Nadere regels subsidies gemeente Groningen 2019 (wijziging)

Het college van burgemeester en wethouders van Groningen;

 

Gelet op:

  • -

    artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen 2019

BESLUIT:

 

vast te stellen de volgende Nadere regel tot wijziging van de Nadere regels subsidies gemeente Groningen

Artikel I Nadere regels

De Nadere regels subsidies gemeente Groningen 2019 komen als volgt te luiden:

 

A.

Deel I – Algemeen ‘Indieningsvereisten en procedureregels’ komt als volgt te luiden:

Deel 1 – Algemeen

Indieningsvereisten en procedureregels

Artikel 1 Begripsbepalingen

In aanvulling op de begripsbepalingen die zijn opgenomen in de ASV wordt voor de toepassing van deze nadere regels verstaan onder:

  • 1.

    Verplicht subsidiedocument: een document dat alle gegevens bevat die vereist zijn voor een zorgvuldige beoordeling van de aanvraag voor subsidieverlening of subsidievaststelling en waarvan de indiening verplicht is gesteld op grond van de wet, de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen of bij beschikking tot subsidieverlening of beschikking tot subsidievaststelling.

  • 2.

    Indieningsdatum: de uiterste datum waarop een verplicht subsidie-document moet zijn ingediend. De Algemene termijnenwet is van toepassing.

  • 3.

    Tijdige indiening: een verplicht subsidiedocument is tijdig ingediend als het voor de uiterste indieningsdatum door het college is ontvangen. Bij verzending per post is een verplicht subsidiedocument tijdig ingediend als het voor de uiterste indieningsdatum ter post is bezorgd, mits het niet langer dan een week na de uiterste indieningsdatum is ontvangen.

  • 4.

    Uitstelverzoek: een verzoek om uitstel voor het indienen van een verplicht subsidiedocument.

Artikel 2 Indieningsvereisten

  • 1.

    Als een aanvraag om een jaarlijkse subsidie niet voor de uiterste indieningsdatum is ingediend, stelt het college de aanvrager eenmaal in de gelegenheid de aanvraag alsnog in te dienen. Het college stelt daarvoor een uiterste datum voor welke de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 2.

    Het college neemt te laat ingediende aanvragen om subsidieverlening niet in behandeling tenzij de aanvrager aannemelijk maakt dat sprake is van overmacht, ter beoordeling door het college.

  • 3.

    Als een verplicht subsidiedocument tijdig maar onvolledig is ingediend, stelt het college de aanvrager eenmaal in de gelegenheid om dit aan te vullen. Het college stelt daarvoor een uiterste datum, voor welke de aanvulling moet zijn ingediend. De beslistermijn schort op voor de duur van de gestelde termijn.

  • 4.

    Als een subsidieaanvrager niet in staat is een verplicht subsidiedocument tijdig in te dienen wegens omstandigheden die het college zijn aan te rekenen dan zal het college de indieningsdatum opschorten. De opschorting eindigt zodra de hiervoor bedoelde omstandigheden zich niet meer voordoen. Het college maakt de opschorting van de indieningsdatum schriftelijk aan de subsidieaanvrager of -ontvanger bekend.

  • 5.

    Als de in lid 3 bedoelde uiterste termijn ongebruikt is verstreken, doet het college schriftelijk mededeling van die constatering en stelt zij de aanvrager op de hoogte van de consequenties van dit verzuim. Dit kan zijn:

    • -

      de aanvraag buiten behandeling stellen;

    • -

      subsidie ambtshalve vaststellen;

    • -

      het opleggen van een sanctie.

  • 6.

    Indien het college besluit een sanctie op te leggen bestaat deze uit een verlaging van de subsidieverlening met 1% van de verleende subsidie tot een maximum van € 100,00 voor elke dag na die waarop het college het verzuim heeft vastgesteld tot aan de dag waarop het verzuim is opgeheven. Betreft het in lid 3 bedoelde verzuim een aanvraag om subsidievaststelling dan bestaat de sanctie uit een verlaging van de subsidievaststelling met 1% van het bedrag waarop de subsidie zou zijn vastgesteld tot een maximum van € 100,00 voor elke dag na die waarop het college het verzuim heeft vastgesteld tot aan de dag waarop het verzuim is opgeheven.

  • 7.

    Zodra drie maanden zijn verstreken sinds de dag waarop het college het verzuim als bedoeld in de leden 3 en 6 van dit artikel heeft vastgesteld, kan het college de subsidieverlening intrekken of ambtelijk vaststellen.

Artikel 3 Uitstelverzoeken

  • 1.

    Een aanvrager kan eenmalig een uitstelverzoek indienen voor maximaal acht weken. Dit kan schriftelijk of langs elektronische weg.

  • 2.

    Het college weigert een uitstelverzoek als:

    • a.

      dit onbevoegd is ingediend;

    • b.

      dit later is ingediend dan 2 weken voor de uiterste indieningsdatum

    • c.

      dit naar het oordeel van het college niet is voorzien van een deugdelijke motivering.

  • 3.

    Het college beslist schriftelijk zo spoedig mogelijk op een uitstelverzoek doch uiterlijk binnen twee weken na ontvangst daarvan.

Artikel 4 Ontheffing tussenrapportage

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 lid 1 onder c van de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen 2019 behoeven subsidieontvangers uit de volgende categorieën geen tussenrapportage in te dienen:

  • Basissubsidie Amateur Kunst;

  • Subsidies voor accommodaties;

  • Subsidies voor wijkorganisaties;

  • Subsidies lager dan € 5.000, in welk geval de subsidieverlening en -vaststelling samenvallen.

Artikelsgewijze toelichting

Algemeen

Met het oog op de voortgang van het subsidieproces gelden er nadere regels rond de indiening van subsidiedocumenten. Subsidiedocumenten zijn aanvragen om subsidieverlening of subsidievaststelling, tussentijdse rapportages en eventuele andere verplicht gestelde documenten. Het gaat hier niet zozeer om aanscherping van onze huidige handelwijze maar om verduidelijking en om de codificatie van een al langere tijd gebruikelijke gedragslijn. Het doel is om verduidelijking en uniformiteit van de aanvraag- en verantwoordingsprocedure te bereiken.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Verplicht subsidiedocument

Een verplicht subsidiedocument is een document dat essentieel is voor het nemen van een deugdelijk subsidiebesluit. Dat zijn een aanvraag om subsidieverlening, een tussentijdse rapportage waarvan de indiening bij verordening, nadere regel of bij beschikking verplicht is gesteld of een aanvraag om subsidievaststelling. Als aan een aanvraag om subsidieverlening een belangrijk onderdeel ontbreekt, zoals een Wnt-verklaring of een activiteitenplan, dan beschouwt het college de indiening als onvolledig. Hetzelfde geldt als aan een aanvraag om subsidievaststelling bijvoorbeeld het activiteitenverslag of de accountantsverklaring ontbreekt. Ook dan beschouwt het college dit subsidiedocument als onvolledig. De bepalingen uit artikel 2 zijn dan van toepassing.

Tijdige indiening

Met de hier gekozen formulering sluiten we aan bij artikel 6:9 Awb. Dit artikel heeft echter betrekking op de indiening van bezwaar- of beroepschriften. Met betrekking tot de tijdige indiening van aanvragen om subsidieverlening of -vaststelling of andere verplichte subsidiedocumenten ontbreken bepalingen in de Awb. De Algemene termijnenwet is van toepassing. Dat houdt in dat een gestelde termijn die eindigt op een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag wordt verlengd tot de eerste dag die geen zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag is.

Artikel 2. Indieningsvereisten

Het college sluit met de formulering van dit artikel aan bij artikel 6:11 Awb. Als na de herinnering een aanvraag om subsidieverlening niet of te laat wordt ingediend, kan het college besluiten om die aanvraag niet te behandelen.

 

Er wordt dan geen subsidie verstrekt.

 

Analoog hieraan zal het college een subsidieaanvraag niet buiten behandeling stellen vanwege te late indiening als het college van mening is dat de aanvrager redelijkerwijs niet in verzuim is.

 

Is een verplicht gestelde tussentijdse rapportage of een aanvraag om subsidievaststelling onvolledig ingediend, dan stelt het college de subsidieontvanger eenmaal schriftelijk in de gelegenheid de rapportage en/of de aanvraag om subsidievaststelling aan te vullen en stelt daarbij een uiterste termijn binnen welke de aanvulling in bezit moet zijn van het college.

 

De onvolledigheid kan een document betreffen, zoals een accountants- of een Wnt-verklaring, maar het kan ook gaan om de vereiste rechtsgeldige ondertekening of een cruciaal onderdeel van de begroting of van een financieel verslag.

 

Als de gestelde uiterste termijn ongebruikt is verstreken dan zendt het college een brief waarin het verzuim wordt geconstateerd en waarin een sanctie wordt aangekondigd.

 

De sanctie bestaat uit een verlaging van de subsidie met 1% (tot een maximum van € 100,00) voor elke dag die de subsidieontvanger in verzuim is. Deze sanctie geldt voor elk document dat te laat wordt ingediend. Het maximum bedrag van de sanctie per te laat ingediend document bedraagt dus circa € 9.000,00 (maar uiteraard nooit meer dan het subsidiebedrag). Afhankelijk van het document kan de verlaging de subsidieverlening betreffen of (bij een aanvraag om subsidievaststelling) de subsidievaststelling.

 

Stapeling van sancties kan aan de orde zijn, als de subsidieontvanger ten aanzien van meerdere verplichte subsidiedocumenten in verzuim is.

Artikel 3. Uitstelverzoeken

Uit de motivering van het uitstelverzoek moet blijken dat een tijdige indiening van een verplicht subsidiedocument voor de subsidieontvanger respectievelijk de subsidieaanvrager onmogelijk is en dat het college op grond van de aangevoerde reden redelijkerwijs niet tot het oordeel kan komen dat de aanvrager in verzuim is.

Artikel 3 lid 3 - Beslissing op uitstelverzoeken

Het college beslist binnen 14 dagen na ontvangst van een uitstelverzoek of dit wordt ingewilligd. Gebeurt dat niet op tijd dan kan de aanvrager het college met een beroep op de Wet dwangsommen bij niet tijdig beslissen in gebreke stellen. Het college heeft dan maximaal 14 dagen de gelegenheid om het besluit alsnog te nemen. Gebeurt dat niet binnen die termijn dan verbeurt het college een dwangsom overeenkomstig artikel 4:17 Awb.

 

Als het college een uitstelverzoek weigert, handhaaft het college de geldende indieningstermijnen.

 

B.

In Deel 2 – Sectoren en beleidsvelden komt in Hoofdstuk 3 Jeugd en Onderwijs paragraaf 3.10 Schakelgroepen jonge kinderen in zijn geheel als volgt te luiden:

Paragraaf 3.10 Schakelgroepen jonge kinderen

Artikel 3:45 Begripsbepaling

In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:

a.

schakelgroepen jonge kinderen

i. in een schakelgroep wordt intensieve en uitgebreide taalstimulering aangeboden, uitgevoerd door een extra leerkracht (VVE gekwalificeerd) en gekoppeld aan een breed erkend VVE programma dat tevens wordt uitgevoerd in de reguliere groep;

 

 

ii. een schakelgroep kan binnen of buiten de reguliere groep worden vormgegeven;

b.

doelgroepkinderen

kinderen in de groepen 1 tot en met 3 waarvan de ouders een laag opleidingsniveau hebben conform de gewichtenregeling of kinderen die opgroeien in een niet stimulerende taalrijke thuisomgeving;

c.

VVE programma

een erkend voorschools programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 7 jaar op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

d.

ouderprogramma

programma bedoeld om ouders te ondersteunen bij de ontwikkelingsstimulering van hun kind. Dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut.

Artikel 3:46 Subsidiabele activiteiten

Het college kan aan een schoolbestuur subsidie verlenen voor het organiseren van schakelgroepen met als doel achterstanden op basisvaardigheden zoals taal en rekenen te voorkomen en de leerwinst van doelgroepkinderen die hebben deelgenomen aan een schakelgroep te verhogen.

Artikel 3:47 Bijzondere bepalingen/verplichtingen

  • 1.

    Met betrekking tot de inhoud van de schakelgroepen jonge kinderen zijn de volgende verplichtingen van toepassing:

    • a.

      leerlingen in de schakelgroep ontvangen de extra taalstimulering tenminste 10 uur per week en gedurende een schooljaar;

    • b.

      het gemiddelde aantal leerlingen in een schakelgroep is 10, met een minimum van 8 en een maximum van 12 per groep;

    • c.

      deelnemende scholen registreren ten behoeve van de lokale VVE Monitor.

  • 2.

    De subsidieaanvraag moet zijn voorzien van:

    • a.

      een indicatie van het aantal doelgroepkinderen;

    • b.

      het aantal schakelgroepen.

Artikel 3:48 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1.

    Voor de in artikel 3:46 genoemde activiteiten is het subsidieplafond gelijk aan de in de begroting hiervoor opgenomen bedragen.

  • 2.

    Als het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan het subsidieplafond dan is de verdeelwijze als volgt:

    • a.

      op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;

    • b.

      als na bovenstaande verdeelwijze nog middelen resteren dan worden deze verdeeld over de overige, op tijd ingediende subsidieaanvragen die het beste voldoen aan artikel 3:46 en 3:48.

Toelichting

De VVE groepen/schakelgroepen voldoen aan de kwaliteitseisen voor VVE die de onderwijsinspectie heeft gesteld. Instellingen die subsidie ontvangen werken aan de punten die uit de VVE bestandsopname als verbeterpunten naar voren zijn gekomen. In de Bestuursafspraken G4/G33-Rijk Effectief benutten van vve en extra leertijd voor jonge kinderen zijn hierover aanvullende afspraken gemaakt.

Artikel 3:45 onder b

De indicatie vindt in de voorschoolse leeftijd plaats via het consultatiebureau. Het gaat hierbij om kinderen in de groepen 1 tot en met 3 van wie de ouders een laag opleidingsniveau hebben, conform de gewichtenregeling of kinderen die opgroeien in een niet stimulerende taalrijke thuisomgeving.

Artikel 3:45 onder c

Dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut.

Artikel 3:46

Een schakelgroep bestaat uit gemiddeld 10kinderen met een minimum van 8 en een maximum van 12. Voor een lager aantal kinderen wordt een lager bedrag gesubsidieerd. Voor een hoger aantal kinderen geldt het maximaal aan te vragen bedrag.

Artikel 3:47

De schakelgroepen worden zoveel mogelijk uitgevoerd in aansluiting op en in doorgaande lijn met een voorschoolse VVE programma.

 

C.

In deel 2 – Sectoren en beleidsvelden komt in Hoofdstuk 3 Jeugd en onderwijs paragraaf 3.14 Ondersteuning schoolbibliotheek in zijn geheel als volgt te luiden:

 

(vervallen)

 

D.

In deel 2 – Sectoren en beleidsvelden komt in Hoofdstuk 3 Jeugd en onderwijs paragraaf 3.15 Leerlingbegeleiding in zijn geheel als volgt te luiden:

 

(vervallen)

 

E.

In deel 2 – Sectoren en beleidsvelden komt in Hoofdstuk 4 Welzijn gezondheid en zorg paragraaf 4.3 Internationale betrekkingen in zijn geheel als volgt te luiden:

Paragraaf 4.3 Internationale betrekkingen

Artikel 4:9 Begripsbepaling

In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening en in paragraaf 4.1 wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:

  • 1.

    mondiale bewustwording: het verschaffen van inzicht aan de burgers en het stimuleren van activiteiten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, democratisering, mensenrechten en duurzame ontwikkeling. De werkzaamheden vinden plaats op basis van wederkerigheid in internationale - en ontwikkelingssamenwerking;

  • 2.

    stedenband : meerjarige overeenkomst tussen de gemeente Groningen en een door de Raad aangewezen buitenlandse gemeente met het doel onderling duurzame betrekkingen aan te gaan op sociaal-cultureel, economisch en wetenschappelijk gebied;

  • 3.

    stedenbandgemeente: een door het college aangewezen buitenlandse gemeente waarmee een stedenband wordt aangegaan;

Artikel 4:10 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten ter invulling van een stedenband, te weten:

    • a.

      het bevorderen van persoonlijke contacten, ontmoetingen en samenwerking tussen inwoners van Groningen en een stedenbandgemeente;

    • b.

      het informeren van de Groningse bevolking over een stedenbandgemeente;

    • c.

      stage-uitwisseling van ambtenaren van de gemeente Groningen en van een stedenbandgemeente;

    • d.

      het onderhouden van contacten met zusterorganisaties;

    • e.

      het ondersteunen, zowel financieel als anderszins, van initiatieven van organisaties of personen die strekken tot verwezenlijking van de doelstelling van een stedenband;

    • f.

      kennis- en informatie-uitwisseling tussen Groningen en een stedenbandgemeente.

  • 2.

    Het college kan subsidie verlenen voor mondiale bewustwording, te weten:

    • a.

      het geven van informatie aan de bevolking van de gemeente Groningen over de problematiek in een land door middel van voorlichting en bewustwordingsactiviteiten;

    • b.

      steun aan de opbouw van de democratie van een land;

    • c.

      het stimuleren van burgers en overheden om actief mee te werken aan het oplossen van sociaal-economische en maatschappelijke vraagstukken in een land;

    • d.

      de uitwisseling van ambtenaren en stages van ambtenaren van de gemeente Groningen en van een land;

    • e.

      het werven van fondsen voorzover die zullen worden ingezet in concrete ontwikkelingsprojecten in een land.

Artikel 4:11 Bijzondere bepalingen/verplichtingen

De ontvanger van subsidie voor mondiale bewustwording is verplicht om de Groningse bevolking te informeren over de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten en in zijn werkplan informatie op te nemen over de wijze waarop hij deze verplichting invult.

Artikel 4:12

Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1.

    Als het totaal van de aanvragen het subsidieplafond overschrijdt, dan is de verdeling daarvan als volgt:

    • a.

      op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;

    • b.

      leidt bovenstaande verdeelwijze tot overschrijding van het subsidiebudget dan wordt dat naar evenredigheid over de op tijd ingediende vervolgaanvragen verdeeld.

  • 2.

    Resteert er na bovenstaande verdeelwijze nog een deel van het subsidiebudget dan wordt dat over de overige aanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.

F.

In deel 2 – Sectoren en beleidsvelden Hoofdstuk 4 Welzijn, gezondheid en zorg komt paragraaf 4.15 Subsidiëring van initiatieven met en door mensen met een psychiatrische beperking of verstandelijke handicap die het meedoen in een inclusieve gemeente bevorderen in zijn geheel als volgt te luiden:

Paragraaf 4.15 Subsidiëring van initiatieven met en door mensen met een psychiatrische beperking of verstandelijke handicap die het meedoen in een inclusieve gemeente bevorderen

Artikel 4:65 Begripsbepaling

Artikel 4:65 Begripsbepaling

Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

Doelgroep

burgers met een verstandelijke beperking en /of met een psychiatrische handicap.

Maatschappelijke activiteit

een activiteit buiten GGz-verband en buiten de verstandelijke gehandicaptenzorg

Aanvraagperiode

een door het college te bepalen tijdvak waarin subsidieaanvragen kunnen worden ingediend voor activiteiten waarvoor op grond van deze paragraaf subsidie kan worden verleend.

Artikel 4:66 Subsidiabele activiteiten

Het college kan subsidie verlenen voor:

  • 1.

    het nemen van initiatieven die het meedoen van mensen met een verstandelijke handicap en/of een psychiatrische beperking in een inclusieve gemeente bevorderen.

  • 2.

    uitwisseling van ervaringen (met mee doen in de samenleving/gemeente) tussen mensen van de doelgroep onderling of tussen mensen van de doelgroep en derden.

  • 3.

    voorlichting en deskundigheidsbevordering door mensen van de doelgroep aan derden met het doel ruimte te maken voor meedoen in een inclusieve gemeente.

Artikel 4:67 Subsidie per activiteit

  • 1.

    Een aanvrager kan voor elk van de in artikel 4:66 genoemde activiteiten slechts éénmaal per kalenderjaar in aanmerking komen voor een subsidie van maximaal € 10.000,-- per activiteit.

  • 2.

    Op de noodzakelijke kosten worden baten die rechtstreeks op subsidiabele activiteiten betrekking hebben in mindering gebracht.

  • 3.

    Het college neemt alleen kosten van overhead en ondersteuning in aanmerking die in redelijkheid aan de subsidiabele activiteiten kunnen worden toegerekend.

Artikel 4:68 Subsidieplafond en verdeelregels

  • 1.

    Het subsidieplafond voor de in artikel 4:66 genoemde activiteiten is per kalenderjaar gelijk aan het in de gemeentebegroting voor dat jaar opgenomen bedrag.

  • 2.

    Het college verdeelt het kalenderjaar in twee aanvraagperioden van elk zes maanden.

  • 3.

    Het college stelt per aanvraagperiode een deelbudget vast van 50% van het subsidieplafond.

  • 4.

    Het college kan een overschot op het eerste deelbudget van een kalenderjaar toevoegen aan het tweede deelbudget van dat kalenderjaar.

  • 5.

    Als het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan het beschikbare deelbudget, dan wordt dat budget over de op tijd ingediende aanvragen als volgt verdeeld:

    • a.

      een subsidieaanvraag komt eerder voor subsidie in aanmerking naarmate de activiteiten beter voldoen aan de volgende criteria:

      • i.

        activiteiten leiden tot meer sociale contacten en/of maatschappelijke activiteiten;

      • ii.

        activiteiten worden uitgevoerd door en/of samen met mensen met een psychiatrische beperking of verstandelijke handicap;

      • iii.

        maatschappelijke verworvenheden op het gebied van ontmoeting en participatie aan de samenleving die met de activiteiten zijn bereikt blijven in stand;

    • b.

      In de afweging van het college wegen eerder genoemde criteria zwaarder dan later genoemde.

Artikel 4:69 Subsidieaanvraag

Uit de subsidieaanvraag moet blijken op welke wijze de activiteiten van de aanvrager voldoen aan de in artikel 4:68 lid 5 onder a bedoelde criteria.

Artikel 4:70 Nadere verplichtingen

  • 1.

    De subsidieontvanger maakt bij de uitvoering van zijn activiteiten zoveel mogelijk gebruik van bestaande faciliteiten en accommodaties.

  • 2.

    De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat zijn activiteiten aansluiten bij reguliere voorzieningen waaronder accommodaties, vrijwilligers en mantelzorgers.

Artikel 4:71 Aanvullende weigeringsgronden

Het college weigert een subsidieaanvraag voor activiteiten die niet bijdragen aan participatie van de doelgroep leden in het reguliere maatschappelijke verkeer volgens de doelstelling van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

 

G.

In deel 2 – Sectoren en beleidsvelden komt Hoofdstuk 4, paragraaf 4.16 Maatschappelijke stages in zijn geheel als volgt te luiden:

 

(vervallen)

 

H.

In deel 2 - sectoren en beleidsvelden komt Hoofdstuk 9 Onderhoud en beheer openbare ruimte in zijn geheel als volgt te luiden:

 

(vervallen)

 

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 26 november 2019.

De burgemeester,

Koen Schuiling

De secretaris,

Diana Starmans

Naar boven