Wijziging Verordening jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2015

Raadsbesluit 0637524321- geamendeerd

Raadsvoorstel Wijziging regelgeving jeugdhulp

De raad van de gemeente Zoetermeer;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2019

 

Besluit  

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.

  • b.

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 6

  • c.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet.

  • d.

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • e.

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • f.

    overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • g.

    persoonsgebonden budget (pgb): persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

  • h.

    wet: Jeugdwet.

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 2.

    De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Ambulante opvoedhulp / begeleiding;

    • b.

      Langdurige crisisopvang;

    • c.

      Dagbesteding;

    • d.

      Gesloten jeugdhulp;

    • e.

      Medische kinderdagbehandeling;

    • f.

      Pleegzorg;

    • g.

      Residentiële hulp in vrijwillig kader;

    • h.

      Residentiële hulp voor jeugdigen met een verstandelijke beperking;

    • i.

      Specialistische dagbehandeling en verzorging verstandelijk beperkte jeugdigen;

    • j.

      Basis en specialistische geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen;

    • k.

      Verzorging van jeugdigen met een lichamelijke en zintuigelijke beperking;

    • l.

      Kinderopvang sociaal medische indicatie

Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 9.

                         

Artikel 4 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

         

Artikel 5 Vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 6, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders geven in ieder geval inzage in een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • 3.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

     

Artikel 6 Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3.

    Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek. Dit wordt schriftelijk bevestigd naar de jeugdige of zijn ouders.

Artikel 7 Verslag van het gesprek

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslag-legging van het gesprek, bedoeld in artikel 6.

  • 2.

    Binnen 15 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 3.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

     

Artikel 8 Aanvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

 

Artikel 10 Regels voor pgb

  • 2.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan (inclusief begroting) over hoe zij het pgb gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

    • c.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura met dien verstande dat:

      • i.

        door een gekwalificeerde zorgaanbieder, bedraagt het 100% van het tarief waarvoor het college zorgaanbieders heeft gecontracteerd;

      • ii.

        door een zelfstandig werkende gekwalificeerde zorgaanbieder, bedraagt het 85% van het tarief waarvoor het college zorgaanbieders heeft gecontracteerd.

      • iii.

        door een persoon die behoort tot het sociale netwerk of aan een persoon die als niet-gekwalificeerde zorgaanbieder wordt aangemerkt, bedraagt het tarief maximaal € 20 per uur of dagdeel.

  • 4.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      dat de inzet van deze persoon leidt tot minimaal gelijkwaardige ondersteuning;

  • 5.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het bepaalde in het eerste tot en met het vierde lid.

   

Artikel 13 Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2015.

 

Artikel 1  

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.

  • b.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet.

  • c.

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • d.

    overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • e.

    persoonsgebonden budget (pgb): persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

  • f.

    wet: Jeugdwet.

       

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 2.

    De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Ambulante opvoedhulp / begeleiding;

    • b.

      Langdurige crisisopvang;

    • c.

      Dagbesteding;

    • d.

      Gesloten jeugdhulp;

    • e.

      Medische kinderdagbehandeling;

    • f.

      Pleegzorg;

    • g.

      Residentiële hulp in vrijwillig kader;

    • h.

      Residentiële hulp voor jeugdigen met een verstandelijke beperking;

    • i.

      Specialistische dagbehandeling en verzorging verstandelijk beperkte jeugdigen;

    • j.

      Basis en specialistische geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen;

    • k.

      Verzorging van jeugdigen met een lichamelijke en zintuigelijke beperking;

    • l.

      Kinderopvang sociaal medische indicatie

    • m.

      Vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar jeugdhulp wordt geboden.

       

Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts en gecertificeerde instelling

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder en naar aanleiding van een jeugdhulpbepaling van de gecertificeerde instelling, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Indien een verwijzing plaatsvindt naar een niet-gecontracteerde jeugdhulpaanbieder of naar een gecontracteerde aanbieder die voor de in te zetten individuele voorziening niet gecontracteerd is, zorgt het college in afwijking van artikel 1 voor de inzet van de jeugdhulp door de beoogde jeugdhulpaanbieder, als het college van oordeel is dat:

    • a.

      Het zorgaanbod van de aanbieder in het individuele geval passender is dan het reeds bestaande gecontracteerde aanbod; en

    • b.

      Alsnog overeenstemming is bereikt over een te sluiten overeenkomst voor zorg in natura gelijk de reeds bestaande gecontracteerde aanbieders bij een soortgelijk zorgaanbod.

       

Artikel 4 Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen naar aanleiding van de last die ze ervaren in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier of door middel van een ondertekend gezinsplan.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een aanvraag schriftelijk.

     

Artikel 5 Onderzoek aanvraag

  • 1.

    Het college verzamelt na ontvangst van deaanvraag alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met de jeugdige en zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een gezinsplan op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van dit plan.

  • 2.

    Het college onderzoekt in samenspraak met deskundigen en de jeugdige en zijn ouders:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren van de jeugdige en zijn ouders, de veiligheid en, ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie van de jeugdige, het probleem of de hulpvraag op verschillende leefgebieden en komt tot een samenhangend beeld van deze factoren (de analyse);

    • b.

      wat er op basis van het samenhangend beeld onder a volgens de deskundige aan jeugdhulp noodzakelijk is;

    • c.

      in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden, en

    • d.

      voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening, algemene voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;

    • e.

      wat de beoogde maatschappelijke resultaten zijn van de ondersteuning;

    • f.

      de mogelijkheid om gebruik te maken van het opstellen van een gezinsplan. Als jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, zorgt het college voor ondersteuning bij het opstellen van een dit gezinsplan. Een ingediend gezinsplan is een onderdeel van het onderzoek.

    • g.

      hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • h.

      indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed als mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen.

  • 3.

    Het college informeert de jeugdige en zijn ouders over de gang van zaken bij het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 4.

    Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige en zijn ouders meegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget of een sociaal medische indicatie. De jeugdige en zijn ouders wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 5.

    De jeugdige en zijn ouders verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en zijn ouders geven in ieder geval inzage in een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • 6.

    Het college kan in overleg met de jeugdige en zijn ouders (deels) afzien van het onderzoek onder lid 2.

 

Artikel 6 t/m 8 vervalt.

De artikelen 9 t/m 17 worden vernummerd naar 6 t/m 14.

               

Artikel 7 Regels voor pgb

  • 2.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige en zijn ouders opgesteld gezinsplan (inclusief begroting) over hoe zij het pgb gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen;

    • c.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura met dien verstande dat:

      • i.

        door een gekwalificeerde zorgaanbieder, bedraagt het 90% van het tarief waarvoor het college zorgaanbieders heeft gecontracteerd.

      • ii.

        door een zelfstandig werkende gekwalificeerde zorgaanbieder, bedraagt het 75% van het tarief waarvoor het college zorgaanbieders heeft gecontracteerd.

      • iii.

        door een persoon die behoort tot het sociale netwerk of aan een persoon die als niet-gekwalificeerde zorgaanbieder wordt aangemerkt, bedraagt het tarief per uur het wettelijk minimumloon per uur (inclusief vakantiegeld) bij een werkweek van 36 uur.

  • 4.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      dat de inzet van deze persoon leidt tot minimaal gelijkwaardige ondersteuning;

  • 5.

    Het college stelt voor zover noodzakelijk nadere regels vast ter uitvoering van het bepaalde in het eerste tot en met het vierde lid.

 

Vervalt. Artikel 14 wordt vernummerd naar artikel 13.

           

Artikel 13 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

     

    • a.

      Aanvragen voor individuele voorzieningen (inclusief vervoersaanvragen), die op basis van de Verordening jeugdhulp Zoetermeer 2015 zijn ingediend en waarover bij de inwerkingtreding van deze wijziging van de verordening op 1 januari 2020 nog niet is beslist, worden geacht op basis van de gewijzigde verordening te zijn ingediend.

    • b.

      Jeugdigen en ouders houden recht op een individuele voorziening verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp Zoetermeer 2015, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit, waarmee deze eerdere voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken of totdat de looptijd van de oorspronkelijke beschikking is verstreken.

    • c.

      Een beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening jeugdhulp Zoetermeer 2015 geschiedt op grond van de Verordening jeugdhulp Zoetermeer 2015 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2015.

 

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020. Tenzij over dit besluit een inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gedaan.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad op 25 november 2019

de griffier,

drs. R. Blokland MCM

de voorzitter,

Ch.B. Aptroot

Naar boven