Verordening hondenbelasting 2020

 

De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn;

Gezien het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 5 november 2019;

Gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

 

B E S L U I T vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2020

 

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam 'hondenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van een hond binnen de gemeente.

 

Artikel 2 Belastingplicht

1 Belastingplichtig is de houder van een hond.

2 Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

3 Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

 

Artikel 3 Vrijstellingen

1. In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

2. De belasting wordt niet geheven voor honden:

a) die bij een daarvoor geaccrediteerd instituut zijn opgeleid tot blindengeleidehond en daadwerkelijk dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door de houder, of lid van het huishouden, met een visuele beperking worden gehouden;

b) die bij een daarvoor geaccrediteerd instituut zijn opgeleid tot hulphond en daadwerkelijk dienen als assistentiehond en in hoofdzaak als zodanig door de houder, of lid van het huishouden, met een motorische beperking worden gehouden

c) die verblijven in een hondenasiel;

d) die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij samen met de moederhond worden gehouden;

e) waarvan de houder in het bezit is van een geldig diploma of een verklaring van geschiktheid van de Koninklijke Nederlandse Politiehondenvereniging, mits de houder zich verbindt zijn hond met een geleider, aan wiens bevelen de hond gehoorzaamt, op aanvraag ter beschikking van de politie te stellen.

 

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

 

Artikel 5 Belastingtarief

1 De belasting bedraagt per belastingjaar:

a voor een eerste hond € 59,04

b voor een tweede hond € 89,04

c voor iedere hond boven het aantal van twee € 147,48

2 In afwijking van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels € 206,64 per kennel. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt onder een kennel verstaan een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bestemd en gebruikt voor het fokken van honden voor de verkoop of aflevering van nakomelingen.

3 Het tweede lid blijft buiten toepassing als belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden, als blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

 

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 7 Wijze van heffing

1 De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

2 Bij de heffing wordt gebruik gemaakt van aangiften. In afwijking van artikel 9 AWR dient aangifte te worden gedaan binnen 14 dagen na het uitnodigen tot het doen van aangifte. In afwijking van de in artikel 237, tweede lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze, kan de aangifte langs elektronische weg worden gedaan door het inleveren of toezenden van de gevraagde gegevens of bescheiden via de website van de gemeente www.alphenaandenrijn.nl.

 

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1 De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, als dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2 Als de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting voor het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

3 Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

4 Als het totale aanslagbiljetbedrag beneden de € 5 blijft, wordt geen belasting geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

 

Artikel 9 Termijnen van betaling

1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

2 In afwijking van het eerste lid kan de aanslag in gevallen, waarbij de belastingschuldige aan de gemeente een automatische incasso heeft verstrekt, in maximaal tien gelijke maandelijkse termijnen worden voldaan. De eerste termijn vervalt daarbij op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3 Betaling in termijnen is alleen mogelijk indien het totaal verschuldigde bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minder dan € 5.000 bedraagt.

4 In afwijking van hetgeen in het derde lid is bepaald, worden, indien de belastingplicht eerst in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel de belasting later dan de tweede kalendermaand van het belastingjaar wordt opgelegd, de termijnen van betaling bij automatische incasso beperkt tot het aantal volle termijnen dat nog van de genoemde tien gelijke termijnen resteert. Met dien verstande dat een minimum aantal van zes termijnen overblijft.

5 In afwijking van hetgeen in het derde lid is bepaald, worden, indien de belasting eerst in één van de volgende kalenderjaren wordt opgelegd, de termijnen van betaling bij automatische incasso beperkt tot zes gelijke termijnen.

6 De in dit artikel genoemde termijnbedragen worden afgerond op twee decimalen. Afwijkingen en afrondingsverschillen in de te betalen termijnen zijn toegestaan.

7 De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

 

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van hondenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeerartikel

1 De 'Verordening hondenbelasting 2019 van de gemeente Alphen aan den Rijn, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2020, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

4 Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening hondenbelasting 2020.

 

Vastgesteld door de raad van Alphen aan den Rijn in de openbare vergadering van 12 december 2019,

de griffier, de voorzitter,

drs. J.A.M. Timmerman, mr. drs. J.W.E. Spies

Naar boven