Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Meierijstad (5e wijziging).

De raad van de gemeente Meierijstad;

 

gelezen het voorstel van college van burgemeester en wethouders van 16 september 2019;

 

gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Drank- en Horecawet, artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, en vijfde lid, 2.21 en 3.148, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet [,artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s] en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de

 

Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Meierijstad (5 e wijziging).

 

Artikel I Wijziging Algemene plaatselijke verordening gemeente Meierijstad

De Algemene plaatselijke verordening Meierijstad wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

In de aanhef wordt ‘gelet op artikel 149 van de Gemeentewet vervangen door ‘gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Drank- en Horecawet, artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, en vijfde lid, 2.21 en 3.148, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;’

 

Toelichting

Conform voorstel VNG in de ledenbrief van 14 augustus 2019 (zomeraanpassing 2019 model-APV. Hierna: ledenbrief). In de APV is alleen artikel 149 van de Gemeentewet genoemd als basis voor de APV. Sommige bepalingen uit de APV bevatten echter ook een uitwerking van een hogere wettelijke regeling. Met deze wijziging wordt ook verwezen naar die bepalingen.

 

B

 

In artikel 1:1 wordt ‘- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;’ vervangen door ‘- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;’.

 

Toelichting

Aanpassing conform ledenbrief. Betreft een technische wijziging.

 

C

 

In het opschrift van hoofdstuk 2 wordt na ‘Openbare orde’ ingevoegd ‘en veiligheid, volksgezondheid en milieu’.

 

Toelichting

Conform ledenbrief. De titel van sommige hoofdstukken of afdelingen is gewijzigd, omdat de plaatsing van een artikel in een hoofdstuk of afdeling mede bepaalt hoe het gelezen moet worden (de zogenoemde ‘ rubrica est lex’-regel). De systematiek van een APV is van belang voor het antwoord op de vraag op welke gronden de ontheffing of vergunning mag worden geweigerd ( ABRvS 24-10-2018, ECLI:NL:RVS:2018:3487).

 

D

 

In het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 1, wordt ‘Bestrijding’ vervangen door ‘Voorkomen of bestrijden’.

 

Toelichting

Zie toelichting bij C.

 

E

 

Artikel 2:1 komt te luiden:

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, te vechten of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

2. Degene die op een openbare plaats:

a. aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

b. aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of

c. zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;

is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

3. Het is verboden zich te begeven naar of zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.

5. Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

 

Toelichting

In aanvulling op het Wetboek van Strafrecht is in artikel 2:1, eerste lid, een verbod opgenomen om het vechten op een openbare plaats (een voor het publiek toegankelijk plaats of gebouw). Met dit APV-verbod wordt beoogd om effectiever op te kunnen treden tegen vechtpartijen in de openbare ruimte en in openbare gebouwen zoals horeca-inrichtingen.

Het Wetboek van Strafrecht biedt weliswaar ook mogelijkheden om op te treden, maar dat is vanuit een andere invalshoek en dan moet er eerst aangifte worden gedaan. Dat gebeurt echter in veel gevallen niet. Daarom is van de politie het verzoek ontvangen om het verbod tot vechten op te nemen. Meerdere gemeenten (o.a. Rotterdam) hebben daarom al een vechtverbod opgenomen in de APV.

In het derde lid zijn conform de ledenbrief twee kleine technische wijzigingen aangebracht.

 

F

 

Artikel 2.1a, tweede lid komt te luiden:

Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding. Het verbod is voorts niet van toepassing als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de vermomming niet geschiedt met het doel de openbare orde te verstoren.

 

Toelichting

Op 1 augustus 2019 is de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding in werking getreden. Op grond van die wet geldt een verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding in onderwijsinstellingen, zorginstellingen, in het openbaar vervoer en in overheidsgebouwen. De wet heeft betrekking op alle vormen van gezichtsbedekking waarbij het gezicht zodanig wordt bedekt dat de drager ervan niet herkenbaar is. Het maakt daarbij niet uit of het gaat om een gezichtssluier, integraalhelm of een masker. Een hoofddoek, een sluier die het gezicht niet bedekt, een keppeltje of ander hoofddeksel valt niet onder het wettelijke verbod. De wet kent enkele uitzonderingen op het verbod. Zo mag het gezicht worden bedekt als dit nodig is voor werk of voor sport of bij evenementen. Denk daarbij aan een feest. Het wettelijke verbod geldt ook niet in sommige delen van zorginstellingen.

Het verbod in artikel 2.1a heeft betrekking op alle openbare plaatsen en dus ook op openbare plaatsen genoemd in de wet. Een bepaling in een verordening (in casu de APV) mag niet regelen wat al in een hogere wet is geregeld. Met deze wijziging van artikel 2.1.a van de APV wordt het verbod in de APV afgebakend ten opzichte van de wet.

 

G

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 2, vervalt.

 

Toelichting

Zie toelichting bij C.

 

H

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 3, vervalt.

 

Toelichting

Zie toelichting bij C.

 

I

 

In het opschrift van artikel 2:6 wordt ‘Beperking van verspreiden’ vervangen door ‘Verspreiden’.

 

Toelichting

Het betreft hier een technische wijziging conform ledenbrief.

 

J

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 4, vervalt.

 

Toelichting

Zie toelichting bij C.

 

K

 

Artikel 2:9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van artikel 2:9 komt te luiden:

Artikel 2:9 Vertoningen op openbare plaatsen

 

2. In eerste lid wordt ‘en het milieu’ vervangen door ‘of het milieu’.

 

Toelichting

Het betreft hier een technische wijziging conform ledenbrief.

 

L

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 5, komt te luiden:

Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

 

Toelichting

Zie toelichting bij C.

 

M

 

In het opschrift van artikel 2:10 wordt ‘weg’ vervangen door ‘openbare plaatsen’.]

 

Toelichting

Conform ledenbrief. Met deze aanpassing wordt de toepasselijkheid van het artikel vergroot naar alle openbare plaatsen.

 

N

 

In artikel 2:11, vierde lid, wordt na ‘het Wetboek van Strafrecht,’ ingevoegd ‘de Wegenwet,’.

 

Toelichting

Het betreft hier een technische wijziging conform ledenbrief.

 

O

In het opschrift van artikel 2:12 wordt de komma vervangen door ‘of’.

 

Toelichting

Het betreft hier een technische wijziging conform ledenbrief.

 

P

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 6, vervalt.

 

Toelichting

Zie toelichting bij C.

 

Q

 

Hoofdstuk 2, afdeling 7, wordt vernummerd tot hoofdstuk 2, afdeling 3.

 

Toelichting

Zie toelichting bij C.

 

R.

 

In artikel 2:24, eerste lid, aanhef en onder d. wordt het leesteken ‘;’ vervangen door ‘.’ en na de huidige tekst ingevoegd:

‘Onder een activiteit als hier bedoeld is niet begrepen:

1o een activiteit die als een niet-bedrijfsmatige seksuele handeling of vertoning van erotisch-pornografische aard kan worden aangemerkt;

2o een dancefeest of houseparty, anders dan in een specifiek daartoe ingerichte en bestemde discotheek;

3o een andere activiteit die naar het oordeel van de burgemeester aanleiding geeft te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

 

Toelichting

In het voorjaar van 2019 is in een horecagelegenheid in onze gemeente een erotisch-pornografisch getinte activiteit met striptease act gehouden. Mede naar aanleiding van de daarover ontvangen verontruste berichten van ouders is de vraag gerezen of dit kan zonder een vergunning.

Indien een dergelijke activiteit plaatsvindt in een grote frequentie kan dit worden aangemerkt als bedrijfsmatig en zou het daarmee vallen onder de vergunningplicht voor seksinrichtingen. Indien die activiteit incidenteel plaatsvindt geldt het volgende: artikel 2:24 van de APV bepaalt dat voor activiteiten in een inrichting in de zin van de Drank- en horecawet, die behoren tot de normale bedrijfsvoering en die ook passen binnen de voor die inrichting geldende voorschriften (bijv. geluid en veiligheid), niet worden aangemerkt als een evenement.

 

De vraag is of de genoemde activiteit moet worden geacht te behoren tot de normale bedrijfsvoering. Om meer duidelijkheid te scheppen wordt met deze wijziging geregeld dat een dergelijke activiteit wordt aangemerkt als een evenement. Hierdoor kunnen aan een eventueel te verlenen vergunning voorschriften worden verbonden in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu. Van belang om op te merken is dat het de bedoeling is om deze activiteiten te reguleren en niet per se te verbieden. Dat is gelet op de rechtspraak (o.a. ECLI:NL:RVS:2004:AO8495 inzake Rockbitch ) ook niet zonder meer mogelijk.

 

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om ook in meer algemene zin aan te duiden wanneer een activiteit die gezien de accommodatie (bijv. zalencentrum met een podium voor bands) tot de normale bedrijfsvoering behoort en die voldoet aan de (brand-)veiligheids- en milieuvoorschriften desondanks toch als een evenement moet worden aangemerkt. Het betreft activiteiten waardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar kan komen. Gedacht kan hierbij worden aan een optreden met een extremistisch, discriminerend, seksistisch of mensonterend karakter. Hiermee kan bij dergelijke activiteiten toch regulerend worden opgetreden. Bijeenkomsten die vallen onder de Wet openbare manifestaties zijn al geregeld in het eerste lid, aanhef en onder e van dit artikel.

 

S.

 

Artikel 2.25 komt te luiden:

Artikel 2:25 Evenementenvergunning

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

2. Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd, voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

3. Geen vergunning is vereist voor door de burgemeester aangewezen evenementen van geringe omvang dan wel jaarlijks terugkerende (vrijwel) identieke evenementen, als:

a. wordt voldaan aan de bij dat aanwijzingsbesluit vermelde voorwaarden en voorschriften;

b. de organisator ten minste 15 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester .

4. De burgemeester kan binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten een evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, als er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

5. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester een vergunning voor een vechtsportevenement als bedoeld in artikel 2:24, eerste lid, onder g, als de organisator of de aanvrager van de vergunning in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

6. Het verbod is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10, juncto 148 van de Wegenverkeerswet 1994.

7. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet-tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Toelichting

Dit artikel is aangepast aan de uitgangspunten die zijn vastgelegd in de Kaderstellende nota evenementenbeleid Meierijstad en de daarop gebaseerde uitvoeringsnota. De bepalingen over de jaarkalender en de regeling voor circussen (lid 5 en 6 oud ) zijn in verband hiermee geschrapt. De leden zijn in verband hiermede vernummerd.

Aan een vergunning voor een vechtsportevenementen zullen specifieke voorschriften verbonden worden die in lijn zijn met de landelijk ontwikkelde richtlijn voor (full-contact) vechtsportevenementen (Nederlandse Vechtsportautoriteit, de Nederlandse Boksbond of NOC/NSF).

 

Voor de reikwijdte van het in het vijfde lid opgenomen begrip "in enig opzicht van slecht levensgedrag" moet aansluiting worden gezocht bij de terminologie van de Drank- en Horecawet (hierna: DHW). De toetsing aan deze eis is niet bij voorbaat aan regels gebonden. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak (ECLI:NL:RVS:2019:193) zijn geen beperkingen gesteld aan de feiten of omstandigheden die bij de beoordeling van het levensgedrag mogen worden betrokken. Niet valt volgens de Afdeling in te zien dat daarmee de deur voor willekeur wordt opengezet. Voor het oordeel dat de voorwaarde dat een exploitant niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is rechtsonzeker is, bestaat daarom geen grond. De Afdeling heeft zich in genoemde uitspraak overigens niet uitgelaten over de vraag of de omschrijving van de eis omtrent levensgedrag al dan niet in strijd is met de Dienstenrichtlijn. Hoewel lagere rechters die mening wel zijn toegedaan, lijkt het erop dat de Afdeling op dat punt een soepeler standpunt zal innemen.

 

T

 

Hoofdstuk 2, afdeling 8, wordt vernummerd tot hoofdstuk 2, afdeling 4.

 

Toelichting

Zie toelichting bij C.

 

U

 

Artikel 2:27 komt te luiden:

Artikel 2:27 Definities

In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.

In deze afdeling wordt onder ondersteunende horeca verstaan een openbare inrichting waarin dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt bij wijze van ondersteuning van een andere niet als horeca bestemde hoofdfunctie, waarbij een directe relatie bestaat tussen de hoofdfunctie en de nevenfunctie.

3. Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.

4. Outlaw Motor Gang (OMG): een groep met een hiërarchische structuur die affiniteit met motorrijden uitdraagt met herkenbare groepssymbolen, waarbij (dreiging met) geweld en verstoring van de openbare orde onderdeel zijn van de groepscultuur.

 

Toelichting

In het eerste lid is ‘waterpijpcafé’ (ook bekend als ‘ shisha -lounge’) toegevoegd in de opsomming van openbare inrichtingen. De exploitatie van een waterpijpcafé is hierdoor, ook als er geen rookwaren in de zin van de Tabakswet worden gerookt, aan een vergunning onderworpen.

In het tweede lid is het begrip ondersteunende horeca opgenomen. Dit vanwege de regeling van de sluitingstijden in artikel 2:29.

 

V

 

In artikel 2:28, vijfde lidwordt ‘niet zijnde sisha-lounges of andere openbare inrichtingen waarin gelegenheid wordt gegeven tot het roken van tabaks- of andere producten met gebruik van een waterpijp’ vervangen door ‘niet zijnde een waterpijpcafé’.

 

Met deze technische wijziging wordt aangesloten bij de term waterpijpcafé, zoals genoemd in het gewijzigde artikel 2:27.

Overneming van de in de ledenbrief voorgestelde wijziging van het derde lid is niet noodzakelijk, omdat de betreffende omissie van de model-APV in de APV Meierijstad al eerder is hersteld.

 

W.

 

Artikel 2:29 komt te luiden:

Artikel 2:29 Sluitingstijd

1. Openbare inrichtingen zijn, behoudens op 1 januari, gesloten op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 06.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 06.00 uur. Voor de toepassing van dit lid wordt onder zondag tevens verstaan:

a. Carnavalsmaandag en -dinsdag, 2e Paasdag, Koningsdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag, kermismaandag en –dinsdag, 1e en 2e Kerstdag;

b. De dag volgend op 2e Paasdag, Koningsdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag, kermisdinsdag en 2e Kerstdag.

2. In afwijking van het eerste lid zijn openbare inrichtingen die paracommercieel worden geëxploiteerd door sportverenigingen gesloten op maandag tot en met vrijdag tussen 00.00 uur en 08.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 00.00 uur en 08.00 uur en tussen 19.00 uur en 24.00 uur.

In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin geldt bij officiële, door de betreffende sportbond uitgeschreven wedstrijden op zaterdag, zondag of feestdagen, die eindigen na 18.00 uur, dat de inrichting uiterlijk één uur na de wedstrijd gesloten dient te zijn.

3. In afwijking van het eerste lid zijn openbare inrichtingen die paracommercieel worden geëxploiteerd in dorps- en wijkcentra gesloten op maandag tot en met vrijdag tussen 00.00 uur en 08.30 uur en op zaterdag en zondag tussen 01.00 uur en 08.30 uur. Het bepaalde in het eerste lid, tweede volzin is van overeenkomstige toepassing.

4. In afwijking van het eerste lid zijn openbare inrichtingen die als ondersteunende horeca worden geëxploiteerd gesloten na de beëindiging van de hoofdactiviteit, doch in ieder geval tussen 19.00 uur en 06.00 uur, of op het tijdstip dat daartoe in het bestemmingsplan of aan de exploitant van de inrichting verstrekte vergunning is bepaald.

5. Het is verboden na sluitingstijd een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, bezoekers in de inrichting te laten verblijven, of van daaruit dranken of spijzen te verstrekken.

6. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.

7. Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, vierde lid, aanhef en onder a gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

8. Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.

9. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet-tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Toelichting

In het eerste lid aanhef en onder a. zijn Koningsdag en Hemelvaartsdag ingevoegd. Hiermee wordt geregeld dat een inrichting in de nacht voorafgaand aan die dagen geopend mag zijn tot 03.00 uur. Het betreft hier feitelijk de vastlegging van de bestaande praktijk.

Voorts zijn in de nieuwe leden 2 t/m 4 bepalingen opgenomen over de sluitingstijden die gelden voor sportkantines, dorps- en wijkcentra en ondersteunende horeca. Deze bepalingen zijn een uitwerking van de Horecavisie en horecabeleid, zoals vastgesteld in de raad van september 2019.

Het tweede lid regelt de sluitingstijd van kantines van sportverenigingen. Het begrip sportvereniging dient hier ruim te worden uitgelegd. Ook gildes en jeu de boulesverenigingen vallen hier bijvoorbeeld onder.

Het derde lid bevat een regeling voor de sluitingstijden van dorps- en wijkcentra en het vierde lid een regeling voor ondersteunende horeca. Ook deze bepalingen sluiten aan bij de Horecavisie.

Het zesde lid bevat de mogelijkheid voor de burgemeester om ontheffing te verlenen van het sluitingsuur. Daarbij zal de burgemeester zo mogelijk rekening houden met het bepaalde in de Horecavisie, o.a. over het daarin besproken convenant tussen sportclubs en horeca dat afspraken bevat over het tegengaan van paracommercie. De gemeente juicht dit convenant toe, maar is daarbij formeel geen partij. Een gevraagde of verleende ontheffing kan worden geweigerd c.q. ingetrokken om redenen genoemd in artikel 1:8 c.q. 1:6 van de APV. Aan een ontheffing kunnen op grond van artikel 1:4 van de APV voorschriften worden verbonden. Handelen in strijd met die voorschriften kan leiden tot intrekking van de ontheffing.

 

X

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 8A, komt te luiden:

Afdeling 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit Drank- en Horecawet

 

Toelichting

Zie toelichting bij C.

 

Y

 

In artikel 2:34a wordt ‘horecalocaliteit’ vervangen door ‘horecalokaliteit’.

 

Toelichting

Conform ledenbrief. Het betreft hier een louter taalkundige wijziging. De in de ledenbrief voorgestelde wijziging van het alternatieve artikel 2:34d is niet van toepassing omdat deze bepaling niet in de APV Meierijstad is opgenomen.

 

Z

 

Hoofdstuk 2, afdeling 9, wordt vernummerd tot hoofdstuk 2, afdeling 6.

 

Toelichting

Zie toelichting bij C.

 

AA

 

Hoofdstuk 2, afdeling 10, wordt vernummerd tot hoofdstuk 2, afdeling 7.

 

Toelichting

Zie toelichting bij C.

 

AB

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 11, komt te luiden:

Afdeling 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade

 

Toelichting

Zie toelichting bij C.

 

AC

 

Na artikel 2:48 wordt een nieuwe artikel 2:48a toegevoegd dat luidt:

Artikel 2:48a Verboden gebruik lachgas

Het is verboden op een openbare plaats lachgas te gebruiken als daardoor hinder ontstaat voor personen of de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

 

Toelichting

Lachgas veroorzaakt bij inhalering een korte en soms sterke roes die vergelijkbaar is met dronkenschap. Dit kan leiden tot risicogedrag en overlast (luidruchtigheid en verkeersonveiligheid) en ook tot ernstige gezondheidsklachten. Ook worden ampullen en ballonnen vaak als afval achtergelaten, waardoor verontreiniging ontstaat.

In Meierijstad is een toename geconstateerd van het gebruik van lachgas in het openbaar gebied en, daaraan gerelateerd, overlast en risicogedrag. Opname van het verbod in de Apv heeft als doel te kunnen optreden en de openbare ruimte te beschermen tegen de negatieve gevolgen van gebruik. Daarnaast draagt het bij aan bewustwording van de risico’s van het gebruik. De bepaling geldt gemeentebreed omdat het gebruik op wisselende plekken is geconstateerd en dit niet terug te brengen is naar enkele gebieden.

Gebruikers kunnen worden aangesproken als zij lachgas op in het openbaar gebied gebruiken en daardoor hinder ontstaat voor personen of de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt. Het is aan de ambtenaar in kwestie (politie/buitengewoon opsporingsambtenaar) om dit op basis van feiten en omstandigheden ter plaatse te beoordelen. Zoals bijvoorbeeld ook het geval is bij openbare dronkenschap.

Lachgasgebruik vindt ook plaats bij evenementen. Bij evenementen kan de gemeente als voorschrift een ‘verbod van verkoop van lachgas’ in de vergunning opnemen met als motivering het voorkomen van hinder. Bij vergunningvrije evenementen zal e.e.a. worden geregeld in het aanwijzingsbesluit vergunningvrije evenementen.

De bepaling sluit aan bij de bepaling die de gemeente Veldhoven al heeft ingevoerd en is afgestemd met het Openbaar Ministerie en de politie. In afwijking van de bepaling van Veldhoven waarin wordt gesproken over openbaar gebied, wordt in dit artikel de term openbare plaats gebruikt. Dit omdat deze term beter aansluit bij de overige artikelen van de APV, waarbij ook wordt gesprokene over openbare plaatsen.

AD

 

Artikel 2:59 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

 

2. Het derde lid, aanhef, komt te luiden:

3. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

 

Toelichting

Het betreft hier een technische aanpassing van het aanlijn- en muilkorfgebod conform de ledenbrief.

 

AE

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 12 komt te luiden:

Afdeling 9 Bestrijding van heling van goederen

 

Toelichting

Zie toelichting bij C.

 

AF (Dit artikel treedt inwerking op een nader te bepalen dag)

In Hoofdstuk 2, Afdeling 9 (nieuw) vervalt ‘Artikel 2:66 t/m 2:70. vervallen’ en worden de artikelen 2:66 t/m 2:70 ingevoegd, luidende:

Artikel 2:66 Definitie

In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

 

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een door de burgemeester aangewezen register, en daarin onverwijld op te nemen:

a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;

c. een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;

d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en

e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

2. De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.

3. Op de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht

De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:

a. de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:

1o. dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;

2o. van een verandering van de onder 1o bedoelde adressen;

3o. dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;

4o. dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan.

b. de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;

c. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;

d. een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

 

Artikel 2:69

(Gereserveerd)

 

Artikel 2:70

(Gereserveerd)

 

Toelichting

Ter bestrijding van heling schrijft artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht voor dat daarin genoemde handelaren in een doorlopend register aantekening maken van de door hen ingekochte goederen. De model-APV voorziet in de mogelijkheid van invoering van eenzelfde verplichting voor wat betreft de door die handelaren te verkopen of anderszins te vervreemden goederen.

Door de politie is landelijk een digitaal opkoopregister (DOR) ontwikkeld. Het DOR faciliteert op- en verkopers bij het registreren van de goederen die zij aan- en verkopen. Daarbij worden ook meer gegevens over het gekochte goed (waaronder foto’s) en de verkoper (legitimatieplicht) geregistreerd. Daarnaast kan het systeem worden gekoppeld aan andere databases en (politie)systemen. Het DOR biedt daarmee de mogelijkheid om automatisch, bijvoorbeeld aan de hand van een serienummer, te controleren of een goed als gestolen geregistreerd staat. Wanneer dit het geval is ontvangt de politie hiervan automatisch een melding.

In 2020 wordt bezien wordt of de invoering van DOR in Meierijstad mogelijk is. Daarbij wordt bezien of het wenselijk is de verplichtingen als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht ook op te leggen aan verkopers van betreffende goederen. Omdat de inwerkingtreding van de artikelen 2:66 - 2:68 van de APV in die zin samenhangt met de besluitvorming over de invoering van het DOR treden deze bepalingen in werking op een nader door burgemeester en wethouders te bepalen dag.

 

AG

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 13, komt te luiden:

Afdeling 10. Consumentenvuurwerk

 

Toelichting

Zie toelichting bij C.

 

AH

 

Hoofdstuk 2, afdeling 14, wordt vernummerd tot hoofdstuk 2, afdeling 11.

 

Toelichting

Zie toelichting bij C.

 

AI

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 15, komt te luiden:

Afdeling 12. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester

 

Toelichting

Zie toelichting bij C. Het voorstel tot aanpassing van artikel 2:75 is al eerder verwerkt in de APV Meierijstad.

 

AJ

 

Artikel 2:78 komt te luiden:

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht:

a. een bevel geven zich gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste 24 uur, of

voor vast te stellen tijdstippen of perioden van in totaal ten hoogste 24 uur binnen een tijdvak van ten hoogste 4 weken, niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden, of

b. als die handelingen zich tijdens een evenement hebben voorgedaan een bevel geven zich gedurende de duur van een evenement, doch met een maximum van 4 dagen, zich niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

2. Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden. Het bevel geldt voor:

a. een vast te stellen aaneengesloten periode van ten hoogste 8 weken, of

b. voor vast te stellen tijdstippen of perioden verspreid over ten hoogste 56 dagen binnen een tijdvak van ten hoogste 26 weken.

3. Een bevel als bedoeld in het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.

4. De burgemeester beperkt de krachtens het eerste of tweede lid gegeven bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.

5. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod.

 

Toelichting

Met deze wijziging wordt beoogd de toepassing van het instrument gebiedsontzegging meer flexibel te maken. Er is in het eerste lid een onderscheid gemaakt tussen maatregelen bij meer wijkgerichte overlast en overlast specifiek tijdens een evenement. Daarnaast is verduidelijkt dat een ontzegging kan gelden voor een aaneengesloten periode of voor tijdstippen en perioden verspreid binnen een aangeduid tijdvak.

 

AK

 

In artikel 2:79, eerste lid, vervalt de komma na ‘gebruikt’.

 

Toelichting

Conform ledenbrief. Het betreft hier een louter taalkundige wijziging.

 

AL

 

In artikel 3:7, eerste lid, onder i, sub 1̊, wordt ‘van de APV Meierijstad’ vervangen door ‘van deze verordening’.

 

Toelichting

Conform ledenbrief. Het betreft hier een louter taalkundige wijziging.

 

AM

 

Het opschrift van hoofdstuk 4, afdeling 1, komt te luiden:

Afdeling 1. Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting

 

Toelichting

Zie toelichting bij C.

 

AN

 

Artikel 4:2 komt te luiden:

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

1. De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 gelden niet gedurende de volgende dagen of dagdelen:

a. op het grondgebied van de hele gemeente:

1) Carnaval van vrijdag t/m dinsdag) (5 dagen)

2) Koningsnacht en -dag (2 dagen)

3) Oudejaarsavond en Nieuwjaarsdag (2 dagen).

b. op het grondgebied van de betreffende kern:

de dagen waarop aldaar de jaarlijkse kermis wordt gevierd (4/5 dagen)

2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet tijdens de door de betreffende sportclubs georganiseerde toernooien.

3. Als een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet voorzien was, kan het college, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

4. Het gemeten equivalente geluidsniveau (LAeq,T) veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan:

a. 70 dB(A) en 80 dB(C), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter

b. 75 dB(A) en 90 dB(C), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter voor festiviteiten als bedoeld onder lid 1 die het college als speciale festiviteit heeft aangewezen.

c. 50 dB(A) en 65 dB(C), gemeten in in- of aanpandige geluidsgevoelige gebouwen.

5. De geluidsnorm, bedoeld in het vierde lid, is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie (Cb) en de meteocorrectieterm (Cm) buiten beschouwing gelaten. Als binnen 2 meter van een achterliggende gevel is gemeten dan wordt de geluidwaarde in het zesde lid met 3 dB verhoogd.

6. Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel.

 

Toelichting

In het eerste lid is de verwijzing naar de artikelen 2.17 en 2.19 van het Activiteitenbesluit opgenomen. Het betreft hier een louter technische wijziging.

Met de wijziging van het vierde lid worden de geluidsnormen bij collectieve festiviteiten gelijkgetrokken met de normen die door de raad voor evenementen zijn gesteld in de Kaderstellende nota evenementenbeleid. Zie ook de hierna volgende wijziging van artikel 4.3, zesde lid.

 

AO

 

Artikel 4:3, zesde lid komt te luiden:

6. Het gemeten equivalente geluidniveau (LAeq,T) veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan:

a. 70 dB(A) en 80 dB(C), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter voor festiviteiten als bedoeld onder lid 1a.

b. 75 dB(A) en 90 dB(C), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter voor festiviteiten als bedoeld onder lid 1b.

c. 50 dB(A) en 65 dB(C), gemeten in in- of aanpandige gevoelige gebouwen.

 

Toelichting

Met deze wijziging worden de geluidsnormen bij incidentele festiviteiten gelijkgetrokken met de normen die voor evenementen zijn gesteld in de Kaderstellende nota evenementenbeleid.

 

AP

 

In artikel 4:6, derde lid, wordt ‘het Bouwbesluit’ vervangen door ‘het Bouwbesluit 2012’

 

Toelichting

Conform ledenbrief. Het betreft hier een louter technische wijziging.

 

AQ

 

In het opschrift van artikel 4:13 wordt ‘enz.’ vervangen door ‘en dergelijke’.

 

Toelichting

Conform ledenbrief. Het betreft hier een louter technische wijziging.

 

AR

 

In het opschrift van hoofdstuk 5 wordt ‘der’ vervangen door ‘van de’.

 

Toelichting

Conform ledenbrief. Het betreft hier een louter technische wijziging.

 

AS

In het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 1, wordt na ‘Parkeerexcessen’ ingevoegd ‘en stopverbod’.

 

AT.

Artikel 5:10 wordt gewijzigd als volgt:

Het opschrift komt te luiden: ‘Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan’.

In het eerste lid wordt na ‘te parkeren’ ingevoegd: ‘of te laten stilstaan’.

 

Toelichting bij AS en AT

In 2018 is artikel 5:10 aan de model-APV toegevoegd. Dit betreft het verbod op het zogenaamde ‘ bermparkeren ’. Op grond van Europese regelgeving en jurisprudentie geldt het parkeerverbodsbord (bord E1 uit de bijlage bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 alleen voor de rijbaan. Omdat die regelgeving en jurisprudentie ook geldt voor het stopverbodsbord (bord E2), is aan artikel 5:10 het verbod om stil te staan toegevoegd.

 

AU

 

Artikel 5:13, derde lid, onder b, komt te luiden

b door een instelling die is ingedeeld in het door het Centraal Bureau Fondsenwerving vastgestelde landelijk collecte- en wervingsrooster, mits de inzameling of werving plaatsvindt in de in dat collecte- en wervingsrooster voor de betreffende instelling genoemde periode en met inachtneming van de door het college gegeven nadere regels;

 

Toelichting

In artikel 5:13 (collecteren en leden- of donateurswerving) is de formulering van de vrijstelling van het inzamelings- of wervingsverbod voor instellingen die zijn opgenomen in het collecte- en wervingsrooster aangepast. In afwijking van het voorstel in de ledenbrief is in de APV Meierijstad bepaald dat geen vergunning nodig is voor collectes of wervingsacties die zijn ingedeeld in het door het CBF vastgestelde landelijk collecte- en wervingsrooster. In dat register zijn de landelijk opererende instellingen opgenomen. Hierdoor is, afgezien van de te stellen nadere regels, geen nadere besluitvorming van burgemeester en wethouders voor die instellingen meer nodig. Dit leidt tot meer duidelijkheid en minder werk. In de nadere regels kan het college voorwaarden opnemen waaraan een instelling moet voldoen, wil het zonder een vergunning inzamelen of werven.

 

AV

 

In artikel 5:15, vierde lid, onder a, wordt ‘de Wegenverkeerswet’ vervangen door ‘de Wegenverkeerswet 1994’.

 

Toelichting

Conform ledenbrief. Technische wijziging.

 

AW

 

In het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 6, wordt na ‘Openbaar water’ ingevoegd ‘en waterstaatswerken’.

 

Toelichting

Zie toelichting bij C.

 

AX

 

In artikel 5:25, tweede lid, onder a, en vierde lid, wordt ‘het aanzien van de gemeente’ vervangen door ‘het uiterlijk aanzien van de gemeente’.

 

Toelichting

Conform ledenbrief. Betreft een technische wijziging.

 

AY

 

Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 9, komt te luiden:

Afdeling 9. Asverstrooiing

 

Toelichting

Conform ledenbrief. Betreft een technische wijziging.

 

AZ

 

In artikel 5:32, derde lid, wordt ‘de Wet milieubeheer’ vervangen door ‘de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet’.

 

Toelichting

Conform ledenbrief. Betreft een technische wijziging.

 

Artikel II

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking, met uitzondering van artikel AE (wijziging artikelen 2:66 tot en met 2:68), dat in werking treedt op een door burgemeester en wethouders te bepalen dag.

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 november 2019.

De Griffier,

A.F.J. Franken

De voorzitter,

Ir. C.H.C. van Rooij

Naar boven