Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2020

De raad van de gemeente Laarbeek;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 november 2019;

 

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

besluit:

 

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2020.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • b.

    afvalwater: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater;

  • c.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan.

Artikel 2 Aard van de belasting, belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven van de gebruiker van een perceel ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

    • a.

      de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

    • b.

      de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

  • 2.

    Met betrekking tot de belasting als bedoeld in het eerste lid, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1.

    Voor een perceel of een gedeelte van een perceel, uitsluitend bestemd als woning, wordt de heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2.

    Voor een perceel of een gedeelte van een perceel, niet of niet uitsluitend bestemd als woning, wordt de heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 3.

    Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingtijdvak voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 4.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 5.

    De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

  • 6.

    Voor zover de gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel niet bekend zijn, wordt het waterverbruik door de in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar vastgesteld op basis van het waterverbruik in vergelijkbare situaties.

Artikel 5 Tarieven

  • 1.

    Voor een perceel of een gedeelte van een perceel, uitsluitend bestemd als woning, bedraagt de belasting per belastingjaar € 198,72

  • 2.

    Voor een perceel of gedeelte van een perceel, niet of niet uitsluitend bestemd als woning, bedraagt de heffing,

    -

    voor de eerste afgevoerde 500 m3 of gedeelte daarvan

    € 198,72

    -

    voor elke afgevoerde 500 m3 of gedeelte daarvan boven 500 m3 met een maximum van 5.000 m³

    € 27,09

    -

    voor elke afgevoerde 500 m3 of gedeelte daarvan boven 5.000 m3 met een maximum van 50.000 m3

    € 16,24

    -

    voor elke afgevoerde 500 m3 of gedeelte daarvan boven 50.000 m3

    € 8,12

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting bedoeld in artikel 5, eerste lid en tweede lid, wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De heffing, bedoeld in artikel 5, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen als bedoeld in artikel 5, moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    Het bedrag inzake een bestuurlijke boete moet worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid moeten, indien een machtiging voor automatische incasso is afgegeven en zolang de verschuldigde bedragen via automatische incasso kunnen worden afgeschreven, de aanslag(en) en de bestuurlijke boete(s) worden betaald in tien gelijke maandelijkse termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die van de dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid is betaling via automatische incasso alleen mogelijk voor zover het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen en bestuurlijke boetes minder is dan € 5.000,00.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van het rioolheffing.

Artikel 11 Kwijtschelding

Van de rioolheffing wordt slechts kwijtschelding verleend aan natuurlijke personen.

Artikel 12 Tijdstip inwerkingtreding

  • 1.

    De Verordening rioolheffing 2019, van 6 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van heffing is 1 januari 2020.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening rioolheffing Laarbeek 2020'.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek van 12 december 2019.

De raad voornoemd,

M.L.M. van Heijnsbergen

de griffier

F.L.J. van der Meijden

de burgemeester van Laarbeek

Naar boven