugsgerelateerde overlast rondom het betreffende pand te voorkomen.

Deze beleidsregels beogen in geval van een gedoogde coffeeshop om de exploitant de gelegenheid te geven zijn exploitatie op orde te krijgen en hem aan te sporen om zich in de toekomst aan de geldende wetgeving te houden.

Beleidsregels

I Beleidsregels gedoogde verkooppunten van softdrugs (coffeeshops)

1. Coffeeshop

Een coffeeshop is een alcoholvrije horecagelegenheid waarin met inachtneming van gedoogcriteria de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van softdrugs wordt gedoogd.

2. Toepassingsbereik

De toepassing van artikel 13b Opiumwet heeft een directe relatie met het coffeeshopbeleid van gemeenten. Bij coffeeshops gaat het immers ook om panden waar gehandeld wordt in softdrugs, maar waar bewust de handhaving op grond van artikel 13b Opiumwet onder de werking van de AHOJGI-criteria niet plaatsvindt.

Er kunnen zich twee verschillende situaties voordoen:

  • -

    De eerste betreft de situatie waarin er sprake is van activiteiten in de coffeeshop die betrekking hebben op de AHOJGI-criteria.

  • -

    De tweede is de situatie, waarin de coffeeshop alcohol aanwezig heeft of wordt gebruikt als verkoopplaats van alcohol.

3. AHOJGI-criteria en plus-criteria

Coffeeshops dienen zich aan strikte gedoogvoorwaarden te houden. De voorwaarden betreffen de zogeheten AHOJGI-criteria en plus-criteria. Hieronder staan de criteria uitgewerkt.

AHOJGI-criteria

A: geen affichering: dit betekent geen enkele vorm van reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;

H: geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voor handen mogen zijn en/of verkocht worden;

O: geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshops rondhangende klanten;

J: geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop: gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van minimaal 18 jaar;

G: geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (5 gram of meer). Onder "transactie" wordt begrepen: alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper;

I: geen toegang van de coffeeshop voor anderen dan ingezetenen van Nederland.

Plus-criteria:

  • -

    Geen alcohol: 

Coffeeshops mogen geen alcoholische dranken verkopen of ter verkoop aanwezig hebben.

  • -

    Maximale handelsvoorraad:

Coffeeshops mogen slechts een beperkte handelsvoorraad hebben (niet meer dan 500 gram)[4].

[4] Aanwijzing Opiumwet (2015A003) inwerkingtreding 1 maart 2015

4. Bestuursdwang

Er wordt bestuursrechtelijk handhavend opgetreden tegen een coffeeshop bij overtreding van de AHOJGI-criteria en/of de plus-criteria. Er wordt geen last onder dwangsom opgelegd. Bestuursdwang is immers een meer geëigend middel om zeker te stellen dat een eind gemaakt wordt aan de overtreding van de Opiumwet.

5. Artikel 1:6 APV

In de APV is een artikel opgenomen op grond waarvan de burgemeester een vergunning kan intrekken. Dit artikel is ook van toepassing op de gedoogbeschikkingen die de gemeente Waalwijk aan de coffeeshophouders heeft verstrekt.

Het artikel luidt:

“Artikel 1:6 APV geeft de burgemeester de bevoegdheid de vergunning in te trekken:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    indien de houder dit verzoekt.”

In de gedoogbeschikking die de gemeente Waalwijk aan de coffeeshophouders heeft verstrekt is een extra voorwaarde opgenomen:

‘de gedoogbeschikking is persoonsgebonden en is alleen verleend voor voornoemde horeca-inrichting op voornoemd perceel. De gedoogbeschikking is niet overdraagbaar”.

6. Coffeeshops en overtreding gedoogvoorwaarden

De handhaving die de gemeente Waalwijk hanteert wanneer coffeeshops de gedoogvoorwaarden overtreden staan hieronder per gedoogvoorwaarde opgenomen. Aan het eind van de weergave staat een matrix opgenomen waar in een oogopslag te zien is hoe gehandhaafd wordt.

6.1 Overtreding A-criterium

(geen affichering)

Bij een eerste constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarde A in coffeeshops of daarbij behorende erven, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 1 maand. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de eerste constatering, voor de duur van 3 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering voor de duur van 6 maanden om vervolgens bij een vierde overtreding binnen vijf jaar na de derde constatering over te gaan tot sluiting voor de duur van 12 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.

6.2 Overtreding H-criterium

(geen harddrugs)

Indien in coffeeshops of daarbij behorende erven drugs worden verkocht dan wel voorhanden zijn (H-criterium), als bedoeld in lijst I (harddrugs), dan volgt bij een eerste constatering een sluiting van 12 maanden. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de eerste constatering wordt de coffeeshop voor 24 maanden gesloten en de gedoogbeschikking ingetrokken.

6.3 Overtreding O-criterium

(geen overlast)

Bij een eerste constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarde O in coffeeshops of daarbij behorende erven, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 1 maand. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de eerste constatering, voor de duur van 3 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering voor de duur van 6 maanden om vervolgens bij een vierde overtreding binnen vijf jaar na de derde constatering over te gaan tot sluiting voor de duur van 12 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.

6.4 Overtreding J-criterium

(geen verkoop/toegang jeugdigen)

Bij een eerste constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarde J, in coffeeshops of daarbij behorende erven, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 6 maanden. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de eerste constatering, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 12 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering volgt sluiting voor 24 maanden en wordt de gedoogbeschikking ingetrokken.

6.5 Overtreding G-criterium

(verkoop gebruikershoeveelheid)

Bij een eerste constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarde G, in coffeeshops of daarbij behorende erven, krijgt de coffeeshop een bestuurlijke waarschuwing. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de bestuurlijke waarschuwing, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 3 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering voor de duur van 12 maanden om vervolgens bij een vierde overtreding binnen vijf jaar na de derde constatering over te gaan tot sluiting voor de duur van 24 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.

6.6 Overtreding I-criterium

(verkoop aan ingezetenen)

Bij een eerste constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarde I, in coffeeshops of daarbij behorende erven, krijgt de coffeeshop een bestuurlijke waarschuwing. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de bestuurlijke waarschuwing, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 3 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering voor de duur van 12 maanden om vervolgens bij een vierde overtreding binnen vijf jaar na de derde constatering over te gaan tot sluiting voor de duur van 24 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.

6.7 Overtreding Plus-criteria

  • -

    Geen alcohol:

    Bij een eerste constatering van het aanwezig zijn, verstrekken of gebruik van alcohol in een coffeeshop volgt een sluiting van 3 maanden. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de eerste constatering, volgt een sluiting van 6 maanden en bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering, volgt sluiting van de coffeeshop voor een periode van 12 maanden[5]. Bij een vierde overtreding binnen vijf jaar na de derde constatering volgt sluiting voor de duur van 24 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.

    Maximale handelsvoorraad:

    De maatregel die getroffen wordt bij overtreding hangt af van de hoeveelheid handelsvoorraad die wordt aangetroffen. Hiertoe zijn staffels opgesteld. Deze staffels zijn te vinden in bijlage 1van de Toelichting op de beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang voor coffeeshops ingevolge artikel 13b Opiumwet (de wet Damocles).

    Bij een eerste constatering van een overtreding van de maximale handelsvoorraad, in coffeeshops of daarbij behorende erven, kan de handhaving variëren van een bestuurlijke waarschuwing tot een maximale sluiting van 12 maanden. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar varieert de handhaving van sluiting voor de duur van 1 maand tot een maximale sluiting van 12 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering volgt sluiting voor de duur van 24 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.

    [5] Overwogen kan worden om al in een eerder stadium - en zeker na de derde constatering - over te gaan tot sluiting van de coffeeshop op grond van artikel 3 jo.36 Drank- en Horecawet, wegens het ontbreken van de vereiste vergunning.

     

 

Handhavingsmatrix coffeeshops

 

 

Overtreding

1e constatering

2e constatering

3e constatering

4e en volgende constatering

A-criterium

1 maand sluiting

3 maanden sluiting

6 maanden sluiting

Sluiting 12 maanden en intrekken gedoogbeschikking

H-criterium

12 maanden

sluiting

 

Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking

n.v.t.

n.v.t.

O-criterium

1 maand sluiting

3 maanden sluiting

6 maanden sluiting

Sluiting 12 maanden en intrekken gedoogbeschikking

J-criterium

6 maanden sluiting

12 maanden sluiting

Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking

n.v.t.

G-criterium

Bestuurlijke waarschuwing

3 maanden sluiting

12 maanden sluiting

Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking

I-criterium

Bestuurlijke waarschuwing

3 maanden sluiting

12 maanden sluiting

Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking

Plus-criterium

Geen alcohol

3 maanden sluiting

6 maanden sluiting

12 maanden sluiting

Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking

Plus-criterium

Maximale handelsvoorraad

Maximale sluiting 12 maanden conform staffels

(bijlage 1)

Maximale sluiting 12 maanden conform staffels

(bijlage 1)

Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking

n.v.t.

7. Samenloop

Onder samenloop bij coffeeshops wordt verstaan dat bij één constatering meerdere gedoogvoorwaarden worden overtreden.

Bij samenloop van op te leggen maatregelen is de zwaarst gestelde maatregel van toepassing.

II Beleidsregels woningen en/of daarbij behorende erven: aanwezigheid handelshoeveelheid drugs/ voorbereidingshandelingen drugs

1. Woongenot

De sluiting van woningen en/of daarbij behorende erven grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. Daarom wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.

2. Feitelijk voor bewoning gebruikt

De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning een feitelijk voor bewoning gebruikte ruimte. Daar waar dus feitelijk sprake is van het hebben van woongenot. Of een ruimte wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse. Veelal staat dit verwoord in het proces-verbaal van bevindingen van de politie. Dit kan echter ook geconstateerd worden door een medewerker van de gemeente Waalwijk en in een controlerapport vastgelegd worden. Eventuele inschrijvingen in de gemeentelijke basisadministratie zijn mede bepalend om vast te stellen of er sprake is van feitelijke bewoning. Een voor de bewoning bestemde ruimte die niet feitelijk gebruikt wordt als woning wordt aangemerkt als lokaal en valt daarmee onder het handhavingsbeleid dat voor lokalen geldt.

3. Aanwezigheid of voorbereiding van drugs: Constatering in een woning en/of bijbehorende erven

De gemeente Waalwijk maakt geen onderscheid tussen middelen van lijst I ("harddrugs") of lijst II ("softdrugs") van de Opiumwet.

Gelet op de professionalisering die de hennepteelt heeft doorgemaakt, de risico’s die daarbij genomen worden en de uitstraling daarvan op de leefomgeving is ook bij de handel in softdrugs sprake van een zeer ernstige verstoring van de openbare orde. Dit rechtvaardigt een directe sluiting.

Worden de hoeveelheden voor eigen gebruik (justitiele gedoogregels) overschreden, dan wordt aangenomen dat de drugs voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn en kan artikel 13b worden toegepast.

Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven een handelshoeveelheid drugs van een middel als bedoeld in lijst I (>0,5 gram / > 1 pil / > 5 mililiter) of lijst II (> 5 planten of > 5 gram) of een middel dat vooruitlopend op plaatsing op lijst I en II is aangewezen in een ministeriële regeling wordt aangetroffen of een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a voorhanden is, dan volgt bij een eerste constatering een sluiting van 3 maanden. Bij een tweede constatering van een overtreding van de Opiumwet in een woning en/of op bijbehorende erven, binnen vijf jaar na de eerste constatering, vindt een sluiting plaats van 6 maanden. Bij een derde constatering van een overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de tweede constatering vindt er een sluiting plaats van 12 maanden. Bij een vierde constatering van een overtreding binnen vijf jaar na de derde constatering volgt een sluiting van 24 maanden.

 

 

Handhavingsmatrix woningen en/of bijbehorende erven

 

Constatering

1e constatering

2e constatering

3e constatering

4e en volgende

Aanwezigheid van drugs in handelshoeveelheid van lijst I of lijst II of een middel dat vooruitlopend op plaatsing op lijst I en II is aangewezen in een ministeriële regeling of aanwezigheid van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a

3 maanden sluiting

     

6 maanden sluiting

     

12 maanden sluiting

   

24 maanden sluiting

   

III Beleidsregels niet gedoogde verkooppunten van drugs: aanwezigheid handelshoeveelheid drugs (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen en/of daarbij behorende erven, niet zijnde coffeeshops/ voorbereidingshandelingen

1. Niet gedoogde verkooppunten van drugs

Onder de in deze categorie bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten). Ook niet feitelijk bewoonde woningen vallen onder deze categorie.

2. Aanwezigheid of voorbereiding drugs:Constatering in niet gedoogde verkooppunten

De gemeente Waalwijk maakt geen onderscheid tussen middelen van lijst I ("harddrugs") of lijst II ("softdrugs") van de Opiumwet.

Gelet op de professionalisering die de hennepteelt heeft doorgemaakt, de risico’s die daarbij genomen worden en de uitstraling daarvan op de leefomgeving is ook bij de handel in softdrugs sprake van een zeer ernstige verstoring van de openbare orde.

Bij een eerste constatering van de aanwezigheid van een handelshoeveelheid van een middel als bedoeld in lijst I (>0,5 gram / > 1 pillen / > 5 mililiter) of lijst II (> 5 planten of > 5 gram) of een middel dat vooruitlopend op plaatsing op lijst I en II is aangewezen in een ministeriële regeling wordt aangetroffen of een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a voorhanden is, dan wordt het pand gesloten voor de duur van 12 maanden. Bij een tweede constatering, binnen vijf jaar na de eerste constatering wordt het pand gesloten voor de duur van 24 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering, vindt een sluiting plaats van 24 maanden.

 

Handhavingsmatrix lokalen en/of bijbehorende erven, niet zijnde coffeeshops

 

Constatering

1e constatering

2e constatering

3e en volgende

Aanwezigheid van drugs in handelshoeveelheid van lijst I of lijst II of een middel dat vooruitlopend op plaatsing op lijst I en II is aangewezen in een ministeriële regeling of aanwezigheid van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a

12 maanden sluiting

24 maanden sluiting

24 maanden sluiting

IV Verzwarende omstandigheden in woningen en lokalen en/of daarbij behorende erven, niet zijnde coffeeshops

Bij een overtreding van artikel 13b Opiumwet kan sprake zijn van verzwarende omstandigheden waardoor een langere sluitingstermijn wordt gehanteerd.

De gemeente Waalwijk hanteert dan een sluitingstermijn die in de handhavingsmatrix bij de eerstvolgende overtreding toegepast zou worden.

Bijvoorbeeld: betreft het een eerste overtreding maar zijn er verzwarende omstandigheden dan wordt de overtreding behandeld als een tweede overtreding. Betreft het een tweede overtreding dan wordt de overtreding behandeld als een derde overtreding, enzovoort.

(NB. deze verzwarende omstandigheden kunnen ook gelden bij voorbereidingshandelingen)

De belangrijkste feiten en omstandigheden die aangemerkt worden als verzwarende omstandigheden zoals hiervoor bedoeld, zijn (niet-limitatief):

  • -

    er is sprake van geweldsdelicten of andere openbare orde delicten;

  • -

    er is sprake van verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet wapens en Munitie;

  • -

    er is een vermoeden van betrokkenheid van de bewoner(s)/eigenaar/eigenaren /derden met antecedenten;

  • -

    er sprake is van de aanwezigheid van (niet gebruikelijke) (grote) som(men) (handels)geld;

  • -

    er is sprake van recidive daaronder in ieder geval inbegrepen eerdere overtredingen van de Opiumwet en/of eerdere sluiting van eigendommen op grond van artikel 13b Opiumwet;

  • -

    de mate van gevaarzetting en de risico’s voor de bewoners, omwonenden en/of de omgeving;

  • -

    de mate van overlast voor omwonenden en/of de omgeving;

  • -

    de aannemelijkheid dat naast de woning/lokaal en het bijbehorende erf, nog een of meer andere locaties betrokken zijn bij de drugshandel;

  • -

    er is - blijkens politiegegevens - een vermoeden van drugshandel in georganiseerd verband.

V Zorgplicht

Een gemeente heeft zorgplicht voor haar inwoners. Indien inwoners van de gemeente Waalwijk te maken krijgen met een bestuurlijke maatregel dan stelt de gemeente zich als plicht om de situatie van de betreffende inwoners nauwkeurig te bezien.

Uitgangspunt daarbij is dat betrokkenen hierin hun eigen verantwoordelijkheid hebben. De gemeente gaat in dat kader na in hoeverre betrokkenen een coach nodig hebben voor begeleiding in een zorgtraject dan wel jeugdzorg moet worden ingeschakeld voor de begeleiding van kinderen.

AFWIJKINGSBEVOEGDHEID

Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht kan van deze beleidsregels worden afgeweken indien toepassing van het beleid voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen.

Er wordt altijd per geval aan de hand van de concrete omstandigheden beoordeeld of een sluiting geboden is of dat een minder vergaande sanctie (bijvoorbeeld een bestuurlijke waarschuwing) dient te worden opgelegd.

INWERKINGTREDING

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

CITEERTITEL

Deze regeling kan worden aangehaald als de “Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid 2019) ”.

Aldus vastgesteld door de burgemeester op 4 februari 2019,

 

De burgemeester van Waalwijk,

drs. A.M.P. Kleijngeld

 

Toelichting op Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid 2019)

Het Nederlandse drugsbeleid richt zich op het tegengaan en reduceren van drugsgebruik, zeker voor zover dit leidt tot gezondheidsschade en sociale schade en op het voorkomen en verminderen van de maatschappelijke schade die aan het gebruik van, de productie van en de handel in drugs is verbonden.

Nadere Toelichting:

Werkwijze opleggen bestuurlijke maatregel

Hieronder staat in hoofdlijnen beschreven welke werkwijze de gemeente Waalwijk hanteert bij het opleggen van een bestuurlijke maatregel op grond van overtreding van artikel 13b Opiumwet:

  • -

    Rapportage

De politie informeert de burgemeester zo spoedig mogelijk na een constatering van een overtreding van de Opiumwet.

Dit gebeurt middels het verstekken van politierapportages, processen-verbaal en/of een bestuurlijke rapportage.

  • -

    Bestuurlijke maatregel

Aan de hand van de politie-informatie bepaalt de burgemeester welke bestuurlijke maatregel moet volgen op de geconstateerde overtreding. In beginsel gelden deze vastgestelde beleidsregels. Alleen op basis van feiten en/of omstandigheden kan de burgemeester in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de maatregelen uit deze beleidsregels (artikel 4:84 Awb).

  • -

    Voorbereiding van het besluit tot bestuursdwang, sluiting

Ter voorbereiding van een besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt in beginsel het voornemen bekend gemaakt waartegen zienswijzen kunnen worden ingediend (artikel 4:8 en 4:9 Awb). Hiervan wordt afgezien indien de vereiste spoed zich daartegen verzet (artikel 4:11, onder a Awb).

  • -

    Besluit

Na het verlopen van de termijn van zienswijze neemt de burgemeester een daadwerkelijk besluit. Hier heeft de gemeente Waalwijk aandacht voor de zienswijzen en –indien nodig- voor de zorgcomponent. Als uitgangspunt bij optreden bij handel in drugs en voorbereidingshandelingen wordt gekozen voor een sluiting van het betreffende pand en/of perceel(het toepassen van last onder bestuursdwang) aangezien dit als het meest effectieve middel wordt gezien om de overtreding ongedaan te maken, een einde te maken aan de handel in drugs vanuit het pand en de loop naar het betreffende pand te ontnemen.

  • -

    Registratie van het besluit

Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (WKPB) moet een bestuursorgaan dat publiekrechtelijke beperkingen op mag leggen (bijvoorbeeld een sluiting) hiervan een registratie (beperkingenregister) bijhouden. Daarnaast is het bestuursorgaan verplicht de gegevens over kadastrale objecten waarop een beperking rust te melden aan de zogenaamde Landelijke Voorziening. Dit betekent dat elk besluit dat op basis van art.13b Opiumwet wordt genomen centraal binnen de gemeente wordt geregistreerd waarna de melding aan de Landelijke Voorziening wordt verzorgd. Iedereen kan op deze wijze kennis nemen van eventuele van kracht zijnde of eerdere sluiting(en) van een pand of perceel.

  

Effectuering van het sluitingsbesluit

Na de bekendmaking van het sluitingsbesluit wordt overgegaan tot het sluiten van het pand of de woning en/of bijbehorende erven. De eigenaar/gebruiker krijgt gedurende de begunstigingstermijn de kans om voor de sluiting persoonlijke eigendommen uit de woning en het lokaal en/of daarbij behorende erven te halen. Alle deuren en ramen dienen te worden gesloten. De handhavers controleren of de eigenaar en/of gebruiker heeft voldaan aan de last tot bestuursdwang. Indien nodig krijgt de gemeente assistentie van de politie.

Sleutels overdragen

De sleutels van het te sluiten pand worden overgedragen. De handhaver legt dit vast in een sleuteloverdrachtformulier. Het sleuteloverdrachtformulier wordt in tweevoud ondertekend door de gemeente en de eigenaar/gebruiker als bewijs van ontvangst.

Sloten vervangen

De gemeente geeft een derde opdracht om de sloten van alle toegangsdeuren te vervangen. Dit om er zeker van te zijn dat het pand niet geopend kan worden met eventuele niet ingeleverde sleutels De eigenaar/gebruiker moet hieraan medewerking verlenen.

Makelaarsbord

Aan een gevel(raam) wordt een bord met de tekst “Drugspand op last van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet gesloten; betreden is verboden op grond van artikel 2:41 van de APV” opgehangen. Het bord wordt bij voorkeur op de eerste verdieping van het pand aangebracht en –indien mogelijk- aan de binnenzijde van een raam. Tevens is het telefoonnummer van de politie op het bord vermeld. Het bord heeft een omvang van 1 meter bij 0,70 meter. Het bord wordt door een medewerker van de gemeente aangebracht. De eigenaar/gebruiker moet hieraan medewerking verlenen.

Ook wordt indien mogelijk aan de binnenzijde van een raam een plaat met dezelfde informatie aangebracht.

Verzegeling

Als een eigenaar/gebruiker van een woning of een lokaal en/of een daarbij behorende erven zelf sluit, kan niet worden gegarandeerd dat de woning of lokaal en/of bijbehorende erven daadwerkelijk gesloten blijven. Daarom worden de ramen en toegangsdeuren van het pand verzegeld door middel van verzegelingsstickers. Zonder het aanbrengen van zegels kan niet worden gecontroleerd of het pand gedurende de sluitingsperiode inderdaad gesloten blijft. Het doorbreken van het zegel is strafbaar op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht. Daarnaast is in artikel 2:41 lid 2 van de Algemene plaatselijke verordening het betreden van een gesloten woning, lokaal en/of erf, strafbaar gesteld.

Verslag van binnentreding

Indien het noodzakelijk is dat de burgemeester een machtiging tot binnentreden van een woning afgeeft op grond van de Algemene wet op het binnentreden, wordt een verslag van binnentreding opgesteld overeenkomstig artikel 10 van genoemde wet.

Bewonersbrieven

Omliggende panden ontvangen via hun brievenbus bewonersbrieven ter kennisgeving van de situatie.

Ketenpartners

Bij de uitvoering van de sluiting kunnen naast een medewerker van de gemeente en politie ook vertegenwoordigers van andere (keten)partners aanwezig zijn, bijvoorbeeld: een aannemer, het energiebedrijf, de GGD of een medewerker van een verslavingszorginstelling.

Belangrijke jurisprudentie

Verwijtbaarheid

Volgens vaste jurisprudentie speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de exploitant geen rol bij de vraag of er zich een situatie voordoet die tot sluiting van inrichting noopt. De exploitant is verantwoordelijk voor de gang van zaken in de door hem geëxploiteerde inrichting.

Geringe hoeveelheid en/of geen drugshandel en/of geen overlast

Uit vaste jurisprudentie blijkt dat indien een voorraad aanwezig is die meer bedraagt dan de door het Openbaar ministerie bepaalde voorraad voor eigen gebruik, deze aangemerkt kan worden als handelsvoorraad. Voor het ontstaan van de bevoegdheid om op grond van art. 13b lid 1 Opiumwet bestuursdwang toe te passen is derhalve niet vereist dat daadwerkelijk drugs zijn verhandeld, maar dat uit het woord ‘daartoe’ in deze bepaling volgt dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs bestemd voor verkoop, aflevering of verstrekking de bevoegdheid verschaft tot sluiting van de woning. Hieruit volgt ook dat er geen sprake hoeft te zijn van daadwerkelijke overlast.

Financieel belang

Dat sprake kan zijn van financiële consequenties is inherent aan de sluiting van een pand. Dit is dan ook geen reden om het pand niet te sluiten. Vaste jurisprudentie heeft dit bevestigd.

Kosten

Als niet wordt voldaan aan de lastgeving, wordt door de gemeente overgegaan tot sluiting van het pand. Aan een sluiting zijn diverse kosten verbonden: vervanging van sloten, verzegeling, ontsmetting, ontruiming, ambtelijke uren voor de sluiting, afsluiting van nutsvoorzieningen en dierenopvang. De kosten van sluiting kunnen ingevolge art. 5:25, eerste lid Awb op de overtreder worden verhaald. Het kan zijn dat zaken meegevoerd en opgeslagen worden om de last onder bestuursdwang toe te passen, als bedoeld in artikel 5:29 Awb. Zolang de verschuldigde kosten niet zijn voldaan, kan de teruggave van de zaken worden opgeschort.

Rechtsopvolging

Dit beleid is gerelateerd aan de locatie en niet aan de bewoner, huurder, gebruiker of eigenaar. Dit betekent dat een opgelegde sluiting ook werkt voor rechtsopvolgers. Ook geldt bij een tweede en verdere constatering in het pand of de daarbij behorende erven direct een langere sluitingstermijn, ook al is er sprake van een nieuwe overtreder. Een besluit tot toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b van de Opiumwet is een beperkingsbesluit dat valt onder de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen en wordt dan ook opgenomen in de landelijke voorziening, gebaseerd op de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen.

Verjaring

Indien gedurende vijf jaar na de waarschuwing of het op de eerdere constatering genomen besluit geen nieuwe constatering plaatsvindt, wordt de zaak als afgedaan beschouwd. Een latere constatering op dezelfde locatie geldt dan als een eerste constatering.

 

Bijlage I

Staffels handelsvoorraad coffeeshop

Bij de eerste overtreding volgt een maatregel conform de volgende uitgangspunten;

  • a.

    500 gram tot 1 kilo: waarschuwing

  • b.

    1 tot 5 kilo: 1 maand sluiting

  • c.

    5 tot 10 kilo: 3 maanden sluiting

  • d.

    10 tot 15 kilo: 4 maanden sluiting

  • e.

    15 tot 20 kilo: 5 maanden sluiting

  • f.

    20 tot 25 kilo: 6 maanden sluiting

  • g.

    25 tot 30 kilo: 7 maanden sluiting

  • h.

    30 tot 40 kilo: 8 maanden sluiting

  • i.

    40 tot 50 kilo: 9 maanden sluiting

  • j.

    50 tot 60 kilo: 10 maanden sluiting

  • k.

    60 tot 80 kilo: 11 maanden sluiting

  • l.

    80 en meer: 12 maanden sluiting

 

Indien binnen vijf jaar na een vorige (eerste) constatering een nieuwe (tweede) overtreding wordt geconstateerd, volgt een maatregel conform de volgende uitgangspunten:

  • a.

    500 gram tot 1 kilo: 1 maand sluiting

  • b.

    1 tot 2 kilo: 2 maanden sluiting

  • c.

    2 tot 3 kilo: 3 maanden sluiting

  • d.

    3 tot 20 kilo: 6 maanden sluiting

  • e.

    20 kilo en meer: 12 maanden

 

Indien binnen vijf jaar na een vorige (tweede) constatering een derde overtreding wordt geconstateerd, volgt een sluiting van 24 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.

Naar boven