Gemeenteblad van Druten
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Druten | Gemeenteblad 2019, 289667 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Druten | Gemeenteblad 2019, 289667 | Verordeningen |
Algemene subsidieverordening Druten 2020
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende subsidieregelingen verstaan we onder:
Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving.
De-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2).
Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellings-verordening op het gebied van staatssteun die de Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37).
Het College kan voor de subsidies genoemd in artikel 2, lid 3 subsidieregelingen vaststellen. In die regeling legt zij vast voor welke activiteiten het College subsidie kan verlenen. In die regeling staat welke aanvragers subsidie kunnen ontvangen, hoe het College de subsidie berekent en hoe zij het subsidiebedrag betaalt.
Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden
Artikel 11. Aan subsidie te verbinden bijzondere voorwaarden / algemene reserve
Het College kan een aanvrager die meer subsidie van de gemeente Druten ontvangt dan € 75.000,- per jaar voor activiteiten die langer dan een jaar duren, verplichten zich één maal per jaar te verantwoorden. De verantwoording gaat over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.
Het College kan via een subsidieregeling of in een verleningsbeschikking bepalen dat de aanvrager, als de subsidie heeft geleid tot de vorming van vermogen, daarvoor aan de gemeente Druten een bedrag moet betalen. Dit geldt bij een situatie volgensartikel 4:41, tweede lid, van de wet. Het College vermeldt hoe ze de hoogte van de vergoeding berekent.
Toelichting op de Algemene subsidieverordening Druten 2020
De Algemene subsidieverordening Druten 2020 is gebaseerd op de Model Algemene subsidieverordening 2013 van de VNG. We hebben rekening gehouden met de updates hierop van 2016 en die van 2019. De nieuwe Drutense verordening is een bewerking van de vorige verordening (Algemene subsidieverordening Druten 2018).
Deze verordening en de toelichting zijn zoveel mogelijk inhoudelijk afgestemd op die van Wijchen. Er is één inhoudelijke verschil dat tot uitdrukking komt bij diverse artikelen: het bevoegd bestuursorgaan om subsidies vast te stellen in Wijchen kan de Raad of het College zijn. In Druten is dat steeds het College.
Druten heeft in artikel 1 bij de begripsomschrijving “de Commissie” toegevoegd aan de verordening. Verder is de “Awb” (de Algemene wet bestuursrecht) vervangen door de aanduiding “de wet”.
Qua tekst en lay-out zijn er kleine verschillen.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit artikel staan definities. Deze definities gelden voor deze verordening én voor de hierop te baseren subsidieregelingen. Deze definities hoeven dus niet nog eens in de verschillende subsidieregelingen te worden vermeld. Hier kan ook niet van worden afgeweken.
in artikel 4:21 van de wet staat wat onder een subsidie wordt verstaan. Kenmerken van een subsidie zijn dat er aanspraak is op financiële middelen, door het College verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan de Gemeente Druten geleverde goederen of diensten.
Ook garanties en leningen kunnen onder het subsidiebegrip vallen.1
Verstrekkingen in natura (indirecte subsidies) vallen niet onder het subsidiebegrip, ook niet als deze op geld waardeerbaar zijn.
Een overheidsgarantie is in de systematiek van de subsidietitel een subsidieverlening onder de opschortende voorwaarde dat zich een onzekere gebeurtenis voordoet. Namelijk als degene, voor wie de overheid garant staat, zijn verplichtingen niet na komt. Met het nakomen van de verplichtingen eindigt de subsidieverhouding met de overheid.
De aanvrager kan een rechtspersoon naar burgerlijk recht zijn, een groep van natuurlijke personen of een natuurlijke persoon.
Artikel 1, lid c: Algemene groepsvrijstellingsverordening
Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEUL127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving.
Artikel 1, lid f en h: Per boekjaar verstrekte subsidie
We kennen twee soorten subsidies. Dat zijn de
Een budgetsubsidie is een per boekjaar verstrekte subsidie die voor meerdere jaren verstrekt wordt. In uitzonderlijke gevallen kan ervoor gekozen worden deze voor de eerste keer voor één jaar te verstrekken.
De aanvrager kan volstaan met één aanvraag. Het college neemt een besluit dat geldig is voor meerdere boekjaren. De subsidie kan in beginsel vrij besteed worden voor de aangegeven doelstelling en binnen de voorwaarden.
Dit wordt of in een budgetovereenkomst vastgelegd of in de beschikking opgenomen.
Artikel 1, lid d: Algemene reserve
Zie de toelichting hieronder bij artikel 11. Deze reserve moet niet verward worden met het begrip “voorziening”, zoals beschreven in artikel 1, lid v.
Artikel 1, lid m: Europees steunkader
Onder het begrip ‘Europees steunkader’ vallen in ieder geval de vermelde algemene groepsvrijstellingsverordeningen en de vermelde de-minimisverordeningen.
Dit is een post op de balans die een schatting geeft van voorzienbare lasten door risico’s en verplichtingen. Hierbij is de omvang en/of het tijdstip dat dit risico of de verplichting optreedt op de balansdatum onzeker. Dit risico of de verplichting moet zijn oorzaak hebben in de periode voorafgaand aan die datum. Als de aanvrager van anderen dan de Gemeente Druten gelden voor een specifiek doel ontvangen heeft, dan moeten die ook als voorziening op de balans vermeld worden. Het begrip “voorziening” moet niet verward worden met het begrip “algemene reserve” zoals omschreven in artikel 1, lid d.
Met lid 1 krijgt het College de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies volgens de ASV Druten 2020.
Voor subsidies waarvoor volgens artikel 4:23, lid 3 van de wet geen wettelijke regeling nodig is (zoals bijvoorbeeld eenmalige subsidies) geldt de ASV niet.
Dit lid geeft het College de bevoegdheid om de ASV (deels) geldig te verklaren als er een aanleiding is.
Hier staat de nieuwe regel dat het College een projectsubsidie of eenmalige waarderingssubsidie tot maximaal € 5.000 kan verlenen aan een groep van natuurlijke personen. De meerderheid van die natuurlijke groep personen moet in de gemeente Druten wonen.
Met dit artikel krijgt het College de bevoegdheid om in subsidieregelingen de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Het College kan in deze regelingen vast stellen:
Alleen het College heeft de bevoegdheid om subsidieregelingen vast te stellen, mits zij dat doet binnen het kader van de ASV. Een subsidieregeling is pas geldig na publicatie.
Via lid 2 heeft het College de bevoegdheid om in subsidieregelingen andere verplichtingen te stellen aan de verstrekking van subsidie.
Als het College geen gebruik maakt van deze bevoegdheid, dan mag het College maar in beperkte mate subsidies geven.
De hoofdregel van de wet is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift. Dus op een subsidieregeling waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld. Op grond van artikel 4:23, lid 3 van de wet, bestaan hierop maar vier uitzonderingen:
Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Dan kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV of dat deze aangevuld wordt. Lid 1 maakt het College daartoe bevoegd. Lid 2 en 3 volgen op een eis van de Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.
Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 3b). Net zo goed als dat bij subsidies, waarop een Europees steunkader van toepassing is, kunnen ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (lid 3c).
Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
Hier is bedoeld het subsidieplafond zoals genoemd in artikel 4:22 van de wet. Alleen de Raad kan subsidieplafonds vaststellen (lid 1) en vermeldt bij de bekendmaking de wijze van verdelen (lid 1 in combinatie met artikel 4:26, lid 2 van de wet).
De wijze van verdelen kan ook worden bekendgemaakt door verwijzing naar de –door het College vastgestelde– subsidieregeling waarin de wijze van verdeling is vastgelegd (lid 2 in combinatie met de artikel 4:26, lid 2 van de wet). Als dat geen bestaande subsidieregeling is, zal –in samenspraak tussen de Raad en het College– geregeld (moeten) zijn dat
Als dit niet (goed) geregeld is kan het College de subsidie niet weigeren als deze subsidie is aangevraagd vóór bekendmaking. Als de Raad plafonds bekend maakt, dan wijst zij, indien van toepassing, op de mogelijkheid dat het plafond verlaagd kan worden (lid 3 en 4, zie verder hieronder).
Het College, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het geven van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van de artikel 4:34, lid 1 van de wet om in bepaalde gevallen bij het gebruik van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (lid 5).
De verlaging van een plafond heeft geen gevolgen voor aanvragen die vóór bekendmaking van de verlaging zijn ingediend artikel 4:27, lid 2 van de wet. Dat is anders als aan de drie voorwaarden genoemd in artikel 4:28 van de wet is voldaan:
Lid 1 stelt dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk moet worden ingediend. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, dan moet de aanvrager dat formulier gebruiken. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits de digitale weg open is gesteld.
In lid 2 en 3 staat welke stukken en gegevens bij de aanvraag in elk geval mee gestuurd moeten worden.
Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens verlangd worden die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag; dit volgt uit de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Artikel 6, lid 2c: Dekkingsplan
Het dekkingsplan vermeldt welke subsidies of vergoedingen de aanvrager bij anderen heeft gevraagd voor dezelfde activiteiten. Dat plan vermeldt ook de stand van zaken daarvan.
Artikel 6, lid 2d: De ondernemer als aanvrager
Bij een aanvraag om subsidie van een onderneming moet het bestuursorgaan voorkomen dat ze aan de onderneming subsidie verleent die strijdig is met het Verdrag (artikel 107 en 108 VWEU). Daarom zijn twee eisen opgenomen specifiek voor ondernemingen, als volgt:
Artikel 6, lid 2e: Algemene reserve
Zie voor de toelichting hieronder bij artikel 11.
Aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Volgens artikel 3, lid 2 heeft het College de bevoegdheid om in een subsidieregeling andere aanvraagtermijnen vast te stellen dan die in artikel 7.
In dit artikel staan de termijnen waarbinnen het College moet beslissen op een aanvraag om subsidie. Volgens artikel 3, lid 2 heeft het College de bevoegdheid om in een subsidieregeling andere beslistermijnen vast te stellen dan die in artikel 8.
In de wet staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. De beslistermijn van het College is afhankelijk van het soort subsidie.
De beslistermijn bij aanvragen om subsidie die bij de Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Commissie een eindbeslissing heeft genomen (lid 5). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikel 107 en 108 van de VWEU en vervolgens teruggevorderd dient te worden. In de Drutense situatie zullen we zelden met deze Europese bepalingen te maken hebben.
Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden
In 9, lid 1: algemeen geldende weigeringsgronden
In dit lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van de wet (de artikelen: 4:25, lid 2, 4:35, 4:48 en volgende) met extra verplichte redenen aangevuld.
Ook als sprake is van staatssteun is het soms mogelijk dat het College steun verstrekt op basis van een vrijstellingsverordening. Hierdoor kan het College volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan het College goedkeuring van de Commissie vragen via een formele aanmelding. Als de Commissie de steun niet goedkeurt, dan moet het College weigeren (vandaar de verplichte weigeringsgrond in lid 1a).
Soms is er een bevel tot terugvordering op grond van een beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard. Bepaalde Europese steunkaders verbieden in die situatie alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening. Niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in lid 1b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter komt het in de ASV echter neer op een, op zichzelf verdedigbare, verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering uitstaat).
Artikel 9, lid 2: Absolute weigeringsgrond
Er geldt een absolute weigeringsgrond als de subsidieverstrekking strijdig zou zijn met een Europees steunkader. Het niet de bedoeling om subsidie te verstrekken:
aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het geldende steunkader. Een onderneming wordt volgens de Commissie beschouwd als een onderneming in moeilijkheden wanneer zij, zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd is te verdwijnen2. of
omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het geldende steunkader. Dat er sprake moet zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders –zonder de steun– niet had uitgevoerd. Ook houdt het in dat de steun niet mag worden verleend voordat de activiteit wordt gestart.
Artikel 9, lid 3: Optionele weigeringsgronden
In lid 3 staan weigeringsgronden als optie. Het bestuursorgaan kan in deze gevallen een aanvraag om subsidie weigeren, maar is dat niet verplicht. Deze weigeringsgronden gelden in aanvulling op de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (art. 6 Wet Bibob).
Artikel 9, lid 3c: Weigeren in relatie tot Europese wetgeving
Met deze weigeringsgrond kan het College een aanvraag weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan voordat deze volgens artikel 108, lid 3.VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Commissie.
Het gaat hier om subsidieverstrekking die niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het College óf weigeren de subsidie te geven óf de subsidie melden bij de Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen.
Als het College besluit over te gaan tot melding, dan wordt in verband met de standstill-verplichting de beslistermijn verdaagd totdat de Commissie een eindbeslissing heeft genomen (zie artikel 8, lid 4). Als de Commissie de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed keurt, dan zal het College de aanvraag alsnog weigeren (zie lid 1a). Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.
Het College kan op grond van artikel 3, lid 2 in een subsidieregeling vast leggen wat tot de gemeentelijke (mede-) verantwoordelijkheid mag worden gerekend.
Het College kan op grond van artikel 3, lid 2 in een subsidieregeling vast leggen aan welke eisen van bekwaamheid medewerkers, die de activiteit begeleiden, minimaal moeten voldoen. Bij twijfel over de mate van bekwaamheid ligt de bewijslast bij de aanvrager.
Artikel 9, lid 3o: Andere financiële mogelijkheden
Dit lid geeft het bestuursorgaan de mogelijkheid subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt om de activiteit uit te voeren, waarvoor hij subsidie aanvraagt. Denk bij “voldoende andere financiële mogelijkheden” aan: financiële bijdragen van fondsen, donaties, giften, inzet van eigen reserves, entreegelden, barinkomsten, leningen, vorderingen en alle financiële ondersteuning van andere overheden. We spreken dan van een “voorliggende voorziening”.
Artikel 9, lid 3p: Subsidie voor inwoners gemeente Druten
De met inbegrip van de subsidie te organiseren activiteit moet in redelijkheid ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Druten.
Buiten artikel 9: Weigeringsgronden die in andere wetten staan, zoals bijvoorbeeld
als de Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente); in de Wet terugvordering Staatssteun staat vermeld waaraan de terugvordering moet voldoen.
Het betalen van salarissen die de norm van de Wet normering topinkomens te boven gaat, mag niet als weigeringsgrond worden gebruikt.3
Artikel 10. Algemene verplichtingen van subsidieaanvragers
Dit artikel bevat een meldingsplicht (lid 1) die voor alle aanvragers geldt. Met ‘schriftelijk’
in lid 1 is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. De melding kan ook digitaal worden gedaan als het College de digitale weg open heeft gesteld.
Artikel 11. Bijzondere subsidievoorwaarden / algemene reserve
Dit artikel geeft het College de bevoegdheid om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘
voorwaarden te verbinden. Dit in aanvulling op wat mogelijk is volgens artikel 4:37 van de wet.
Artikel 11, lid 2 en 3 bieden deze mogelijkheid onder verwijzing naar de wet:
De verordening moet eigenlijk een uitdrukkelijke grondslag bieden. In het geval van verplichtingen die moeten leiden tot realisatie van het doel van de subsidie moeten de verplichtingen in de verleningsbeschikking staan.
Artikel 11, lid 2 gaat over de verplichtingen die verband houden met de realisatie van het doel van de subsidie. Denk daarbij bijvoorbeeld aan eisen over de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren.
Artikel 11, lid 3 maakt het mogelijk om verplichtingen op te leggen die niet bijdragen aan de realisatie van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit. Dit is echter geen vrijbrief.
Deze verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit.
Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen4. Als het College van deze aanvullende mogelijkheid gebruik maakt, dan moet dat duidelijk gemotiveerd worden.
Artikel 11, lid 4 hier krijgt het College de bevoegdheid om invulling aan te geven aan het begrip “vermogensvorming” en een te betalen vergoeding aan de gemeente. Dit zal in de praktijk alleen aan de orde zijn bij aanvragers die elk boekjaar subsidie ontvangen. Maar het is ook mogelijk in andere gevallen.
Volgens artikel 4:41 van de wet moet de subsidieaanvrager in bepaalde gevallen een
vergoeding aan de Gemeente Druten betalen als het geven van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:
Deze vergoedingsplicht echter geldt alleen als hierin is voorzien in de verordening, de subsidieregeling of in de subsidiebeschikking. Het bestuursorgaan moet bepalen hoe zij de hoogte van de vergoeding heeft berekend (dit hoeft geen volledige compensatie te zijn).
Artikel 11, lid 5 gaat over de zogenaamde algemene reserve op basis van artikel 4:72 van de wet.
Een algemene reserve is een reserve van de subsidieaanvrager. Hij heeft deze reserve gevormd met als doel het dekken van exploitatierisico’s. Hij vormt deze reserve om tot een gelijkmatige verdeling van lasten te komen. Volgens artikel 4:58 van de wet geldt artikel 4:72 van de wet alleen voor per boekjaar verstrekte subsidie aan een rechtspersoon.
Bovendien alleen als dat in de ASV, een subsidieregeling of in de subsidiebeschikking is vastgelegd. De eis om een algemene reserve te vormen volgens lid 1 kan dus alleen aan rechtspersonen worden opgelegd voor per boekjaar verstrekte subsidies.
Toepassing hiervan heeft alleen zin als de subsidieaanvrager meerdere jaren achter elkaar subsidie ontvangt. Alleen dan kan hij een eventueel tekort in het ene jaar compenseren met een overschot in het andere jaar of andersom.
Het College kan volgens lid 5 in een beschikking tot verlening van een subsidie per boekjaar vastleggen dat de aanvrager een algemene reserve moet vormen. In dat geval komt het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend ten gunste of ten laste van die reserve.
De algemene reserve wordt dus gevormd uit (een deel van de) exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen.
Lid 6 elke aanvrager kan het College verzoeken om een algemene reserve te mogen vormen.
Ook toepassing van lid 6 heeft alleen zin als de subsidieaanvrager meerdere jaren achter elkaar subsidie ontvangt. Alleen dan kan hij een eventueel tekort in het ene jaar compenseren met een overschot in het andere jaar of andersom.
Artikel 12. Subsidies verlenen en vast stellen
Artikel 12 lid 1 het College is bevoegd.
Na uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten stelt het College de subsidie vast.
Het College kan in haar besluit het subsidiebedrag lager, gelijk aan het verleende bedrag óf hoger vast stellen.
In lid 2 stelt het college tegelijk met de aanvraag de subsidie vast.
In het Mandaatregister staat verder aangegeven in welke gevallen het College haar bevoegdheden (niet) heeft gemandateerd aan anderen.
Hier staan subsidies waarbij een besluit tot verlening van de subsidie gelijk staat aan een besluit tot vaststelling van de subsidie. De aanvrager hoeft dus na afloop van de activiteit(-en) of het boekjaar geen aanvraag tot vaststelling van de subsidie in te dienen.
Het kan voorkomen dat we overtuigende signalen en informatie ontvangen dat de aanvrager de subsidie voor andere activiteiten heeft gebruikt, dan we met de subsidieverlening beoogd hebben. We kunnen in dat geval met een beroep op artikel 4:49 van de wet de subsidievaststelling intrekken of in het nadeel van de aanvrager wijzigen.
Artikel 13. Aanvraag tot vaststelling en vereisten
Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt.
Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring, andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon.
Voor subsidies van meer dan € 75.000 die incidenteel of per boekjaar zijn verleend, eisen we een verklaring over de getrouwheid van de jaarrekening van een accountant, zoals bedoeld in artikel 393, lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Het College kan volgens artikel 3, lid 2 een subsidieregeling vast stellen, waarin zij bepaald dat een aanvrager, die meer dan € 75.000 subsidie per boekjaar ontvangt, mag volstaan met een zogenaamde samenstellingsverklaring.
Als het College over mag gaan tot het vast stellen van de subsidie zonder dat er een aanvraag ligt, dan kan het College de subsidie zelfs op 0 Euro vast stellen. Het College vordert in dat geval het gehele betaalde voorschot terug van de aanvrager.
Dit lid gaat over het nemen van een besluit binnen redelijke termijn. We nemen de termijn van acht weken als vaste termijn zonder mogelijkheid tot opschorting van het besluit. Hiermee volgen we de wet (artikel 4:13 van de wet).
In een subsidieregeling kan sprake zijn van zogenaamde normsubsidies. Dat is doorgaans een subsidiebedrag gebaseerd op een meetbare eenheid. Die eenheid kan bijvoorbeeld het aantal leden van een vereniging zijn. Dan kan het voor de praktische afhandeling wenselijk zijn om het besluit tot verlening samen te laten vallen met het besluit tot vaststelling.
Artikel 14. Berekening van tarieven, uniforme kostenbegrippen
Het College kan in een subsidieregeling vaststellen dat een aanvrager een methode moet gebruiken om de subsidiabele kosten van bepaalde tarieven te berekenen. Het College kan besluiten dat zij de inzet van vrijwilligers bijvoorbeeld waardeert op € 10,- per uur en dat hun inzet maximaal bedrag X of percentage Y mag zijn van de totale kosten. De mate van zelfwerkzaamheid van vrijwilligers krijgt zo een objectieve maatstaf.
De aanvrager moet daar dan in zijn aanvraag rekening mee houden.
Bij subsidies waarvoor een Europees steunkader geldt, is het College hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van dat steunkader.
Artikel 15, lid 1 geeft het College de ruimte om in bijzondere omstandigheden af te wijken van een termijn in de verordening of subsidieregeling. Het bestuursorgaan zal dit alleen doen als handhaving van een termijn het belang van een aanvrager zwaar treft. Men kan dan een andere termijn vaststellen. Het bestuursorgaan zal de bijzondere situatie van de aanvrager moeten beargumenteren.
Volgens lid 2 kan het College ook in een subsidieregeling een hardheidsclausule opnemen over regels in die subsidieregeling. Het College kan een afwijkend besluit nemen als zich een situatie voordoet waarin de subsidieregeling niet voorziet. Dat besluit moet wel altijd binnen het doel van de subsidieregeling passen. Ook hier zal het College de bijzondere situatie van de aanvrager moeten beargumenteren.
De nieuwe Verordening geldt voor alle subsidies die verstrekt worden in de boekjaren 2020 e.v.
Uitzondering hierop zijn de subsidiebesluiten die in 2019 of eerder genomen zijn waarvan de verstrekking in het boekjaar 2020 plaatsvindt en waarbij de vaststelling nog moet plaatsvinden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-289667.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.