Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Gouda houdende regels omtrent de heffing en invordering van marktgelden (Verordening marktgelden 2020)

De raad van de gemeente Gouda;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 november 2019, nummer 3445;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

besluit tot vaststelling van:

 

 

 

Verordening op de heffing en de invordering van marktgelden 2020

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    markt : hetgeen hieronder wordt verstaan in de "Marktverordening Gouda 2009";

  • b.

    standplaats : de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • c.

    vaste standplaats : de standplaats die voor onbepaalde tijd ter beschikking is gesteld aan een vergunninghouder;

  • d.

    dagplaats : de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste standplaats is toegewezen dan wel ingenomen;

  • e.

    standwerken : de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de aankoop van een artikel;

  • f.

    standwerkersplaats : de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

  • g.

    vergunninghouder : degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

  • h.

    college : het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'marktgeld' wordt een recht geheven voor het innemen van een vaste standplaats, dagplaats of standwerkersplaats op voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, voor de verkoop of het ten verkoop uitstallen of aanbieden van goederen of waren, op een markt.

Artikel 3 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene die de vaste standplaats, dagplaats of standwerkersplaats inneemt. Als degene die de vaste standplaats of dagplaats inneemt wordt aangemerkt de houder van een vergunning.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarieven

  • 1.

    De rechten bedragen:

    • A.

      : voor een vaste standplaats, per dag:

      • -

        op dinsdag, woensdag of donderdag € 7,15 per m2 per kwartaal;

      • -

        op zaterdag € 9,85 per m2 per kwartaal.

    • B.

      : voor een dagplaats of standwerkersplaats, per dag:

      • -

        op dinsdag, woensdag of donderdag € 0,78 per m2;

      • -

        op zaterdag € 0,97 per m2.

      •  

    • Het minimumtarief voor een standwerkersplaats bedraagt per dag:

      • -

        op dinsdag, woensdag of donderdag € 9,35 (afronding van 12 * € 0,78);

      • -

        op zaterdag € 11,65 (afronding van 12 * € 0,97).

 

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

 

  • 3.

    Belastingaanslagen van € 5,-- of minder worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslag verschuldigde bedragen voor belastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 5 Belastingtijdvak

  • 1.

    Ter zake van vaste standplaatsen wordt een tarief per kwartaal geheven en is het belastingtijdvak gelijk aan een kalenderkwartaal.

  • 2.

    In andere dan in het eerste lid genoemde gevallen wordt het recht per dag geheven.

Artikel 6 Wijze van heffing

De rechten worden geheven bij wege van aanslag dan wel een mondelinge of schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt verstaan een stempelafdruk, zegel, nota of ander schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige kenbaar gemaakt.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de per kwartaal verschuldigde rechten

  • 1.

    Het recht is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingtijdvak wordt het recht berekend voor het aantal marktdagen dat belastingplichtige in dat belastingtijdvak gebruik maakt van de vaste standplaats.

  • 3.

    Indien de belastingplicht eindigt in de loop van het belastingtijdvak bestaat aanspraak op ontheffing voor het aantal marktdagen dat belastingplichtige in dat belastingtijdvak, buiten zijn wil, geen gebruik heeft kunnen maken van de vaste standplaats.

Artikel 8 Termijn van betaling

  • 1.

    De rechten moeten worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving dan wel ingeval van toezending daarvan binnen één maand na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 2.

    De rechten welke bij wege van aanslag worden geheven, moeten worden betaald binnen één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de marktgelden wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Overgangsrecht

De ‘Verordening marktgelden 2019’ van 12 december 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 11, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening marktgelden 2020'.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van 11 december 2019.

De raad der gemeente voornoemd,

griffier

mr. drs. E.J. Karman-Moerman

voorzitter

mr. drs. P. Verhoeve

Naar boven