Wijzigingen Verordening sociaal domein gemeente Kampen

De gemeenteraad van de gemeente Kampen;

gelezen het voorstel van 12 november 2019, kenmerk 72216-2019,

gelet op de Wmo 2015, Participatiewet en Jeugdwet

besluit tot

Wijziging van de Verordening sociaal domein gemeente Kampen

Artikel I

De Verordening sociaal domein gemeente Kampen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.4.10 wordt ingetrokken.

 

B

Artikel 3.4.11 wordt vernummerd naar artikel 3.4.10

Artikel 3.4.12 wordt vernummerd naar artikel 3.4.11

Artikel 3.4.13 wordt vernummerd naar artikel 3.4.12

Artikel 3.4.14 wordt vernummerd naar artikel 3.4.13

Artikel 3.4.15 wordt vernummerd naar artikel 3.4.14.

 

C

Aan artikel 3.7.2 wordt na het lidnummer 3 het navolgende lidnummer 4 toegevoegd:

@@@ Om taxivervoer voor inwoners die dat nodig hebben beschikbaar en betaalbaar te houden kijkt de gemeente eerst of een vervoersprobleem opgelost kan worden met collectief vervoer, voordat andere hulp-op-maat voorzieningen aan de orde kunnen komen.

 

Na artikel 3.7.2 wordt ingevoegd artikel 3.7.3. Artikel 3.7.3 luidt als volgt:

 

3.7.3 Omvang hulp-op-maat voor vervoer

Te verstrekken hulp-op-maat voor vervoer ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie stelt de inwoner in staat zich lokaal te verplaatsen met een omvang van maximaal 1500 kilometer per jaar.

 

D

Lid 3 van artikel 5.2.1 komt als volgt te luiden:

Een verhuiskostenvergoeding heeft voorrang op andere woonvoorzieningen, behalve als, in de situatie van de inwoner, een verhuiskostenvergoeding niet de goedkoopst compenserende voorziening is.

 

In lid 4 van artikel 5.2.1 wordt het woord “trekkerwoonwagen” vervangen door het woord “woonwagen”.

 

E

Artikel 5.2.3 komt als volgt te luiden:

 

5.2.3 Beschermd wonen

De gemeente zorgt ervoor dat een inwoner van Nederland hulp-op-maat kan krijgen in de vorm van beschermd wonen als hij deze woonvorm nodig heeft als gevolg van complexe psychische of psychosociale problemen. Diegene moet, afgezien van het vereiste van inwonerschap, wel voldoen aan de voorwaarden genoemd in de artikelen 2.3.2 en 5.1 van deze verordening. Beschermd wonen kan worden ingezet als dit iemand helpt om zichzelf weer te kunnen handhaven in de samenleving. Beschermd wonen kan hierbij nodig zijn om:

  • -

    zijn zelfstandigheid te vergroten en hem beter mee te laten doen in de samenleving.

  • -

    het psychosociale functioneren te verbeteren

  • -

    een psychiatrisch ziektebeeld te stabiliseren

  • -

    maatschappelijke overlast te voorkomen, of

  • -

    ervoor te zorgen dat iemand geen gevaar voor zichzelf of zijn omgeving zal zijn

Een persoon kan alleen in aanmerking komen voor de voorziening beschermd wonen in de gemeente Kampen als beschermd wonen in de gemeente Kampen voor die persoon het meest kansrijk is. De gemeente onderzoekt in welke gemeente of regio beschermd wonen voor persoon de grootste kans van slagen heeft, dat wil zeggen het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie (en daarmee het duurzaam herstel) van iemand. Daarbij bekijkt de gemeente of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van de hulp-op-maat naar verwachting vergroten, zoals een sociaal netwerk welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van iemand, en/of bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs van iemand en/of lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten. De gemeente kijkt ook of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van de hulp-op-maat naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van iemand, en/of actuele criminele activiteiten van iemand en/of maatregelen die opgelegd zijn.

 

F

Artikel 5.2.4 komt als volgt te luiden:

5.2.4 Maatschappelijke opvang

De gemeente zorgt ervoor dat een inwoner van Nederland hulp-op-maat kan krijgen in de vorm van tijdelijke (maatschappelijke) opvang, als iemand de thuissituatie heeft verlaten en deze opvang nodig is omdat hij zich niet op eigen kracht kan handhaven in de samenleving als gevolg van psychische of psychosociale problemen. Afgezien van het vereiste van inwonerschap, moet wel voldaan zijn aan de voorwaarden genoemd in de artikelen 2.3.2 en 5.1 van deze verordening.

 

Een persoon kan alleen in aanmerking komen voor maatschappelijke opvang in de gemeente Kampen als de opvang in de gemeente Kampen voor die persoon het meest kansrijk is. De gemeente onderzoekt in welke gemeente of regio maatschappelijke opvang voor een persoon de grootste kans van slagen heeft, dat wil zeggen het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie (en daarmee het duurzaam herstel) van iemand. Daarbij bekijkt de gemeente of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van de maatschappelijke opvang naar verwachting vergroten, zoals een sociaal netwerk welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van iemand, en/of bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs van iemand en/of lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten. De gemeente kijkt ook of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van de hulp-op-maat naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van iemand, en/of actuele criminele activiteiten van iemand en/of maatregelen die opgelegd zijn.

 

G

In artikel 5.3.1 wordt na ‘vrijwilligers’ de volgende woorden toegevoegd:

@@@ of anderen uit het sociale netwerk van de inwoner.

 

H

Artikel 5.3.2 komt als volgt te luiden:

5.3.2 Mantelzorgwaardering

  • 1.

    De gemeente waardeert de inzet van mantelzorgers voor inwoners met een beperking die wonen in de gemeente Kampen. Daarom stelt de gemeente jaarlijks een mantelzorgwaardering vast. Het doel van de mantelzorgwaardering is om een blijk van waardering aan de mantelzorgers te geven.

  • 2.

    De mantelzorgwaardering bestaat uit een bloemetje, activiteiten rondom de dag van de mantelzorg en een financiële vergoeding van ten hoogste € 100,-. .

  • 3.

    Voor de financiële vergoeding komen mantelzorgers van inwoners van de gemeente Kampen in aanmerking. Dit betekent dat een mantelzorger die buiten de gemeente Kampen woont, maar zorgt voor een inwoner uit de gemeente Kampen, ook in aanmerking kan komen voor de financiële vergoeding voor mantelzorgers

  • 4.

    Voor het bloemetje kunnen alleen mantelzorgers in aanmerking komen die:

    • Mantelzorg verlenen aan een inwoner van de gemeente Kampen; en

    • Zelf in de gemeente Kampen wonen; en

    • Zijn geregistreerd bij het Steunpunt Mantelzorg.

  • 5.

    Een mantelzorgwaardering kan worden aangevraagd door de mantelzorger zelf of door of namens degene die mantelzorg ontvangt.

  • 6.

    vastgestelde aanvraagformulieren. Deze aanvraagformulieren zijn verkrijgbaar via de website van Stichting Welzijn in Kampen (www.welzijnkampen.nl). Papieren aanvraagformulieren kunnen zowel aan de balie van Welzijn Kampen (Burgwal 45a in Kampen) als bij het gemeentehuis worden opgehaald.

  • 7.

    Het ingevulde aanvraagformulier kan digitaal of schriftelijk worden ingeleverd bij het steunpunt Mantelzorg van stichting Welzijn in Kampen.

  • 8.

    Om voor de financiële vergoeding in aanmerking te komen, moet het aanvraagformulier voor de financiële vergoeding in de maand oktober bij het steunpunt Mantelzorg van stichting Welzijn in Kampen worden ingediend.

  • 9.

    Alle aanvragen ingediend na 31 oktober worden niet meer in behandeling genomen voor de financiële vergoeding.

  • 10.

    Het steunpunt Mantelzorg registreert de gegevens, controleert of er geen sprake is van meerdere aanvragen per mantelzorger en of het daadwerkelijk om een mantelzorger gaat. De definitie van mantelzorg, zoals omschreven in deze regeling, geldt als uitgangspunt voor de beoordeling of de aanvrager een mantelzorger betreft.

  • 11.

    De financiële vergoeding wordt zoveel mogelijk in de maand december overgemaakt.

 

I

In artikel 6.3.1 lid 1 en in lid 2 wordt het woord “pgb-budgetplan” vervangen door het woord “pgb-(budget)plan”.

 

J

Artikel 6.3.3 wordt vernummerd naar artikel 6.3.8.

 

K

Artikel 6.3.2 wordt vernummerd naar artikel 6.3.3

 

L

Artikel 6.3.2 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

Wanneer is een PGB niet mogelijk

Een PGB is niet mogelijk:

  • a.

    als de inwoner het PGB (budget)plan niet of onvolledig heeft ingevuld;

  • b.

    als de inwoner weigert het PGB (budget)plan desgevraagd te bespreken met de gemeente of na voor zo’n gesprek te zijn opgeroepen zonder geldige reden niet verschijnt;

  • c.

    als de inwoner, of indien de inwoner jonger is dan 18 jaar, één van zijn ouders of voogden surseance van betaling heeft aangevraagd of failliet is verklaard;

  • d.

    als ten aanzien van de inwoner of, indien de inwoner jonger is dan 18 jaar, één van zijn ouders of voogden , de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

  • e.

    als de inwoner verwijtbaar onder toezicht staat of een bewindvoerder heeft tenzij de bewindvoerder of iemand anders het volledige beheer van het PGB op zich neemt. Onder verwijtbaar wordt verstaan dat de persoon handelingen heeft verricht of keuzes heeft gemaakt die ertoe hebben geleid dat toezicht of bewindvoering noodzakelijk is;

  • f.

    de gemeente niet instemt met een of meer aspecten van het PGB-plan;

  • g.

    als naar het oordeel van de gemeente niet voldoende aannemelijk is dat met het PGB wordt voorzien in toereikende ondersteuning van voldoende kwaliteit;

  • h.

    voor sociaal-recreatief vervoer als de inwoner in deze behoefte kan voorzien door gebruik te maken van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer;

  • i.

    als de voorziening een kilometerbudget voor de (rolstoel)taxi betreft;

  • j.

    de uitvoerder van de ondersteuning dezelfde (rechts)persoon is die het PGB beheert, tenzij dit, gezien de situatie van de inwoner, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het PGB is omgeven, naar het oordeel van de gemeente aanvaardbaar is;

  • k.

    als degene die het PGB beheert voor de inwoner een band heeft met de zorgleverancier / zorgverlener waardoor er sprake zou kunnen zijn van belangenverstrengeling;

  • l.

    als aan de inwoner eerder een PGB is verleend en de inwoner zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere PGB opgelegde verplichtingen en voorwaarden;

  • m.

    naar verwachting niet de gestelde gebruiksduur compenserend is;

  • n.

    voor zover het PGB is bestemd voor vakantie / verblijf in het buitenland als maatwerkvoorziening in de Wmo 2015. Een PGB, in het kader van de Jeugdwet, is niet mogelijk als het besteed wordt in het buitenland en het gaat om meer dan 13 weken per jaar of een aaneengesloten periode langer dan zes weken. Dit geldt niet als de gemeente hiervoor vooraf expliciet toestemming geeft. De eventuele besteding in het buitenland wordt dan meegenomen in het Pgb-plan;

  • o.

    het PGB bedoeld is ter compensatie van een overbelaste mantelzorger. Voor respijtzorg kan een andere maatwerkvoorziening worden aangevraagd.

  • p.

    voor bemiddelings- of administratiekosten, coördinatie of kosten voor voortgezette diagnostiek.

 

M

Artikel 6.3.3 lid 4 onderdeel b komt als volgt te luiden:

Bij hulp-op-maat in de vorm van beschermd wonen is de hoogte van het pgb afhankelijk van de zorg die de inwoner ontvangt. Het pgb bedraagt maximaal 81% van de prijs van hulp-op-maat in natura voor beschermd wonen. De prijs is lager dan de hulp in natura prijs omdat bij een pgb voor beschermd wonen de inwoner zelf de huur van de accommodatie betaalt, terwijl bij hulp-op-maat in natura de zorgaanbieder de huur voor de accommodatie betaalt. De prijzen van hulp in natura zijn neergelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp van de gemeente Kampen. De inwoner mag geen vast maandloon overeenkomen of een andersoortige afspraak maken op basis waarvan uitbetaling door de SVB aan de dienstverlener plaatsvindt zonder voorafgaande verplichting van de inwoner tot overlegging aan de SVB van een door de inwoner goedgekeurde factuur of specificatie van ingezette zorg.

 

N

Artikel 6.3.3 lid 4 onderdeel c komt als volgt te luiden:

Voor hulp door iemand uit het sociale netwerk (informele hulp) van de inwoner geldt:

  • voor informele hulpen jonger dan 22 jaar: Voor hen geldt maximaal het wettelijk minimumjeugdloon (inclusief vakantietoeslag); of

  • voor informele hulpen van 22 jaar en ouder: Voor hen geldt een maximum van € 20,- per uur gedurende maximaal 40 uur per week of € 20,- per dagdeel voor dagbesteding; of

  • voor deeltijd verblijf/ logeeropvang (als er geen sprake is van een dienstbetrekking) kan een inwoner de maximale hoogte van de tegemoetkoming per kalendermaand ontvangen voor een hulp uit het sociaal netwerk zoals opgenomen in artikel 2ab lid 1 onder a van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 of artikel 8ab lid 1 onder a van de Regeling Jeugdwet, tenzij op basis van het PGB-plan van de inwoner kan worden volstaan met een lagere tegemoetkoming. Om voor de tegemoetkoming in aanmerking te kunnen komen moet de inwoner een verklaring hebben als bedoeld in artikel 2ab lid 3 van de Uitvoeringsregeling Wmo2015 of artikel 8ab lid 3 van de Regeling Jeugdwet die is goedgekeurd door de gemeente en door de SVB.

 

O

Artikel 6.3.3 lid 4 onderdeel d komt als volgt te luiden:

Gaat het om een pgb voor hulp bij het huishouden, dan wordt afgeweken van het bovenstaande voor wat betreft de hoogte van het pgb en het tarief dat verstrekt wordt aan iemand uit het sociale netwerk van de inwoner.

 

P

Artikel 6.3.4 wordt toegevoegd en luidt als volgt:

6.3.4 Hoogte PGB Hulp bij het huishouden

Er wordt onderscheid gemaakt in twee soorten maatwerkvoorzieningen behorend bij hulp bij het huishouden, te weten:

  • huishoudelijke werkzaamheden: HH-1;

  • huishoudelijke werkzaamheden + organisatie van het huishouden: HH-2.

 

Het uurtarief voor inwoners die in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden in de vorm van een PGB bedraagt maximaal:

  • hulp bij het huishouden 1 (HH-1): € 16,65 per uur

  • hulp bij het huishouden 2 (HH-2): € 17,25 per uur

  • Wordt de hulp geleverd door een informele hulp jonger dan 22 jaar dan is de hoogte van het PGB voor HH1 en HH2 maximaal het wettelijk minimumjeugdloon (inclusief vakantietoeslag) per uur.

 

Het PGB-tarief voor HH1 is maximaal gelijk aan het loon van werknemers in de op en na hoogste trede van de HV- loonschaal, vermeerderd met vakantietoeslag en de tegenwaarde van verlofuren ten tijde van de inwerkingtreding van dit Besluit. De HV loonschaal bestaat uit 5 treden. Het tarief voor hulp bij het huishouden-2 is maximaal gelijk aan het PGB voor hulp bij het huishouden-1 vermeerderd met 16,35% conform de rekentool in het kader van het vaststellen van een reële kostprijs die gebruikt is voor de vaststelling van het tarief voor ZIN voor hulp bij het huishouden. Wordt de hulp geleverd door een informele hulp jonger dan 22 jaar dan is de hoogte van het PGB voor HH-1 en HH-2 maximaal het wettelijk minimumjeugdloon (inclusief vakantietoeslag) per uur.

 

Q

Artikel 6.3.5, artikel 6.36 en artikel 6.3.7 worden toegevoegd en komen als volgt te luiden:

 

6.3.5 Hoogte PGB voor hulpmiddelen die bij ZIN alleen in bruikleen worden verstrekt

De hoogte van het ZIN-tarief is het tarief dat de gemeente betaalt om de voorziening te verstrekken. Wordt een voorziening in bruikleen verstrekt, dan betaalt de gemeente iedere maand een huurbedrag aan de leverancier van het product. In het geval een inwoner een PGB wil ontvangen voor een voorziening die bij ZIN alleen in bruikleen wordt verstrekt, is de hoogte van het PGB maximaal gelijk aan het huurbedrag per maand x de afschrijvingstermijn van de soort voorziening zoals deze in dit besluit is vastgelegd.

 

6.3.6 Binnen afschrijvingstermijn nieuw PGB

Als de inwoner een met het PGB aangeschafte voorziening binnen de afschrijvingstermijn niet meer gebruikt omdat deze niet meer compenserend is (onder andere ten gevolge van gewijzigde medische omstandigheden) en een nieuw PGB wordt toegekend:

  • wordt de restwaarde van de voorziening verrekend met een nieuw toe te kennen PGB;

  • wordt bij een eventueel nieuw toe te kennen PGB het PGB voor instandhoudingkosten voor de nog niet verstreken termijn verrekend met de nieuw toe te kennen instandhoudingkosten.

 

6.3.7 Hoogte PGB voor woningaanpassing

De hoogte van een PGB voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing (inclusief onderhoudskosten) wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door de gemeente geaccepteerde offerte. Blijkt na de gereedmelding van de woningaanpassing dat de kosten van de woningaanpassing hoger of lager uitvallen dan de geaccepteerde offerte, dan past de gemeente de hoogte van het PGB aan aan de werkelijke kosten. Hierbij blijft gelden dat alleen de goedkoopst compenserende kosten worden vergoed.

De woningeigenaar moet na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van het PGB, aan de gemeente laten weten dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid. Deze gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen waaronder het PGB is verleend. De gereedmelding is, indien nodig, tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van het PGB. Het PGB wordt vastgesteld en betaald op basis van de door de gemeente geaccepteerde offerte en de conform het programma van eisen uitgevoerde werkzaamheden. Daarbij kunnen de volgende kosten in aanmerking worden genomen:

  • a.

    de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

  • b.

    de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

  • c.

    het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald voor de leden van NL ingenieurs en BNA in DNR 2011. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen;

  • d.

    de kosten voor het toezicht op de uitvoering, als dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

  • e.

    de leges, voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • f.

    de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

  • g.

    de door de gemeente (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

  • h.

    de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

 

R

Artikel 6.4 lid 1 komt als volgt te luiden:

De inwoner betaalt een bijdrage in de kosten voor Wmo-hulp-op-maat (maatwerkvoorziening) als die hulp in natura of als pgb wordt gegeven.

 

S

Artikel 6.4 lid 2 komt als volgt te luiden:

De inwoner betaalt een bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening of een pgb zolang de inwoner van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verleend. Voor de volgende voorzieningen geldt dat de bijdrage in de kosten nooit hoger is dan de kostprijs van die voorziening:

  • Algemene voorzieningen waarbij geen sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie;

  • Hulpmiddelen;

  • Woningaanpassingen.

 

T

Artikel 6.4 lid 3 en 4 worden ingetrokken.

 

U

Artikel 6.4 lid 5 wordt omgenummerd tot artikel 6.4 lid 3.

 

V

Artikel 6.4 lid 6 wordt omgenummerd tot artikel 6.4 lid 4.

 

W

Artikel 6.4 lid 4 komt als volgt te luiden:

Gaat het om de kosten van een woningaanpassing voor een minderjarige inwoner, dan betalen de onderhoudsplichtige ouders, of degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over de minderjarige inwoner, de bijdrage. Dat geldt ook voor de ouder tegen wie een vaderschapsactie is ingesteld en de rechter dit verzoek heeft afgewezen (artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek), en voor degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een minderjarige inwoner.

 

X

Artikel 6.4 lid 7 wordt omgenummerd tot artikel 6.4 lid 5.

 

Y

Artikel 6.4 lid 5 onderdeel d wordt omgenummerd tot artikel 6.4 lid 5 onderdeel e.

 

Z

Artikel 6.4 lid 5 onderdeel d wordt toegevoegd:

voor collectief taxi-vervoer. In het collectief vraagafhankelijk vervoer betaalt de inwoner wel een reizigersbijdrage per rit. De hoogte van de reizigersbijdrage (de ritprijs) is gelijk aan het tarief van het reguliere busvervoer in Noord-West Overijssel.

 

AA

Artikel 6.5 wordt toegevoegd en luidt als volgt:

6.5 Kostprijs voorziening

  • 1.

    De kostprijs van hulp-op-maat wordt op de volgende manier bepaald:

    • a.

      door een aanbesteding;

    • b.

      na het raadplegen van leveranciers (marktconsultatie), of

    • c.

      in overleg met de gecontracteerde leverancier of door middel van een offerte van de leverancier.

      Voor het bepalen van de kostprijs van voorzieningen wordt bij de kostprijs opgeteld de noodzakelijke kosten die aan de voorziening zijn verbonden (zoals onderhoud, reparatie en verzekering).

  • 2.

    De kostprijs van een voorziening in natura (ZIN), niet zijnde een financiële tegemoetkoming, is gelijk aan de prijs waarvoor de gemeente Kampen de voorziening in natura betrekt van een gecontracteerde aanbieder, inclusief eventuele instandhoudingskosten, eventuele verzekeringen en depotbeheer.

  • 3.

    De kostprijs van het PGB is gelijk aan het bedrag van het PGB.

  • 4.

    De ZIN-tarieven die de gemeente voor maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo – zijnde levering van diensten – betaalt aan gecontracteerde leveranciers van die voorzieningen zijn vastgesteld door de gemeente. Deze tarieven zijn opgenomen in de Conversietabel Wmo. Deze tabel is te vinden op de website van de gemeente Kampen onder “Inkoop zorg”.

De ZIN-tarieven die de gemeente voor voorzieningen jeugdhulp – zijnde levering van diensten – betaalt aan gecontracteerde leveranciers van die voorzieningen zijn vastgesteld door het bestuur van het Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland. Deze tarieven zijn te vinden in het document “bijlage 2 tarieven en overige specifieke voorwaarden”. Dat document is te vinden op de website van het Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland onder “Documenten”.

 

AB

De titel van artikel 8.2.2 komt te luiden:

Geen verwijtbaarheid en verjaring

 

AC

Artikel 8.4.3 wordt omgenummerd tot artikel 8.4.4

 

AD

Artikel 8.4.3 wordt toegevoegd:

Terugvordering in het kader van de Jeugdwet

  • 1.

    Als de gemeente een beslissing op grond van artikel 8.4.1 heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb.

  • 2.

    Als de gemeente een besluit om een voorziening toe te kennen heeft ingetrokken, dan kan deze voorziening van de inwoner worden teruggevorderd als het om een product gaat dat in eigendom of in bruikleen is verstrekt.

 

AE

Na artikel 11.2 worden de artikelen 11.3 tot en met 11.3.4 toegevoegd:

11.3 Kwaliteitseisen met betrekking tot PGB

Van een goede kwaliteit is sprake als de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de (individuele) (maatwerk)voorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt en, indien van toepassing, worden verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard. Een PGB is alleen mogelijk is als naar het oordeel van de gemeente de ondersteuning van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate bijdraagt aan het bereiken van het in de rapportage of het Plan van Aanpak opgenomen beoogde resultaat. Periodiek of steekproefsgewijs onderzoekt de gemeente uit het oogpunt van kwaliteit of het PGB juist is besteed.

 

11.3.1 PGB voor hulpmiddelen en woningaanpassingen

Om de kwaliteit van hulpmiddelen en woningaanpassingen te beoordelen, kijkt de gemeente onder meer naar de volgende factoren:

  • de aanwezigheid van een programma van eisen;

  • is de originele factuur aanwezig?;

  • is er een onderhoudscontract met een erkend bedrijf afgesloten?;

  • is er een keuringsrapport of heeft er een keuring plaatsgevonden?;

  • de leeftijd van het hulpmiddel gerelateerd aan de afschrijvingstermijn van het hulpmiddel. Het hulpmiddel moet namelijk gedurende de afschrijvingstermijn van het middel mee kunnen gaan. De afschrijvingstermijnen van hulpmiddelen zijn opgenomen in paragraaf 5.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Kampen;

  • de aanwezigheid van een erkend keurmerk dat voldoet aan de professionele standaard dat gangbaar is voor dat product. Een voorbeeld hiervan is het nationaal keurmerk hulpmiddelen.

 

11.3.2 PGB voor professionele dienstverlening / hulpverlening

De gemeente is van mening dat professionele dienstverlening / hulpverlening kwalitatief goed is als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • de hulpverlener(s) hebben voldoende deskundigheid. Deze deskundigheid blijkt uit de genoten opleiding en de ervaring van de hulpverlener(s);

  • de aanwezigheid van een VOG van de hulpverlener(s) en de bestuurder van een organisatie;

  • er is voldaan aan de in de sector geldende kwaliteitseisen, zoals bijvoorbeeld een BIG-registratie;

  • de organisatie / hulpverlener is bekend met de meldcode huiselijk geweld en werkt hier ook actief mee;

  • de organisatie die de hulp verstrekt heeft transparant en meetbaar beleid;

  • de organisatie / hulpverlener is bekend met een klachtenregeling;

  • de aanwezigheid van een adequaat zorgplan / hulpverleningsplan waarin staat hoe er aan de doelen wordt gewerkt;

  • de organisatie / hulpverlener is bekend met een vertrouwenspersoon en werkt daar ook actief mee;

  • de organisatie / hulpverlener draagt er zoveel mogelijk zorg voor dat cliënten niet in een afhankelijkheidspositie, in welke vorm dan ook, van de organisatie / hulpverlener komen te verkeren;

  • de organisatie / hulpverlener zorgt ervoor dat zijn locatie geschikt is voor het soort activiteiten dat de organisatie / hulpverlener verricht ten behoeve van de te leveren ondersteuning en/of zorg;

  • de organisatie / hulpverlener onthoudt zich van zogenaamde upcoding. Dit betekent dat de ondersteuningsbehoefte van de cliënt niet zwaarder voor wordt gedaan dan in werkelijkheid het geval is. De organisatie / hulpverlener vraagt niet onnodig hogere indicaties van de cliënt;

  • de organisatie / hulpverlener beschikt over een ondernemingsplan en een deugdelijke administratie. Op verzoek van de gemeente overlegt de organisatie / hulpverlener het ondernemingsplan en kan de organisatie / hulpverlener aantonen dat hij een deugdelijke administratie bijhoudt. Uit deze administratie moet bijvoorbeeld blijken op welke tijdstippen / dagdelen de cliënt ondersteuning heeft ontvangen en wat de duur van deze ondersteuning is geweest;

  • de organisatie kan voldoende gekwalificeerd personeel inzetten zodat er aangesloten wordt bij de ondersteuningsbehoefte die nodig is;

  • de bestuurder van de organisatie stuurt de organisatie zodanig aan dat de benodigde kwaliteit van de te leveren ondersteuning en/of zorg wordt gegarandeerd.

  • de organisatie / hulpverlener declareert rechtmatig. De organisatie declareert uitsluitend ondersteuning en/of zorg die daadwerkelijk door de organisatie is geleverd.

  • de organisatie / hulpverlener is financieel gezond en is verzekerd voor beroepsaansprakelijkheid.

 

11.3.3 PGB voor informele hulp / informele dienstverlening

In het geval van de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening door een informele hulp (hieronder valt niet mantelzorg) bekijkt de gemeente onder meer de volgende factoren:

  • of de hulp minimaal gelijkwaardig of aantoonbaar beter is dan een professionele hulpverlener;

  • de deskundigheid van de hulpverlener die blijkt uit de genoten opleiding en de ervaring van de hulpverlener is voldoende. Als dit voor het verlenen van de ondersteuning niet relevant is, hoeft de informele ondersteuner niet te beschikken over een zogenaamde BIG-registratie;

  • de aanwezigheid van een VOG van de hulpverlener;

  • dat er is voldaan aan de in de sector geldende kwaliteitseisen;

  • de aanwezigheid van een adequaat zorgplan / hulpverleningsplan waarin staat hoe er aan de doelen wordt gewerkt;

  • dat de hulpverlener ervoor zorgt dat zijn locatie geschikt is voor het soort activiteiten dat hij verricht ten behoeve van de te leveren ondersteuning en/of zorg;

  • dat de hulpverlener er zoveel mogelijk zorg voor draagt dat een cliënt niet in een afhankelijkheidspositie, in welke vorm dan ook, van de hulpverlener komt te verkeren;

  • dat er geen sprake is van overbelasting bij de hulpverlener;

  • dat er geen druk is uitgeoefend op de inwoner om de informele hulp in te schakelen.

  • dat de hulpverlener zich onthoudt van zogenaamd upcoding. Dit betekent dat de ondersteuningsbehoefte van de inwoner niet zwaarder voor wordt gedaan dan in werkelijkheid het geval is. De hulpverlener vraagt niet onnodig hogere indicaties van de inwoner;

  • dat de hulpverlener beschikt over een ondernemingsplan en een deugdelijke administratie. Op verzoek van de gemeente overlegt de hulpverlener het ondernemingsplan en kan de hulpverlener aantonen dat hij een deugdelijke administratie bijhoudt. Uit deze administratie moet bijvoorbeeld blijken op welke tijdstippen / dagdelen de cliënt ondersteuning heeft ontvangen en wat de duur van deze ondersteuning is geweest;

  • dat de hulpverlener rechtmatig declareert. De hulpverlener declareert uitsluitend ondersteuning en/of zorg die daadwerkelijk is geleverd.

 

11.3.4 Kwaliteit PGB door onafhankelijk deskundige

De gemeente schakelt eventueel een onafhankelijk deskundige in die een oordeel geeft over de kwaliteit van de hulp die verstrekt wordt uit het PGB. Hierbij wordt de vraag gesteld of de hulp die wordt ingezet ook datgene biedt wat de inwoner nodig heeft om aan de gestelde doelen te werken.

 

AF

Aan hoofdstuk 12 Begrippenlijst worden de volgende begrippen toegevoegd:

 

Informele hulp: Onder hulp uit het informele / sociale netwerk wordt verstaan de betaalde hulp uit de huiselijke kring van de inwoner of uit het sociale netwerk van de inwoner, waarbij geldt dat:

  • de ondersteuner of aanbieder niet is ingeschreven in het handelsregister (KVK) als zijnde verlener van maatschappelijke ondersteuning; óf

  • de ondersteuning wordt geboden door een ouder of familielid of iemand anders uit het sociale netwerk. Dit geldt zelfs als de ouder of het familielid gediplomeerd is voor de zorg die wordt geleverd.

 

Professionele hulp:

  • een beroepskracht of aanbieder is die is ingeschreven in het handelsregister (KVK) als zijnde verlener van hulp; en

  • beschikt over een zogenaamde BIG-registratie voor zover dit voor het verlenen van de ondersteuning van belang is; en

  • geen persoon is uit het sociale / informele netwerk van de inwoner.

 

AG

In hoofdstuk 12 wordt in de begrippenlijst het begrip “ondersteuningsplan” gewijzigd. De naam van het begrip “ondersteuningsplan” wordt gewijzigd in het begrip “rapportage”.

 

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 12 december 2019,

De gemeenteraad van de gemeente Kampen,

drs. H.A. van der Meulen,

griffier

drs. mr. B. Koelewijn,

voorzitter

Naar boven