Wijziging van de Verordening sociaal domein gemeente Bergen 2017

De raad van de gemeente Bergen:

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 oktober 2019;

 

gezien het advies van de Algemene raadscommissie van 21 november 2019;

 

gelet op titel 5:2 en afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste tot en met vierde lid, en zesde lid, 2.1.4a, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, 2.1.4b, tweede lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, 2.6.6, eerste lid, en artikel 6.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015

besluit:

 

vast te stellen:

  • de begrotingswijzing zoals aan deze zaak toegevoegd met documentnummer 19.B005200;

  • de navolgende wijziging van de Verordening sociaal domein gemeente Bergen 2017.

Artikel I

A

Aan artikel 1, derde lid, wordt sub n. toegevoegd en komt te luiden:

  • n.

    bijdrage: bijdrage als bedoeld in de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a van de Wmo 2015.

B

In artikel 6, vijfde, lid, onder a wordt ‘cliënt’ vervangen door ‘belanghebbende’.

 

C

In artikel 6, zesde lid, komen sub c en d als volgt te luiden:

  • c.

    (begeleiding voor) zelfstandig en veilig wonen, (begeleiding bij een) zinvolle daginvulling en (respijtzorg voor een) ondersteund netwerk: op basis van het toepasselijke tarief respectievelijk per uur, per dagdeel, of per etmaal dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

  • d.

    jeugd BPV, ambulante jeugdhulp en overige jeugdhulp door een professional: op basis van het toepasselijke tarief per uur dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder.

D

Uit artikel 6, achtste lid, sub g wordt ‘buiten de leefeenheid’ verwijderd.

 

E

Aan artikel 6 wordt de leden 9 t/m 13 toegevoegd en komen te luiden:

  • 9.

    Het pgb-tarief voor maatwerkvoorzieningen genoemd in artikel 17a, derde lid, onder b, e, f en g, van deze verordening:

    • a.

      bedraagt voor hulp uit het sociale netwerk maximaal 75% van het toepasselijke tarief dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde leverancier;

    • b.

      bedraagt voor een professional 75% van het toepasselijke tarief dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde leverancier. Indien dit tarief niet toereikend is om effectief en kwalitatief goede ondersteuning in te kopen, kan van dit percentage worden afgeweken tot maximaal 100% van het toepasselijke tarief dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde leverancier.

  • 10.

    Het pgb-tarief voor maatwerkvoorzieningen genoemd in artikel 17a, derde lid, onder d, van deze verordening bedraagt 60 maal het maandelijkse huurbedrag voor voorzieningen voor kinderen in de leeftijd tot en met 12 jaar en 84 maal het maandelijkse huurbedrag voor de overige vervoersvoorzieningen. Het pgb wordt toegekend voor respectievelijk 60 en 84 maanden. Indien de medische situatie van de pgb-houder hiertoe aanleiding geeft kan van deze termijn worden afgeweken.

  • 11.

    Het pgb-tarief voor de maatwerkvoorziening genoemd in artikel 17a, derde lid, onder c, van deze verordening wordt bepaald op grond van een door het college goedgekeurde offerte. Het pgb wordt toegekend voor de duur van de hiervoor geldende afschrijvingstermijn.

  • 12.

    Bemiddelingskosten, bijkomende kosten, administratiekosten, een feestdagenuitkering en reiskosten mogen niet betaald worden uit het pgb.

  • 13.

    Per pgb-houder geldt een verantwoordingsvrij bedrag van 50 euro per jaar voor maatwerkvoorzieningen Jeugd en de maatwerkvoorzieningen Wmo genoemd in artikel 17a, derde lid, onder b, e, f en g, van deze verordening.

F

Artikel 6a wordt toegevoegd en komt te luiden:

Artikel 6a. Regels voor pgb-beheer

  • 1.

    Pgb-beheer kan plaatsvinden door iemand die tot het sociaal netwerk behoort of door een professional. Een professional levert zijn diensten tegen een marktconform tarief. Het college kan vragen om een bewijs van betaling.

  • 2.

    Kosten voor pgb-beheer mogen niet worden voldaan uit het persoonsgebonden budget.

  • 3.

    De pgb-beheerder moet in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen van de pgb-houder.

  • 4.

    De pgb-beheerder stelt het belang van de pgb-houder centraal, er mag geen sprake zijn van belangenverstrengeling. De pgb-beheerder is in ieder geval niet tevens de zorgaanbieder, diens werknemer, diens organisatie adviseur of op andere wijze aan de zorgaanbieder verbonden. Een uitzondering kan worden gemaakt bij situaties waarin familieleden in de eerste of tweede graad de zorg verlenen.

G

Aan artikel 10 wordt een vierde lid toegevoegd die komt te luiden:

  • 4.

    Woningaanpassingen als gevolg van een verhuizing naar een niet-geschikte woning worden verstrekt indien de noodzaak hiertoe aangetoond wordt door middel van een onderbouwde reden.

H

Artikel 17a komt te luiden:

Artikel 17a. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen of pgb’s en bij verordening aangewezen algemene voorzieningen

  • 1.

    Een belanghebbende is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening of pgb, zolang de belanghebbende van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    Een belanghebbende is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een bij verordening aangewezen algemene voorziening zolang de belanghebbende van deze voorziening gebruik maakt.

  • 3.

    De bij verordening aangewezen voorzieningen zijn:

    • a.

      algemene voorziening schoonmaakondersteuning;

    • b.

      maatwerkvoorziening hulp bij huishouden;

    • c.

      maatwerkvoorziening woonvoorzieningen;

    • d.

      maatwerkvoorziening vervoersvoorzieningen;

    • e.

      maatwerkvoorziening (begeleiding voor) zelfstandig en veilig wonen;

    • f.

      maatwerkvoorziening (begeleiding bij een) zinvolle daginvulling, en

    • g.

      maatwerkvoorziening (respijtzorg voor een) ondersteund netwerk.

  • 4.

    Afname van meer schoonmaakondersteuning dan nodig is voor het bereiken voor een schoon en leefbaar huis is mogelijk. Hiervoor kan de belanghebbende afspraken maken met de aanbieder. Hiervoor is de kostprijs verschuldigd aan de aanbieder.

  • 5.

    De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of pgb en voor bij verordening aangewezen algemene voorzieningen, zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 19,00 per maand voor de ongehuwde belanghebbende of de gehuwde belanghebbenden tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de Wmo 2015, of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 of het volgende lid geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 6.

    In afwijking van het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd per bijdrageperiode door:

    • a.

      de ongehuwde belanghebbende die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en die een bijdrageplichtig inkomen heeft van minder dan € 22.873;

    • b.

      de ongehuwde belanghebbende die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en die een bijdrageplichtig inkomen heeft van minder dan € 17.474, en

    • c.

      de gehuwde belanghebbende die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en die een gezamenlijk bijdrageplichtig inkomen heeft van minder dan € 24.128.

  • 7.

    De in het zesde lid genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2019 en worden ieder opvolgend kalenderjaar gewijzigd aan de hand van de ontwikkeling van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. De berekende bedragen worden naar beneden afgerond op een veelvoud van € 0,20.

  • 8.

    In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de Wmo 2015 bedraagt de hoogte van de eigen bijdrage voor de regiotaxi € 0,50 per rit plus € 0,14 per kilometer.

  • 9.

    De kostprijs van een:

    • a.

      maatwerkvoorziening of bij verordening aangewezen algemene voorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b.

      maatwerkvoorziening in de vorm van een vervoersvoorziening of woningaanpassing wordt tevens bepaald door de wijze van beschikbaarstelling van de voorziening;

    • c.

      pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 10.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4b, tweede lid, van de Wmo 2015, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 11.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige belanghebbende is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een minderjarige belanghebbende.

  • 12.

    Het college draagt er zorg voor dat de meest recente bedragen van de kostprijs die in de gemeente geldt bekendgemaakt worden.

I

Artikel 17b. komt te vervallen en komt te luiden:

Artikel 17b.

[gereserveerd]

 

J

Artikel 17c komt te luiden:

Artikel 17c. Aanvullende regels voor bijdrage in de kosten van woon- en vervoersvoorzieningen binnen de Wmo

  • 1.

    Dit artikel is een aanvulling op de regels uit artikel 17a van deze verordening en is alleen van toepassing op de woon- en vervoersvoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, sub c onder i en ii en sub d onder ii, iii en iv van deze verordening.

  • 2.

    Voor woon- en vervoersvoorzieningen die het college van een leverancier huurt en die in bruikleen worden verstrekt aan de belanghebbende, geldt dat de huur die betaald wordt aan de leverancier de kostprijs is.

  • 3.

    Voor woon- en vervoersvoorzieningen die het college inkoopt bij een leverancier en in bruikleen of eigendom geeft aan de belanghebbende gelden de volgende regels:

    • a.

      de koopprijs van de voorziening is de kostprijs.

    • b.

      de eigen bijdrage wordt voor de volgende termijn in rekening gebracht:

      • i.

        bedragen < € 300,- worden verdeeld over maximaal 12 maanden;

      • ii.

        bedragen ≥ € 300,- en < € 600,- worden verdeeld over maximaal 24 maanden;

      • iii.

        bedragen ≥ € 600,- en < € 1.500,- worden verdeeld over maximaal 36 maanden;

      • iv.

        bedragen ≥ € 1.500,- worden verdeeld over maximaal 84 maanden (7 jaar).

  • 4.

    Voor een pgb die door het college wordt verstrekt ten behoeve van aanschaf, aanpassing aan en onderhoud van een woon- en vervoersvoorziening gelden de volgende regels:

    • a.

      de eigen bijdrage wordt voor de volgende termijn in rekening gebracht:

      • i.

        bedragen < € 300,- worden verdeeld over maximaal 12 maanden;.

      • ii.

        bedragen ≥ € 300,- en < € 600,- worden verdeeld over maximaal 24 maanden;

      • iii.

        bedragen ≥ € 600,- en < € 1.500,- worden verdeeld over maximaal 36 maanden;

      • iv.

        bedragen ≥ € 1.500,- worden verdeeld over maximaal 84 maanden (7 jaar).

    • b.

      de termijn voor het opleggen van de eigen bijdrage is maximaal de verstrekkingstermijn van het pgb.

K

Artikel 19, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    De tegemoetkoming voor:

    • a.

      gereden kilometers met eigen auto bedraagt jaarlijks maximaal:

      • i.

        € 525,00 bij een combinatie van vervoersvoorzieningen;

      • ii.

        € 700,00 bij een enkelvoudige vervoersvoorziening;

    • b.

      taxikosten bedraagt jaarlijks maximaal:

      • i.

        € 765 bij een combinatie van vervoersvoorzieningen;

      • ii.

        € 1.020 bij een enkelvoudige vervoersvoorziening;

    • c.

      rolstoeltaxikosten bedraagt jaarlijks maximaal:

      • i.

        € 1.230 bij een combinatie van vervoersvoorzieningen;

      • ii.

        € 1.640 bij een enkelvoudige vervoersvoorziening;

    • d.

      verhuiskosten bedraagt maximaal:

      • i.

        € 2.500 voor een meerpersoonshuishouden;

      • ii.

        € 1.800 voor een eenpersoonshuishouden;

      • iii.

        € 5.000 voor het vrijmaken van een aangepaste woning;

    • e.

      aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening bedraagt maximaal € 2.600.

      Deze wordt maximaal een keer per drie jaar toegekend;

    • f.

      het bezoekbaar maken van een woning bedraagt maximaal: € 2.500.

L

Aan artikel 52 wordt een vierde lid toegevoegd, dat komt te luiden:

  • 4.

    Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo 2015, waaronder de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een pgb, alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet en/of de Wmo 2015 dan wel deze verordening.

Artikel II
  • A.

    Artikel I, onder B tot en met G en K, treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

  • B.

    Artikel I, onder A en H tot en met J, treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

  • C.

    Artikel I, onder L, treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 oktober 2019.

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Bergen in de openbare raadsvergadering van donderdag 12 december 2019

De heer A. Idema

griffier

Mevrouw drs. H. Hafkamp

voorzitter

Naar boven