Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2020

De Raad van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 september 2019, (raadsvoorstel nr. 19bb20437); raadsstuk 19bb20838;

 

gelet op de artikelen 149, 156 en 225 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

besluit vast te stellen:

 

Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2020

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    bezoekersvergunning: vergunning bestemd voor een huishouden, ten behoeve van bezoekers van dat huishouden;

  • -

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Rotterdam een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een mobiele telefoon of een ander communicatiemiddel;

  • -

    dag: kalenderdag;

  • -

    etmaal: periode van 24 uren;

  • -

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • -

    jaar: kalenderjaar;

  • -

    kwartaal: kalenderkwartaal;

  • -

    maand: kalendermaand;

  • -

    mantelzorgvergunning: vergunning verleend aan een hulpbehoevende bewoner ten behoeve van zijn mantelzorg;

  • -

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met inbegrip van brommobielen;

  • -

    parkeerapparatuur: parkeerautomaten, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting voor het overige onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • -

    parkeerplaats bij parkeerapparatuur: weggedeelte, bestemd voor het parkeren van een motorvoertuig, waarbij parkeerapparatuur is opgesteld, of dat op andere wijze onder de werkingssfeer van parkeerapparatuur is gebracht;

  • -

    parkeerplaats voor belanghebbenden: weggedeelte, aangeduid door het (zonale) bord E9 van Bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, al dan niet voorzien van een onderbord, waarop uitsluitend geparkeerd mag worden door een houder van een vergunning;

  • -

    parkeren: gedurende een aaneengesloten periode doen of laten stilstaan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • -

    vergunning: door het college van burgemeester en wethouders verleende toestemming om een motorvoertuig te parkeren op parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur of op parkeerplaatsen voor belanghebbenden, met een voor dat doel verstrekte informatiedrager of kenteken;

  • -

    vergunninghouder: natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • -

    week: periode van zeven kalenderdagen.

Artikel 2 Het verlenen van de vergunning

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan op een aanvraag, schriftelijk of via internet, een vergunning verlenen voor het parkeren op parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur of parkeerplaatsen voor belanghebbenden.

  • 2.

    De vergunning wordt verleend voor een jaar, met stilzwijgende verlenging van telkens één jaar.

  • 3.

    De vergunning vermeldt ten minste:

    • a.

      naam en adres van de vergunninghouder en het kenteken van het motorvoertuig van de vergunninghouder of een code;

    • b.

      het gebied, het weggedeelte of de weggedeelten waarop de vergunninghouder met zijn motorvoertuig mag parkeren;

    • c.

      de geldigheidsduur van de vergunning.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels en beperkingen vaststellen met betrekking tot:

    • a.

      het verlenen, intrekken en weigeren van vergunningen;

    • b.

      de geldigheid van vergunningen;

    • c.

      het gebruik van vergunningen.

Artikel 3 Overschrijven en aanpassen van de vergunning

  • 1.

    De vergunning is niet overdraagbaar.

  • 2.

    Indien de vergunninghouder het motorvoertuig vervangt door een ander motorvoertuig, kan het college van burgemeester en wethouders op verzoek, schriftelijk of via internet, de vergunning aanpassen.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is de vergunning overdraagbaar op een ander lid binnen het huishouden van de vergunninghouder woonachtig op hetzelfde adres.

Artikel 4 Verbodsbepaling

  • 1.

    Het is verboden enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerplaats bij parkeerapparatuur;

    • b.

      op een parkeerplaats voor belanghebbenden.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het in het vorige lid bedoelde verbod.

  • 3.

    Het is verboden op een parkeerplaats voor belanghebbenden te parkeren:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 4.

    Overtreding van het eerste en het derde lid wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 5 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelasting" worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.

Artikel 6 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 5, onder a, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 5, onder b, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 5, onder b, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

      • 1°.

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huur- of leaseovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder of gebruiker van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder of gebruiker wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • 2°.

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 5, onder b, wordt niet geheven van degene die op de voet van het derde lid, onder b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

Artikel 7 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak en de straten waarop deze van toepassing zijn

Met betrekking tot de belasting bedoeld in artikel 5, onderdeel b, worden de maatstaf van heffing, het belastingtarief, het belastingtijdvak en de straten waarop deze van toepassing is, vermeld in het door het college, op grond van artikel 156, eerste lid van de Gemeentewet vastgestelde Tarievenoverzicht straatparkeren Rotterdam.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 5, onder a, wordt geheven via een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waartoe ook wordt gerekend een nota of een ander document.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 5, onder b, wordt geheven via voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij aanvang van parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

Artikel 9 Tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 5, onder a, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 5, onder b, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 5, onderdeel a, wordt overeenkomstig de aangifte betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend, dan wel de binnen de bij schriftelijke kennisgeving gestelde termijn.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, kan de belasting ten behoeve van een parkeervergunning, waarvan het tarief per kalenderjaar is vastgesteld, door middel van automatische incasso in vier kwartalen worden betaald.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 5, onderdeel b, wordt overeenkomstig de aangifte betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 4.

    Indien het in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt via het inbellen op de centrale computer, wordt de belasting in afwijking van het bepaalde in het derde lid overeenkomstig de aangifte betaald binnen twee maanden na het einde van het parkeren.

  • 5.

    Indien het in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt met een bezoekersvergunning of een mantelzorgvergunning wordt de belasting in afwijking van het bepaalde in het eerste lid overeenkomstig de aangifte betaald door middel van automatische incasso per kwartaal.

  • 6.

    Een naheffingsaanslag dient onmiddellijk te worden betaald.

Artikel 11 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaats

  • 1.

    De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belastingen, bedoeld in artikel 5 mag worden geparkeerd, geschiedt door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt ook voor de vergunning voor het parkeren op parkeerplaatsen voor belanghebbenden.

Artikel 12 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1.

    Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag over de belasting bedoeld in artikel 5, onderdeel b, kan aan het motorvoertuig een wielklem worden aangebracht.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders wijst de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3.

    Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken, kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 13 Kosten

  • 1.

    De kosten van de naheffingsaanslag van de belasting bedoeld in artikel 5, onder b, worden vermeld in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    De kosten van het aanbrengen en het verwijderen van de wielklem bedragen € 233,90.

  • 3.

    Het bedrag van de ingevolge het tweede lid in rekening te brengen kosten wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.

Artikel 14 Nadere regels door het college

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de wijze waarop de parkeerbelasting als bedoeld in artikel 5, onder b, moet worden betaald.

Artikel 15 Intrekking oude regeling

De Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2019 wordt ingetrokken.

Artikel 16 Overgangsrecht

De Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2019 blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich vóór 1 januari 2020 hebben voorgedaan.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2020.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 en 12 november 2019.

De griffier,

M.J.E.M. van Dam

De voorzitter,

A. Aboutaleb

Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2020

Hoofdstuk 1 Parkeren door vergunninghouders

Bij het parkeren van een motorvoertuig op grond van een daartoe verleende vergunning, hetzij op een parkeerplaats voor belanghebbenden, hetzij op een parkeerplaats bij parkeerapparatuur, geldt voor de belasting bedoeld in artikel 5, onder a, van deze verordening, het volgende tarief:

 

 

 

Jaartarief

2020

Maandtarief

2020

1.1

voor het parkeren op een parkeerplaats bij parkeerapparatuur:

 

 

1.1.1

- eerste vergunning voor bewoners

€ 115,20

€ 9,60

1.1.1.a

- elke volgende vergunning voor bewoners

€ 248,40

€ 20,70

1.1.2

- vergunning voor bedrijven

€ 473,80

€ 39,40

1.1.3

- maximaal 500 uur parkeren met een bezoekersvergunning

€ 300,-

nvt

1.1.4

- maximaal 500 uur parkeren met een mantelzorgvergunning

€ 150,-

nvt

1.2

voor het parkeren op een parkeerplaats voor belanghebbenden:

 

 

1.2.1

- eerste vergunning voor bewoners

€ 216,-

€ 18,-

1.2.1.a

- elke volgende vergunning voor bewoners

€ 432,-

€ 36,-

1.2.2

- vergunning voor bedrijven

€ 962,40

€ 80,20

Indien de vergunning in de loop van een jaar wordt verleend of beëindigd is het tarief naar evenredigheid verschuldigd, gerekend van de eerste dag van de maand volgend op de datum van verlening, dan wel tot de eerste dag van de maand na beëindiging.

Een bezoekers- en mantelzorgvergunning wordt in parkeereenheden afgenomen die naar evenredigheid en gebruik worden afgerekend.

Hoofdstuk 2 Naheffingsaanslag

De kosten van de naheffingsaanslag, zoals bedoeld in artikel 12 van de verordening bedragen € 64,50 te verhogen met één uur op locatie geldend tarief gederfde belastinginkomsten.

Hoofdstuk 3 Overige tarieven

De maatstaf van heffing, het belastingtarief, het belastingtijdvak en de opsomming van straten waarop deze van toepassing zijn voor de belasting genoemd in artikel 5, onder b van deze verordening, worden vermeld in het door het college van burgemeester en wethouders op de voet van artikel 156, eerste lid juncto tweede lid, onder h Gemeentewet vastgestelde, en bij deze verordening behorende tarievenoverzicht.

Dit gemeenteblad 2019, nummer 187, is uitgegeven op 12 december 2019 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Naar boven