Gemeenteblad van Valkenburg aan de Geul
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Valkenburg aan de Geul | Gemeenteblad 2019, 308105 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Valkenburg aan de Geul | Gemeenteblad 2019, 308105 | Verordeningen |
De raad van de gemeente Valkenburg aan de Geul;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders de dato 29 oktober 2019;
Gelet op artikel 149 149a, 151a,151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c, en 25d van de Drank- en Horecawet, artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,
de artikelen 2.18. eerste lid, onder f en g, en vijfde lid, 2.21 en 3.148, tweede lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet, artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;
vast te stellen de Omgevingsverordening Valkenburg aan de Geul 2020.
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 1.5 Persoonsgebonden vergunning
De vergunning is persoonsgebonden, tenzij daarvan wordt afgeweken in de bepalingen van deze verordening vanaf hoofdstuk 2.
Artikel 1.6 Intrekking en wijziging vergunning
De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd als:
Paragraaf 2.1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Iemand die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden (dreigen te) ontstaan, of bij een publiek trekkende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden (dreigen te) ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, kan door een politie-agent worden bevolen zijn weg te vervolgen of in de door de politie-agent aangewezen richting te gaan.
Paragraaf 2.5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.5.1 Voorwerpen op, aan of boven de weg
Het in het vijfde lid bedoelde verbod geldt niet op Nederlandse feestdagen en door het college aangewezen dagen. Op deze dagen is het toegestaan één vlag, één banier of één wimpel per pand aan te brengen. Vlaggen, banieren en wimpels zijn dan alleen toegestaan in de zone tussen de bovenzijde van de raam- of deurkozijnen op de begane grond en de onderzijde van de raamkozijnen op de eerste verdieping. De uitval van vlaggen, banieren en wimpels bedraagt maximaal één meter.
Artikel 2.5.2 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2.7.3 Te koop aanbieden van voertuigen
Het is verboden een voertuig te parkeren met het duidelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.
Artikel 2.7.4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Het is verboden een voertuig op de weg te parkeren dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud verkeert en tevens in duidelijk verwaarloosde toestand is.
Artikel 2.7.6 Kampeermiddelen e.a.
Het is verboden zonder een vergunning van het college een camper, woonwagen, caravan, keetwagen, aanhangwagen of ander dergelijk voertuig dat voor recreatie dan wel voor andere doeleinden dan vervoer wordt gebruikt of is bestemd, langer dan op drie achtereenvolgende dagen te hebben op de openbare weg.
Artikel 2.7.7 Parkeren van reclamevoertuigen
Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame op de weg te parkeren als dat voertuig enkel dient als middel om handelsreclame te maken en waarmee niet daadwerkelijk wordt gereden en in die hoedanigheid niet bijdraagt aan de bedrijfsvoering.
Artikel 2.7.8 Parkeren van grote voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, inclusief de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, te parkeren op een door het college aangewezen plaats, weg of in een gebied, waar dit schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente en/of leidt tot een ongewenste parkeersituatie.
Het is tevens verboden een voertuig als bedoeld in het eerste lid op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt bezorgd.
Artikel 2.8.2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten
Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c, van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente aangewezen voor zover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit bedoelde soorten wegen en weggedeelten.
Artikel 2.8.5 Overbrengen en in bewaring stellen van motorvoertuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat
Als gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 130, vierde lid, artikel 164, zevende lid of artikel 174, eerste lid van de wet, zijn artikel 2.8.1, 2.8.3 en 2.8.4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 2.9 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.9.6 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.9.7 Plaatsen van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek als:
Artikel 2.9.9 Verontreiniging door honden
De verplichting in het eerste lid is niet van toepassing op visueel gehandicapten, die worden geleid door een geleidehond of de houder van een hond die is opgeleid door de Stichting Sociale Honden voor Gehandicapten Nederland of door de Stichting Servicehonden voor Auditief of Motorisch Gehandicapten en aan de houder ter beschikking is gesteld in verband met een motorisch gebrek.
Artikel 2.9.11 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Ter voorkoming van overlast of schade is het verboden op door het college aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, dieren aanwezig te hebben in strijd met de voorschriften in het aanwijzingsbesluit.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen worden getroffen dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2.10.1 Begripsomschrijving
In deze Paragraaf wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2.11.1 Drugshandel en –gebruik op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg of andere openbare plaats te staan of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in, tegen of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Paragraaf 2.12 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.12.1 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2.1.1, 2.5.1, 2.6.1, 2.9.3, 2.9.4, 2.9.5, 2.9.6 en 2.10.3 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2.12.2 Veiligheidsrisicogebieden
Bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, kan de burgemeester overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet een gebied, inclusief de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2.12.3 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Artikel 2.12.4 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 48 uur niet in één of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 12 weken niet in één of meer delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit als de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.
Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.
Paragraaf 2.14 Verkoopregister
Artikel 2.14.1 Begripsomschrijving
In deze Paragraaf wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2.14.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, of het register zoals bedoeld in het vastgestelde “aanwijzingsbesluit digitaal in- en verkoopregister handelaren in tweedehands goederen”. Daarin vermeldt hij onverwijld:
Artikel 2.14.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
Artikel 2.14.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste vijf dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen, tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2.15.1 Begripsomschrijving
Onder evenement wordt mede verstaan:
een snuffelmarkt, zijnde een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats. Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
De burgemeester kan binnen twee weken na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het vijfde lid te verbieden vanuit een oogpunt van openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, verkeersveiligheid, veiligheid van personen of goederen, de zedelijkheid, gezondheid of ongewenste cumulatie van evenementen.
Paragraaf 2.16 Horecabedrijven
Artikel 2.16.3 Intrekkingsgronden exploitatievergunning
De burgemeester trekt de vergunning in als:
Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven, van 03.00 uur tot 06.00 uur.
Artikel 2.16.5 Afwijking sluitingstijd en tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor één of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.16.4 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Artikel 2.16.8 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Als een openbare inrichting geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2.16.4 tot en met 2.16.7.
Artikel 2.16.9 Toegang opsporingsambtenaren
De leidinggevende van een inrichting is verplicht ervoor te zorgen dat opsporingsambtenaren, als bedoeld in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering alsmede de ambtenaren die door het college of de burgemeester met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf als die ambtenaren hun vermoeden uiten dat daar bezoekers aanwezig zijn.
Artikel 2.16.10 Drank in glas op de weg
Het is de exploitant van een inrichting die is gelegen aan een door de burgemeester bij openbare kennisgeving aangewezen weg, verboden zonder vergunning drank in glas te verstrekken, gedurende een door de burgemeester in die openbare kennisgeving aangegeven periode.
Artikel 2.17.1 Begripsomschrijvingen
In deze Paragraaf wordt verstaan onder:
bijeenkomsten van persoonlijke aard: bijeenkomsten met een vaak feestelijk karakter waarbij meestal alcoholhoudende drank wordt gedronken, die geen direct verband houden met de doelstelling van de paracommerciële rechtspersonen, zoals bruiloften, feesten, partijen, recepties, jubilea, verjaardagen, bedrijfsfeesten, koffietafels, condoleancebijeenkomsten en dergelijke;
paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard, richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf;
Artikel 2.17.2 Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Om oneerlijke mededinging te voorkomen geldt voor paracommerciële rechtspersonen het volgende:
in afwijking van het eerste, tweede en derde lid is het paracommerciële rechtspersonen toegestaan zes keer per jaar tot 02.00 uur af te wijken van de genoemde schenktijden. De paracommerciële rechtspersoon moet dit ten minste vier weken van te voren schriftelijk melden bij de burgemeester, tenzij het om een (periode)kampioenschap gaat;
in afwijking van artikel 2, eerste tot en met vierde lid kan de burgemeester bij tijdelijke gelegenheden van zeer bijzondere aard (zoals jubileumfeesten e.d.), gerelateerd aan de doelstelling van de paracommerciële rechtspersoon, afwijken van de genoemde schenktijden. De paracommerciële rechtspersoon moet hiervoor ten minste 8 weken voor de tijdelijke gelegenheid een vergunning aan te vragen.
Artikel 2.17.3 Bijeenkomsten van persoonlijke aard of voor derden
Het is verboden in een paracommerciële inrichting alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die zijn gericht op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon zijn betrokken.
Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het voor paracommerciële rechtspersonen verboden bedrijfsmatig of anders dan gratis zwak alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die lager is dan 60% van de prijs die door de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon gewoonlijk wordt gevraagd.
Paragraaf 2.18 Toezicht op inrichtingen voor het bieden van nachtverblijf
Artikel 2.18.2 Melding exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht dit binnen drie dagen daarna schriftelijk te melden bij de burgemeester. Daarbij maakt de melder gebruik van het daarvoor bestemde meldformulier.
paragraaf 2.19 Huisvesting arbeidsmigranten
Artikel 2.19.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
shortstay-arbeidsmigranten: personen die hun vaste woon-of verblijfplaats in een ander Europees land dan Nederland hebben en op grond van een EU-paspoort of een tewerkstellingsvergunning legaal in Nederland werkzaam zijn voor maximaal 9 maanden. Onder shortstay-arbeidsmigranten worden tevens verstaan tijdelijke Nederlandse arbeidskrachten.
logiesvoorziening: voor tijdelijke bewoning geschikt gemaakte onroerende zaken en woningen.
logies: het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij degene die hiervan gebruik maakt het hoofdverblijf elders heeft.
Artikel 2.19.2 Exploitatievergunning logiesvoorziening shortstay-arbeidsmigranten
Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een logiesvoorziening te gebruiken voor de huisvesting van meer dan vier shortstay-arbeidsmigranten.
Een vergunning zoals bedoeld in het eerste lid wordt per logiesvoorziening aangevraagd door:
een ondernemer ten behoeve van de huisvesting van voor zijn onderneming werkzame shortstay-arbeidsmigranten;
een ABU (algemene Branchevereniging voor Uitzendondernemingen) of VIA (Vereniging van Internationale Arbeidsbemiddelaars) gecertificeerd uitzendbureau;
een eigenaar van een logiesvoorziening.
Bij de aanvraag moet tevens een verklaring omtrent gedrag van de beheerder en de exploitant van de logiesvoorziening worden ingediend. Als de beheerder en/of exploitant niet de Nederlandse nationaliteit heeft en korter dan drie jaar in Nederland verblijft of nog in het buitenland verblijft, dan moet van deze personen een met de verklaring omtrent gedrag gelijk te stellen verklaring uit het buitenland, worden overlegd.
De vergunninghouder moet gewijzigde omstandigheden waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat deze van invloed zijn op de verleende vergunning, onmiddellijk bij de burgemeester melden.
De burgemeester stelt een aanvraagformulier vast.
De burgemeester kan nadere regels stellen over het maximaal aantal logiesvoorzieningen.
Artikel 2.19.3 Weigeringsgronden
Een aanvraag om vergunning zoals bedoeld in artikel 2.19.2 kan, onverminderd de algemene weigeringsgronden van artikel 1:8 worden geweigerd indien en voor zover:
Naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de logiesvoorziening op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
Het beoogde gebruik in strijd is met het bestemmingsplan.
Geen verklaring omtrent gedrag als bedoeld in artikel 2.19.2 is overgelegd.
Wanneer de logiesvoorziening niet voldoet aan de normen van de SNF (Stichting Normering Flexwonen).
Wanneer het een logiesvoorziening betreft die gelegen is op een recreatiepark.
Paragraaf 3.1 Detailhandeltijden
Artikel 3.1.2 Openstelling avondwinkel
Het college kan op aanvraag ontheffing verlenen van de in artikel 2, eerste lid, onder a en b van de wet opgenomen verboden voor winkels, die gesloten zijn op de in die verboden bedoelde zon- en feestdagen tussen 00.00 en 06.00 uur, alsmede van het onder c. vervatte verbod tussen 22.00 en 06.00 uur.
Artikel 3.1.4 Detailhandelverbod
Op Goede Vrijdag, op 24 december en op 4 mei mag na 19.00 uur geen detailhandel plaatsvinden zonder ontheffing van het college.
Artikel 3.1.7 Intrekken en wijzigen ontheffing
Het college kan een ontheffing intrekken of wijzigen als:
De verboden in artikel 2, eerste lid, onder a en b en tweede lid van de wet gelden niet tussen 06.00 en 22.00 uur, vanwege de toeristische aantrekkingskracht van de gemeente.
Subparagraaf 3.2.1 Algemene bepalingen
Artikel 3.2.1.1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze Paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 3.2.1.3 Inrichtingsplan
Op de plattegrond zijn aangegeven:
voor zover van toepassing, de plaatsen of gebieden die bij voorrang zijn bestemd voor één of meer branches of artikelgroepen alsmede, indien van toepassing, de maximum aantallen vaste-standplaatsvergunningen die voor één of meer branches, artikelgroepen of combinaties daarvan kunnen worden afgegeven;
Subparagraaf 3.2.2 Vaste-standplaatsvergunningen
Artikel 3.2.2.1 Selectiestelsel
Voor de verlening van vaste-standplaatsvergunningen gelden de volgende selectieregels:
Bij de selectie is het hoogste aantal punten leidend zodat degene die het meeste punten heeft het eerst in aanmerking komt voor een vergunning.
Artikel 3.2.2.2 Overschrijven vaste-standplaatsvergunning
Als de houder van een vaste-standplaatsvergunning niet langer zelf gebruik maakt van de vergunning, is overleden of onder curatele gesteld, dan kan het college op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of curator, de vergunning overschrijven op naam van zijn kind, echtgenoot, geregistreerde partner of andere persoon met wie hij duurzaam samenwoonde.
Het recht op een vaste standplaats op de desbetreffende markt kan, met inachtneming van eventuele herziening van de branche(s) conform de op dat moment gewenste nieuwe situatie, overgaan op een mede-eigenaar of medewerker, als deze in ieder geval drie jaren onafgebroken in deze relatie tot de vergunninghouder staat. In dat geval kan het college de overschrijving weigeren als voor de markt een selectiestelsel geldt en de gegadigde naar zijn oordeel niet voor een vaste standplaatsvergunning in aanmerking komt gelet op de in artikel 3.2.2.1, onder c genoemde factoren.
Subparagraaf 3.2.3 Dagplaatsen en standwerkers
Artikel 3.2.3.1 Dagplaatsvergunning
Een dagplaatsvergunning kan worden verleend door het college voor het innemen van een standplaats voor het uitoefenen van markthandel op plaatsen die daarvoor op grond van het inrichtingsplan in aanmerking komen en op plaatsen die niet worden ingenomen door de houder van een vaste-standplaatsvergunning.
Subparagraaf 3.2.4 Algemene bepalingen voor vergunninghouders
De houder van een vaste-standplaatsvergunning of van een dagplaatsvergunning kan zich laten bijstaan door één of meer anderen.
Artikel 3.2.4.2 Legitimatieplicht
Degene die een standplaats of een standwerkplaats wenst in te nemen of inneemt op een markt, is op eerste verzoek van een toezichthouder verplicht aan te tonen dat hij daartoe gerechtigd is.
Artikel 3.2.4.4 Markt schoonhouden
Een vergunninghouder is verplicht afval, dat tijdens de door hem uitgeoefende verkoop op zijn standplaats vrij komt, zodanig te bewaren dat het marktterrein daardoor niet wordt verontreinigd en het afval niet door onbevoegden kan worden verwijderd. Hij voert het afval onmiddellijk na afloop van de markt af of laat het afvoeren.
Artikel 3.2.5.1 Toezichthouders
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze Paragraaf bepaalde zijn belast de door het college aangewezen marktmeester en de overige door het college aangewezen toezichthouders.
Artikel 3.2.5.2 Onmiddellijke verwijdering
Het college kan een vergunninghouder of iemand die hem bijstaat of vervangt, gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen als deze zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog dan wel een bij of krachtens deze Paragraaf gestelde bepaling heeft overtreden.
Artikel 3.4.3 Vrijheid van meningsuiting
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het venten van gedrukte en geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet verboden op door het college aangewezen openbare plaatsen of op door het college aangewezen dagen en uren.
Artikel 3.5.1 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Paragraaf 4.1 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 4.1.1 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te laten exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Subparagraaf 4.2.2 Speelautomatenhalvergunning
Artikel 4.2.2.2 Aanwezigheidsplicht
Het is verboden een speelautomatenhal voor het publiek geopend te houden, als in het bedrijf geen beheerder of bedrijfsleider aanwezig is die op de vergunning vermeld staat.
Artikel 4.2.2.3 Vergunningaanvraag
De vergunningaanvraag voor een speelautomatenhal bevat:
een bewijsstuk als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen, waaruit blijkt dat de beheerders en bedrijfsleiders beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot het gebruik van speelautomaten en de daaraan verbonden risico’s van gokverslaving;
Artikel 4.2.2.8 Wijziging beheerder/bedrijfsleider
Als een wijziging plaatsvindt in de vergunning ten aanzien van de vermelde beheerder(s) of bedrijfsleider(s), dient de ondernemer binnen vier weken nadat deze situatie is ontstaan, een aanvraag tot wijziging van de vergunning in, waarbij het bewijsstuk als bedoeld in artikel 4.2.2.3, onder d en e van deze Paragraaf wordt overgelegd.
Artikel 4.2.2.9 Wijziging exploitant/ondernemersvorm
In alle andere gevallen van wisseling van ondernemer moet binnen vier weken na overname of wijziging van de ondernemersvorm van de speelautomatenhal een nieuwe vergunning worden aangevraagd. De bestaande vergunning vervalt als niet binnen vier weken na de overdracht een nieuwe vergunningaanvraag is ingediend.
HOOFDSTUK 5. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
Paragraaf 5.1 Algemene bepalingen
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub of prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Paragraaf 5.2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 5.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland inclusief de openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curacao en St. Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 5.2.1, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hen ter zake geen verwijt treft.
Artikel 5.2.5 Intrekking van de vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 kan het bevoegde bestuursorgaan met het oog op de in artikel 5.3.2, tweede lid genoemde belangen of in geval van handelen of nalaten in strijd met de bepalingen in dit hoofdstuk, de aan de vergunning verbonden voorschriften, of de nadere regels als bedoeld in artikel 5.1.3, de vergunning intrekken.
Artikel 5.2.6 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie, en
Artikel 5.2.7 Straatprostitutie
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 5.3.2, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 5.2.9 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen e.d.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Paragraaf 5.3 Beslistermijn en weigeringsgronden
Artikel 5.3.2 Weigeringsgronden
Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van deze Verordening, de vergunning bedoeld in artikel 5.2.1, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 5.2.6, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:
HOOFDSTUK 6. BESCHERMING VAN HET MILIEU, HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Artikel 6.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze Paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 6.1.3 Melding incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal vijf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting dit ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit bij het college meldt. De interval tussen deze dagen bedraagt minimaal 10 dagen.
Artikel 6.2.2 Aanwijzing gebieden
Als gebied als bedoeld in artikel 6, tweede en derde lid van de wet wordt aangewezen het hele grondgebied van de gemeente Valkenburg aan de Geul.
Artikel 6.2.3 Afwijkende waarden voor ou-dieren
Op grond van artikel 6, tweede lid van de wet bedraagt de afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld en een binnen de gemeente Valkenburg aan de Geul gelegen geurgevoelig object dat na 18 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij:
De afstand moet worden gemeten overeenkomstig de methode in artikel 4 van de Regeling geurhinder en veehouderij.
Artikel 6.2.4 Afwijkende waarden voor vaste afstandsdieren
Op grond van artikel 6, derde lid van de wet bedraagt de afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een binnen de gemeente Valkenburg aan de Geul gelegen geurgevoelig object:
De afstand moet worden gemeten overeenkomstig de methode in artikel 4 van de Regeling geurhinder en veehouderij.
Paragraaf 6.3 Bodem , weg en milieuverontreiniging
Artikel 6.3.1 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden op een openbare plaats de natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 6.3.2 Toestand van sloten, wateren, niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten, andere wateren, niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder oplevert.
Het is in de open lucht, op buiten de weg gelegen plaatsen, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden een of meer van de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben: een mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
Paragraaf 6.6 Gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 6.6.1 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig of bromfiets als bedoeld in artikel 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, dan wel met een fiets of paard.
Subparagraaf 6.7.2 Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen
Subparagraaf 6.7.3 Voor inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen voor inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van de producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.
Het in het vijfde lid gestelde verbod geldt niet voor het aanbieden van categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan personen of organisaties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor die categorieën huishoudelijke afvalstoffen.
Subparagraaf 6.7.5 Zwerf- en straatafval
Artikel 6.7.5.1 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de wet een afvalstof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven of geeft, tot hinder en/of nadelige beïnvloeding van het milieu.
Artikel 6.7.5.4 Weggooien van promotiemateriaal
Degene, die in de openbare ruimte reclamebiljetten of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze en de verpakking daarvan onmiddellijk op te ruimen of te laten opruimen, als deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggegooid buiten de daarvoor bestemde plaatsen.
Subparagraaf 6.7.6 Opslag afvalstoffen
Het verbod is niet van toepassing op het overdragen of voor inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, andere inzamelaars alsmede de personen en organisaties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 6.8.1 Begripsomschrijvingen
In deze Paragraaf wordt verstaan onder:
boom: een plant met een verhoute stam en een kroon, met een diameter van de stam van minimaal 40 centimeter op 1.30 meter boven het maaiveld, gerekend langs de stam als het bomen betreft op particuliere percelen. Op openbaar terrein geldt een stamdiameter van 20 centimeter op 1.30 meter boven maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de diameter van de dikste stam;
Artikel 6.8.3 Herplant- en instandhoudingsplicht
Als houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze Paragraaf van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de eigenaar van de grond waarop zich de houtopstand bevindt, de verplichting opleggen om voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 6.8.4 Bescherming groenvoorzieningen
Het is in een voor publiek toegankelijk park, bos, plantsoen en in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken, bloembakken en of openbare beplantingen, verboden een voertuig te laten staan, schade toe te brengen aan de flora en hout te sprokkelen.
Paragraaf 6.9 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 6.9.1 Begripsomschrijving
In deze Paragraaf wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Subparagraaf 6.10.1 Algemene bepalingen
Artikel 6.10.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze Paragraaf wordt verstaan onder:
omgevingsvergunning: een vergunning, als bedoeld in artikel 2.2, lid h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, om op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats;
historische muurreclames : de muurreclames die in de vorm van muurschilderingen voor 1930 op de zijgevel van het pand hoek Passage/Lindenlaan te Valkenburg zijn aangebracht en die worden teruggebracht op panden binnen de gemeente Valkenburg aan de Geul alsmede andere historische muurreclames van voor 1930 die geen huidige commerciële uitdrukking bevatten en voldoen aan de gestelde criteria;
totaalplan: een door het bestuursorgaan welke bevoegd is om een besluit te nemen op een aanvraag om omgevingsvergunning, schriftelijk geaccordeerd plan waarin is vastgelegd op welke manier handelsreclame wordt gevoerd bij, aan of op bouwwerken die onderdeel uitmaken van een grootschalig nieuwbouwplan.
Subparagraaf 6.10.2 Vergunningplicht
Artikel 6.10.2.1 Handelsreclame
wordt ter beoordeling voorgelegd aan de stadsbouwmeester en indien het bouwwerk waarop de handelsreclame wordt aangebracht een monument is, aan de monumentencommissie, deze beoorde(len)elt of de handelsreclame in samenhang is met het betreffende bouwwerk conform de welstandsnota (inclusief de excessenregeling).
Reclamecriteria die gelden voor de hele gemeente:
reclame mag in alle gevallen niet aanstootgevend zijn;
reclame mag niet intermitterend, roterend of mechanisch bewegend zijn;
reclame in de vorm van licht reflexborden is niet toegestaan;
reclame op borden of constructies vervaardigd van niet deugdelijk of niet weerbestandig materiaal is niet toegestaan;
lichtbakken of lichtcouranten zijn, behoudens in het gebied: Industrieterrein, niet toegestaan;
reclame dient uitgevoerd te worden in open letters of in losse letters en tekens;
voor reclame op bedrijfs- of industrieterreinen in het welstandsgebied ‘ enkelbestemming bedrijventerreinen’ zijn de richtlijnen genoemd onder “Reclame aan gevels”,“Reclame op of aan een voorbouw of bouwkundige luifel” en “Criteria voor reclame overig” niet van toepassing. De gemeentelijke stadsbouwmeester dient wel een positief oordeel uit te spreken voor het aanbrengen van reclame in dit welstandsgebied;
voor historische muurschilderingen zijn de richtlijnen genoemd onder “Reclame aan gevels”,“Reclame op of aan een voorbouw of bouwkundige luifel” en “Criteria voor reclame overig” niet van toepassing. De gemeentelijke stadsbouwmeester dient wel een positief oordeel uit te spreken voor het aanbrengen van de historische muurschilderingen;
geen enkel onderdeel van een reclame, behoudens die genoemd onder “overige” mag zich bevinden op minder dan:
2,20 meter boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg, gemeten vanaf het ter plaatse aansluitende terrein, weg of trottoir tot de onderzijde van de reclame;
0,50 meter van het voor rijverkeer bestemde gedeelte van de weg;
met uitzondering van reclame aan gevels van gebouwen gelegen in welstandsgebied ‘enkelbestemming bedrijventerreinen en die genoemd onder “Reclame aan de achtergevel” en “Diversen”, dient reclame aangebracht te worden in het gebied ‘vanaf halverwege de raampartijen op de begane grond tot de onderkant van de raampartijen op de eerste verdieping’;
bij nieuwbouw en verbouwing van bestaande panden dienen de elektrische leidingen ten behoeve van de reclame onzichtbaar te worden aangebracht;
bij bestaande architectuur dienen de elektrische leidingen en de hulpconstructies ten behoeve van het opbergen van deze leidingen geschilderd te worden in dezelfde kleur als het gevelvlak, waartegen de reclame wordt aangebracht;
De aanduiding ‘hotel/ pension’ op de gevel mag worden aangebracht;
Functionele reclames op de volant mits kort en bondig is toegestaan (bijvoorbeeld Tapas, visspecialiteiten).
Criteria voor reclame aan gevels:
aan een voorgevel mag maximaal 1 platte reclame en maximaal 1 loodrecht tegen de gevel geplaatste reclame worden aangebracht;
de platte reclame mag maximaal 0,9 meter hoog zijn;
de platte reclame mag maximaal de helft van de totale breedte van de voorgevel zijn, tot een maximum breedte van 4,5 meter;
de loodrecht tegen de voorgevel geplaatste reclame mag maximaal 0,9 meter hoog; 0,9 meter breed en 0,2 meter diep zijn.
aan een zijgevel mag maximaal 1 platte reclame worden aangebracht;
aan een zijgevel mag geen loodrecht tegen de zijgevel geplaatste reclame worden aangebracht;
de platte reclame mag maximaal 0,9 meter hoog zijn;
de platte reclame mag maximaal de helft van de totale breedte van de zijgevel zijn, tot een maximum breedte van 4,5 meter.
aan een hoekgevel mag maximaal 1 platte reclame worden aangebracht;
aan een hoekgevel mag geen loodrecht tegen de hoekgevel geplaatste reclame worden aangebracht;
de platte reclame mag maximaal 0,9 meter hoog zijn;
de platte reclame mag maximaal de helft van de totale breedte van de hoekgevel zijn, tot een maximum breedte van 4,5 meter.
aan een achtergevel mag geen reclame aangebracht worden.
Criteria voor reclame op of aan de voorbouw en bouwkundige luifel/droogloop
Reclame op of aan een voorbouw:
aan een voorbouw mag maximaal één platte reclame worden aangebracht, met dien verstande dat dan geen platte reclame aan de overige gevels geplaatst mag worden;
aan een voorbouw mag geen loodrecht tegen de voorbouw geplaatste reclame worden aangebracht;
de platte reclame mag maximaal 0,9 meter hoog zijn;
de platte reclame mag maximaal de helft van de totale breedte van de voorbouw zijn, tot een maximum breedte van 4,5 meter;
op het dakgedeelte van een voorbouw mag geen reclame worden aangebracht.
Reclame op of aan een bouwkundige luifel:
aan een luifel mag maximaal één platte reclame worden aangebracht, met dien verstande dat dan geen platte reclame aan de overige gevels geplaatst mag worden;
aan een luifel mag geen loodrecht tegen de luifel geplaatste reclame worden aangebracht, tenzij de reclame wordt aangebracht op de volant;
de platte reclame mag maximaal 0,9 meter hoog zijn;
de platte reclame mag maximaal de helft van de totale breedte van de luifel zijn, tot een maximum breedte van 4,5 meter, of wanneer het betreft een luifel boven de hoofdingang, maximaal even breed als de hoofdingang, tot een maximum van 4,5 meter;
op het dakgedeelte van een luifel mag geen reclame worden aangebracht.
aan de gevel of de voorbouw mogen maximaal 2 reclamelantaarns worden aangebracht, met dien verstande dat deze aan weerszijden van de hoofdingang dienen te worden aangebracht;
de reclamelantaarns mogen -inclusief bevestiging- maximaal: 0,4 meter hoog; 0,3 meter breed en 0,3 meter diep zijn.
reclames gemonteerd in afzonderlijke reliëfkokers mogen maximaal 0,12 meter diep zijn;
reliëfkokers dienen vakkundig geschilderd te zijn.
Reclame op markiezen en uitvalschermen:
Er mogen alleen reclameteksten op de volant van de markiezen of uitvalschermen aangebracht worden.
Reclamecriteria zoals deze gelden voor het welstandsgebied Centrum Valkenburg:
het kleurgebruik dient terughoudend te zijn (geen fluorescerende kleuren).
de naamaanduiding of reclame is maximaal 40 cm hoog en niet breder dan maximaal 40% van de breedte van de voorgevel én tevens niet breder dan een (ondergelegen) etalageraam of deuropening;
voor een horecagelegenheid is naast één naamaanduiding één reclame-uiting toegestaan. De reclame-uiting mag uitsluitend worden toegepast op de volant van een uitvalscherm;
voor een winkelpand is één naamaanduiding toegestaan;
naamborden, logo’s, reclame en andere toevoegingen dienen bescheiden van aard en afmeting te zijn en afgestemd te zijn op de uitstraling en architectuur van het pand en zijn omgeving;
de reclame uitvoeren in open belettering zodat de achterliggende gevel zichtbaar blijft;
verticale naamaanduiding of reclame is niet toegestaan;
reclame kan worden aangelicht vanaf de gevel (bij voorkeur achter de belettering, maar ook boven, onder of in de belettering is mogelijk);
er is geen reclame toegestaan op de verlichtingsarmaturen;
er is geen reclame toegestaan op terrrasafscheidingen;
er is geen reclame toegestaan op menuborden, de bedrijfsnaam is wel toegestaan;
er is geen reclame toegestaan op bloembakken;
reclame-uitingen of de bedrijfsnaam mogen alleen aanwezig zijn op de volant van de parasol;
er is één uiting per parasol toegestaan.
De bovenstaande criteria voor het aanbrengen van handelsreclame zijn niet van toepassing op grootschalige nieuwbouwprojecten zoals het centrumplan ‘aan de Kei’. Het plaatsen of aanbrengen van handelsreclame bij, op of aan bouwwerken die onderdeel uitmaken van een grootschalig nieuwbouw project wordt pas toegestaan nadat:
bij het bestuursorgaan welke bevoegd is om een besluit te nemen op een aanvraag om omgevingsvergunning, een totaalplan c.q. een totaalvisie over het aanbrengen van handelsreclame is aangeleverd;
het totaalplan c.q. deze totaalvisie past bij het karakter van de nieuwe bebouwing en het karakter van de directe omgeving, dit ter beoordeling van het bestuursorgaan welke bevoegd is om een besluit te nemen op een aanvraag om omgevingsvergunning en;
indien van toepassing, de voor het aanbrengen van de handelsreclame benodigde vergunningen zijn verleend.
Artikel 6.10.2.3 Weigeringsgronden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.10.2.1, eerste lid, kan door het bevoegd gezag worden geweigerd als:
geen totaalplan als bedoeld in artikel 6.10.1.1, onder f is opgesteld of de aanvraag daarmee in strijd is;
de handelsreclame in strijd is met één of meer van de voorschriften van artikel 6.10.2.1, derde lid, of
er geen functioneel verband bestaat tussen de handelsreclame en de plaats waar deze wordt aangebracht. Deze voorwaarde geldt niet voor historische muurreclame.
Subparagraaf 7.1.1 Algemene bepalingen
Artikel 7.1.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
stadsbouwmeester: door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke deskundige die aan het college van burgemeester en wethouders advies uitbrengt ten aanzien van de vraag of het uiterlijk of de plaatsing van een bouwwerk, waarvoor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van dat bouwwerk is ingediend, in strijd is met redelijke eisen van welstand.
Artikel 7.1.2.1 Bodemonderzoek
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht geldt niet als het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in de artikelen 2 en 3 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.
Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken toestaan van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, als uit het in NEN 5725, uitgave 2017, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is of de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009 plus A1: 2016 niet rechtvaardigen.
Artikel 7.1.2.2 Bouwverbod op verontreinigde bodem
Op of in bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voor zover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:
Artikel 7.1.2.3 Voorschriften omgevingsvergunning voor bouwen
Het bevoegd gezag kan voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning als op grond van het in de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere onderzoeksresultaten dan wel op grond van het goedgekeurde saneringsplan als bedoeld in artikel 39, tweede lid van de Wet bodembescherming het bevoegd gezag van oordeel is, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het geven van voorschriften alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Subparagraaf 7.1.3 Bereikbaarheid van gebouwen
Artikel 7.1.3.1 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer
In afwijking van het bepaalde in artikel 6.37, derde lid van het Bouwbesluit, heeft een verbindingsweg als bedoeld in artikel 6.37, eerste lid van het Bouwbesluit een verharding over een breedte van tenminste 3,25 meter, die geschikt is voor motorvoertuigen met een massa van ten minste 25.000 kg.
Subparagraaf 7.1.5 Actuele normen en voorschriften
Artikel 7.1.5.1 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Het bevoegd gezag kan rekening houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze Paragraaf wordt verwezen, als de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
Subparagraaf 7.1.6 Overgangsrecht
Artikel 7.1.6.1 Overgangsbepalingen
Op een omgevingsvergunningaanvraag die is ingediend vóór de inwerkingtreding van deze Paragraaf en waarop op dit tijdstip nog niet is beslist, zijn de bepalingen van de Bouwverordening 2013 van toepassing, zoals die luidden voor inwerkingtreding van deze Paragraaf, tenzij de aanvrager aangeeft dat de bepalingen uit deze Paragraaf moeten worden toegepast.
HOOFDSTUK 8. PROCEDURE PLANSCHADE
Paragraaf 8.1 Advisering tegemoetkoming in planschade
Artikel 8.1.2 Opdrachtverstrekking
Binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 6.1.3.1 van het Besluit verstrekt het college aan één of meer adviseurs gezamenlijk, opdracht om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 van het Besluit of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 8.1.3 Adviseur of adviescommissie
Als het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid, dan wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van accountancy of financieel economische bedrijfsvoering.
Als het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een onroerende zaak en, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid, wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering.
Artikel 8.1.5 Betrokkenheid belanghebbenden bij aanwijzing adviseur en adviescommissie
Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 8.1.2 verstrekt, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid van de wet schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van:
De aanvrager, andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid van de wet, kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meer adviseurs bij het college indienen.
Artikel 8.1.6 Werkwijze adviseur en adviescommissie
De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert één of meer hoorzittingen, waar de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten en de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te geven, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag kenbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid van de wet, worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.
Voordat een advies wordt uitgebracht zendt de adviseur of de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid van de wet. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.
Paragraaf 9.1 Kwaliteitseisen vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht
Artikel 9.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze Paragraaf wordt verstaan onder:
kwaliteitscriteria: de in landelijke samenwerking tussen bevoegde bestuursorganen ontwikkelde en beschikbaar gestelde kwaliteitscriteria voor vergunningverlening, toezicht en handhaving met betrekking tot de beschikbaarheid en de deskundigheid van organisaties die met de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten zijn belast;
Deze Paragraaf is van toepassing op de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten door of in opdracht van het college.
Artikel 9.1.3 Betrokkenheid gemeenteraad
De gemeenteraad ziet toe op de hoofdlijnen van het beleid voor de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten in het licht van de voor de gemeente vastgestelde beleidskaders voor de fysieke leefomgeving.
HOOFDSTUK 10. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van bij of krachtens de in deze verordening bepaalde artikelen en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 10.3 Binnentreden woningen
Degenen belast met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde, veiligheid, bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner(s).
Artikel 10.5 Intrekking Omgevingsverordening Valkenburg aan de Geul 2019
De Omgevingsverordening Valkenburg aan de Geul 2019 wordt in getrokken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-308105.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.