Wijzigen van de Verordening op het binnenwater 2010, gemeente Amsterdam

De gemeenteraad van Amsterdam

 

Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 17 september 2019 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1512);

Gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet,

 

Besluit:

 

  • I.

    Vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Verordening op het binnenwater 2010, zoals bekend gemaakt in het Gemeenteblad 2010, afd. 3A, nr. 2/14, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 9 mei 2019, zoals bekend gemaakt in het Gemeenteblad 2019, 129389.

 

De Verordening op het binnenwater 2010 wordt als volgt gewijzigd.

Artikel I

 

A

 

In artikel 2.1.11 wordt “2.3.5, tweede lid, onderdeel a,” vervangen door: 2.3.6, tweede lid, onderdeel a,.

 

B

 

Artikel 2.2.6 wordt als volgt gewijzigd.

 

  • a.

    Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

     

    • a.

      ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens of verklaringen zijn verstrekt;

 

  • b.

    Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

     

    • e.

      dit noodzakelijk is ter uitvoering van wettelijke, Europeesrechtelijke of andere internationale verplichtingen.

 

  • c.

    Na het derde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

     

    • 4.

      Bij de toepassing van het eerste en tweede lid kan onderscheid worden gemaakt tussen verschillende categorieën vergunningen.

    • 5.

      Indien een vergunning wordt verleend voor een vaartuig waarvoor reeds een vergunning is verleend en waarvan de geldingsduur niet is verstreken, vervalt de eerst verleende vergunning van rechtswege op het moment van het inwerkingtreden van de later verleende vergunning.

 

C

 

Artikel 2.4.1 wordt als volgt gewijzigd.

 

  • a.

    Het tweede lid komt te luiden:

     

    • 2.

      Het is verboden zonder vergunning een vaartuig of object anders dan om niet aan te bieden voor het varen met een of meerdere personen of om anders dan om niet personen te vervoeren of te laten vervoeren, of die activiteiten te bevorderen.

 

  • b.

    In het derde lid wordt voor de punt aan het slot van dat lid ingevoegd: , en indien de doorvaart geen op Amsterdam gerichte economische activiteit behelst.

 

D

 

Artikel 2.4.4, tweede lid, komt te luiden:

 

Het college kan bij het vaststellen van een periode als bedoeld in het eerste lid een aantal vergunningen vaststellen dat in die periode of in totaal ten hoogste wordt verleend.

 

 

E

 

Aan artikel 2.4.6 wordt een lid toegevoegd, luidende:

 

  • 7.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een vaartuig waarvoor op het moment van inwerkingtreding van de vergunning reeds een vergunning is verleend. In dat geval is het derde lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder meldingsbewijs tevens een voor een eerder verleende vergunning verleend vergunningbewijs kan worden verstaan.

 

F

 

Artikel 2.4.7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd.

 

  • a.

    In onderdeel c wordt “documenten” vervangen door: documenten, verklaringen.

     

  • b.

    Aan het lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

     

    • j.

      het afwijzen van een aanvraag, indien het aantal, bedoeld in onderdeel f wordt overschreden, of indien bij de aanvraag een onjuiste verklaring is ingediend;

    • k.

      het voorafgaand aan het indienen van een aanvraag verzoeken om informatie aan het college over regels voor het verlenen van een vergunning, waaronder wordt begrepen het vragen van een oordeel over de aanvraag, en het openbaar maken van reacties op die verzoeken..

 

G

 

In artikel 2.6.2 wordt na “2.1.2, eerste en tweede lid,” ingevoegd: 2.1.4, eerste en tweede lid.

 

Artikel II Inwerkingtreding

 

 

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.

 

  • II.

    Vast te stellen de volgende wijzigingen op de toelichting bij de Verordening op het binnenwater 2010.

 

A

 

De toelichting bij artikel 2.2.6 komt te luiden:

 

Artikel 2.2.6 Intrekking of wijziging van een vergunning

 

Het eerste lid van dit artikel bepaalt in welke gevallen een vergunning ambtshalve kan worden gewijzigd, geschorst of ingetrokken. De eerste twee onderdelen van dat lid zien op onjuiste gebleken aanvraaggegevens of wijziging van omstandigheden. Het intrekken, schorsen of wijzigen kan ook plaatsvinden indien een vergunninghouder in strijd handelt met wettelijke voorschriften, afwijkt van de voorschriften van de vergunning of indien hij anderszins in strijd handelt met een vergunningplicht op grond van de verordening. Bij het toepassen van deze bevoegdheid zal het college moeten onderbouwen wat de relatie is tussen de geconstateerde overtreding en de toegepaste bevoegdheid.

 

Het eerste lid van dit artikel dient onder meer als basis om in 2019 en 2020 reeds verleende vergunningen, die voor onbepaalde tijd zijn verleend, om te zetten naar bepaalde tijd. De aanleiding is de door de rechter geconstateerde strijd met de Dienstenwet en de Dienstenrichtlijn. Om expliciet te maken dat een vergunning in deze gevallen mag worden gewijzigd is in het eerste lid, onderdeel e expliciet vermeld dat het inzetten van deze bevoegdheid mogelijk is ter uitvoering van nationaal- of internationaalrechtelijke verplichtingen, waaronder uiteraard ook de Dienstenwet en de Dienstenrichtlijn worden verstaan.

 

Het tweede lid regelt dat het college bepaalt in welke gevallen een vergunning op aanvraag kan worden gewijzigd. Enkel in door het college genoemde gevallen kan derhalve worden overgegaan tot wijziging op aanvraag. Deze constructie is gekozen omdat in de praktijk is gebleken dat een wijzigings-bevoegdheid zonder nadere inperking onvoldoende rechtszekerheid bood en dat de met de vergunningplicht gediende belangen hierdoor werden geschaad.

 

Met het vierde lid wordt tot uitdrukking gebracht dat bij het wijzigen van vergunningen verschillende soorten vergunningen anders kunnen worden behandeld. Daarmee is expliciet gemaakt dat de vergunningen in verschillende tijdvakken kunnen worden ingedeeld, bijvoorbeeld om daarmee uitgifterondes voor vergunningen met een regelmatig ritme te laten ontstaan.

 

B

 

De toelichting bij artikel 2.4.1 komt te luiden:

 

Artikel 2.4.1 Vergunningplicht voor vervoer van personen

 

Artikel 2.4.1 vormt de basis voor de uitgifte van vergunningen voor het vervoeren van passagiers. Voor activiteiten die niet op grond van dat artikel zijn verboden is geen vergunning nodig. Het artikel is in 2019 opnieuw geformuleerd. Daarmee is niet beoogd de reikwijdte van het artikel te wijzigen. Het betreft slechts een aanpassing op basis van in de praktijk opgedane ervaringen met de verordening.

 

 

Ten eerste is het vervoeren of laten vervoeren van personen tegen een vergoeding verboden. De formulering “anders dan om niet” wordt gebruikt vanwege de uniformiteit met andere regelgeving, maar daarmee wordt geen wijziging beoogd ten opzichte van de huidige tekst “tegen betaling of andere vergoeding”. Met het “laten vervoeren van personen” wordt de organisatie bedoeld van vaartochten. Die organisatie kan bijvoorbeeld bestaan uit het inhuren van personeel om een eigen vaartuig te besturen. Verder is het anders dan om niet ter beschikking stellen van een vaartuig of object voor het varen verboden zonder vergunning. Gekozen is voor de formulering “ter beschikking stellen” en niet voor de huidige formulering “verhuren”, omdat deze aanleiding vormt voor discussies over de vraag of de verhuurhandeling zich in bepaalde gevallen binnen de territoriale werking van de verordening afspeelt. Het ter beschikking stellen gaat uit van de feitelijke locatie waarop de huurder over het vaartuig kan beschikken.

 

Het tweede lid verbiedt het aanbieden van een vaartuig of object voor het varen in Amsterdam. Dit is op grond van de huidige verordening al verboden, maar er is onduidelijkheid over de huidige formulering van het artikel, met name met betrekking tot de relatie tot deelplatforms. Met de voorgestelde tekst wordt ondubbelzinnig duidelijk dat het, wederom “anders dan om niet”, aanbieden van een vaartuig niet is toegestaan als daarvoor geen vergunning is verleend. Het is niet relevant of het vaartuig met of zonder schipper wordt verhuurd en hoeveel personen met het vaartuig gaan varen. Dat blijkt uit de zinsnede “met een of meerdere personen”. Deelplatforms kunnen worden aangesproken als zij niet meewerken aan het verwijderen van advertenties of als zij actief meewerken aan het in strijd handelen met het verbod om deze vaartuigen of objecten aan te bieden. Dat blijkt uit de toevoeging van de zinsnede “of die activiteiten te bevorderen” in de aanhef van het tweede lid.

 

Op grond van het derde lid is geen vergunning nodig voor doorvaart op de primaire vaarwegen voor zover die doorvaart geen op Amsterdam gerichte economische activiteit behelst. Dat houdt in dat doorvaart is toegestaan, voor zover het doorvaren door Amsterdam geen onderdeel is van het verdienmodel. Van dat laatste is bijvoorbeeld wel sprake als een vaartuig door Amsterdam vaart terwijl die doorvaart wordt gebruikt als toeristische voorziening en niet enkel als functionele vervoersbeweging.

 

Artikel 2.6.1 voorziet in de mogelijkheid een ontheffing of vrijstelling te verlenen van de vergunningplicht. Dat betekent dat de vergunningplicht bijvoorbeeld op een bepaalde plaats of voor een bepaald type vaartuigen niet van toepassing kan worden verklaard.

 

C

 

De toelichting bij artikel 2.4.6 komt te luiden:

 

Artikel 2.4.6 Melding voor gebruik vergunning

 

Op grond van de regels die tot de wijzigingen in 2019 golden mocht een vergunning pas in gebruik worden genomen nadat daarvoor een vergunningbewijs is afgegeven. Dit vergunningbewijs diende primair ter identificatie van het desbetreffende vaartuig. Het achterliggende idee daarbij was dat bij de afgifte ervan kan worden getoetst of het vaartuig, dat in veel gevallen zal zijn gebouwd nadat de vergunning is verleend, wel overeenkomstig de vergunning is gebouwd.

 

Door de jaren heen zijn meer eisen opgenomen voor het verkrijgen van het vergunningbewijs, waardoor de juridische status van afgifte daarvan onduidelijk is geworden. Daarom is in artikel 2.4.6 een nieuw systeem geïntroduceerd. Voorafgaand aan het eerste gebruik van de vergunning moet een vergunning-houder zich melden met zijn vaartuig op een nader aan te wijzen locatie. Dat geeft toezichthouders de gelegenheid om na te gaan of het vaartuig overeenkomt met de vergunning die daarvoor is verleend. Indien dat niet het geval is kan bijvoorbeeld een preventieve last onder dwangsom worden opgelegd. Deze melding vormt de afronding van het vergunningsproces. Omdat de afhandeling daarvan met kosten gepaard gaat ligt het in de rede hiervoor leges vast te stellen.

 

Indien de melding niet plaatsvindt voor een door het college vastgestelde termijn vervalt de vergunning van rechtswege. Een vergunninghouder kan op grond van het vijfde lid van artikel 2.4.6 verlenging van de termijn vragen, bijvoorbeeld als zich bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan als gevolg waarvan het niet mogelijk was het vaartuig in gebruik te nemen.

 

In het zevende lid is bepaald dat een melding niet verplicht is als voor het vaartuig waarop de vergunning ziet reeds een vergunning was verleend en die voor die vergunning al een meldingsnummer of, voor oudere vergunningen, een vergunningbewijs is afgegeven.

 

Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

in zijn vergadering op 7 november 2019.

De voorzitter

Femke Halsema

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Naar boven