Gemeenteblad van Bronckhorst
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bronckhorst | Gemeenteblad 2019, 297731 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bronckhorst | Gemeenteblad 2019, 297731 | Verordeningen |
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst
De raad van de gemeente Bronckhorst;
gelezen het voorstel van het college van b en w van 22 oktober 2019;
besproken in de commissievergadering van 14 november 2019;
gezien het advies van de Participatieraad van 7 oktober 2019;
Gelet op de Wet van 24 april 2019 tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 inzake de bijdrage voor maatschappelijke ondersteuning en de beoordeling voor de verstrekking van de maatwerkvoorziening;
Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en maakt binnen maximaal 2 weken een afspraak voor een gesprek, als bedoeld in artikel 5.
In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.
Artikel 3. Cliëntondersteuning
Het college zorgt er voor dat cliënten kosteloos een beroep kunnen doen op cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt het enige uitgangspunt is.
Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid kosteloos gebruik te maken van cliëntondersteuning.
Artikel 4. Vooronderzoek, indienen persoonlijk plan
Voor of tijdens het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college hiervoor nodig zijn en waarover de cliënt op dat moment redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Het college onderzoekt de melding in een gesprek met de cliënt door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst familie of andere personen. In dit gesprek wordt onderzocht:
de mogelijkheden van de cliënt om met gebruikmaking van een algemeen gebruikelijke voorziening, van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten, te komen tot een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening aan de cliënt met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of opvang;
Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.
De cliënt of zijn gemachtigde of zijn vertegenwoordiger kan op het verslag van het gesprek zoals bedoeld in artikel 6 van deze verordening aangeven dat hij conform of afwijkend van het verslag een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening. Het door hem ondertekende verslag met eventuele aanvullende opmerking wordt dan als aanvraag beschouwd. De cliënt of zijn gemachtigde of zijn vertegenwoordiger kan ook schriftelijk aangeven een aanvraag te doen conform, of afwijkend van, het verslag van het onderzoek.
De cliënt of zijn gemachtigde of zijn vertegenwoordiger geeft bij de aanvraag aan of hij dit als zorg in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt wil hebben.
De cliënt die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening, verstrekt het college desgevraagd terstond een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
Hoofdstuk 3: Maatwerkvoorziening
Artikel 9. Criteria voor een maatwerkvoorziening
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5. bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en
ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Als het college van oordeel is dat een cliënt zijn hulpvraag redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien èn deze met zijn beslissing had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de cliënt niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid of participatie.
Artikel 13. Regels voor persoonsgebonden budget (pgb)
wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en
De hoogte van een pgb wordt vastgesteld voor:
Voor cliënten die al voor 1 januari 2020 hulp bij het huishouden ontvingen via de gemeente Bronckhorst, geldt een overgangstermijn van 3 maanden, waarin het oude tarief blijft gelden. Na 3 maanden (per 1 april 2020) gaat het nieuwe tarief in zoals omschreven in artikel 13 lid 5 sub b onder 2 en 3 van deze verordening.
Artikel 14. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015
Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.
Als het college een beslissing op grond van het derde lid onder a heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget.
Artikel 15. Opschorting betaling uit het persoonsgebonden budget
Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het persoonsgebonden budget als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.
Artikel 16. Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten
Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.
Hoofdstuk 4: Bijdrage in de kosten
Artikel 17. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen
Cliënten met een indicatie voor hulp bij het huishouden en mantelzorgers kunnen gebruik maken van tegoedbonnen voor huishoudelijke hulp, waarvoor zij een bijdrage van €10 per uur zijn verschuldigd. Per cliënt met een indicatie voor hulp bij het huishouden of per mantelzorger kunnen op jaarbasis maximaal 52 uur aan tegoedbonnen voor huishoudelijke hulp worden afgenomen.
Artikel 18. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen of persoonsgebonden budgetten
Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, gedurende de periode waarvoor een indicatie voor de maatwerkvoorziening of het pgb is verstrekt. De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of pgb zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste €19,00 per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de wet geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.
In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet bedraagt de hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening collectief vervoer de vaste eigen bijdrage die voor deze voorziening wordt gehanteerd door de aanbieders die hiervoor door de gemeenten in de Achterhoek gezamenlijk zijn gecontracteerd.
Hoofdstuk 5: Kwaliteit en veiligheid
Artikel 20. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden
Artikel 24. Betrekken van ingezetenen van de gemeente bij het beleid
Het college stelt inwoners, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Aldus besloten door de raad van de gemeente Bronckhorst in zijn openbare vergadering van 28 november 2019,
de griffier,
M.J. van IJsseldijk
de voorzitter,
M. Besselink
Toelichting op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst 2020
Deze verordening geeft uitvoering aan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). Op grond van deze wet biedt de gemeente ondersteuning aan cliënten die problemen ervaren met deelname aan het maatschappelijk verkeer, zelfstandig functioneren in de maatschappij of opvang.
Er wordt een zorgvuldige procedure doorlopen om de ondersteuningsvraag van de cliënt helder te krijgen. Zijn behoeften en de gewenste resultaten om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of te verbeteren of opvang te verkrijgen, worden onderzocht. Daarbij wordt onderzocht wat de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, algemeen gebruikelijke voorzieningen, mantelzorg of met hulp van zijn sociale netwerk dan wel door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan doen. Of eventueel sprake is van een voorliggende voorziening op grond van een andere wet dan de Wmo 2015 en of een algemene voorziening een passende oplossing kan bieden. Het eindresultaat is een besluit over en inzet van eventueel voor de cliënt noodzakelijke maatwerkvoorzieningen.
Ad. a. Algemeen gebruikelijke voorziening
Voorziening die niet speciaal is bedoeld voor cliënten met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is in bijvoorbeeld een winkel en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten. Het college moet steeds onderzoeken of een voorziening eventueel algemeen gebruikelijk is voor de cliënt èn of deze een passende oplossing biedt voor de cliënt.
Aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning. Bij het tot stand komen van een algemene voorziening is sprake van initiatief van de gemeente en de gemeente kan eventueel bepaalde groepen cliënten een lagere bijdrage in de kosten laten betalen, als zo’n bijdrage aan de orde is.
Op een vraag om hulp of ondersteuning kan op grond van meerdere wetten tot een oplossing worden gekomen. De gemeente onderzoekt altijd of op grond van een andere wet dan de Wmo 2015 een andere voorziening eventueel voorliggend is.
Een cliënt kan een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd zijn voor het gebruik van een algemene voorziening dan wel maatwerkvoorziening. Voor de eigen bijdrage in de vorm van een vast maandelijks tarief geldt als startdatum de dag waarop de indicatie ingaat, en als einddatum de dag nadat de indicatie afloopt.
De persoon die ondersteuning vraagt van de gemeente op grond van de Wmo 2015. Waarbij dit iemand moet zijn die zijn of haar hoofdverblijf heeft in de gemeente Bronckhorst, behalve in geval van beschermd wonen, dan moet het een ingezetene van Nederland betreffen.
Van partners, kinderen of andere huisgenoten mag een bepaalde mate van ondersteuning en hulp van elkaar worden verwacht, dat is wat we noemen gebruikelijke hulp. Ondersteuning en hulp die hier bovenuit gaat, noemen we boven gebruikelijke hulp. Die kan in het kader van mantelzorg eventueel worden geboden, maar kan ook een reden zijn om een (maatwerk)voorziening toe te kennen. De gemeente Bronckhorst heeft bepaald dat van kinderen onder de 18 jaar niet meer zal worden verlangd in deze dan dat op basis van de leeftijd als gebruikelijke hulp mag worden verwacht.
Een vraag om maatschappelijke ondersteuning van een cliënt aan het college, die daarna zorg draagt voor onderzoek naar de hulpvraag en het realiseren van een oplossing op maat voor de cliënt.
Ad. k. Maatschappelijke ondersteuning
Dit betreft alle activiteiten en ondersteuning die door het college wordt geboden aan cliënten op grond van de Wmo 2015.
Dit gaan om de ondersteuning op maat die aan een cliënt door het college wordt geboden.
De cliënt die zich richt tot het college met een ondersteuningsvraag doet daarmee een melding.
Ad. n. Persoonsgebonden budget
De cliënt kan in veel gevallen kiezen of hij een toegekende maatwerkvoorziening in de vorm van Zorg in Natura wil, waarbij alles door de gemeente en de aanbieder(s) wordt geregeld. Of dat hij dit in de vorm van een persoonsgebonden budget wil, dan regelt de cliënt verder zelf het verkrijgen van de benodigde en toegekende ondersteuning.
De cliënt doet een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, de hulpvraag. De melding is, niet gebonden aan een vorm of locatie. De melding kan elektronisch of telefonisch worden gedaan en zowel op het gemeentehuis als bijvoorbeeld op locatie bij het sociaal team. In het eerste lid van artikel 2 is nog eens benadrukt dat de melding vormvrij is en het middel van een cliënt om zijn hulpvraag bij het college neer te leggen. De melding kan door of namens de cliënt worden gedaan, wat betekent dat ook iemand uit de omgeving van de cliënt als vertegenwoordiger kan optreden.
Artikel 3. Cliëntondersteuning
Cliënten die behoefte hebben aan ondersteuning bij het proces van het verkrijgen van maatschappelijke ondersteuning kunnen dit aangeven bij het college. Het college zorgt er vervolgens voor dat deze ondersteuning kosteloos wordt geboden. Het college zorg er voor dat deze ondersteuning volledig gebeurt vanuit het belang van de cliënt. In afstemming met de cliënt wordt gekozen waar hij behoefte aan heeft ofwel wie de cliënt op een passende manier kan ondersteunen.
Artikel 4. Vooronderzoek, indienen persoonlijk plan
De verplichtingen voor het college die hier genoemd worden, zijn ook opgenomen in artikel 2.3.2 van de wet. Omdat het een specifieke plaats inneemt in de volgorde van de procedure, is het hier in de procedure nogmaals ingevoegd om een zorgvuldige procedure te waarborgen. Het persoonlijk plan is in de wet opgenomen. Doordat de cliënt een persoonlijk plan kan overleggen, is het college tijdig bekend met de wijze waarop de cliënt zelf vorm wil geven aan zijn persoonlijk arrangement dat nodig is om zelfredzaam te kunnen zijn en te participeren. Dit bevordert de eigen regie van de cliënt.
Het onderzoek vormt de kern van de procedure. De wet beschrijft in artikel 2.3.2 lid 4 de zaken die tijdens het onderzoek aan bod moeten komen. Ook al wordt dit in de wet niet expliciet genoemd, het uitgangspunt in de gemeente Bronckhorst is dat altijd persoonlijk contact tussen gemeente en cliënt plaatsvindt. In artikel 5 wordt benadrukt dat een gesprek deel uitmaakt van het onderzoek en dat het past in het stelsel van deze Wmo dat daar de omgeving van de cliënt zoveel mogelijk bij wordt betrokken. In artikel 6 is bepaald dat een verslag van het gesprek c.q. onderzoek wordt gemaakt. De cliënt en/of zijn vertegenwoordiger tonen een identiteitsbewijs om zich te legitimeren.
Deze bepaling is opgenomen in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en een zorgvuldige procedure en is overeenkomstig artikel 2.3.2, achtste lid, van de wet opgenomen. Het eerste lid borgt dat altijd verslag wordt opgemaakt. Dit is formeel vormvrij, maar hierbij wordt door het college normaal een vaste werkwijze gehanteerd. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 32-33) staat dat de gemeente aan de cliënt een weergave van de uitkomsten van het onderzoek verstrekt om hem in staat te stellen een aanvraag te doen voor een maatwerkvoorziening. Dat moet in beginsel schriftelijk. Een goede weergave van het gesprek maakt het voor de gemeente gemakkelijk om een juiste beslissing te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de cliënt. Deze is zo beknopt of uitgebreid als dat in de situatie noodzakelijk is.
Het college kan extra deskundigen inschakelen indien dat voor de beoordeling van een ondersteuningsvraag of aanvraag nodig is. Het college zorgt er voor dat bij ieder onderzoek c.q. iedere aanvraag de benodigde deskundigheid wordt ingezet, intern of extern. Bij de adviesaanvraag wordt een heldere vraag of afgebakende opdracht verstrekt, zodat duidelijk is voor de cliënt en de adviseur welk aanvullend onderzoek nodig is. In artikel 2.3.8, derde lid, van de wet is een medewerkingsplicht opgenomen. De cliënt is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
De aanvraag van een maatwerkvoorziening kan door een cliënt pas worden ingediend na afronding van het onderzoek of als dit onderzoek niet tijdig gebeurt na het verstrijken van de zes wekentermijn. De cliënt kan of op het verslag of op andere wijze schriftelijk een aanvraag doen. Daarbij kan hij aangeven dit conform de conclusies in het verslag te willen doen of hij kan een afwijkende aanvraag doen. Daarbij geeft de cliënt ook aan de maatwerkvoorziening als Zorg in Natura of in de vorm van een Persoonsgebonden budget te willen ontvangen. De cliënt overhandigt tevens een kopie van een identiteitsbewijs.
HOOFDSTUK 3: MAATWERKVOORZIENING
Artikel 9. Criteria voor een maatwerkvoorziening
In dit artikel is het algemene afwegingskader dat in de Wet centraal staat nogmaals uiteengezet. De nadruk ligt op de eigen kracht en benutten van hulp van anderen. De maatwerkvoorziening vormt slechts het sluitstuk van de maatschappelijke ondersteuning.
In dit artikel wordt aangegeven dat het verslag van het onderzoek de basis vormt voor het beoordelen van de aanvraag van de cliënt. Daarbij verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening. Dat wil zeggen dat deze op maat moet zijn en dat de benodigde ondersteuning wordt geboden en van goede kwaliteit moet zijn, maar dat daarbij niet meer geld wordt uitgegeven dan nodig is. Als de aanvrager een duurdere voorziening wil ontvangen, dan is dat mogelijk als hij het prijsverschil zelf bijbetaalt.
Als de cliënt zijn vraag om ondersteuning redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en door eigen beslissingen het beroep op de Wmo 2015 had kunnen voorkomen, dan kan het college besluiten geen maatwerkvoorziening te verstrekken.
Artikel 10. Specifieke criteria beschermd wonen en opvang
In dit artikel wordt aangegeven welke specifieke criteria aan de orde zijn ten aanzien van de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en opvang.
Iedere ingezetene van Nederland kan zich tot iedere gemeente in Nederland wenden om een aanvraag te doen voor beschermd wonen. Het beschermd wonen wordt door de Centrumgemeenten uitgevoerd, voor de gemeente Bronckhorst is dit de gemeente Doetinchem.
In 2019 hebben Rijk en gemeenten afgesproken om in tien jaar tijd over te stappen van het huidige systeem met centrumgemeenten naar een volledig objectieve verdeling over alle gemeenten. Tot 2022 blijven de centrumgemeenten het beschermd wonen uitvoeren. De openstelling Wlz voor mensen met psychische beperkingen staat gepland voor 2021. Het overgangsrecht beschermd wonen is daarom verlengd tot 1 januari 2021.
Het beschermd wonen heeft in principe een tijdelijk karakter en is er op gericht cliënten in staat te stellen zich op termijn (meer) op eigen kracht te laten handhaven in de samenleving. Het beschermd wonen kan in een instellingswoning plaatsvinden of in een woning van de cliënt zelf waarbij het toezicht en de begeleiding vanuit nabijheid worden geboden.
Cliënten die dakloos zijn of hun thuissituatie hebben verlaten vanwege huiselijk geweld, kunnen een beroep doen op opvang van de gemeente op grond van de Wmo 2015.
Artikel 11. Gebruikelijke hulp
Van partners, kinderen of andere huisgenoten mag een bepaalde mate van ondersteuning en hulp van elkaar worden verwacht, dat is wat we noemen gebruikelijke hulp. In dit artikel is beschreven wat voor activiteiten dit kan betreffen. Ondersteuning en hulp die hier bovenuit gaat, noemen we boven gebruikelijke hulp. Die kan in het kader van mantelzorg eventueel worden geboden door huisgenoten, maar dit kan ook een reden zijn om een (maatwerk)voorziening toe te kennen. In dit artikel wordt nadrukkelijk aangegeven dat de verplichting van gebruikelijke hulp geen onderscheid wordt gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, drukke werkzaamheden of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden. Zo nodig kan ondersteuning worden geboden om zaken aan te leren.
De gemeente Bronckhorst heeft bepaald dat van kinderen onder de 18 jaar niet meer zal worden verlangd in deze dan dat op basis van de leeftijd als gebruikelijke hulp mag worden verwacht.
De cliënt moet middels de beschikking die hij ontvangt volledige informatie krijgen over zijn rechtspositie en kunnen begrijpen welke ondersteuning hij van de gemeente op grond van de Wmo 2015 ontvangt. In dit artikel zijn de essentialia opgenomen die in ieder geval in de beschikking moeten worden opgenomen.
Artikel 13. Regels voor persoonsgebonden budget (pgb)
Het college verstrekt op grond van artikel 2.3.6 van de wet een persoonsgebonden budget als de cliënt daar gemotiveerd om vraagt. En als het college van oordeel is dat de cliënt in staat is de door hem benodigde ondersteuning te realiseren met behulp van het pgb. In de Beleidsregels Wmo worden hier door het college nadere regels op vastgesteld. In dit artikel worden de kaders aangegeven voor het college om de hoogte van een pgb vast te stellen. In het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning worden deze kaders door het college uitgewerkt in actuele bedragen. De cliënt wordt gevraagd een plan te maken voor de besteding van het pgb, dit wordt samen met de cliënt besproken en geaccordeerd. Een cliënt kan een pgb voor de maatwerkvoorziening begeleiding desgewenst ook afnemen van iemand die behoort tot zijn informele netwerk, mits deze hiervoor niet meer in rekening brengt dan het daarvoor van toepassing zijnde specifieke tarief.
Bij huishoudelijke hulp door een persoon die dit in een professioneel kader uitvoert als zelfstandige kan specifiek worden gedacht aan zzp’ers of aan de regeling dienstverlening aan huis.
Artikel 14. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015
Het college informeert de cliënt duidelijk welke regels van toepassing zijn betreffende het ontvangen van een maatwerkvoorziening in natura danwel in de vorm van een pgb. Indien de cliënt zich niet aan deze voorwaarden mocht houden, dan kan de maatwerkvoorziening worden ingetrokken. Als een toegekende maatwerkvoorziening binnen 6 maanden na de toekenning niet wordt ingezet, dan kan deze toekenning door het college worden ingetrokken als blijkt dat de aangevraagde ondersteuning niet nodig is. Als op enige wijze door de cliënt valselijk gebruik wordt gemaakt van een maatwerkvoorziening, dan kan het college de geldswaarde hiervan geheel of gedeeltelijk vorderen van de cliënt.
Als de cliënt langer dan 12 weken verblijft in een instelling op grond van de Wet langdurende zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college beslissen de maatwerkvoorziening te beëindigen. Hiermee wordt terughoudend omgegaan om te voorkomen dat cliënten in een ‘draaideur-situatie’ terechtkomen.
Artikel 15. Opschorting betaling uit het persoonsgebonden budget
In dit artikel is geregeld dat als een ernstig vermoeden bestaat dat de cliënt ten onrechte een pgb ontvangt, het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd kan verzoeken de betalingen vanuit het pgb op te schorten.
Opschorting van betalingen vanuit een pgb kan ook geheel of gedeeltelijk aan de orde zijn als de cliënt tijdelijk in een instelling wordt opgenomen op grond van de Wet langdurende zorg of de Zorgverzekeringswet.
Artikel 16. Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten
Het college onderzoekt met enige regelmaat en bijvoorbeeld middels steekproeven of maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten rechtmatig worden gebruikt.
HOOFDSTUK 4: BIJDRAGE IN DE KOSTEN
Artikel 17. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen
In de gemeente Bronckhorst zijn momenteel geen algemene voorzieningen aan de orde, waarvoor een eigen bijdrage in de kosten van toepassing is.
Algemene voorzieningen onderscheiden zich van algemeen gebruikelijke voorzieningen (zeg ‘winkels’) doordat de gemeente deze algemene voorzieningen in afstemming met een aanbieder tot stand heeft laten komen en de gemeente eventueel kan bepalen dat sprake is van een korting op de bijdrage die cliënten voor deze voorziening moeten betalen.
Artikel 18. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten
Artikel 18 heeft betrekking op maatwerkvoorzieningen en pgb’s en geeft uitvoering aan de artikelen 2.1.4a en 2.1.5 van de wet.
HOOFDSTUK 5: KWALITEIT EN VEILIGHEID
Artikel 19. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
In dit artikel wordt vastgelegd welke kwalitatieve eisen worden gesteld aan de aanbieders van maatschappelijke ondersteuning door de gemeente. In de wet is vastgelegd dat dit een verantwoordelijkheid van de gemeente is, ook om hier toezicht op te houden. Deze kwaliteitseisen worden gehanteerd bij de inkoop van de maatwerkvoorzieningen.
Artikel 20. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden
In de wet en in het verlengde daarvan in de AMvB uit 2017 die betrekking heeft op het hanteren van reële kostprijzen door gemeenten in het kader van de Wmo 2015 is vastgelegd welke uitgangspunten de gemeente moet hanteren bij het bepalen van prijzen voor de inkoop van maatwerkvoorzieningen. Deze uitgangspunten zijn in dit artikel verankerd. Het college bepaalt binnen de kaders van deze uitgangspunten de prijzen die zij hanteert bij de inkoop.
Artikel 21. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
In artikel 3.4, eerste lid, van de wet is bepaald dat de aanbieder bij de toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet onverwijld melding doet van iedere calamiteit die bij de verstrekking van een voorziening heeft plaatsgevonden en van geweld bij de verstrekking van een voorziening. Conform artikel 6.1 van de wet heeft de gemeente een calamiteitenprotocol vastgesteld en onder meer personen aangewezen die zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet, de toezichthoudend ambtenaar. De toezichthoudend ambtenaar onderzoekt meldingen, onderzoekt en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.
Artikel 22. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning
In dit artikel is geregeld dat aanbieders een regeling moeten vaststellen voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen. Dit wordt vastgelegd tijdens de inkoop van de maatwerkvoorzieningen. Het college houdt hier toezicht op.
In dit artikel is geregeld dat aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van maatwerkvoorzieningen. Dit wordt vastgelegd tijdens de inkoop van de maatwerkvoorzieningen. Het college houdt hier toezicht op.
Artikel 24. Betrekken van ingezetenen van de gemeente bij het beleid
In dit artikel is geregeld dat het college inwoners van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid stelt voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning en hen voorziet van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. Verder zorgt het college ervoor dat inwoners, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.
HOOFDSTUK 6: WAARDERING MANTELZORGERS EN TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN
Artikel 25. Jaarlijkse waardering mantelzorgers
In dit artikel is geregeld dat mantelzorgers jaarlijks een blijk van waardering krijgen, nader te bepalen door het college. Het gaat om mantelzorgers die door of namens de cliënt worden aangemeld, waarbij de woonplaats van de cliënt leidend is en niet de woonplaats van de mantelzorger.
HOOFDSTUK 7: OVERGANGSRECHT EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 26. Nadere regels en hardheidsclausule
In dit artikel is geregeld, omdat het om maatwerk gaat, dat het college de mogelijkheid heeft om te komen tot afwijkende besluitvorming in het voordeel van de cliënt als sprake is van onbillijkheden van overwegende aard. Dit komt in de praktijk niet vaak voor, daar er altijd al een zeer persoonlijke beoordeling plaatsvindt, maar het is wel van belang het college deze ruimte te bieden.
Dit artikel voorziet in het overgangsrecht voor cliënten als zij te maken zouden krijgen met nieuwe regelingen ten gevolge van de vaststelling van deze nieuwe Verordening Wmo.
Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel
Dit artikel bepaalt de inwerkingtreding van deze verordening en legt vast hoe de verordening dient te worden aangehaald.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-297731.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.