Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over wijziging van de Verzamelverordening werk en inkomen gemeente Zutphen 2017 (Verzamelverordening werk en inkomen gemeente Zutphen 2017 (4e wijziging))

 

Ons kenmerk: 152655

 

De raad van de gemeente Zutphen,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 november 2019 met nummer 152655

 

overwegende, dat het gelet op aanvullende bezuinigingen op het budget voor Participatie, in het bijzonder de inkomensvoorzieningen, gewenst is regels aan te passen;

 

gelezen het advies van Brede Adviesraad Sociaal Domein van 16 oktober 2019;

 

gelet op de artikel(en) 6, tweede lid, 8 , 8a, 8b, 10b, 35 en 47 van de Participatiewet, 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en artikel 149 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de:

 

Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over wijziging van de Verzamelverordening werk en inkomen gemeente Zutphen 2017 (Verzamelverordening werk en inkomen gemeente Zutphen 2017 (4e wijziging))

 

Artikel I Wijziging verordening

De Verzamelverordening werk en inkomen gemeente Zutphen 2018 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 3.2, tweede lid wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Nadat een inkomenstoeslag is toegekend, wordt een stijging van het inkomen als gevolg van werkaanvaarding tijdens het resterende kalenderjaar niet als inkomen gezien bij de beoordeling van een volgende aanvraag.

Nadat een inkomenstoeslag is toegekend, wordt een stijging van het inkomen als gevolg van werkaanvaarding gedurende maximaal drie maanden niet als inkomen gezien bij de beoordeling van een volgende aanvraag. Bij de beoordeling van een eerste aanvraag geldt deze termijn niet.

 

B. Artikel 3.3 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

  • 1.

    Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar:

    • a.

      € 385,- voor een alleenstaande;

    • b.

      € 485,- voor een alleenstaande ouder;

    • c.

      € 540,- voor gehuwden.

  • 2.

    Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag op grond van de artikelen 11 of 13, eerste lid van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3.

    De individuele inkomenstoeslag wordt per kalenderjaar toegekend.

  • 4.

    De vermelde bedragen worden jaarlijks met ingang van 1 januari geïndexeerd. Het college volgt de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

  • 1.

    Een individuele inkomenstoeslag bedraagt:

    • a.

      € 300,- voor een alleenstaande;

    • b.

      € 375,- voor een alleenstaande ouder;

    • c.

      € 420,- voor gehuwden;

    • d.

      50% van de onder a, b en c genoemde bedragen voor personen in een inrichting die geen woonlasten hebben in verband met een eigen (huur- of koop-) woning.

  • 2.

    Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag op grond van de artikelen 11 of 13, eerste lid van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3.

    De vermelde bedragen worden jaarlijks met ingang van 1 januari geïndexeerd. Het college volgt de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

 

 

C. Artikel 3.6, eerste lid wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

De alleenstaande of de leden van het gezin kunnen in aanmerking komen voor een bijdrage in de kosten van deelname aan maatschappelijke activiteiten, als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de persoon voor wie de bijdrage wordt aangevraagd is als inwoner van de gemeente ingeschreven in de Basisregistratie personen;

  • b.

    het (gezins)inkomen is minder dan 110% van de bijstandsnorm, waarbij de kostendelersregeling niet toegepast wordt;

  • c.

    het (gezins)vermogen is minder dan de vermogensgrens, bedoeld in artikel 34, derde lid, van de Participatiewet;

  • d.

    het verzoek om een bijdrage wordt ingediend in het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt;

  • e.

    er is geen andere voorziening in deze kosten beschikbaar.

De alleenstaande of de leden van het gezin kunnen in aanmerking komen voor een bijdrage in de kosten van deelname aan maatschappelijke activiteiten, als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de persoon voor wie de bijdrage wordt aangevraagd is 18 jaar of ouder en is als inwoner van de gemeente ingeschreven in de Basisregistratie personen;

  • b.

    het (gezins)inkomen is minder dan 110% van de bijstandsnorm, waarbij de kostendelersregeling niet toegepast wordt;

  • c.

    het (gezins)vermogen is minder dan de vermogensgrens, bedoeld in artikel 34, derde lid van de Participatiewet;

  • d.

    het verzoek om een bijdrage wordt ingediend in het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt;

  • e.

    er is geen andere voorziening in deze kosten beschikbaar.

 

D. Artikel 3.7, eerste lid wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

De hoogte van de bijdrage is gelijk aan de kosten voor de alleenstaande of voor het gezinslid, met een maximum van € 165,- per meerderjarige en € 225,- per kind.

De hoogte van de bijdrage is gelijk aan de kosten voor de alleenstaande of voor het gezinslid, met een maximum van € 125,- per (meerderjarig) gezinslid.

 

E. Artikel 3.10, tweede lid wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

De noodzakelijke kosten voor kinderopvang worden volledig vergoed, als het bruto inkomen, berekend over drie kalendermaanden onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag, niet hoger is dan de laagste inkomensgroep die vermeld is in de bijlage I. behorende bij het Besluit kinderopvangtoeslag.

 

De noodzakelijke kosten voor kinderopvang worden voor maximaal 2 dagdelen vergoed, als het bruto inkomen, berekend over drie kalendermaanden onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag, niet hoger is dan de laagste inkomensgroep die vermeld is in de bijlage I. behorende bij het Besluit kinderopvangtoeslag.

 

 

F. Artikel 3.11 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

  • 1.

    Er bestaat geen recht op een bijdrage voor zover de belanghebbende in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming op grond van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  • 2.

    Er bestaat geen recht op een bijdrage voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van de voorschoolse educatie, als bedoeld in artikel 2.1, onderdeel 1, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Er bestaat geen recht op een bijdrage:

  • a.

    voor zover de belanghebbende in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming op grond van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • b.

    voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van de voorschoolse educatie, als bedoeld in artikel 2.1, onderdeel 1 van de Wet kinderopvang;

  • c.

    als de kosten gemaakt worden wegens buitenschoolse opvang en wegens gastouderopvang;

  • d.

    als de kosten gemaakt worden wegens kinderopvang die plaats vindt buiten de gemeente .

 

G. Na artikel 3.11 wordt ingevoegd Paragraaf 3.7 Kindpakket en de artikelen 3.12 en 3.13:

Nieuwe tekst

Paragraaf 3.7 Kindpakket

 

3.12 Voorziening

  • 1.

    De alleenstaande ouder of de ouders van een of meer kinderen kunnen in aanmerking komen voor een bijdrage in de kosten van kinderen, als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het kind voor wie de bijdrage wordt aangevraagd is niet ouder dan 18 jaar en is als inwoner van de gemeente ingeschreven in de Basisregistratie personen;

    • b.

      het (gezins)inkomen is niet hoger dan 110% van de bijstandsnorm, waarbij de kostendelersregeling niet toegepast wordt. Er is geen vermogenstoets;

    • c.

      het verzoek om een bijdrage wordt ingediend in het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt.

  • 2.

    De bijdrage is bedoeld als bijdrage in de kosten voor deelname aan maatschappelijke activiteiten. Tevens kan de bijdrage worden gebruikt als bijdrage in kosten voor schoolbenodigdheden en andere materiële zaken voor het kind. De bijdrage mag niet uitsluitend voor materiële zaken worden gebruikt. Dit wordt nader uitgewerkt in beleidsvoorschriften.

  • 3.

    Zo nodig worden met de Stichting Leergeld, het Jeugdfonds voor Sport en Cultuur, het Nationale Kinderfonds en andere in dit verband relevante organisaties nadere samenwerkingsafspraken gemaakt over de afstemming van het Kindpakket met het beleid van deze organisaties. Uitgangspunt daarbij is dat ouders voor dezelfde (soorten) kosten die voor een kind worden gemaakt een beroep doen op of de gemeente of een van deze organisaties.

 

3.13 Hoogte kindpakket en betaling

  • 1.

    De hoogte van de bijdrage is € 350,-.

  • 2.

    Het college kan deze bijdrage verhogen wanneer het daar aanleiding toe ziet.

  • 3.

    De bijdrage wordt per kalenderjaar toegekend.

  • 4.

    De bijdrage kan worden verstrekt in een andere vorm dan geld.

 

H. De toelichting op artikel 3.2 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

De kostendelersregeling wordt niet toegepast, omdat dit effectieve inkomensondersteuning van mensen met een laag inkomen in de weg kan staan. Een kortdurende inkomensstijging kan tot gevolg hebben, dat drie jaar lang geen recht meer bestaat op inkomenstoeslag. Om dat te voorkomen wordt een inkomensstijging door werk, tijdens de rest van het kalenderjaar, niet als inkomen gezien.

De kostendelersregeling wordt niet toegepast, omdat dit effectieve inkomensondersteuning van mensen met een laag inkomen in de weg kan staan. Een kortdurende inkomensstijging kan tot gevolg hebben, dat drie jaar lang geen recht meer bestaat op inkomenstoeslag. Om dat te voorkomen wordt een inkomensstijging door werk in de periode nadat de inkomenstoeslag is toegekend niet als inkomen gezien. De eerstvolgende aanvraag is niet eerder mogelijk dan twaalf maanden na de (eerdere) aanvraag. In deze periode mag maximaal drie maanden sprake zijn een inkomensstijging door werk. Wanneer er geen limiet wordt gesteld aan de periode van inkomensstijging moet de inkomenstoeslag steeds worden toegekend, terwijl de inkomensstijging een structureel karakter heeft gekregen. Dat is niet de bedoeling van de wetgever.

 

I. De toelichting op artikel 3.7 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

De bijdrage is persoonsgebonden en niet overdraagbaar aan een ander gezinslid. Het bedrag van € 225,- per kind komt overeen met de (standaard) vergoeding van Stichting Leergeld en het jeugdsportfonds. Mede tegen deze achtergrond vindt in principe geen indexering plaats.

 

De bijdrage van € 125,- is persoonsgebonden en niet overdraagbaar aan een ander (volwassen) gezinslid.

 

J. De toelichting op paragraaf 3.7 luidt:

Nieuwe tekst

Paragraaf 3.7 Kindpakket

Het Kindpakket is op grond van artikel 149 van de Gemeentewet vastgesteld. Met het Kindpakket wordt - door het wegnemen of verminderen van financiële belemmeringen – de maatschappelijke participatie van kinderen gestimuleerd. Tevens biedt het Kindpakket ouders een tegemoetkoming in de kosten voor materiële uitgaven voor hun kinderen.

 

 

K. De toelichting op de artikelen 3.12 en 3.13 luidt:

Nieuwe tekst

Artikel 3.12 Voorziening

Met het Kindpakket wordt in een voorziening de bestrijding van armoede onder kinderen geregeld. Kinderen kunnen in aanmerking komen voor participatie-activiteiten op het gebied van sport en cultuur, maar ook voor schoolbenodigdheden en andere materiële zaken.

Ouders kunnen in beginsel zelf bepalen voor welke kosten zij het Kindpakket willen gebruiken. De kosten moet aantoonbaar worden gemaakt. Uitgangspunt is dat de bijdrage van het Kindpakket niet uitsluitend voor materiële zaken wordt gebruikt. Een deel moet worden ingezet voor deelname aan participatie-activiteiten, zoals voorheen bij de Meedoen-regeling het geval was. Het college werkt dit verder uit in beleidsvoorschriften.

De voorwaarden die in het eerste lid zijn genoemd zijn ontleend aan de voorwaarden voor het verstrekken van de bijzondere bijstand. Om de voorziening laagdrempelig te houden is er geen vermogenstoets.

Er zijn verschillende organisaties die ouders financieel ondersteunen voor kosten voor kinderen. In Zutphen wordt samengewerkt met Stichting Leergeld, het (Gelders) Jeugdfonds voor Sport en Cultuur en het Nationale Kinderfonds. Deze samenwerking is aangegaan om – via diverse kanalen – zo veel mogelijk kinderen te bereiken. Uitgangspunt is dat ouders voor dezelfde (soorten) kosten die voor een kind worden gemaakt een beroep doen op de gemeente (Kindpakket) of een van deze organisaties. Het is dus niet de bedoeling dat bijvoorbeeld voor een sportactiviteit het Kindpakket wordt aangevraagd en voor een andere sportactiviteit een beroep wordt gedaan op Stichting Leergeld. De gemeente en de organisaties kunnen desgewenst wel afspraken over aanvullende financiering maken, bijvoorbeeld als de kosten voor een activiteit zodanig zijn dat het wenselijk is dat dit uit twee regelingen gefinancierd wordt.

 

Artikel 3.13 Hoogte kindpakket en betaling

De bijdrage van het Kindpakket wordt uitbetaald aan de aanvrager (ouders). Het is ook mogelijk dat dit anders dan in geld gebeurt, bijvoorbeeld in natura.

 

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

Artikel III Overgangsrecht

Besluiten krachtens de artikelen 3.10 en 3.11 van Verzamelverordening werk en inkomen gemeente Zutphen 2017 genomen in de periode van januari 2018 tot de dag van inwerkingtreding van deze verordening blijven van kracht gedurende vier maanden na inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel IV Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verzamelverordening werk en inkomen gemeente Zutphen 2017 (4e wijziging).

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van

de raad van de gemeente Zutphen,

gehouden op: 16 december 2019.

De voorzitter, de griffier,

Naar boven