Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Soest houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing (Verordening afvalstoffenheffing 2020)

De raad der gemeente Soest;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 oktober 2019, nr. RV19-50;

 

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

gelet op de Afvalstoffenverordening;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2020.

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder “gebruik maken”: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel voor gebruik is gegeven: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan;

    • c.

      ingeval een perceel voor volgtijdig gebruik ter beschikking wordt gesteld: degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:

    • a.

      bij gebruik daarvan door één persoon € 193,00

    • b.

      bij gebruik daarvan door meer dan één persoon

      doch minder dan tien personen € 215,00

    • c.

      per elk vol aantal van tien personen € 410,00

      Voor het in bezit/gebruik hebben van meer dan één restafvalcontainer, voor elke container boven het aantal van één € 96,00

      Voor het in bezit/gebruik hebben van meer dan twee GFT-containers, voor elke container boven het aantal van twee € 47,00

  • 2.

    Het aantal personen dat gebruik maakt van een perceel wordt beoordeeld naar de situatie op 1 januari van het belastingjaar of indien later het tijdstip van het ontstaan van de belastingplicht.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 4 lid 1, bedraagt de belasting voor het op aanvraag inzamelen van grove huishoudelijke afvalstoffen per aanvraag € 30,00.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in lid 1 en 3, bedraagt de belasting voor het achterlaten van meer dan een halve kubieke meter per 2 weken van de volgende afvalstromen op een daartoe door de gemeente aangewezen plaats:

    per 1000 kilo voor:

    Asbest € 75,00 Grond € 12,50

    Puin € 5,00

    Bouw- en sloopafval € 78,50

    Hout C € 92,50

    Hout B € 55,00

    Dakbedekking € 98,00

    Gips € 85,00

    Het werkelijk achtergelaten gewicht in kilo’s wordt in rekening gebracht met dien verstande dat het in rekening te brengen bedrag nimmer minder bedraagt dan € 10,00.

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 4, lid 1, wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 4, lid 3 en 4, wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • 5.

    De belasting bedoeld in artikel 4, lid 3, is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

  • 6.

    Indien het totaal van de op het aanslagbiljet verenigde bedragen minder dan € 10,00 bedraagt zal geen aanslag worden opgelegd.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,00 doch minder dan € 45.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 9 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld moet worden betaald, op het moment van het doen van de kennisgeving.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de afvalstoffenheffing wordt, in afwijking van de uitvoeringsregeling invorderingswet 1990, het percentage van de berekening van de kosten van bestaan vastgesteld op 100%.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2019", vastgesteld bij raadsbesluit van 8 november 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening afvalstoffenheffing 2020".

Soest, 7 november 2019

de raad voornoemd,

de griffier,

M. van Vliet MPM AA

de voorzitter,

R.T. Metz

Naar boven