Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiderdorp houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten (Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020)

De raad der gemeente Leiderdorp;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 november 2019,

nr. Z/19/080496/153829;

 

gezien het advies van het politiek forum van 9 december 2019;

 

gelet op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de

Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020.

 

Hoofdstuk I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Bedrijfsafval: andere afvalstoffen dan huishoudelijk afval als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, met uitzondering van grof bedrijfsafval, de ;

  • b.

    Grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld;

  • c.

    “gebruik maken”: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

  • d.

    Perceel:

    • 1.

      hetgeen in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken als één onroerende zaak wordt aangemerkt;

    • 2.

      een roerende zaak;

    • 3.

      een gedeelte van een roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • 4.

      Een samenstel, van twee of meer roerende zaken of in onderdeel f bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zij naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

Hoofdstuk II. AFVALSTOFFENHEFFING

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende Tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van diegene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De afvalstoffenheffing wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende Tarieventabel.

Artikel 6 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De afvalstoffenheffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De afvalstoffenheffing is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zover twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing, indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • 5.

    Indien in de loop van het belastingjaar het aantal feitelijke gebruikers van het perceel wijzigt en daardoor vanaf 1 januari daarop volgend een lager tarief van toepassing is, bestaat aanspraak op ontheffing voor het aantal volle kalendermaanden dat na deze wijziging in het belastingtijdvak overblijft.

  • 6.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven. Indien het totaalbedrag van een aanslagbiljet waarop verschillende aanslagen zijn verenigd, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan minder is dan € 5,00 wordt dit bedrag niet geheven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen afvalstoffenheffing worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede 2 maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, € 75,00 of meer, doch minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in maximaal acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk III. REININGINGSRECHTEN

Artikel 10 Belastbaar feit

Onder de naam “reinigingsrechten” worden rechten geheven voor zowel de periodieke

inzameling van bedrijfsafval als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 11 Belastingplicht

De reinigingsrechten worden geheven van diegene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van diegene die van de gemeentebezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 12 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De reinigingsrechten worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende Tarieventabel.

Artikel 13 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14 Wijze van heffing

De reinigingsrechten worden geheven bij wege van aanslag.

Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing van rechten naar tijdsgelang

  • 1.

    De reinigingsrechten zijn verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Indien de belastingplicht aanvangt op de eerste dag van een kalendermaand wordt die kalendermaand aangemerkt als een volle kalendermaand.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Indien de belastingplicht eindigt op de eerste dag van een kalendermaand wordt die kalendermaand aangemerkt als een volle kalendermaand.

  • 4.

    Het tweede en derde lid is niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven. Indien het totaalbedrag van een aanslagbiljet waarop verschillende aanslagen zijn verenigd, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan minder is dan € 5,00 wordt dit bedrag niet geheven.

Artikel 16 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen afvalstoffenheffing worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, € 75,00 of meer, doch minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in maximaal acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk IV. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 17 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2019” van 17 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020.

Vastgesteld in de openbare vergadering van

de raad van Leiderdorp op 16 december 2019,

de griffier,

de heer B.A.M. Rijsbergen

de voorzitter,

mevrouw L.M. Driessen - Jansen

Bijlage Tarieventabel behorende bij Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020

 

Rubriek

Omschrijving

Euro

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1: Maatstaven en Tarieven

 

 

 

 

 

AFVALSTOFFENHEFFING

 

1.1

De belasting bedraagt per perceel per jaar

 

1.1.1

indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de

 

 

belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt

 

 

gebruikt door één persoon

259,96;

1.1.2

indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de

 

 

belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt

 

 

gebruikt door twee personen

341,24

1.1.3

indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de

 

 

belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt

 

 

gebruikt door meer dan twee personen

364,21

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2: Maatstaf en Tarief

 

 

 

 

 

REINIGINGSRECHTEN

 

2.1

Het recht bedraagt voor:

 

2.1.1

het verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid per

 

 

jaar per bedrijfspand

439,57

2.2.1        

Het tarief als bedoeld in rubriek 2.1.1 wordt vermeerderd met omzetbelasting.

 

 

Behorende bij het raadsbesluit van 16 december 2019, nr. Z/19/080496/165625.

 

De griffier,

 

de heer B.A.M. Rijsbergen

 

Naar boven