Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2020 gemeente Heusden

 

De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 7 november 2019;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 september 2019;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2020.

 

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

- perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

- gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

- verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van Brabant Water N.V. voor de levering van water betrekking heeft;

- water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater;

- Brabant Water N.V.: Brabant Water naamloze vennootschap, gevestigd te ’s-Hertogenbosch of diens rechtsopvolger.

 

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a. De inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

 

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

2. Voor het gebruikersdeel wordt:

a. gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

b. gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

c. het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

 

 

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

 

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

 

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing

 

1.De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters water, dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

2.Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

3.Ingeval gebruikt wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

a.watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

b.bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

4. De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

 

     

Artikel 6 Belastingtarieven

 

De belasting bedraagt:

a. bij een afvoer van 1 tot en met 299 kubieke meter afvalwater € 184,92

b. bij een afvoer van 300 tot en met 599 kubieke meter afvalwater € 344,88

c. bij een afvoer van 600 tot en met 899 kubieke meter afvalwater € 517,20

d. bij een afvoer van 900 tot en met 1199 kubieke meter afvalwater € 700,08

e. bij een afvoer van 1200 tot en met 1499 kubieke meter afvalwater € 876,00

f. bij een afvoer van 1500 en meer kubieke meter afvalwater € 876,00 vermeerderd met een bedrag van € 0,45 per kubieke meter boven 1500 kubieke meter afvalwater.

 

  

Artikel 7 Belastingjaar

 

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

  

Artikel 8 Wijze van heffing

 

1. De belasting wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan worden gesteld op de afrekening van Brabant Water N.V. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt de jaarnota van Brabant Water N.V. of de kennisgeving op andere wijze van betaling van voorschotbedragen.

 

2. De heffing van de belasting die niet wordt geheven op de in het eerste lid bedoelde wijze, geschiedt bij wege van aanslag.

 

  

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en bepalingen omtrent aanvang en einde van de belastingschuld in de loop van het belastingtijdvak.

 

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt. 

     

 

Artikel 10 Termijnen van betalen

 

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet 1990 moet het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de afrekening van Brabant Water N.V. moet worden betaald.

2. Ingeval de belasting wordt geheven bij wege van aanslag, moet het bedrag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

 

 

Artikel 11 Kwijtschelding

 

Kwijtschelding wordt verleend op basis van de door de gemeenteraad vastgestelde kwijtscheldingsregeling.

 

 

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

 

  • 1.

    De ‘Verordening rioolheffing 2019’ van 8 november 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening rioolheffing 2020’.

     

 

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 7 november 2019.

  

De raad voornoemd,

 

de griffier,

  

mw. drs. F.E.H.M. Backerra

Naar boven