Jaarlijkse actualisatie Algemene plaatselijke verordening Hoorn

 

Zaaknummer: 1731454

 

  • -

    gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders d.d.

 

betreft: Jaarlijkse actualisatie Algemene plaatselijke verordening Hoorn

 

De Raad van de gemeente Hoorn besluit:

De Algemene plaatselijke verordening Hoorn op de volgende punten te wijzigingen:

 

Onder het kopje Intitulé het volgende toe te voegen:

  • gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Drank- en Horecawet, artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, en vijfde lid, 2.21 en 3.148, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet, artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

De titel van hoofdstuk 2 komt te luiden:

Hoofdstuk 2 Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu

 

De titel van hoofdstuk 2, afdeling 1 komt te luiden:

Afdeling 1 Voorkomen of bestrijding van ongeregeldheden

 

De titel van hoofdstuk 2, afdeling 2, vervalt.

 

Artikel 2:1 komt te luiden:

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1.

    Het is verboden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw of vaartuig deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden of in groepsverband dan wel afzonderlijk anderen lastig te vallen, te vechten of op andere wijze de openbare orde te verstoren.

  • 2.

    Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door die ambtenaar aangewezen richting te verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden zich te begeven of zich te bevinden op terreinen, wegen of weggedeelten, wanneer deze door of vanwege het bevoegde gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.

  • 4.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van verbod, bedoeld in het derde lid.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

 

De titel van hoofdstuk 2, afdeling 5 wordt vernummerd naar afdeling 2 en komt te luiden:

Afdeling 2 Bruikbaarheid, aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

 

Artikel 2:11 komt te luiden:

Artikel 2:11 ( Omgevings )vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2.

    De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, als de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke werkzaamheden worden verricht.

  • 4.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren 2014.

     

Artikel 2:12 komt te luiden:

Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

  • a.

    ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;

  • b.

    doelmatig gebruik of bruikbaarheid voor van de weg;

  • c.

    indien de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

  • d.

    indien door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of

  • e.

    indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen;

  • f.

    ter bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Wegenverkeerswet 1994, de Waterschapskeur of de provinciale wegenverordening.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2 lid 1 aanhef en onder e., van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

De titel van hoofdstuk 2, afdeling 6 vervalt.

 

De titel van hoofdstuk 2, afdeling 7 wordt vernummerd naar afdeling 3 en komt te luiden:

Afdeling 3 Evenementen

 

De titel van hoofdstuk 2, afdeling 8 wordt vernummerd naar afdeling 4 en komt te luiden:

Afdeling 4 Toezicht op horecabedrijven

 

Artikel 2:27 komt te luiden:

Artikel 2:27 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder openbare inrichting en horecabedrijf verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.

  • 2.

    Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.

 

Artikel 2:28 komt te luiden:

Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf

  • 1.

    Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:8:

  • a.

    weigert de burgemeester de vergunning indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

  • b.

    kan de burgemeester de vergunning weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;

  • c.

    kan de burgemeester de vergunning weigeren als het levensgedrag van de exploitant of de leidinggevende daartoe aanleiding geeft.

  • 3.

    Het eerste lid geldt niet voor een horecabedrijf in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de horeca een ondergeschikte nevenactiviteit is van de winkelactiviteit. Van een nevenactiviteit is sprake indien onder andere minder dan 10% van de verkoopvloeroppervlakte wordt gebruikt voor de horeca-activiteiten.

  • 4.

    Het eerste lid geldt niet voor een horecabedrijf in:

  • a.

    zorginstellingen;

  • b.

    scholen;

  • c.

    bedrijfskantines of bedrijfsrestaurants;

  • d

    zorginstellingen;

  • e

    paracommerciële sportverenigingen;

  • f

    musea.

  • 5

    Het college kan in het belang van de openbare orde en veiligheid, de volksgezondheid, bescherming van het milieu en het woon- en leefklimaat nadere regels stellen omtrent de exploitatie van horecabedrijven.

  • 6

    Het college kan in het belang van de openbare orde en veiligheid, de volksgezondheid, bescherming van het woon- en leefklimaat nadere regels stellen omtrent een horecabedrijf in een winkel als ondergeschikte nevenactiviteit van de winkelactiviteit.

     

De titel van hoofdstuk 2, afdeling 8A wordt vernummerd naar afdeling 5 en komt te luiden:

Afdeling 5 Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Drank- en Horecawet

 

Artikel 2:34a komt te luiden:

Artikel 2:34a Begripsbepalingen

  • 1.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt onder de begrippen:

  • a.

    alcoholhoudende drank,

  • b.

    horecabedrijf;

  • c.

    horecalokaliteit;

  • d.

    inrichting;

  • e.

    paracommerciële rechtspersoon;

  • f.

    sterke drank;

  • g.

    slijtersbedrijf;

  • h.

    zwak-alcoholhoudende drank verstaan hetgeen de Drank- en Horecawet daaronder verstaat.

  • 2.

    Lappendag: de laatste dag van de kermis in de Binnenstad van Hoorn.

 

Artikel 2:49a komt te luiden:

Artikel 2:49a Verbod gebruik lachgas

Het is verboden op een openbare plaats of op openbaar water lachgas te inhaleren uit een ballon of enige ander hulpmiddel.

 

De titel van hoofdstuk 2, afdeling 10 wordt vernummerd naar afdeling 7 en komt te luiden:

Afdeling 7 Toezicht op speelgelegenheden

 

De titel van hoofdstuk 2, afdeling 11 wordt vernummerd naar afdeling 8 en komt te luiden:

Afdeling 8 Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade

 

Artikel 2:59 komt te luiden:

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

  • 1.

    Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

  • 2.

    De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3.

    De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting gesteld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

  • a.

    vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

  • b.

    door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

  • c.

    zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • 4.

    Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d., dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

  • 5.

    Het is verboden om een hond te laten verblijven of lopen een openbare plaats of op het terrein van een ander anders dan kort aangelijnd en/of gemuilkorfd indien een maatregel, als bedoeld in het eerste lid, is opgelegd.

 

Artikel 2:73a wordt vernummerd naar artikel 2:61 en komt te luiden:

Artikel 2:61 Verbod op laten stijgen van ballonnen

  • 1.

    Het is verboden zogenoemde wens- of ufoballonnen, door middel van hete lucht afkomstig van vuur op te laten stijgen.

  • 2.

    Onder een wens- of ufoballon wordt mede verstaan: herdenkingsballon, vuurballen, gelukslampion, Thaise wensballon, papierballon en geluksballon.

 

De titel van hoofdstuk 2, afdeling 12 wordt vernummerd naar afdeling 9 en komt te luiden:

Afdeling 9 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

 

De titel van hoofdstuk 2, afdeling 13 wordt vernummerd naar afdeling 10 en komt te luiden:

Afdeling 10 Consumentenvuurwerk

 

De titel van hoofdstuk 2, afdeling 14 wordt vernummerd naar afdeling 11 en komt te luiden:

Afdeling 11 Drugsoverlast

 

De titel van hoofdstuk 2, afdeling 15 wordt vernummerd naar afdeling 12 en komt te luiden:

Afdeling 12 Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester

 

De titel van hoofdstuk 2, afdeling 16, vervalt.

 

Artikel 2:76a wordt vernummerd naar artikel 2:78 en komt te luiden:

Artikel 2:78 Verblijfsontzeggingen

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste twee weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

  • 2.

    Bij overtredingen als bedoeld in het eerste lid kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste twaalf weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

  • 3.

    Een bevel als bedoeld in het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.

  • 4.

    De burgemeester beperkt de krachtens het eerste of tweede lid gegeven bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.

 

Artikel 2:78 wordt vernummerd naar artikel 2:80 en komt te luiden:

Artikel 2:80 Sluiting van een voor publiek openstaand gebouw of erf

  • 1.

    De burgemeester kan ter bescherming van de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat, de sluiting bevelen van een voor publiek toegankelijk gebouw, inrichting of ruimte als daar:

  • a.

    zich binnen de inrichting gedragingen hebben voorgedaan zoals omschreven in artikel 36 van de Wet op de Kansspelen; of

  • b.

    door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard of verborgen zijn dan wel zijn verworven of overgedragen; of

  • c.

    discriminatie heeft plaatsgevonden op grond van ras, geslacht, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook; of

  • d.

    wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend; of

  • e.

    zich andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van het gebouw, de inrichting of de ruimte ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet.

 

Artikel 2:79 wordt vernummerd naar artikel 2:81 en komt te luiden:

Artikel 2:81 Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

  • 1.

    Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek opstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

 

Artikel 3:5 komt te luiden:

Artikel 3:5 Weigeringsgronden, schorsing en intrekking vergunning

  • 1.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:8 wordt een vergunning, zoals bedoeld in artikel 3:3, geweigerd als:

    • a.

      de exploitant of de beheerder onder curatele staat;

    • b.

      de exploitant of de beheerder is ontzet uit het ouderlijk gezag of de voogdij;

    • c.

      de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;

    • d.

      de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

    • e.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • f.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;

    • g.

      er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;

    • h.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;

    • i.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • i.

        bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en dit hoofdstuk;

      • ii.

        de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis, tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;

      • iii.

        artikel 69 van de Algemene wet rijksbelastingen;

      • iv.

        de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • v.

        de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of

      • vi.

        de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

      • vii.

        de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de Kansspelen.

    • j.

      de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf of escortbedrijf strijd op zal leveren met een geldend bestemmingsplan, een bestemmingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd, een beheersverordening, een exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit.

  • 2.

    Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder h., wordt gelijk gesteld:

    • a.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;

    • b.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid, onder a., van de Algemene wet inzake rijksbelastingen , tenzij de geldsom minder dan € 375,- bedraagt.

  • 3.

    De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h. en i., wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 4.

    Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h. en i., telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.

  • 5.

    Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:

    • a.

      voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 1:8 of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;

    • b.

      als niet is voldaan aan een bij of krachtens artikel 3:4 gestelde eis met betrekking tot de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bevoegde bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen;

    • c.

      als de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is ingetrokken, of in die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend;

    • d.

      als de openbare orde, de woon- en leefomgeving of de veiligheid en de gezondheid van prostituees of klanten nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting waarvoor de vergunning is aangevraagd;

    • e.

      het maximum van het aantal te verlenen vergunningen voor seksinrichtingen zoals genoemd in artikel 3:3 lid 4 bereikt is.

    • f.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • g.

      het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

    • h.

      de veiligheid van personen of goederen;

    • i.

      de verkeersvrijheid of- veiligheid;

    • j.

      de gezondheid of zedelijkheid;

    • k.

      de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

 

De titel van hoofdstuk 4, afdeling 1 komt te luiden:

Afdeling 1 Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting

 

Artikel 4:2 komt te luiden:

Artikel 4:2 Aanwijzing Collectieve festiviteiten

  • 1.

    De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 2.

    De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148 eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 3.

    In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in één of meer gebieden.

  • 4.

    Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

  • 5.

    Als een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, kan het college een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

  • 6.

    Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr, LT veroorzaakt door de inrichting, bedraagt

  • a.

    tot 01.00 uur niet meer dan 60 dB(A) en na 01.00 niet meer dan 40 dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter;

  • b.

    tot 01.00 uur niet meer dan 45 dB(A) en na 01.00 niet meer dan 25 dB(A), gemeten binnen woningen.

  • 7.

    Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr, LT veroorzaakt door de inrichting, bedraagt:

  • a.

    tot 01.00 uur niet meer dan 70 dB(C) en na 01.00 uur niet meer dan 50 dB(C), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter;

  • b

    tot 01.00 uur niet meer dan 55 dB(C) en na 01.00 uur niet meer dan 35 dB(C), gemeten binnen woningen.

  • 8.

    De geluidsnorm als bedoeld in lid 6 en 7 is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 9.

    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek -hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17,2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 van deze verordening- uiterlijk om 00.00 uur dan wel het tijdstip zoals is opgenomen in de vergunningvoorschriften - te worden beëindigd.

  • 10.

    Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

 

Artikel 4:3 komt te luiden:

Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten

  • 1.

    Het is een inrichting toegestaan op maximaal 8 dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17,2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.

  • 2.

    Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalfdagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.

  • 3.

    De directeur van de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord stelt een formulier vast voor het doen van de melding.

  • 4.

    De melding is gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 5.

    De melding wordt geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 6.

    Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr, LT veroorzaakt door de inrichting, bedraagt

  • a.

    tot 01.00 uur niet meer dan 60 dB(A) en na 01.00 niet meer dan 40 dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter;

  • b.

    tot 01.00 uur niet meer dan 45 dB(A) en na 01.00 niet meer dan 25 dB(A), gemeten binnen woningen.

  • 7.

    Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr, LT veroorzaakt door de inrichting, bedraagt:

  • a.

    tot 01.00 uur niet meer dan 70 dB(C) en na 01.00 uur niet meer dan 50 dB(C), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter;

  • b.

    tot 01.00 uur niet meer dan 55 dB(C) en na 01.00 uur niet meer dan 35 dB(C), gemeten binnen woningen.

  • 8.

    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 van deze verordening – uiterlijk om 00.00 uur dan wel het tijdstip zoals is opgenomen in de vergunningvoorschriften, beëindigd. De geluidsnorm is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 9.

    Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

 

Artikel 4:10 komt te luiden:

Artikel 4:10 Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    houtopstand: één of meer bomen;

  • b.

    boom: een boom is een overblijvend houtig gewas met een doorgaande stam van minimaal 220 centimeter en met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 15 centimeter op een hoogte van 130 centimeter boven het maaiveld;

  • c.

    vellen: kappen of rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel bovengronds als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging van houtopstand ten gevolge kunnen hebben;

  • d.

    dunnen: vellen, dat uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;

  • e.

    knotten: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout als periodiek noodzakelijk onderhoud;

  • f.

    kandelaberen: een boom geheel ontdoen van zijn takken, doorgaans op takstompen na;

  • g.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 4.1 eerste lid van de Wet natuurbescherming;

  • h.

    iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism) C. Moreau);

  • i.

    iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus, Scolytus (F) en Scholytus multistratus (Marsh) en Scolytus pygmaeus;

 

Artikel 4:11 komt te luiden:

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstand te (doen) vellen.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden, niet zijnde bomen die door het bevoegd gezag zijn aangewezen als beschermd monument, binnen de bebouwde kom voor zover het gaat om:

  • a.

    populieren en wilgen als wegbeplanting en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

  • b.

    fruitbomen en houtopstanden die fungeren als windschermen om boomgaarden;

  • c.

    houtopstand, die bij wijze van dunning moet worden geveld;

  • d.

    het knotten en kandelaberen als onderhoudsmaatregel bij daartoe bestemde bomen;

  • e.

    houtopstand, die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4:12;

  • f.

    houtopstand dat besmet is met een besmettelijke boomziekte die de dood van de houtopstand tot gevolg heeft;

  • g.

    houtopstand(en) in een bij een woning behorende tuin van maximaal 500m² waarop de bestemming wonen/woondoeleinden rust zoals bedoeld in het vigerende bestemmingsplan, tenzij de boom in kwestie is geplant ingevolge de herplantplicht;

  • h.

    dode houtopstanden.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden waarvan als gevolg van een onherroepelijke uitspraak van de burgerlijke rechter of van een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen de buren die het aangaat, duidelijk is dat de houtopstand aanwezig is in strijd met het bepaalde in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing als de burgemeester toestemming verleent voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.

  • 5.

    Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder voorschriften.

 

Artikel 4:11a komt te luiden:

Artikel 4:11a Weigeringsgronden

In afwijking van artikel 1:8 kan het bevoegd gezag de vergunning alleen weigeren, dan wel onder voorschriften verlenen als de omstandigheden dit wenselijk of noodzakelijk maken, in het belang van:

  • a.

    de natuur - en milieuwaarde van de houtopstand;

  • b.

    de landschappelijke waarde van de houtopstand;

  • c.

    de waarde van de houtopstand voor stads - en dorpsschoon;

  • d.

    de beeldbepalende waarde van de houtopstand;

  • e.

    de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;

  • f.

    de waarde voor de recreatie en leefbaarheid van de houtopstand;

  • g.

    de boomwaarde met verwijzingen naar gemeentelijke bestemmings-, groen-, bomen- of landschapsplannen.

 

Artikel 4:11b komt te vervallen.

 

Artikel 4:12 komt te luiden:

Artikel 4:12 Bestrijding iepziekte

  • 1.

    Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college van burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:

  • a.

    indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

  • b.

    de gevelde iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;

  • c.

    dan wel de niet-ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen, dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • 2.

    Ingeval van een aanschrijving als bedoeld in het voorgaande lid, is geen vergunning vereist als bedoeld in artikel 4.11, eerste lid.

 

Artikel 4:12a komt te luiden:

Artikel 4:12a nihilgrens eigendom gemeente

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 tweede lid van het Burgerlijk Wetboek is vastgesteld op nihil voor bomen, heesters en heggen, die eigendom zijn van de gemeente.

 

Artikel 4:12b en artikel 4:12c komen te vervallen.

 

Artikel 4:13 komt te luiden:

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke

  • 1.

    Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

  • a.

    onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;

  • b.

    bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;

  • c.

    kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of

  • d.

    mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.

  • 2.

    Het college kan bij de aanwijzing nadere regels stellen.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing wanneer de voorwerpen niet vanaf de weg zichtbaar zijn, in gevallen als bedoeld in artikel 5:6 en 5:8 en niet op situaties waarin wordt voorzien krachtens de Wet ruimtelijke ordening of door of krachtens de Provinciale Verordening.

 

De titel van hoofdstuk 5 komt te luiden:

Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente

 

Artikel 5:8 komt te luiden:

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet op door het college aangewezen plaatsen en aangewezen tijden waar dit parkeren naar hun oordeel niet buitensporig is met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte en niet schadelijk is voor het aanzien van de gemeente.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid is voorts niet van toepassing op voertuigen als bedoeld onder artikel 5:6 eerste lid voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van de verboden.

 

Artikel 5:13 komt te luiden:

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 2.

    Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor een inzameling of werving die wordt gehouden:

  • a.

    in besloten kring, of

  • b.

    door een instelling die is opgenomen in het landelijke collecterooster van het Centraal Bureau Fondsenwerving, of

  • c.

    voor andere door het college aangewezen instellingen en organisaties.

 

De titel van hoofdstuk 5, afdeling 6 komt te luiden:

Afdeling 6 Openbaar water en waterstaatswerken

 

Artikel 5:25 komt te luiden:

Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.

  • 2.

    Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van openbaar water:

  • a.

    nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente;

  • b.

    beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterwet, de provinciale verordeningen of de Havenverordening Hoorn.

  • 4.

    Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 5.

    De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

 

Artikel 5:26 en artikel 5:27 komen te vervallen.

 

Artikel 5:32 komt te luiden:

Artikel 5:32 Crossterreinen

  • 1.

    Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1 en een bromfiets als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

  • 2.

    Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen:

  • a.

    in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

  • b.

    in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

  • c.

    in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt dat onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

  • 4.

    Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet of het Besluit geluidsproduktie sportmotoren.

 

De titel van hoofdstuk 5, afdeling 8 komt te luiden:

Afdeling 8 Vuurverbod

 

De titel van hoofdstuk 5, afdeling 9 komt te luiden:

Afdeling 9 Asverstrooiing

 

Hoorn, 10 december 2019

 

de griffier,                         de voorzitter,

 

Bekendmaking:

door opname in het Gemeenteblad

Naar boven