Wijzigingsverordening Verordening maatschappelijke ondersteuning 2018 gemeente Overbetuwe(eerste wijziging)

De raad van de gemeente Overbetuwe;

 

gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders van 22 oktober 2019;

 

gelet op artikel 2.1.4, eerste tot en met vierde lid, en zesde lid, 2.1.4a, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, 2.1.4b, tweede lid, van de gewijzigde Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 in verband met de invoering van het abonnementstarief;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2018.

Artikel I Wijziging verordening

  • A.

    In artikel 1 onder c. wordt “artikel 2.1.4, eerste lid” vervangen door: “de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a”.

 

  • B.

    De oude artikelen 7 en 8 worden vervangen door de volgende nieuwe artikelen, luidende:

     

    Artikel 7 Eigen bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen verstrekt in natura of pgb en bij verordening aangewezen algemene voorzieningen

    • 1.

      Een cliënt is een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening verstrekt in natura of pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

    • 2.

      Een cliënt is een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd voor een bij verordening aangewezen algemene voorziening zolang de cliënt van deze voorziening gebruik maakt.

    • 3.

      De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen in natura of pgb en voor bij verordening aangewezen algemene voorzieningen, zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 19,00 per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de wet of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 of het volgende lid geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

    • 4.

      In afwijking van het eerste lid is geen eigenbijdrage verschuldigd voor de volgende maatwerkvoorziening: Activerend werk;

    • 5.

      In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet bedraagt de hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening voor vervoer per rit een opstaptarief van € 0,98 en een tarief van € 0,17 per gereisde kilometer. Deze bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2020 en worden ieder opvolgend kalenderjaar aangepast aan de hand van ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Het college draagt zorg voor de kenbaarheid van de laatstelijk in de plaats gestelde bedragen.

    • 6.

      De kostprijs van een:

      • a.

        maatwerkvoorziening of bij verordening aangewezen algemene voorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

      • b.

        maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of woningaanpassing wordt tevens bepaald door de wijze van beschikbaarstelling van de voorziening [bruikleen, huur of eigendom];

      • c.

        pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

    • 7.

      In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4b, tweede lid, van de wet, worden de eigen bijdragen voor een maatwerkvoorziening verstrekt in natura of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

    • 8.

      De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening verstrekt in natura of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  •  

    Artikel 8 Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen, met uitzondering van de bij verordening aangewezen algemene voorzieningen

    • 1.

      Een cliënt is een bijdrage verschuldigd in de kosten voor het gebruik van:

      • a.

        dagbesteding, voor consumpties die ter plaatse worden gebruikt en de kosten van persoonlijk gebruikte verbruiksmaterialen bij een activiteit;

      • b.

        vouchers voor huishoudelijke ondersteuning, een bedrag van €10,00 per voucher voor elk uur dat de ondersteuning wordt ingezet tot een maximum van 78 vouchers per jaar.

    • 2.

      De kostprijs van een algemene voorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder.

    • 3.

      Een cliënt is een bijdrage verschuldigd in de kosten voor het gebruik van collectief vervoer (algemene voorziening). De bijdrage bestaat per rit uit een vast bedrag van €3,15 en daarnaast €0,49 cent per kilometer.

    • 4.

      De in het eerste en derde lid genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2020 en worden ieder opvolgend kalenderjaar aangepast aan de hand van ontwikkeling van de consumentenprijsindex.

    • 5.

      Als toepassing is gegeven aan het vorige lid, draagt het college zorg voor de kenbaarheid van de laatstelijk in de plaats gestelde bedragen.

  • C.

    Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

  • Het tweede lid vervalt. Het derde lid wordt vernummerd naar het tweede lid

Artikel II Overgangsrecht

Niet van toepassing

Artikel III Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

Artikel IV Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Wijzigingsverordening 2020 Verordening maatschappelijke ondersteuning 2018 gemeente Overbetuwe (eerste wijziging).

Aldus besloten in zijn openbare vergadering

van 3 december 2019.

DE RAAD VOORNOEMD,

de griffier,

drs. D.E. van der Kamp.

de voorzitter,

R.P. Hoytink-Roubos .

Toelichting

Artikelen 7. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen verstrekt in natura of pgb en bij verordening aangewezen algemene voorzieningen en Artikel 8. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen, met uitzondering van bij verordening aangewezen algemene voorzieningen

Bijdrage in de kosten

De wet maakt een onderscheid tussen de eigen bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen verstrekt in natura en pgb, bij verordening aangewezen algemene voorzieningen waarbij sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie tussen degenen aan wie een voorziening wordt verstrekt en de hulpverlener (hierna: bij verordening aangewezen algemene voorzieningen) enerzijds en bijdragen voor algemene voorzieningen waarbij geen sprake is van een dergelijke duurzame hulpverleningsrelatie anderzijds.

 

Artikel 7

Wanneer de gemeente ervoor kiest om een eigen bijdrage te heffen, geldt voor maatwerkvoorzieningen verstrekt in natura en pgb en voor bij verordening aangewezen voorzieningen het abonnementstarief van in totaal maximaal € 19,00 per maand. Het CAK stelt de eigen bijdrage vast en int deze.

Welke algemene voorzieningen bij verordening worden aangewezen moet worden opgenomen in de verordening (derde lid). Het abonnementstarief bedraagt in Overbetuwe

€ 19,00 voor alle cliënten. In het vijfde lid van dit artikel zijn de maatwerkvoorzieningen aangewezen waarvoor geen eigen bijdrage wordt gevraagd.

De wet maakt een uitzondering voor de kosten van (collectief) vervoer, zowel in de vorm van een maatwerkvoorziening als in de vorm van algemene voorziening.

De gemeente moet in de verordening opnemen hoe de kostprijs van een voorziening wordt bepaald. De kostprijs wordt tevens bepaald door de wijze van beschikbaarstelling, te weten verstrekt in pgb of in natura (bruikleen/lease, huur of koop (zevende lid). Voor de eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang kan de gemeente een andere instantie aanwijzen dan het CAK (achtste lid).

De gemeente kan bepalen dat een eigen bijdrage van de onderhoudsplichtige ouders is verschuldigd voor een maatwerkvoorziening of woningaanpassing voor een minderjarige cliënt (negende lid).

 

Artikel 8

Voor een algemene voorziening waarbij geen sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie mag de gemeente de hoogte van de bijdrage zelf bepalen tot maximaal de kostprijs. De gemeente moet van iedere algemene voorziening waarvoor een bijdrage wordt gevraagd de hoogte van deze bijdrage in de verordening opnemen.

De gemeente kan er ook voor kiezen om bepaalde algemene voorzieningen wel onder het abonnementstarief te laten vallen. Hierbij moet sprake zijn van een duurzame hulpverleningsrelatie. Daarbij zal de afweging moeten worden gemaakt of de kosten van het abonnementstarief niet te hoog zijn als de cliënt alleen gebruik maakt van de algemene voorziening.

 

Vaststellen kostprijs

De wet verplicht tot het vaststellen van de kostprijs van een maatwerkvoorziening (artikel 2.1.4a, zesde lid, van de wet), een bij verordening aangewezen algemene voorziening (artikel 2.1.4a, zesde lid, van de wet) en een algemene voorziening (artikel 2.1.4, zesde lid, van de wet). Dat kan op drie manieren en deze zijn vastgelegd in artikel 7, zevende lid onder a, en artikel 8, tweede lid (door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder).

In het nieuw toegevoegde artikel 7, zevende lid onder b, is opgenomen dat de kostprijs van een voorziening in de vorm van een hulpmiddel of woningaanpassing ook bepaald wordt door de wijze van verstrekken van de voorziening te weten bruikleen, huur of eigendom.

Het is van belang dat de eigen bijdrage van € 19,00 per maand de kostprijs van de voorziening niet te boven mag gaan. Dit zal zeker bij de voorzieningen waar een dienst wordt geleverd nooit het geval zijn. Het zou wel kunnen voorkomen bij een hulpmiddel of woningaanpassing. Wanneer deze in eigendom ofwel pgb wordt verstrekt, kan er een moment komen dat de kostprijs is betaald. Het CAK ziet toe op het niet overschrijden van de kostprijs.

De gemeente mag voor die voorziening dan geen eigen bijdrage meer heffen.

Wanneer de voorziening in bruikleen of huur is verstrekt, kan de eigen bijdrage worden geheven zolang de cliënt van de voorziening gebruik maakt.

 

Artikel 13 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.6 van de wet. Hierin is opgenomen dat bij verordening wordt bepaald op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente. De verordening moet in ieder geval voorzien in een procedure die waarborgt dat alle mantelzorgers, die voldoen aan de voorwaarden, voor het ontvangen van een blijk van waardering in aanmerking kunnen worden gebracht.

 

Artikel 2.1.6 stelt dat het moet gaan om mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Artikel 1.1.1 van de wet definieert een cliënt als een persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening, maatwerkvoorziening of pgb, of door of namens wie een melding is gedaan. Het gaat dus ook om mantelzorgers van cliënten die een hulpvraag hebben aangemeld, ook al is daar geen voorziening op basis van deze wet uitgekomen. Voorts is de woonplaats van de cliënt bepalend, zodat het dus ook mantelzorgers kan betreffen die in andere gemeenten wonen.

 

Kort en goed komt het erop neer dat – met inachtneming van het bovenstaande – mantelzorgers van cliënten in de gemeente via een melding bij het college in aanmerking kunnen worden gebracht voor de jaarlijkse blijk van waardering (eerste lid). Onder andere ten aanzien van de meldingsprocedure kan het college nadere regels stellen (tweede lid).

Naar boven