Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Westland houdende regels omtrent toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2019

De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Westland, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

Gelet op het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbepalingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet, de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2:25, 2:27, 2:28, 2:81 van de Algemene plaatselijke verordening (m.b.t. gemeentelijke vergunningen), de relevante artikelen van de huisvestingsverordening en de Subsidieverordening Westland.

 

Besluiten vast te stellen de

 

Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2019

 

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

    • b.

      aanvraag: de aanvraag om een beschikking bedoeld in artikel 1 van de wet;

    • c.

      advies: het advies bedoeld in artikel 9 van de wet;

    • d.

      beschikking: alle besluiten waarop de wet kan worden toegepast;

    • e.

      publiekrechtelijke rechtspersoon: de gemeente Westland;

    • f.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders;

    • g.

      overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

    • h.

      transactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling waarbij de gemeente partij is met betrekking tot een onroerende zaak of grond met als doel:

      • 1.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • 2.

        huur of verhuur;

      • 3.

        het verlenen van een gebruikrecht;

      • 4.

        de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

    • i.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

    • j.

      Bibob-toets: een toets aan de wet door het bestuursorgaan en/of het Bureau bij een aanvraag om een beschikking, een verleende beschikking, een vastgoedtransactie of een overheidsopdracht;

    • k.

      eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag om beschikking of het beoordelen van een reeds verleende beschikking, een transactie of een overheidsopdracht waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de reeds verleende beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

    • l.

      Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur als bedoeld in artikel 8 van de wet;

    • m.

      RIEC: het Regionaal Informatie- en expertisecentrum.

  • 2.

    De definities in artikel 1.1. van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij daarover in lid 1 anders is bepaald.

     

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2 Toepassingsbereik bij aanvragen om beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal, met in achtneming van hetgeen in (de toelichting op) deze beleidsregels daarover is bepaald, een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot aanvragen om (wijziging van) een beschikking zoals vermeld in:

    • a)

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet (drank- en horecawetvergunning), met uitzondering van een dergelijke aanvraag ingediend door een para commerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van die wet waarvan de horeca-inrichting in eigen beheer van de rechtspersoon is en niet is verpacht aan een derde alsmede met uitzondering van een slijterij;

    • b)

      artikel 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening Westland (evenementenvergunning voor zover betrekking hebbend op een vechtsportwedstrijd of –gala);

    • c)

      artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening Westland (exploitatievergunning openbare inrichting);

    • d)

      artikel 2:81 van de Algemene plaatselijke verordening Westland (tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat);

    • e)

      Hoofdstuk 3 van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Westland (vergunning voor seksinrichting, sekswinkels, straatprostitutie e.d.);

    • f)

      de Huisvestingswet 2014 juncto de Huisvestingsverordening Westland 2019 en de beleidsregels ‘Onttrekking en Omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte’ Westland 2019.

      De gemeente Westland hanteert voor het onttrekken van woningen en omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte een vergunningplicht. Een omzettingsvergunning is nodig indien een woonruimte van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte wordt omgezet voor kamergewijze verhuur.

      De Bibob toets zal worden uitgevoerd met als doel om te voorkomen dat malafide huisjesmelkers worden gefaciliteerd door het verlenen van een omzettingsvergunning.

  • 2.

    Het bestuursorgaan zal, als de aanvraag valt binnen een in de bij deze beleidsregel gevoegde bijlage 1 aangewezen branche of risicocategorie, met in achtneming van hetgeen in de toelichting op deze beleidsregel daarover is bepaald, een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot aanvragen om een beschikking, zoals vermeld in:

    • a)

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten);

    • b)

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer);

    • c)

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikelen 2.17 en 2:20, derde lid van die wet junco artikel 2.2a en 5.13b, vierde van het Bor is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).

  • 3.

    Het bestuursorgaan zal, naast hetgeen in de voorgaande leden met betrekking tot aangevraagde beschikkingen is bepaald, bij iedere aangevraagde beschikking een Bibob-toets uitvoeren, indien er op grond van:

    • ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • informatie afkomstig van een of meer partners van het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip), aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 4.

    Het bestuursorgaan zal tevens een Bibob-toets uitvoeren indien blijkt, dat ten aanzien van de betrokkene bij een beschikking elders in het land in de achterliggende periode van twee jaar een ernstig gevaar is vastgesteld.

  • 5.

    De Bibob-toets zal niet worden uitgevoerd, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

    • overheidsinstanties;

    • semi-overheidsinstanties;

    • toegelaten woning(bouw)corporaties (door de minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning);

    • door het college van burgemeester en wethouders bij (specifiek) besluit aangewezen betrokkenen.

Artikel 3 Toepassingsbereik bij subsidies

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot een aanvraag om een beschikking dan wel een reeds verleende subsidie als bedoeld in artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening Westland 2016 (ASV Westland 2016).

  • 2.

    Het bestuursorgaan zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien er op grond van:

    • ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • informatie afkomstig van een of meer partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip), aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Artikel 4 Toepassingsbereik bij aanvragen om overige beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot een aanvraag om beschikking, anders dan genoemd in artikel 2 tot en met 3 van de beleidsregels.

  • 2.

    Het bestuursorgaan zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien er op grond van:

    • ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • informatie afkomstig van een of meer partners van het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip), aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Artikel 5 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien er op grond van:

    • ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • informatie afkomstig van een of meer partners van het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip),

    aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 2.

    Het bestuursorgaan zal tevens een Bibob-toets uitvoeren indien blijkt, dat ten aanzien van de betrokkene bij een beschikking elders in het land in de achterliggende periode van twee jaar een ernstig gevaar is vastgesteld.

     

Paragraaf 3 Privaatrechtelijke transacties

Artikel 6 Toepassingsbereik bij transacties

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in de toelichting op deze beleidsregels daarover is bepaald, een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot transacties, zoals bedoeld in artikel 1.

  • 2.

    Het bestuursorgaan zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien er op grond van:

    • ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau, en/of,

    • informatie afkomstig van een of meer partners van het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip), aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar of minder mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 3.

    Bij de start van onderhandelingen, zal het bestuursorgaan de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure. Indien de Bibob-toets is gestart en niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, dan wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Artikel 7 Toepassingsbereik bij aanbestedingen en overheidsopdrachten

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot alle overheidsopdrachten die uitgezonderd zijn van de Europese aanbestedingsrichtlijnen en de nationale aanbestedingswet.

  • 2.

    Het bestuursorgaan zal, voor zover dit op grond van wetgeving met betrekking tot overheidsopdrachten mogelijk is, in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien er op grond van:

    • ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • informatie afkomstig van een of meer partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip), aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

       

Paragraaf 4 Uitvoering en beoordeling

Artikel 8 Beoordeling door bestuursorgaan

  • 1.

    Nieuw ingediende aanvragen om beschikking worden eerst aan de reguliere eisen getoetst.

  • 2.

    Indien aan de reguliere eisen wordt voldaan en indien op grond van deze beleidslijn het Bibob vragenformulier is uitgereikt, voert het bestuursorgaan een Bibob-toets uit.

Artikel 9 Eigen onderzoek

  • 1.

    De Bibob-toets start met een eigen onderzoek door het bestuursorgaan.

  • 2.

    Het onderzoek naar het zich voordoen van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    • a)

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking dan wel het beoordelen van een reeds verleende beschikking of het aangaan van een transactie en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van de bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden en;

    • b)

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van de gegevens zoals vermeld in het Bibob-vragenformulier en bijbehorende bijlagen, is verstrekt door de betrokkene alsmede van gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen van de partners van het RIEC-samenwerkingsverband en andere bronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen.

  • 3.

    Indien het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, zoals vermeld in artikel 3 van de wet, dan kan ingevolge artikel 9 van de wet advies worden ingewonnen bij het Bureau.

Artikel 10 Informatieverstrekking

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan besluit om een Bibob-toets uit te voeren dient betrokkene naast de gebruikelijke aanvraagformulieren tevens het Bibob-vragenformulier in te vullen en bij het bestuursorgaan in te dienen. Daarbij dienen de documenten te worden gevoegd die in dit vragenformulier zijn vermeld en/of die bij de uitreiking van de Bibob-vragenformulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.

  • 2.

    Verstrekte beschikkingen worden getoetst indien hier, met inachtneming van de beleidsregels, aanleiding toe bestaat. Om de reeds verstrekte beschikking te kunnen beoordelen, reikt het bestuursorgaan een Bibob-vragenformulier uit.

  • 3.

    Het Bibob-vragenformulier bevat in elk geval de in artikel 30, tweede lid, van de wet genoemde vragen en daarnaast de eventuele aanvullende vragen die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek, zoals vermeld in artikel 11, uit te voeren.

  • 4.

    Bij het niet (tijdig) verstrekken van de gevraagde (aanvullende) gegevens, zal het bestuursorgaan artikel 4 lid 5 van de algemene wet bestuursrecht toepassen.

Artikel 11 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 15 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2.

    In geval een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren, een eerder verleende beschikking in te trekken dan wel om aan een vergunning aanvullende voorwaarden te verbinden dan wel niet meewerken aan een transactie of geen overheidsopdracht verstrekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. Betrokkene dient voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.

  • 3.

    In het geval een derde wordt genoemd in het advies, dan zal het onderdeel van het advies waarin deze derde wordt genoemd, ook ter beschikking worden gesteld aan deze derde. Deze derde wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. Betrokkene dient voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.

Artikel 12 Beschikking, transactie en overheidsopdracht

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal de aanvraag om (wijziging van) beschikking weigeren ofwel een reeds afgegeven beschikking intrekken dan wel niet meewerken aan een transactie of geen overheidsopdracht verstrekken, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 2.

    Het bestuursorgaan zal besluiten om een beschikking onder extra voorwaarden te verlenen of extra voorwaarden verbinden aan een transactie of overheidsopdracht, in het geval uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 3.

    Betrokkene wordt in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze te geven in die gevallen waarin het bestuursorgaan voornemens is om een aanvraag om beschikking ofwel een overheidsopdracht te weigeren ofwel niet mee te werken aan een transactie, of een reeds verleende beschikking in te trekken of een beschikking te verlenen onder extra voorwaarden.

Artikel 13 Intrekking beleidsregel

De beleidslijn toepassing wet bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur voor Westland vastgesteld door het college op 10 februari 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2020.

Aldus vastgesteld op 29 oktober 2019

Door het college van burgemeester en wethouders van Westland en de burgemeester van Westland

Bijlage 1: Toepassingscriteria bij artikel 2, lid 2 van de beleidsregel

 

Toepassingscriteria geldend voor de uitvoering van de Bibob toetsing bij de aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit).

 

De uitvoering van de Bibob-toetsing voor bovengenoemde vergunningen zal standaard plaatsvinden als sprake is van een inrichting waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt door kamerverhuurbedrijven.

 

Deze lijst risicocategorieën wordt aangepast als hier aanleiding voor is.

Bijlage 2: Toelichting op Bibob Beleidsregels Gemeente Westland 2019

 

1.Algemeen

 

1.1. Aanleiding nieuwe beleidsregels

Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna “Wet Bibob”) in werking getreden. Per 1 juli 2013 is de Wet Bibob gewijzigd. De wijziging ziet onder meer op een verruiming van het toepassingsbereik van de Wet Bibob, bijvoorbeeld op vastgoed- en grondtransacties waarbij de overheid betrokken is als partij, subsidies en bepaalde vergunningen op grond van de Huisvestingswet in het kader van de aanpak van huisjesmelkers. Deze wijzigingen vormen mede aanleiding om het Westlandse Bibob beleid uit 2009 te actualiseren.

 

In het Westlands Veiligheidsbeleid 2019-2022 “Veiligheid begint bij jezelf” is opgenomen dat de gemeente het accent wil leggen op preventie door met het gemeentelijk instrumentarium barrières op te werpen, waardoor de lokale speelruimte van criminelen zo klein mogelijk is. Reden om het Bibob beleid in Westland uit 2009 aan te scherpen en toepassing ervan te intensiveren.

 

In deze toelichting wordt eerst ingegaan op de doelstelling en uitgangspunten van de Wet Bibob. Vervolgens wordt ingegaan op de algemene Westlandse uitgangspunten en de vertaling hiervan in beleidsregels. Dit is nodig omdat het bestuursorgaan een grote mate van beleidsvrijheid heeft bij de toepassing van de Wet Bibob. De beleidsregels bieden een kader waarbinnen de Wet Bibob wordt toegepast door de gemeente Westland.

 

1.2. Wet Bibob algemeen

Het doel van de Wet Bibob is het beschermen van de integriteit van de overheid. De Wet Bibob heeft een preventief karakter en is bedoeld om te voorkomen dat de overheid ongewild criminele activiteiten faciliteert door bijvoorbeeld vergunningen of subsidies te verstrekken of vastgoedtransacties aan te gaan. Hiermee wordt tevens de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.

 

Het Bibob-instrument is van toepassing op in de wet aangewezen vergunningen, subsidies, bepaalde categorieën overheidsopdrachten en vastgoedtransacties. Tot op heden wordt de Wet Bibob door gemeenten vooral toegepast op vergunningen.

 

Een beschikking (waaronder een vergunning) kan worden geweigerd of ingetrokken als er een ernstig gevaar bestaat dat deze wordt gebruikt om uit strafbare feiten verkregen vermogen te benutten (de zogenaamde a-grond) of om strafbare feiten te plegen (de zogenaamde b-grond). Dit is geregeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

 

Bij de beoordeling van de a-grond worden strafbare feiten betrokken waarmee geld kan worden verdiend zoals witwassen, drugshandel en (belasting)fraude. Er hoeft niet te worden aangetoond dat dit vermogen daadwerkelijk in de onderneming wordt geïnvesteerd. Voor het aannemen van een ernstig gevaar is voldoende dat het aannemelijk is dat de feiten zijn gepleegd, het voordeel groot is en het voordeel niet is ontnomen.

 

Voor de b-grond gaat de wet ervan uit dat als iemand in het (recente) verleden vaak genoeg strafbare feiten heeft gepleegd, hij dit in de toekomst opnieuw kan doen. Die strafbare feiten moeten wel zijn gepleegd bij activiteiten die samenhangen of overeenkomen met activiteiten van de vergunning.

 

Bibob-onderzoek

Op grond van de Wet Bibob is het mogelijk voor de overheid diepgaand onderzoek te doen naar de achtergrond van een persoon of onderneming. Hierbij kunnen meerdere fasen worden onderscheiden.

 

De eerste fase bestaat uit een eigen onderzoek dat door de gemeente zelf wordt uitgevoerd. Dit gebeurt aan de hand van alle relevante gegevens uit de eigen organisatie van de gemeente, informatie uit openbare bronnen en informatie die wordt verkregen uit het (landelijk vastgestelde) Bibob-vragenformulier. Dit formulier moet worden ingevuld door de partij die wordt getoetst. Daarnaast is met de uitbreiding van de Wet Bibob de informatiepositie van bestuursorganen verbeterd en kan de gemeente justitiële en politie documentatie opvragen van betrokkene(n).

 

Het RIEC is bevoegd om zowel het eigen onderzoek van de gemeente als het adviesrapport van het Landelijk Bureau Bibob in te zien. Op die manier is de ondersteunende rol van het RIEC aan de gemeente bij de uitvoering van de Bibob wetgeving versterkt. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van de gemeente versterken door het verstrekken van relevante informatie, die afkomstig is van de RIEC convenants partners.

 

Op grond van artikel 4 van de Wet Bibob kan een bestuursorgaan een beschikking weigeren, een overheidsopdracht niet gunnen of een transactie weigeren, als betrokkene weigert het Bibob vragenformulier volledig in te vullen en/of weigert de gevraagde aanvullende gegevens aan het bestuursorgaan te verschaffen. De Wet Bibob merkt dit aan als ernstig gevaar.

 

Als na het eigen onderzoek nog onvoldoende duidelijkheid is gekregen, dan kan de gemeente vervolgens advies vragen aan het Landelijk Bureau Bibob (het Bureau) dat onderdeel uitmaakt van Justis. Dit gebeurt als er na het eigen onderzoek nog vragen zijn, bijvoorbeeld over de integriteit van de persoon van de aanvrager of de vergunninghouder en/of de financier of overige zakenpartners van de onderneming en/of de financiering van het bedrijf en/of de bedrijfsstructuur of het bedrijf. Als de gemeente een advies aanvraagt bij het Bureau, zal betrokkene hier door de gemeente schriftelijk over geïnformeerd worden.

 

Het Bureau heeft toegang tot openbare en gesloten bronnen zoals politiegegevens, strafregisters en gegevens van de Belastingdienst, waardoor een diepgaander onderzoek van aanvrager of vergunninghouder en financier en/of overige zakelijke partners mogelijk is.

 

Het Bureau kent drie soorten adviezen:

  • -

    er is sprake van ernstig gevaar,

  • -

    er is sprake van mindere mate van gevaar,

  • -

    er is sprake van geen gevaar.

 

Naar aanleiding van het gegeven advies dient de gemeente een afweging te maken over de (aangevraagde) beschikking of wel of niet mee te werken aan een vastgoedtransactie of overheidsopdracht of extra voorwaarden op te nemen in een overeenkomst. De gemeente kan besluiten de beschikking te verlenen, te verlenen onder voorwaarden, te weigeren en/of in te trekken.

 

Wijziging van de wet Bibob (Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob 2013)

 

De verruiming van de Wet Bibob heeft onder meer betrekking op de volgende onderdelen:

 

  • Vastgoedtransacties waarbij de overheid is betrokken als partij; dit is de belangrijkste uitbreiding in de nieuwe Wet Bibob. Het gaat om diverse transacties zoals koop/verkoop, huur/verhuur en grondtransacties.

 

  • Bepaalde vergunningen op grond van de Huisvestingswet, onder andere voor splitsing en woningonttrekking, in het kader van de aanpak van huisjesmelkers.

 

  • Subsidies: In de gewijzigde Wet Bibob is de verplichting losgelaten dat het toepassen van de Wet Bibob in de specifieke subsidieregeling/-verordening vastgelegd moet worden.

 

  • Iedere gemeentelijke vergunning of ontheffing, mits dit bij verordening is geregeld en de vergunning betrekking heeft op de exploitatie en/of bedrijfsvoering van een bedrijf of inrichting. Voor de wijziging van de Wet Bibob werden in het Besluit Bibob specifiek activiteiten benoemd waarop de Wet Bibob van toepassing was. Dit is in de huidige Wet Bibob losgelaten.

     

    Tevens is de informatiepositie van de gemeente verbeterd.

 

Uitgangspunten Wet Bibob algemeen (beginselen van behoorlijk bestuur)

De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn belangrijke uitgangspunten bij de Wet Bibob. Dit betekent dat de gemeente eerst de toepassing van haar bevoegdheden uit de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigerings- c.q. intrekkingsgronden uit de onderliggende wet- en regelgeving moet onderzoeken om een vergunning al dan niet te weigeren of in te trekken. Van belang hierbij is bijvoorbeeld de eis “niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn”.

 

Tevens betekent dit dat voordat er een advies wordt gevraagd aan het Bureau, eerst onderzocht moet worden of niet met minder ingrijpende middelen zoals een eigen onderzoek door de gemeente kan worden volstaan. Vanuit de versterking van de informatiepositie kan dit in een aantal gevallen al leiden tot een zelfstandige beslissing door de gemeente zonder het inwinnen van advies bij het landelijk Bureau Bibob.

 

Het proportionaliteitsbeginsel wordt ook tot uitdrukking gebracht door een selectieve en risico-gestuurde wijze van toetsen. Door het selecteren van risicocategorieën, het instellen van grensbedragen en het creëren van uitzonderingen worden niet alle aanvragers en/of vergunninghouders aan de Bibob-toets onderworpen. De weigering dan wel intrekking van de vergunning dient tevens evenredig te zijn met de mate van gevaar.

 

Het toepassen van de Bibob toetsing zorgt voor een lastenverzwaring bij de aanvrager. Deze zal namelijk meer gegevens bij de aanvraag om een beschikking moeten overleggen. Hiervoor zijn landelijke vragenformulieren vastgesteld. Naast de administratieve lasten voor de aanvrager, is er ook sprake van extra administratieve lasten voor de gemeente.

 

2. Beleidsregel

 

Algemeen

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Bibob. Het betreft een facultatieve wet. De gemeente heeft zelf de bevoegdheid om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden dit instrument zal worden toegepast.

 

In de beleidsregel is aangegeven op welke beschikkingen (vergunningen en subsidies), overheidsopdrachten en transacties de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de toetsing zoals in artikel 3 van de Wet Bibob (hierna Bibob-toets) zal worden uitgevoerd. Voor de burger wordt hierdoor voorkomen dat er sprake is van willekeur in de toepassing van beleid. Ook een preventieve werking kan hiervan het gevolg zijn.

 

In de gevallen, waarin toepassing van het Bibob instrumentarium beperkt zal worden tot aangewezen branches of gebieden en van toepassing zijnde risicofactoren is het noodzakelijk dat hierin een zorgvuldige afweging wordt gemaakt. In de beleidsafweging kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van bestuurlijke rapportages en bestuurlijke criminaliteitsbeeldanalyses. Het RIEC kan bij deze beleidsafweging een adviserende en ondersteunende rol vervullen.

 

Beleidsregel Bibob Westland 2019

 

In de Beleidsregel Bibob Westland 2019 is rekening gehouden met de uitbreiding van toepassingsmogelijkheden zoals vermeld in de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob 2013.

 

In de beleidsregels wordt een onderscheid gemaakt tussen beschikkingen (wo. vergunningen en subsidies) en privaatrechtelijke transacties (aanbestedingen en vastgoedtransacties).

 

Per type beschikking en privaatrechtelijke transactie wordt aangegeven hoe het Bibob instrumentarium wordt toegepast. De toepassing is of standaard of signaal gestuurd van aard.

 

Onder standaard wordt verstaan dat in alle gevallen een Bibob-toets wordt gedaan. Signaal gestuurd houdt in dat bij signalen van bijvoorbeeld OM, politie of eigen ambtelijke informatie een Bibob-toets wordt uitgevoerd. Door het Bibob instrumentarium gericht in te zetten worden de administratieve lasten voor ondernemers beperkt en worden bonafide ondernemers zoveel mogelijk ontzien.

 

Als in de beleidsregels benoemde risicogebieden of branches moeten worden aangepast, bijvoorbeeld naar aanleiding van een gebiedsscan of een bestuurlijke rapportage van de politie en/of een bestuurlijke criminaliteitsbeeldanalyse of ondermijningsbeeld door het RIEC, wordt hierover een besluit genomen door de burgemeester of college.

 

Bij een weigering om Bibob vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de regels van de Algemene Wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Wet Bibob beschouwd worden als een ernstig gevaar als genoemd in artikel 3 van de Wet Bibob.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

In de Bibob beleidsregels wordt een onderscheid gemaakt tussen vergunningen waarbij de gemeente, met inachtneming van het bepaalde in de toelichting, standaard een Bibob-toets zal uitvoeren (‘zal-bepalingen’) en de vergunningen waarbij de gemeente een Bibob-toets kan uitvoeren (‘kan-bepalingen’).

 

De gemeente zal daarnaast bij elke vergunning in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien uit bijvoorbeeld een tip van het Openbaar Ministerie en/of een signaal van een of meer partners van het RIEC en/of een signaal van het Bureau wordt ontvangen en/of uit eigen informatie en open bronnen blijkt dat nader onderzoek noodzakelijk is.

 

Er wordt in de uitvoering van de wet gestreefd naar een maximale beperking van de administratieve lastendruk voor ondernemers.

 

De bepalingen, een overzicht:

 

Horeca-inrichtingen: artikel 3 van de Drank- en Horecawet en artikel 2:28 van de APV

Vanaf 1 januari 2020 vindt standaard toepassing plaats van de Wet Bibob bij aanvraag van een drank- en horeca vergunning en/of een exploitatievergunning van een nieuw in Westland te vestigen openbare inrichting. Dit geldt ook bij wijziging in de bedrijfsvoering na 1 januari 2020 van een reeds voor die datum bestaande openbare inrichting.

Horeca-inrichtingen worden in het algemeen gezien als een branche die risicovol is voor het witwassen van geld en/of het verrichten van criminele activiteiten.

 

Door een actieve invoering van de exploitatievergunning per 1 januari 2020 zullen naast horecaondernemers die vergunningsplichtig zijn voor de drank- en horecawet, ook horecaondernemers die geen drank- en horecavergunning (nodig) hebben, onderworpen worden aan de Wet Bibob.

 

Nu de aanwezigheid van kansspelautomaten veelal verbonden is aan horeca-inrichtingen, waarvoor al een drank- en horecavergunning en/of een exploitatievergunning vereist is, is hiervoor niet standaard een Bibob-toets opgenomen. In de praktijk betekent dit dat de Bibob-toets veelal wordt uitgevoerd bij de aanvraag van een drank- en horecawetvergunning en/of exploitatievergunning.

 

Seksinrichting, sekswinkels, straatprostitutie: hoofdstuk 3 van de APV.

Voor de exploitatie van seksinrichtingen zijn op dit moment in Westland geen vergunningen afgegeven. Een vergunning aanvraag voor de exploitatie van een nieuwe seksinrichting wordt standaard getoetst aan de Wet Bibob. Dit gezien de kwetsbaarheid van de branche voor uitbuiting en mensenhandel.

 

Evenementenvergunning voor zover betrekking hebbend op vechtsportgala’s:

artikel 2:25 van de APV

De Wet Bibob zal standaard worden toegepast, na aanwijzing, op de evenementenvergunning voor vechtsportgala’s. Er zijn namelijk sterke aanwijzingen dat de georganiseerde criminaliteit invloed heeft op de organisatie van dit type evenementen.

 

Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat:

artikel 2:81 van de APV

Om de aanpak ondermijning te versterken, is in de nieuwe APV een artikel opgenomen gericht op het stimuleren van een gezond ondernemingsklimaat. Artikel 2:81 geeft de burgemeester de bevoegdheid om via een aanwijzing een vergunningplicht op te leggen voor panden,

straten, gebieden of branches om een onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemingsklimaat tegen te gaan. Ook zal, na aanwijzing, bij de aanvraag voor een dergelijke vergunning standaard de Wet Bibob worden ingezet.

 

de huisvestingswet 2014 juncto de huisvestingsverordening Westland 2019 en de beleidsregels voor onttrekking, omzetting (voor kamergewijze verhuur) en woningvorming Westland 2019.

De gemeente Westland hanteert voor het samenvoegen, onttrekken, omzetten en splitsen van woningen een vergunningplicht. Een omzettingsvergunning is nodig indien een woonruimte van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte wordt omgezet voor kamergewijze verhuur.

De Bibob toets zal worden uitgevoerd met als doel om te voorkomen dat malafide huisjesmelkers worden gefaciliteerd door het verlenen van een omzettingsvergunning.

 

Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten: artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a juncto artikel 2.20 van de Wabo voor zover het kamerverhuurbedrijven betreft

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. In artikel 2.20, eerste lid van de Wabo, respectievelijk artikel 5.19, vierde lid, onder b, van de Wabo is geregeld dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning (deels) kan worden geweigerd

respectievelijk een verleende vergunning (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

 

Bouwactiviteiten met een bedrijfsmatig karakter, waar ruimten worden gecreëerd waarbinnen zich handelsactiviteiten (gaan) afspelen, kunnen in het kader van de Wet Bibob aan een onderzoek worden onderworpen. Uitgangspunt is dat een Bibob-toets niet bij elke aanvraag plaatsvindt en dat de toepassing beperkt blijft tot de gevallen waarin het betrokken bouwwerk op enigerlei wijze een faciliterende rol kan vervullen in bedrijfsmatige activiteiten die een vergroot risico in zich hebben voor criminele invloeden. Bepaalde handelsactiviteiten en bepaalde branches zijn namelijk meer dan andere gevoelig voor criminele beïnvloeding, waaronder uitbuiting.

 

De inzet van het Bibob-instrumentarium gebeurt risico gestuurd. De Bibob toets zal standaard plaatsvinden als een bouwactiviteit in één van onderstaande risico categorie(ën) ligt:

  • -

    kamerverhuurbedrijven (waaronder ook logies en de verhuur van onzelfstandige woningen, zoals kamers en etages met gedeelde voorzieningen in woongebouwen)

 

De benoemde risico-categorie(ën) is/zijn niet uitputtend.

Op grond van nieuwe ontwikkelingen kan/kunnen de benoemde risicocategorie(ën) door het bestuursorgaan worden aangepast.

 

De aanvrager van een omgevingsvergunning bouw is vaak slechts een schakel bij deze zaak gebonden vergunning. Het is gebruikelijk dat anderen dan de toekomstige eigenaar of gebruiker een omgevingsvergunning bouw aanvragen (bijvoorbeeld de architect of projectontwikkelaar). Door het zaak gebonden karakter van de vergunning kunnen minder bonafide personen buiten schot blijven. Bovendien is de omgevingsvergunning bouw na verlening eenvoudig over te dragen. Daarom is het Bibob instrumentarium ook van toepassing op degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met een aanvrager gelijk kan worden gesteld.

 

Soms zal naast een omgevingsvergunning ook een vergunning voor onttrekking, omzetting en woningvorming nodig zijn. Die vergunning valt ook onder de reikwijdte van de Wet Bibob. Toch blijft een eerder Bibob toets moment in het kader van de omgevingsvergunning wenselijk. Een ondernemer verkrijgt hierdoor zo vroeg mogelijk een eerste integriteitstoets en niet pas op het moment dat de bouwactiviteiten van een project al volledig zijn gerealiseerd. Een positieve uitkomst hiervan, houdt echter niet per definitie in dat de Bibob-toets ten aanzien van eventueel benodigde exploitatievergunningen ook positief zal uitvallen. Per vergunning kunnen de toetsingscriteria verschillen.

 

Voor andere dan bovengenoemde publiekrechtelijke beschikkingen zal niet standaard een Bibob-toets worden uitgevoerd. In alle gevallen geldt dat als bijvoorbeeld ambtelijke informatie en/of informatie van het Bureau en/of vanuit een of meer RIEC-convenants partners en/of een OM tip en/of overige informatie, hiervoor aanleiding geeft geven een Bibob-toets zal worden uitgevoerd.

 

Omgevingsvergunning milieu

artikel 9.2.2.3 van de Wet Milieubeheer en artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e en i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

 

Ingeval van een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo die betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunningen inrichtingen Wet Milieubeheer) of voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo die betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van de Wabo is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets) geldt dat de Wet Bibob signaal gestuurd wordt toegepast als geen risicocategorie is aangewezen.

 

Overige vergunningen

Ook indien signalen bestaan bij andere dan de bovengenoemde vergunningen kan het bestuursorgaan de Wet Bibob toepassen op alle vergunningsplichtige activiteiten, in het geval signalen van ambtelijke informatie en/of het Bureau en/of vanuit het RIEC-samenwerkingsverband en/of een OM-tip, aanleiding geven om een Bibob-toets uit te voeren

 

Toepassing van de Wet Bibob bij subsidieverlening

De verstrekking van subsidies is gebaseerd op Algemene subsidieverordening Westland 2016. De aanvraag om een subsidiebeschikking kan worden geweigerd op grond van de Wet Bibob. Daarnaast is het mogelijk om een verleende beschikking in te trekken en voorts om de subsidie terug te vorderen.

 

Er zal een Bibob-toets worden uitgevoerd in het geval dat eigen ambtelijke informatie en/of informatie verkregen van het Bureau en/of OM conform artikel 26 van de wet (OM-tip) en/of het RIEC daartoe aanleiding geeft.

 

Paragraaf 3 Privaatrechtelijke transacties

 

Toepassing Wet Bibob bij vastgoed- en grondtransacties

Het toepassen van de Wet Bibob op vastgoedtransacties en/of grondtransacties waarbij de overheid partij is, betreft een uitbreiding zoals vermeld in de gewijzigde Wet Bibob. De vastgoedsector is in zijn algemeenheid krachtig en betrouwbaar, maar op onderdelen kwetsbaar voor criminele invloeden.

 

Gemeenten zijn als privaatrechtelijke partij betrokken bij vastgoedtransacties van onroerende goederen en gronden met andere partijen zoals bouwbedrijven, vastgoedontwikkelaars, vastgoedbedrijven, woningcorporaties, en ook particulieren.

 

Als onder andere ambtelijke informatie en/of informatie vanuit het Bureau, en/of vanuit het RIEC-samenwerkingsverband en/of een OM-tip daartoe aanleiding geeft, zal een Bibob-toets uitgevoerd worden.

 

Zodra de gemeente de onderhandelingen start van een vastgoedtransactie zoals gedefinieerd in de wet Bibob zal de wederpartij in kennis worden gesteld dat een Bibob-onderzoek onderdeel kan uitmaken van de procedure en dat bij een negatief advies de onderhandelingen mogelijk worden afgebroken. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

 

Toepassing Wet Bibob bij aanbestedingen en overheidsopdrachten

 

Het integriteitsbeleid bij aanbestedingen op het terrein van bouw, ICT en milieu is na de wetswijziging ook onderdeel geworden van de Wet Bibob. De toegevoegde waarde bij aanbestedingen is echter beperkt, omdat de Europese richtlijnen een limitatief aantal uitsluitingsgronden bevat. Uitsluitend op basis van een van deze zeven uitsluitingsgronden kan een aanbestedende dienst een gegadigde uitsluiten, namelijk indien:

 

  • a.

    deze verkeert in staat van faillissement, of voorwerp van surseance van betaling is,

  • b.

    ten aanzien van deze faillissement is aangevraagd of surseance van betaling aanhangig is gemaakt,

  • c.

    deze onherroepelijk is veroordeeld voor een delict inzake de professionele integriteit,

  • d.

    deze een ernstige fout heeft begaan in de uitoefening van zijn beroep,

  • e.

    deze niet heeft voldaan aan de verplichtingen ten aanzien van de betaling van de sociale verzekeringsbijdragen,

  • f.

    deze niet heeft voldaan aan de verplichtingen ten aanzien van de betaling van de belastingen,

  • g.

    deze zich in ernstige mate schuldig heeft gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van de inlichtingen ten aanzien van de uitsluitingsgronden en geschiktheidscriteria.

 

In tegenstelling tot de algemene strekking van de regelgeving, verstrekt de Wet Bibob geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is, dat het binnen deze sector in beginsel gaat om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria. Voor de inzet van het bibob-instrumentarium geldt als algemene regel, dat het slechts als ultimum remedium dient te worden ingezet en het overheidsorgaan geboden is om nadrukkelijk eerst de mogelijkheden na te gaan, die reguliere wetgeving biedt.

 

In 2013 is een nieuwe Aanbestedingswet vastgesteld. In de gewijzigde aanbestedingswet is onder andere de invoering van een eigen integriteitsverklaring opgenomen. De verwachting is dat deze verklaring een sterke rol kan vervullen in het selectieproces, waardoor inzet van het Bibob-instrument veelal niet meer noodzakelijk is. Deze eigen integriteitsverklaring zal als zodanig onderdeel worden van het gewijzigde aanbestedingsbeleid van deze gemeente. Dit maakt een Bibob-toets voor de wat betreft het onderdeel aanbesteden niet noodzakelijk. De integriteitstoets van betrokken partijen vindt plaats in de uitvoering van de gemeentelijke aanbestedingsrichtlijn.

 

 

Naar boven