Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2020 Olst-Wijhe

De raad van de gemeente Olst-Wijhe;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 november 2019; nr. 9610-2018.

 

Gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

BESLUIT

 

Vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2020 Olst-Wijhe

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

  • b.

    aanbieding: het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in een container ter lediging waarbij het registratiesysteem wordt geactiveerd, alsmede het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in een afvalzak in een verzamelcontainer waarbij het registratiesysteem wordt geactiveerd.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven voor:

    • a.

      het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;

    • b.

      het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt en van degene die huishoudelijke afvalstoffen aanbiedt.

  • 2.

    Voor toepassing van het eerste lid, wordt:

    • a.

      gebruikmaken van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruikmaken door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b.

      aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven, met dien verstande dat degene die het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie het perceel ter beschikking is gesteld.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De belasting in artikel 2, tweede lid onderdeel a, wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    De belasting in artikel 2, tweede lid onderdeel b wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 5 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel is verschuldigd na afloop van het belastingjaar of, zo dit eerder is na beëindiging van de belastingplicht.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt en van hetzelfde inzamelmiddel gebruikt blijft maken.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen als bedoeld in artikel 6, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 5000,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de 25e dag van de maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3a.

    In afwijking van het tweede lid van dit artikel moeten aanslagen die worden genoemd in hoofdstuk 1 van de tarieventabel, die worden opgelegd ná het belastingjaar én die voldoen aan de in het tweede lid genoemde criteria, worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3b.

    In afwijking van het tweede lid van dit artikel moeten aanslagen die worden genoemd in hoofdstuk 2 van de tarieventabel, die worden opgelegd 2 jaar of meer na het begin van het belastingjaar én die voldoen aan de in het tweede lid de genoemde criteria, worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

  • 1.

    Voor de belasting in hoofdstuk 1 van de tarieventabel kan kwijtschelding worden verleend tot een bedrag van maximaal € 179,04 per belastingjaar.

  • 2.

    Voor de belasting in hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2019”, vastgesteld bij raadsbesluit van de gemeente Olst-Wijhe van 3 december 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening afvalstoffenheffing 2020 Olst-Wijhe”.

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering d.d. 2 december 2019.

De raad voornoemd,

de griffier,

B.A. Duursema

de voorzitter,

A.G.J. Strien

Tarieventabel behorende bij de verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2020

Algemeen

Hoofdstuk 1 Maatstaf en jaarlijks tarief afvalstoffenheffing

De belasting bedraagt per perceel per kalenderjaar € 179,04

Hoofdstuk 2 Maatstaven en ledigings- c.q. aanbiedingstarieven afvalstoffenheffing

2.1.

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt de belasting per lediging van:

2.1.1.

een container van 240 liter bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen € 10,60

2.1.2.

een container van 140 liter bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen € 6,50

2.1.3.

een container van 80 liter bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen € 3,45

2.1.4.

een container van 60 liter bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen € 2,65

2.1.5.

een container van 40 liter bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen € 2,10

 

 

2.2.

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 worden, indien ten behoeve van een aantal percelen voor gezamenlijk gebruik één of meerdere containers in gebruik zijn gegeven, de in hoofdstuk 2.1 berekende bedragen in gelijke delen omgeslagen over de betreffende percelen.

 

 

2.3.

In afwijking van hoofdstuk 2.1 en onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt de belasting voor percelen die voor de afvalverwijdering zijn aangewezen op verzamelcontainers, per aanbieding van maximaal 40 liter restafval € 1,80.

 

Behoort bij raadsbesluit d.d. 2 december 2019.

De griffier van de Gemeente Olst-Wijhe,

B.A. Duursema

Naar boven