Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent de vermakelijkheidsretributie te water (Verordening op de vermakelijkheidsretributie te water 2020)

De raad van de gemeente Amsterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2019,

gelet op de artikelen 216 en 229, eerste lid, onder c, van de Gemeentewet,

 

besluit de volgende verordening vast te stellen:

 

Verordening op de vermakelijkhedenretributie te water 2020

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vermakelijkheden: activiteiten waarbij wordt, of mede wordt beoogd, het publiek amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak te verschaffen of waarbij het publiek dit amusement, deze verstrooiing, deze ontspanning of dit vermaak zoekt, ondergaat, vindt, pleegt te vinden of kan vinden, een en ander in of op daartoe bestemd of geschikt voor eenieder of voor iedere groep van personen toegankelijk binnen de gemeente gelegen water;

  • b.

    vaartuig: een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebezigd, dan wel bestemd of geschikt is voor het dragen of vervoer te water van personen of voor het dragen of vervoer van al dan niet met het drijvend lichaam een geheel uitmakende voorwerpen;

  • c.

    stationerend vaartuig: een vaartuig dat duurzaam op een bepaalde locatie te water is afgemeerd;

  • d.

    gemotoriseerd vaartuig: een vaartuig, bestemd om te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders, daaronder begrepen zonne-energie en waterstof;

  • e.

    rondvaart: een tocht met een vaartuig volgens een bepaalde of afgesproken route die in hoofdzaak gericht is op het tonen van specifieke gemeentelijke karakteristieken.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam vermakelijkhedenretributie worden rechten geheven ter zake van het, tegen betaling of vergoeding van welke aard dan ook en voor welk onderdeel van de vermakelijkheden dan ook, bedrijfsmatig geven van vermakelijkheden met, aan, op of in een vaartuig waarbij gebruik wordt gemaakt van door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand gebrachte of in stand gehouden voorzieningen of waarbij een bijzondere voorziening in de vorm van toezicht of anderszins van de zijde van het gemeentebestuur wordt getroffen.

  • 2.

    Onder vermakelijkheid in de zin van deze Verordening wordt in elk geval, doch niet uitsluitend, begrepen een rondvaart zoals bedoeld in artikel 1 van deze Verordening.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is degene die de vermakelijkheden verschaft, organiseert of de gelegenheid daartoe biedt of op wiens naam of voor wiens verantwoordelijkheid de vermakelijkheden plaatsvinden.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De rechten worden berekend naar het aantal betalende bezoekers respectievelijk deelnemers aan de vermakelijkheden dan wel, bij rondvaarten, naar het aantal passagiers, met dien verstande dat de eerste 250 bezoekers, dan wel deelnemers, dan wel passagiers, gerekend over een kalenderjaar, voor de bepaling van dat aantal niet meetellen.

  • 2.

    Belastingplichtigen zijn vrij te bepalen in welk belastingtijdvak de vrijstelling, bedoeld in het vorige lid, wordt toegepast, waarbij geldt dat spreiding van de vrijstelling over verschillende belastingtijdvakken binnen één kalenderjaar mogelijk is, met dien verstande dat het aantal bezoekers dat voor de heffing niet meetelt per kalenderjaar niet meer dan 250 kan bedragen.

Artikel 5 Tarieven

  • 1.

    De rechten bedragen € 1,50 per bezoeker, passagier, respectievelijk deelnemer aan de vermakelijkheden, voor zover de vermakelijkheid plaatsvindt met, op, in of aan een gemotoriseerd, niet stationerend vaartuig.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 bedraagt het tarief € 0,75 per bezoeker respectievelijk deelnemer aan de vermakelijkheden ingeval de vermakelijkheden plaatsvinden met, op, in of aan een stationerend vaartuig of niet-gemotoriseerd vaartuig.

Artikel 6 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is een kalenderkwartaal.

Artikel 7 Wijze van heffing

De rechten worden geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 8 Aangifte en betaling

  • 1.

    De betaling wordt gelijktijdig met het doen van aangifte gedaan binnen een maand na het einde van het belastingtijdvak.

  • 2.

    Een naheffingsaanslag moet worden betaald uiterlijk één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het tweede lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

  • 5.

    Het doen van aangifte kan naast de op de in artikel 237, tweede lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze geschieden door het invullen van een elektronisch aangiftebiljet. In dat geval geschiedt, in afwijking van de in artikel 237, tweede lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze, de aangifte langs elektronische weg door het inleveren of toezenden van de gevraagde gegevens of bescheiden via een daartoe door de gemeente opengestelde digitale voorziening.

Artikel 9 Kwijtschelding

Van de rechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Vrijstelling

De rechten worden niet geheven indien en voor zover met toepassing van artikel 64 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ter zake van het geven van vermakelijkheden, waarbij gebruik wordt gemaakt van de in artikel 2 van deze Verordening bedoelde voorzieningen, een bedrag wordt gevorderd.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van vermakelijkhedenretributie te water.

Artikel 12 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1.

    Met ingang van de in het derde lid vermelde datum vervalt de Verordening op de vermakelijkheidsretributie te water 2013, vastgesteld bij raadsbesluit van 20 december 2012 (Gemeenteblad 2012, afd. 3A, nr. 230/1114), laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 10 november 2016 (Gemeenteblad 2016, 170128), met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van heffing is 1 januari 2020.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als Verordening op de vermakelijkheidsretributie te water 2020.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 7 november 2019.

De voorzitter

Femke Halsema

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Toelichting

Algemeen deel

In het coalitieakkoord is aangekondigd dat bezoekers eerlijker gaan bijdragen aan de stad om meer evenwicht aan te brengen tussen de positieve en de negatieve kanten van het toerisme. Een van de maatregelen die in dat kader in de Voorjaarsnota is opgenomen, is het wijzigen van de tarieven voor de vermakelijkhedenretributie naar € 1,50 per deelnemer of passagier. Daartoe dient de Verordening op de vermakelijkhedenretributie te water 2013 te worden aangepast.

 

Artikelsgewijze toelichting

Hieronder volgt een artikelsgewijze toelichting op de wijzigingen ten opzicht van de oude Verordening.

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de verordening voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1. De wijzigingen die zijn aangebracht ten opzichte van de oude Verordening hebben betrekking op gemotoriseerd vervoer en het begrip stationerend vaartuig.

 

In de oude Verordening werd het begrip stationerend vaartuig gehanteerd zonder dat dit gedefinieerd werd. Deze begripsomschrijving is derhalve toegevoegd.

 

In de oude Verordening werd een tariefdifferentiatie toegepast, waarbij rondvaarten in het hoge tarief vielen en vermakelijkheden op een stationerend vaartuig of een waterfiets in het lage tarief.

 

Om ook andere vermakelijkheden op het water in de heffing te kunnen betrekken, is in de verordening 2020 differentiatie aangebracht tussen gemotoriseerde vaartuigen enerzijds en niet-gemotoriseerd vaartuigen anderzijds. Hierbij is een gemotoriseerd vaartuig gedefinieerd als een vaartuig, bestemd om te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders, daaronder begrepen zonne-energie. Alle andere vaartuigen zijn daarmee per definitie ongemotoriseerd.

 

Hiermee wordt bereikt dat de kring van te belasten vaartuigen ten opzichte van de oude Verordening zodanig wordt uitgebreid dat hieronder ook niet expliciet benoemde vaartuigen als gondels, vlotten, jet packs, flyboards en pontons in de heffing kunnen worden betrokken.

 

Artikel 4 Maatstaf van heffing

Op grond van artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet kunnen de gemeentelijke belastingen worden geheven naar in de belastingverordening te bepalen heffingsmaatstaven. Het bedrag van een gemeentelijke belasting mag echter niet afhankelijk worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen. Hiermee is tot uitdrukking gebracht dat belastingen niet naar draagkracht geheven mogen worden.

 

Afgezien van de beperkingen opgenomen in artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet zijn gemeenten vrij in het opnemen van heffingsmaatstaven in hun verordening. Dit blijkt uit de memorie van toelichting bij de wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de materiële belastingbepalingen (Kamerstukken II 1989/90, 21591, nr. 3, pag. 77/78).

 

De heffingsmaatstaf is het aantal betalende bezoekers respectievelijk deelnemers aan de vermakelijkheden dan wel, bij rondvaarten, het aantal passagiers. In de oude Verordening gold een vrijstelling van 250 bezoekers, deelnemers of passagiers per kwartaal. Deze vrijstelling is opgenomen om incidentele aanbieders, waarvan de administratieve verwerking voor zowel de belastingplichtige als de gemeente onevenredig zou zijn in relatie tot de te heffen belastingbedragen, buiten het bereik van de heffing te laten.

 

In afwijking van de oude Verordening is in lid 2 de bepaling opgenomen dat belastingplichtigen de keuze hebben in welk kwartaal zij deze vrijstelling toepassen, zolang het totaal aantal vrijgestelde bezoekers, deelnemers of passagiers de grens van 250 per jaar niet overschrijdt.

 

Artikel 5 Tarieven

De Gemeentewet schrijft geen tarief voor en gemeenten zijn in beginsel vrij om een heffingsmaatstaf voor de vermakelijkhedenretributie te bepalen, zolang deze maar niet direct of indirect afhankelijk is gesteld van inkomen, winst of vermogen van de belastingplichtige.

 

De toelichting op de Wet materiële belastingbepalingen stelt dat gemeenten die heffingsmaatstaf mogen kiezen die het best overeenkomt met het gemeentelijk beleid en de praktijk van de gemeentelijke belastingheffing. Zo mogen de heffingsmaatstaven binnen een belastingverordening variëren. Tarieven kunnen worden gedifferentieerd, bijvoorbeeld naar gebruik, voordeel of kostentoedeling; zelfs milieuaspecten kunnen bij de tariefbepaling een rol spelen.

 

Voor toepassing van differentiatie geldt dat deze niet mag leiden tot strijdigheid met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel zal niet snel sprake zijn, aangezien de vermakelijkhedenretributie meerdere doeleinden heeft, te weten: opbrengst verwerven, profijt en regulering. Hierbij kan worden aangesloten met de differentiatie.

 

Conform het voorstel dat in het kader van het vergroten van de bijdrage van bezoekers aan de stad is gedaan bij de Voorjaarsnota 2019, stijgt het tarief voor de rechten die worden berekend voor deelnemers aan vermakelijkheden te water met een gemotoriseerd, niet-stationerend vaartuig (zoals bijvoorbeeld een rondvaartboot of sloep) naar € 1,50 per passagier of deelnemer. Het tarief voor vermakelijkheden op stationerende of niet-gemotoriseerde vaartuigen (bijvoorbeeld waterfietsen of kano's) wordt gewijzigd in € 0,75 per passagier of deelnemer. Daarmee blijft de verhouding tussen het hoge en lage tarief gelijk aan de huidige situatie. Volgens de definitie van artikel 1 vallen onder gemotoriseerde vaartuigen ook vaartuigen die zich voortbewegen door middel van elektriciteit of door middel van zonne-energie.

 

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

In het derde lid is de datum van ingang van de heffing opgenomen. Artikel 217 van de Gemeentewet bepaalt dat een belastingverordening een datum van ingang van de heffing moet vermelden. De datum van ingang van de heffing geeft aan vanaf welke datum de in de belastingverordening genoemde (belastbare) feiten in de heffing worden betrokken.

 

Feiten die zich hebben voorgedaan vóór de inwerkingtreding van de nieuwe Verordening blijven op grond van de oude Verordening belast, ook al komt deze met ingang van 1 januari 2020 te vervallen. Dit wordt bereikt door het laatste zinsdeel van artikel 12, eerste lid, van de Verordening.

Naar boven