Verordening kleinschalig kamperen gemeente Sluis 2020

DE RAAD VAN DE GEMEENTE SLUIS

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 oktober 2019;

 

gelet op de artikelen 147 en 149 Gemeentewet;

 

gezien het advies van de Commissie Ruimte/AB van 19 november 2019;

 

B ESLUIT :

 

vast te stellen de: 'Verordening kleinschalig kamperen gemeente Sluis 2020;

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis.

  • b.

    groepskamperen: de gelegenheid geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen op een kleinschalig kampeerterrein, door groepen uitgaande van een vereniging of andere organisatie, gerelateerd aan een evenement of activiteit in besloten kring en gedurende een in een ontheffing als bedoeld in artikel 4:18, lid 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Sluis (APV) aangegeven, al dan niet aaneengesloten periode.

  • c.

    kampeermiddel: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, (sta)caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

  • d.

    kampeerseizoen: de periode van 1 januari tot en met 31 december.

  • e.

    kustgebied: het gebied binnen de gemeente Sluis zoals is aangeduid op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte overzichtskaart (bijlage 1).

  • f.

    landschappelijke inpassing: inpassing van het kleinschalig kampeerterrein door middel van bij voorkeur streekeigen beplantingssoorten, een en ander zoals is vastgesteld in de bij deze verordening gevoegde en vastgestelde beleidsnota "Richtlijnen landschappelijke inpassing gemeente Sluis" (bijlage 2).

  • g.

    ontheffing: een ontheffing als bedoeld in artikel 2.2 van deze verordening.

  • h.

    seizoensplaats: het geplaatst houden van eenzelfde kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, op een standplaats gedurende meer dan drie maanden in het kampeerseizoen.

  • i.

    stacaravan: een kampeermiddel uit één niet- samengesteld geheel, dat in zijn geheel (over de weg) vervoerd kan worden.

  • j.

    standplaats: een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

  • k.

    terrein voor kleinschalig kamperen/kleinschalig kampeerterrein: een terrein of plaats, gelegen op een (voormalig) agrarisch bouwvlak en/of op direct daaraan grenzende gronden, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van maximaal 25 plaatsen ten behoeve van recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben. Zowel seizoensplaatsen als toeristische standplaatsen zijn toegestaan.

  • l.

    toeristische standplaats: het gedeelte van een kampeerterrein dat bedoeld is voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel gedurende een beperkte periode van ten hoogste enkele weken in het kampeerseizoen.

  • m.

    trekkershut: (permanent) gebouw op een vaste plaats ingericht voor verblijfsrecreatieve doeleinden met een maximum omvang van 15 m² en een maximum aantal van 3 per kleinschalig kampeerterrein, uitsluitend bedoeld voor (verblijfs)recreatief gebruik.

  • n.

    vereveningsplan: een plan gericht op de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse, een en ander zoals is vastgesteld in de bij deze verordening gevoegde en vastgestelde "Toetsingscriteria verevening en overige voorwaarden uitbreiding kleinschalig kamperen gemeente Sluis"(bijlage 3)

  • o.

    vergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van deze verordening.

Artikel 1.2. Indieningsvereisten aanvraag

  • 1.

    De aanvraag van een vergunning of een ontheffing vermeldt: naam en adres van de rechthebbende en de beheerder van het kampeerterrein en een opgave van het totaal aantal plaatsen op het kampeerterrein;

  • 2.

    Bij de aanvraag van een vergunning of ontheffing moeten de volgende bescheiden worden overgelegd:

  • a.

    een situatietekening in 2-voud van het kampeerterrein op schaal van ten minste 1: 1.000 met een kadastrale omschrijving van het perceel waarop, indien van toepassing, is aangegeven:

  • de plaats van de bestaande en op te richten gebouwen met hun functie;

  • de aanwezige en aan te brengen randbeplanting, alsmede het assortiment waaruit deze randbeplanting bestaat;

  • In het geval de aanvraag om meer dan 15 eenheden gaat bevat de aanvraag eveneens een vereveningsplan;

  • het verloop van de wegen en paden;

  • de parkeergelegenheid;

  • de kavelbegrenzing van de plaatsen op een kampeerterrein, de trekkershutten alsmede de begrenzing van de plaatsen bedoeld voor sport en spel;

  • de aanwezige en te realiseren voorzieningen ter bestrijding van brand, een en ander zoals is vastgelegd in het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen;

  • een toelichting waaruit blijkt welke sanitaire voorzieningen er zijn en hoe de afvoer van vaste en vloeibare afvalstoffen is geregeld.

Artikel 1.3. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een volledige aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen.

  • 3.

    Indien een aanvraag voor een vergunning of een ontheffing wordt ingediend minder dan acht weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of de ontheffing nodig heeft, kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

  • 4.

    Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op deze verordening.

Artikel 1.4. Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Aan een vergunning of ontheffing kunnen (wettelijke) voorschriften en (wettelijke) beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1.5. Inzage vergunning of ontheffing

De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van een ambtenaar belast met het toezicht op de naleving van één of meer bepalingen van deze verordening ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.

Artikel 1.6. Termijnen

De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

Hoofdstuk 2 Kleinschalig kamperen

Artikel 2.1. Vergunning kleinschalig kamperen

  • 1.

    Het is verboden een terrein voor kleinschalig kamperen in te richten zonder daartoe benodigde vergunning(en) van het college.

  • 2.

    Het college kan aan de vergunning voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 3.

    De aanvraag voor een vergunning wordt schriftelijk ingediend en moet voldoen aan de vereisten in artikel 1.2 van deze verordening.

  • 4.

    De vergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    kampeermiddelen worden binnen of direct grenzend aan het (agrarisch) bouwvlak gesitueerd;

  • b.

    het kleinschalige kampeerterrein is voorzien van een goede landschappelijke inpassing. Een en ander zoals is vastgesteld in de bij deze verordening gevoegde en vastgestelde beleidsnota "Richtlijnen landschappelijke inpassing gemeente Sluis";

  • c.

    het kleinschalige kampeerterrein is gesitueerd op een (voormalig) agrarisch bouwvlak, een en ander zoals is vastgelegd in het bestemmingsplan Buitengebied. De bouwmogelijkheden op het perceel zijn eveneens vastgelegd in het bestemmingsplan Buitengebied;

  • d.

    de maximale dichtheid bedraagt 25 standplaatsen op 7.500 m² terrein, de minimale omvang van een standplaats is 100 m²;

  • e.

    per uit te breiden eenheid boven de 15 eenheden, wordt een vereveningsbijdrage van € 800,-vastgesteld. Een en ander wordt uitgewerkt in een vereveningsplan waarbij de gemaakte afspraken tussen ondernemer en gemeente vastgelegd worden in een overeenkomst;

  • 5.

    Het college weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid, indien het maximale aantal van 20 vergunningen in het kustgebied wordt overschreden. Voorts kan het college de vergunning weigeren wanneer de aanvraag niet voldoet aan de vereisten in artikel 2.1 van deze verordening of wanneer niet wordt voldaan aan de voorwaarden, zoals genoemd in het vorige lid;

  • 6.

    Het college kan de vergunning intrekken:

  • a.

    bij beëindiging van de kampeeractiviteiten op een terrein voor kleinschalig kamperen;

  • b.

    indien geconstateerd wordt dat het terrein voor kleinschalig kamperen langer dan één jaar niet meer als zodanig in gebruik is met dien verstande dat het college van de termijn van één jaar kan afwijken op basis van bijzondere omstandigheden welke ter beoordeling zijn van het college tot een maximum van drie jaar;

  • c.

    indien de houder dit verzoekt.

  • d.

    indien achteraf blijkt dat de aanvraag of vergunning (feitelijke) onjuistheden of onwaarheden bevat.

  • e.

    indien de vergunning is verleend op basis van een onjuiste opgave of voorstelling van feiten.

  • f.

    indien er sprake is van een of herhaaldelijke overtreding van wettelijke voorschriften, of van voorschriften verbonden aan de vergunning.

Artikel 2.2. Ontheffing groepskamperen

  • 1.

    Het college kan, voor zover geen vergunning is verleend, ontheffing verlenen voor groepskamperen;

  • 2.

    De aanvraag om ontheffing wordt schriftelijk ingediend en moet voldoen aan de vereisten in artikel 1.2 van deze verordening;

  • 3.

    Het college verleent de ontheffing wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    het op basis van de vergunning toegestane aantal kampeermiddelen mag met maximaal 5 eenheden worden overschreden;

  • b.

    de periode van ontheffing bedraagt maximaal 3 aaneengesloten nachten;

  • c.

    een ontheffing mag slechts één keer per kampeerseizoen per terrein voor kleinschalig kamperen worden verleend;

  • d.

    voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

  • e.

    een ontheffing mag geen nadelige gevolgen hebben met betrekking tot brandveiligheid.

  • 4.

    Het college kan aan de ontheffing als bedoeld in lid 1 voorschriften verbinden.

  • 5.

    Het college kan de ontheffing weigeren in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    het voorkomen of beperken van overlast;

  • c.

    de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen en goederen;

  • d.

    de zedelijkheid of gezondheid;

  • e.

    de bescherming van natuur en landschap;

  • f.

    als niet voldaan wordt aan het bepaalde in lid 3.

Artikel 2.3. Overdraagbaarheid

  • 1.

    Een vergunning is slechts overdraagbaar met toepassing van de in en krachtens dit artikel gestelde regels.

  • 2.

    Voor het overschrijven van een vergunning dient de vergunninghouder tenminste twee maanden voor de beoogde overdracht bij het college een verzoek tot toestemming in te dienen, onder vermelding van de bij nadere regels aangegeven gegevens.

  • 3.

    Het college beslist op het verzoek binnen acht weken na ontvangst van het verzoek. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

  • 4.

    Het college verleent toestemming voor de overdracht van een vergunning als bedoeld in het tweede lid, indien bij de overdracht wordt voldaan aan dezelfde voorschriften en nadere eisen welke in deze verordening zijn gesteld.

  • 5.

    Overdracht van een vergunning als bedoeld in het tweede lid vindt slechts plaats aan de eigenaar/ huurder van een woning, welke volgens het bestemmingsplan Buitengebied aanwezig is op en behoort bij het (voormalig) agrarisch bouwvlak. Bij overdracht van een vergunning die is verleend voor inwerkingtreding van deze verordening mag de eventueel op het moment van inwerkingtreding van deze verordening bestaande afwijking ten opzichte van de eisen als gesteld in en krachtens artikel 1.2 en artikel 1.4 van deze verordening niet worden vergroot.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1. Overgangsrecht

  • 1.

    Kampeervergunningen en kampeerontheffingen voor het exploiteren van een kleinschalig kampeerterrein, verleend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, gelden als vergunning in de zin van artikel 2.1. voor zover de op het moment van inwerkingtreding van deze verordening bestaande afwijking ten opzichte van de eisen als gesteld in artikel 2.1. van de verordening niet wordt vergroot.

  • 2.

    Vergunningen of anderszins door het bevoegd gezag gegeven toestemming voor andere vormen van kamperen bij (voormalige) agrarische bedrijven, die niet vallen onder het eerste lid van dit artikel, blijven van kracht onder de voorwaarden en nadere eisen waaronder deze zijn verleend.

  • 3.

    Vergunningen of anderszins door het bevoegd gezag gegeven toestemming als bedoeld in het eerste en tweede lid worden geacht voor onbepaalde tijd te zijn verleend.

  • 4.

    Voorschriften en nadere eisen verbonden aan een tijdelijk verleende vergunning of toestemming als bedoeld in het eerste en tweede lid blijven van kracht (gedurende de looptijd van de vergunning of toestemming).

  • 5.

    Kleinschalige kampeerterreinen welke op peildatum 1 augustus 2014 in werking zijn (en zijn aangegeven op bijgevoegde bijlage 5), worden geacht in overeenstemming te zijn met het gestelde in deze verordening en de eerder aan hen verleende gedoogbeschikking.

Artikel 3.2. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college is bevoegd in die gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar zijn oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager daarvan afwijken.

  • 2.

    In gevallen waarin deze verordening niet, of niet voldoende voorziet, beslist het college.

Artikel 3.3. Toezicht en handhaving

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de daartoe aangewezen gemeentelijke toezichthouders en buitengewone opsporingsambtenaren.

Artikel 3.4. Boetebepaling

Overtreding van enig voorschrift uit deze verordening gestelde geboden en verboden en de op grond van artikel 2.1, lid 2 of artikel 2.2, lid 2 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 3.5. Inwerkingtreding

  • 1.

    De Verordening kleinschalig kamperen Sluis, vastgesteld op 28 mei 2015 en bekendgemaakt op 25 juni 2015, vervalt na het in werking treden van deze verordening.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

Artikel 3.6. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening kleinschalig kamperen gemeente Sluis 2020”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 november 2019.

 

Sluis,

 

DE RAAD VOORNOEMD,

 

De griffier, De voorzitter,

 

mr. P.T.G. Claeijs mr. M.M.D. Vermue

Naar boven