Wijziging prostitutiehoofdstuk APV

De raad der gemeente Haarlem,

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders,

Besluit:

  • 1.

    De wijziging van de Algemene plaatselijke verordening zoals opgenomen in bijlage A vast te stellen;

  • 2.

    Dat dit besluit de dag na publicatie in werking treedt.

de griffier,

de voorzitter,

Bijlage A

HOOFDSTUK 3. REGULERING PROSTITUTIE, SEKSBRANCHE EN AANVERWANTE ONDERWERPEN

Afdeling 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 3:1 Afbakening

De artikelen 1:2, 1:3 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.

Artikel 3:2 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een sekswerker onder de aandacht van het publiek brengt;

  • b.

    beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een seksbedrijf;

  • c.

    escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon of rechtspersonen die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

  • d.

    exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico een seksbedrijf of escortbedrijf wordt uitgeoefend;

  • e.

    klant: degene die gebruik maakt van de door een exploitant van een (raam)prostitutiebedrijf, escortbedrijf of een sekswerker aangeboden seksuele diensten;

  • f.

    sekswerker: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • g.

    prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • h.

    prostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie;

  • i.

    raamprostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie, waarbij het werven van klanten gebeurt door een sekswerker die zichtbaar is vanuit een voor het publiek toegankelijke plaats;

  • j.

    seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen vergoeding of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen vergoeding;

  • k.

    seksinrichting: voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf;

  • l.

    sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

  • m.

    werkruimte: als zelfstandig aan te merken onderdeel van een seksinrichting waarin de seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding worden verricht.

Artikel 3:2a Bevoegd bestuursorgaan

In dit hoofdstuk wordt onder bevoegd bestuursorgaan verstaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

Artikel 3:2b Nadere regels

Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:7, vijfde lid en het bepaalde in artikel 3:15, kan het bevoegd bestuursorgaan nadere regels stellen met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in dit hoofdstuk.

Afdeling 2. Vergunning seksbedrijf

Artikel 3:3 Vergunning seksbedrijf

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan een seksbedrijf uit te oefenen of te wijzigen .

  • 2.

    Het bevoegd bestuursorgaan beslist, in afwijking van artikel 1:2 van deze verordening, binnen twaalf weken op de aanvraag om een vergunning.

  • 3.

    De in het tweede lid gestelde termijn kan door het bevoegd bestuursorgaan met ten hoogste twaalf weken worden verlengd.

  • 4.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

  • 5.

    Het college kan het aantal te verlenen vergunningen voor seksbedrijven en het aantal werkruimten aan een maximum binden.

  • 6.

    Als ten minste twaalf weken voorafgaand aan de vervaltermijn van de vergunning verlenging van de vergunning is aangevraagd, blijft de vergunning van kracht totdat op de aanvraag om verlenging is besloten.

  • 7.

    De vergunning voor een seksbedrijf wordt verleend voor de duur van vijf jaar tenzij in de vergunning anders staat vermeld. De vergunning wordt op naam van de exploitant gesteld en is niet overdraagbaar.

Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen

Het college kan delen van de gemeente aanwijzen waarbinnen voor het vestigen van een seksinrichting geen vergunning wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat de aanwijzing geldt voor seksinrichtingen van seksbedrijven van een nader aangewezen aard.

Artikel 3:5 Maximum aantal vergunningen voor seksbedrijven

(gereserveerd)

Artikel 3:6 Aanvraag

(gereserveerd)

Artikel 3:7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een vergunning wordt geweigerd als:

    • a.

      de exploitant of de beheerder onder curatele staat;

    • b.

      de exploitant of de beheerder is ontzet uit het ouderlijk gezag of de voogdij;

    • c.

      de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;

    • d.

      de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

    • e.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • f.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met de aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;

    • g.

      er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het sekswerkers betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000;

    • h.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan zes maanden;

    • i.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid en onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • 1º.

        bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van deze verordening;

      • 2º.

        de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

      • 3º.

        artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

      • 4º.

        de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 in samenhang gelezen met artikel 8 of in samenhang gelezen met artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • 5º.

        de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

      • 6º.

        de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie;

      • 7º.

        de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de Kansspelen.

    • j.

      het maximum aantal vergunningen en/of maximum aantal werkruimten, zoals door het bevoegd bestuursorgaan is vastgesteld in de nadere regels op grond van deze verordening, is bereikt.

    • k.

      de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een bestemmingsplan dat ter inzage is gelegd, een beheersverordening, een exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit.

  • 2.

    Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid en onder h, wordt gelijk gesteld:

    • a.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;

    • b.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid en onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid en onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375 bedraagt.

  • 3.

    De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid en onder h en i, wordt:

    • a.

      bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning;

    • b.

      bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning.

  • 4.

    Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid en onder h en i, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.

  • 5.

    Een vergunning kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • b.

      het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

    • c.

      de veiligheid van personen of goederen;

    • d.

      de verkeersvrijheid of -veiligheid;

    • e.

      de gezondheid of zedelijkheid;

    • f.

      de arbeidsomstandigheden van de sekswerker;

  • 6.

    Een vergunning kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, worden geweigerd indien het bedrijfsplan niet voldoet aan het bepaalde in de nadere regels op grond van deze verordening.

  • 7.

    Een vergunning voor een escortbedrijf kan voorts worden geweigerd als het escortbedrijf wordt gevestigd in een woonruimte waarvoor geen vergunning als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet 2014 is verleend.

Artikel 3:8 Eisen met betrekking tot vergunning

(gereserveerd)

Artikel 3:9 Intrekken of schorsen van de vergunning

  • 1.

    De vergunning als bedoeld in artikel 3:3 wordt ingetrokken als:

    • a.

      de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

    • b.

      de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;

    • c.

      zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid;

    • d.

      zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid onder a tot en met k;

    • e.

      de houder dit verzoekt.

  • 2.

    De vergunning als bedoeld in artikel 3:3 kan worden geschorst of ingetrokken als:

    • a.

      in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;

    • b.

      is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen, onverminderd het bepaalde in het eerste lid en onder c;

    • c.

      zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- of leefomgeving of de gezondheid van sekswerkers of klanten;

    • d.

      de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;

    • e.

      er bij het seksbedrijf of escortbedrijf personen zijn tewerkgesteld die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;

    • f.

      gedurende tenminste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning;

    • g.

      is gehandeld in strijd met de in het bedrijfsplan opgenomen maatregelen;

    • h.

      er is gehandeld in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen.

Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden

(gereserveerd)

Artikel 3:11 Verlenging vergunning

(gereserveerd)

Afdeling 3. Uitoefenen seksbedrijf

Paragraaf 3.1 Regels voor alle seksbedrijven

Artikel 3:12 sluitingstijden, aanwezigheid en toegang

  • 1.

    Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven:

    • a.

      in de nachten van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag van 01.00 uur tot 07.00 uur;

    • b.

      de overige nachten van 00.30 uur tot 07.00 uur,

  • tenzij bij vergunning anders is bepaald.

  • 2.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.

  • 3.

    Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die inrichting gesloten dient te zijn voor bezoekers.

  • 4.

    Het is de exploitant en de beheerder verboden personen die nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt toe te laten of te laten verblijven in een seksinrichting.

  • 5.

    Het is de exploitant en de beheerder verboden een sekswerker te laten verblijven in een seksrichting tussen 01.30 en 06.30 uur.

Artikel 3:13 Adverteren voor seksbedrijf

Het is verboden in advertenties voor een seksbedrijf:

  • a.

    geen vermelding op te nemen van het vaste telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt, het nummer van de vergunning en van de bedrijfsnaam;

  • b.

    vermelding op te nemen van een ander nummer dan bedoeld onder a, en

  • c.

    onveilige seks aan te bieden of te garanderen dat sekswerkers die voor of bij het betreffende bedrijf werken vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.

Artikel 3:13a Tijdelijke afwijking sluitingstijden en tijdelijke sluiting

  • 1.

    Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:7, vijfde lid of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:

    • a.

      tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:12, eerste en tweede lid, geldende sluitingstijden vaststellen;

    • b.

      van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht maakt het bevoegd bestuursorgaan het besluit bedoeld in het eerste lid bekend op grond van het bepaalde in artikel 3:42, tweede lid.

Artikel 3:13b Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

  • 1.

    Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers te hebben geopend, zonder dat de exploitant of beheerder als bedoeld in artikel 3:2 in de seksinrichting aanwezig is

  • 2.

    De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:

    • a.

      geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie;

    • b.

      geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

Artikel 3:13c Beëindiging exploitatie

  • 1.

    De vergunning vervalt indien de beslissing op een aanvraag om een nieuwe vergunning onherroepelijk is geworden.

  • 2.

    De vergunning vervalt voorts zodra de exploitant die op de vergunning is vermeld, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.

  • 3.

    Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan de burgemeester of het college.

Artikel 3:13d Wijziging beheer

  • 1.

    Indien de beheerder het beheer van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk beëindigt, geeft de exploitant daarvan binnen een week schriftelijk kennis aan de burgemeester of het college.

  • 2.

    Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in het artikel 3:7, eerste lid onder a tot en met i, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder vanaf het moment waarop de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat op de aanvraag is besloten.

Paragraaf 3.2 Regels voor alle prostitutiebedrijven en sekswerkers

Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel sekswerkers; verbod werken voor onvergund prostitutiebedrijf

  • 1.

    Het is een exploitant verboden een sekswerker voor of bij zich te laten werken die:

    • a.

      nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;

    • b.

      in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.

  • 2.

    Het is een sekswerker verboden werkzaam te zijn voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.

Artikel 3:15 Bedrijfsplan

Een prostitutiebedrijf beschikt over een bedrijfsplan dat voldoet aan de nadere regels als bedoeld in artikel 3:2b.

Artikel 3:16 Minimale verhuurperiode werkruimte

(gereserveerd)

Artikel 3:17 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf

  • 1.

    De exploitant van een prostitutiebedrijf draagt er zorg voor dat:

    • a.

      de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame sekswerkers redelijkerwijs hun eigen werktijden kunnen bepalen;

    • b.

      er een deugdelijke bedrijfsadministratie wordt gevoerd waarin de actuele gegevens zijn opgenomen van in ieder geval;

      • i.

        de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame sekswerkers;

      • ii.

        de verhuuradministratie;

      • iii.

        de werkroosters van de beheerders;

    • c.

      de bedrijfsadministratie met inachtneming van de wettelijke termijnen en te allen tijde beschikbaar is voor toezichthouders;

    • d.

      medewerkers van de gemeentelijke gezondheidsdienst en van andere door de burgemeester of het college aangewezen instellingen worden toegelaten tot seksinrichtingen als ze voornemens zijn voorlichtings- en preventieactiviteiten uit te voeren of voorlichtingsmateriaal te verspreiden.

    • e.

      dat onverwijld bij de politie wordt gemeld ieder signaal van mensenhandel of andere vormen van dwang of uitbuiting;

  • 2.

    Het is verboden te handelen in strijd met het eerste lid.

Paragraaf 3.3 Raam- en straatprostitutie

Artikel 3:18 Raamprostitutie

  • 1.

    Het is een sekswerker verboden:

    • a.

      zich vanuit een gebouw of vanuit de toegang naar een gebouw aan klanten die zich op of aan de weg bevinden beschikbaar te stellen; en

    • b.

      passanten hinderlijk te bejegenen of zich aan passanten op te dringen dan wel zich ongekleed of vrijwel ongekleed achter het raam van een seksinrichting of in de toegang tot een seksinrichting op te houden.

  • 2.

    Het verbod van het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing op een sekswerker die werkzaam is in een raamprostitutiebedrijf vallende onder een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend.

Artikel 3:19 Straatprostitutie

  • 1.

    Het is verboden op openbare plaatsen of het openbaar water door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken om gebruik te maken van de diensten van een sekswerker.

  • 2.

    Het is verboden zich op openbare plaatsen of het openbaar water op enigerlei wijze dwingend te bemoeien met een sekswerker.

Artikel 3:20 Handhaving straatprostitutie

  • 1.

    Met het oog op de naleving van het verbod, bedoeld in artikel 3:19, kan door een opsporingsambtenaar het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 2.

    Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:7, vijfde lid, kan door een opsporingsambtenaar aan personen die zich bevinden op de openbare plaatsen bedoeld in artikel 3:19, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 3.

    De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:7, vijfde lid, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het tweede lid, verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op de in dat besluit aangegeven openbare plaats(en). Degene die een verbod heeft gekregen is verplicht hieraan onmiddellijk te voldoen.

  • 4.

    De burgemeester beperkt het verbod bedoeld in het derde lid indien dat in verband met persoonlijke omstandigheden van de betrokkene noodzakelijk is.

AFDELING 4. Overige bepalingen

Artikel 3:21 Verbodsbepalingen klanten

  • 1.

    Het is een klant verboden seksuele handelingen te verrichten met een sekswerker van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat zij werkzaam is voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.

  • 2.

    Het is verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere voor publiek toegankelijke plaats gebruik te maken van de diensten van een sekswerker.

  • 3.

    Het in het tweede lid genoemde verbod geldt niet in een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend.

Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

  • 1.

    Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:

    • a.

      indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;

    • b.

      anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.

  • 2.

    Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

Artikel 3:22a Sekswinkels

Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.

Artikel 6:1 Strafbepaling

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie: artikelen 2:1, 2:10, 2:11, 2:12, 2:25, 2:26, 2:28, 2:28g, 2:29, 2:32, 2:32a, 2:39, 2:40b, 2:41, 2:42, 2:43a, 2:44, 2:44a, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:57, 2:58, 2:59, 2:60, 2:67, 2:68, 2:74, 2:75a lid 4, 3:3, 3:12, 3:13, 3:13b, 3:14 lid 1, 3:17, 3:19, 3:21, 3:22, 3:22a, 4:9a, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6, 5:7, 5:8, 5:9, 5:18, 5:19, 5:20, 5:23, 5:29 en 5:34.

  • 2.

    Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie: artikelen 2:3, 2:6, 2:9, 2:13, 2:15, 2:21, 2:23, 2:30, 2:31, 2:33, 2:34a, 2:34b, 2:36, 2:43, 2:45, 2:49a, 2:51, 2:52, 2:65, 2:73, 2:75, 3:13d, 3:14 lid 2, 3:18, 4:2, 4:3, 4:5, 4:6, 4:7, 4:8, 4:9, 4:13, 4:15, 4:18, 5:11, 5:12, 5:15, 5:24, 5:28, 5:30, 5:31, 5:36 en 5:37.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, vijfde lid, 2:11, tweede lid, onder a en2:12, eerste lid.

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Het verbod als bedoeld in artikel 2:28 is niet van toepassing op houders van een geldig verlof als bedoeld in artikel 2:33 van de verordening bedoeld in artikel 6:4.

  • 3.

    Het verbod als bedoeld in artikel 3:3 is niet van toepassing op houders van een geldige vergunning als bedoeld in artikel 3:4 van de verordening als bedoeld in artikel 6:4.

  • 4.

    het verbod als bedoeld in artikel 3:14 lid 1 onder a wordt van kracht drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening ten aanzien van sekswerkers die voor de inwerkingtreding van deze verordening aantoonbaar werkten in een vergund seksbedrijf én de leeftijd van 21 jaar nog niet hadden bereikt.

Toelichting hoofdstuk 3 van de Algemene plaatselijke verordening

HOOFDSTUK 3. REGULERING PROSTITUTIE, SEKSBRANCHE EN AANVERWANTE ONDERWERPEN

Hoofdstuk 3 Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen

Afdeling 1 Algemene bepalingen

De begripsomschrijvingen staan op alfabetische volgorde, zodat de verschillende definities eenvoudig zijn terug te vinden.

 

Advertentie: omdat de Apv, met het oog op het toezicht, bepaalt dat in advertenties voor seksbedrijven of sekswerkers bepaalde nummers (vergunning nummer, telefoonnummer) moeten worden vermeld, is ervoor gekozen het begrip «advertentie» ruim te omschrijven. Er is immers een veelheid aan mogelijkheden om aandacht op de aangeboden dienstverlening te vestigen. Voor alle vormen van reclame met behulp van een medium (zoals kranten, televisie, internet, posters, flyers) geldt het voorschrift. Daarbij moet het gaan om uitingen die wervend van karakter zijn en het oogmerk hebben de klandizie te vergroten. Daarop ziet het bijvoeglijk naamwoord: commerciële.

 

Beheerder: de dagelijkse leiding in een seksinrichting kan in plaats van bij de exploitant zelf, bij een «beheerder» berusten. Het is van belang ook voor deze persoon, die primair verantwoordelijk is voor de dagelijkse gang van zaken in de seksinrichting, expliciet enkele bepalingen op te nemen in de Apv.

 

Escortbedrijf: een veelvoorkomende vorm van een niet-locatie gebonden prostitutiebedrijf is een «escortbedrijf». Een escortbedrijf bemiddelt tussen klanten en sekswerkers. De sekswerker bezoekt de klant, of gaat met de klant naar een andere plaats dan de plek waar de bemiddeling plaatsvindt. De bemiddeling kan plaatsvinden vanuit een bedrijfspand, maar ook vanaf een privéadres. De plaats van het bedrijfspand of het privéadres is bepalend voor de vergunningplicht. De bemiddeling kan in persoon plaatsvinden, maar over het algemeen zal dit telefonisch gaan of via een website.

 

Exploitant: voor de definitie van «exploitant» is aansluiting gezocht bij een van de definities van het begrip leidinggevende in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1°, van de Drank- en Horecawet. Het «voor rekening en risico» heeft betrekking op de natuurlijke persoon of op de rechtspersoon. Onder deze definitie valt ook de vennoot in een personenvennootschap. Het bestuur van een rechtspersoon kan zelf ook een rechtspersoon zijn, maar gelet op de (persoonlijke) eisen die worden gesteld aan de exploitant, dient er uiteindelijk altijd één natuurlijke persoon te zijn die kan worden beschouwd als exploitant in de zin van de Apv – al dan niet als vertegenwoordiger van die rechtspersoon. Een seksbedrijf heeft altijd een exploitant. Ook in het geval een sekswerker zelfstandig bedrijfsmatige activiteiten beoefent is er sprake van een seksbedrijf, meer precies: een prostitutiebedrijf. In dergelijke gevallen dient de sekswerker enerzijds aangemerkt te worden als sekswerker, maar anderzijds ook als exploitant. De sekswerker/exploitant dient daarmee dus ook te voldoen aan alle eisen die aan sekswerker worden gesteld én aan de eisen die aan de exploitant worden gesteld. Hieruit volgt onder meer dat de sekswerker/exploitant minimaal 21 dient te zijn. Vergunningen worden immers geweigerd als de exploitant de leeftijd van 21 jaar nog niet bereikt heeft (zie artikel 3:5).

 

Klant: in dit hoofdstuk heeft het begrip «klant» een beperktere betekenis dan in het spraakgebruik: het is hier een afnemer van seksuele diensten. Dus aanwezigen in een seksinrichting die (vooralsnog) slechts iets drinken, of een vertoning komen bekijken, vallen niet onder dit begrip. Hetzelfde geldt uiteraard voor eventuele andere aanwezigen, zoals de exploitant, de beheerder, het personeel dat in de bedrijfsruimte van het seksbedrijf werkzaam is, toezichthouders en personen die aanwezig zijn vanwege bijvoorbeeld het leveren van goederen of het uitvoeren van reparaties of onderhoud.

 

Sekswerker: in deze verordening wordt het begrip «sekswerker» gebruikt, omdat dit het meest aansluit bij het spraakgebruik en bij de praktijk binnen de prostitutiebranche. Aangezien dit woord, op deze wijze geschreven, taalkundig vrouwelijk is, wordt in voorkomende gevallen gebruik gemaakt van vrouwelijke voornaamwoorden (zij, haar). In alle gevallen waar «sekswerker» staat, wordt evenzeer de (mannelijke) prostitué bedoeld. Dit komt in de definitie van de term «sekswerker» tot uitdrukking door de sekseneutrale aanduiding: «degene die».

 

Prostitutie: de definitie van «prostitutie» sluit aan bij de formulering in artikel 273f, eerste lid, onder 3 en 5, van het Wetboek van Strafrecht. Het «zich beschikbaar stellen» duidt op een structurele situatie, zodat allerlei incidentele seksuele handelingen met een ander niet onder het begrip «prostitutie» vallen, zelfs niet als «de ander» een tegenprestatie levert. De term «vergoeding» geeft aan dat er niet alleen sprake hoeft zijn van een geldbedrag. Het vergoeden aan geschiedt door of ten behoeve van «de ander», wat impliceert dat het meewerken aan pornofilms geen prostitutie is in de zin van deze verordening.

 

Prostitutiebedrijf: «prostitutiebedrijven» zijn er in verschillende varianten. In de eerste plaats vallen hieronder de locatiegebonden bedrijven met één of meerdere seksinrichtingen. Ook een niet-locatiegebonden bedrijf kan een prostitutiebedrijf zijn; veelal gaat het dan om een escortbedrijf, dat bemiddelt tussen sekswerkers en klanten. Als prostitutie plaatsvindt in woningen, kunnen (delen van) deze locaties – onder omstandigheden – als seksinrichting aangemerkt worden. Een dergelijke (ruimte in een) ‘privéwoning’ is voor het publiek toegankelijk nu klanten toegang wordt verschaft. Is de sekswerker op enigerlei wijze werkzaam voor degene die de ruimte beschikbaar stelt, dan is er zonder meer sprake van een prostitutiebedrijf.

 

Raamprostitutiebedrijf: er is gekozen om een aparte definitie op te nemen voor het begrip «raamprostitutiebedrijf» omdat dit onderdeel van de prostitutiesector een bijzonder uiterlijke verschijningsvorm en invloed op de omgeving heeft. Daarom zijn sectorspecifieke regels voor de raamprostitutie opgenomen.

 

Seksbedrijf: het begrip «seksbedrijf» duidt op een activiteit of op activiteiten, en dus niet op de locatie waar de verrichtingen of vertoningen plaatsvinden; daarvoor wordt de term «seksinrichting» gebruikt. Binnen de omschrijving valt het gelegenheid geven tot het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling (prostitutie), en het gelegenheid geven tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander, zoals ‘peepshows’ en sekstheaters, maar bijvoorbeeld ook het bedrijfsmatig en tegen vergoeding verzorgen van webcamseks. Daarnaast wordt onder dit begrip ook verstaan het in een seksinrichting tegen vergoeding aanbieden van erotisch-pornografische vertoningen: de seksbioscopen. Of een activiteit «bedrijfsmatig» wordt verricht, hangt af van een aantal factoren. Is er personeel in dienst, dan is er zonder meer sprake van een bedrijf. Maar een individu zonder personeel kan ook een bedrijf zijn in de zin van de Apv, en is dan dus vergunning plichtig. Het oogmerk om (een aanvulling op) een inkomen te genereren, het aantal uren dat aan de activiteit wordt besteed, de wijze van klantenwerving (bijvoorbeeld of er wordt geadverteerd om de werkzaamheden onder de aandacht van publiek te brengen en klanten te trekken) en de organisatiegraad en de omvang van het prostitutieaanbod zijn aspecten om te bepalen of er bedrijfsmatig activiteiten worden verricht. Of er sprake is van bedrijfsmatige activiteiten zal dus moeten worden vastgesteld aan de hand van de feitelijke situatie. Het begrip «seksbedrijf» wordt dus gebruikt als verzamelnaam, waarbinnen specifieke vormen zijn te onderscheiden: als gelegenheid wordt geboden tot prostitutie, dan is er sprake van een «prostitutiebedrijf».

 

Seksinrichting: met het begrip «seksinrichting» wordt geduid op de voor publiek toegankelijk locatie van een seksbedrijf. Dit kan samen vallen met de locatie waar de exploitant van het seksbedrijf zich heeft gevestigd, maar dat is zeker niet altijd – en bij escortbedrijven per definitie niet – het geval. Onder «besloten ruimte» worden ook begrepen een vaar- of voertuig. Het bijvoeglijk naamwoord «besloten» duidt erop dat de ruimte zich niet in de open lucht bevindt. Het moet dus gaan om een overdekt en geheel of gedeeltelijk door wanden omsloten ruimte, die al dan niet met enige beperking voor het publiek toegankelijk is. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

Sekswinkel: op de openingstijden van sekswinkels is het regime van de Winkeltijdenwet van toepassing. Een sekswinkel is geen «seksinrichting» als hiervoor omschreven. De vestiging van sekswinkels zal doorgaans afdoende kunnen worden gereguleerd langs de weg van het bestemmingsplan. Indien dat in aanvulling daarop (in het belang van de openbare orde of de woon- of leefomgeving) raadzaam wordt geacht, kan worden overwogen de vestiging van sekswinkels te verbieden in aangewezen gebieden of delen van de gemeente. Daartoe is artikel 3:4 opgenomen.

 

Werkruimte: onder «werkruimte» wordt verstaan een zelfstandig onderdeel van een seksinrichting waarin de seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding worden verricht. Eén seksinrichting kan één (of natuurlijk geen) werkruimte hebben, of meerdere. Met «zelfstandig» wordt hier niet bedoeld dat een werkruimte altijd geheel zelfvoorzienend hoeft te zijn; het ziet op de van elkaar te onderscheiden delen van een seksinrichting waarin over het algemeen telkens één prostitutie haar diensten aanbiedt. Een raam (met bijbehorende ‘peeskamer’) zal veelal een afzonderlijke werkruimte zijn; een deel van een seksinrichting dat apart verhuurd wordt zal veelal een afzonderlijke werkruimte zijn.

Artikel 3:2a Bevoegd bestuursorgaan

De artikelen 160 en 174 van de Gemeentewet maken de het in deze bepaling opgenomen onderscheid noodzakelijk. Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet is het college belast met de uitvoering van raadsbesluiten, waaronder autonome verordeningen zoals deze, tenzij bij of krachtens de wet de burgemeester daarmee is belast. Dit laatste doet zich hier voor: artikel 174 van de Gemeentewet belast de burgemeester namelijk met «het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden, alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven» (eerste lid) en met «de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht» (derde lid).

 

In veruit de meeste gevallen dient de burgemeester dan ook te worden aangemerkt als het bevoegde bestuursorgaan. Zijn bevoegdheid betreft namelijk de voor het publiek openstaande gebouwen en de openbare samenkomsten en vermakelijkheden. In de definitie van seksinrichting is echter het ruimere begrip «ruimte» opgenomen. Dit houdt in dat het college bevoegd is als het gaat om met name vaar- en voertuigen. Ook is het college bevoegd als het gaat om escortbedrijven. Het gebruik van de openbare weg is een bevoegdheid van het college.

Artikel 3:2b Nadere regels

Op grond van artikel 3:2b kan het bevoegd bestuursorgaan de exploitatie van een seks- of escortbedrijf aan nadere regels binden. Dit in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de verkeersvrijheid of –veiligheid, de gezondheid, zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de sekswerker.

 

Bij nadere regels in het kader van artikel 3:15 kan onder meer worden gedacht aan een nadere invulling van het hetgeen in het bedrijfsplan moet worden opgenomen.

Afdeling 2. Vergunning seksbedrijf

Artikel 3:3 Vergunning seksbedrijf

Eerste lid

Er is voor gekozen om seksbedrijven met een vergunningstelsel te reguleren. Dit houdt in dat het uitoefenen van een seksbedrijven is verboden, tenzij een vergunning is verleend. De keuze voor een vergunningenstelsel sluit aan bij bestaande structuren. Een uitgangspunt is tevens dat legaal aanbod in beginsel illegaal aanbod tegengaat, de zogenoemde kanalisatiegedachte. Daarbij wordt aangenomen dat als er een legaal en betrouwbaar aanbod bestaat, er niet langer aanleiding is voor klanten om te kiezen voor een illegaal aanbod met alle daarmee samenhangende onwenselijkheden en onzekerheden. Met het wijzigen wordt bedoeld een wijziging van welke aard dan ook.

Tweede en derde lid

Met het oog op de rechtszekerheid voor het bedrijfsleven is bepaald dat de beslistermijn voor een vergunning voor een seksbedrijf twaalf weken bedraagt. Deze termijn kan eenmaal met twaalf weken worden verlengd.

 

Het vierde lid is opgenomen omdat na inwerkingtreding van de Dienstenrichtlijn als uitgangspunt geldt dat een vergunning van rechtswege wordt verleend wanneer de termijn, waarbinnen het antwoord op de aanvraag moet volgen, is verstreken (vgl. ook artikel 13, vierde lid, van de Dienstenrichtlijn). De verwachting is dat de wettelijke termijnen in dit artikel ruim genoeg zijn om tijdig op een aanvraag om een vergunning te besluiten. Zou dat evenwel niet lukken, dan wordt het belang van een daadwerkelijke afweging bij vergunningen als hier aan de orde geacht zwaarder te wegen dan voornoemd uitgangspunt. Dit is in overeenstemming met de uitzonderingsgrond van artikel 13, vierde lid, van de Dienstenrichtlijn: dwingende redenen van algemeen belang, te weten de bescherming van de openbare orde en de volksgezondheid. Het is hoogst onwenselijk als deze vergunning van rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een van rechtswege verleende vergunning is dan ook niet wenselijk.

Vijfde lid

Op grond van dit lid kan het college het aantal te verlenen vergunningen en het aantal werkruimten aan een maximum binden. Zie ook de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 februari 2013, ECLI:NL:RBHNO:2013:BZ7923.

Zesde lid

Om te voorkomen dat exploitanten hun vergunning ‘verliezen’ is het zesde lid opgenomen. Om hierop aanspraak te kunnen maken dient een aanvraag uiteraard tijdig gedaan te worden en ontvankelijk te zijn. Gedurende de periode dat de aanvraag in behandeling is kunnen uiteraard gewoon maatregelen genomen worden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als zich feiten voordoen of er redenen zijn om de vergunning in te trekken of te schorsen.

Artikel 3:7 Weigeringsgronden

Eerste lid (onderdelen a tot en met i)

Het eerste lid, in samenhang gelezen met het tweede tot en met het vierde lid, bevat de gronden op basis waarvan een vergunning in ieder geval wordt geweigerd.

 

De opheffing van het algemeen bordeelverbod is onder meer gericht op het decriminaliseren van de niet langer strafbare vormen van (exploitatie van) prostitutie. Daarom is het, ook volgens de wetgever, van belang dat bij de besluitvorming over een aanvraag om een vergunning voor het exploiteren van een seksinrichting rekening gehouden kan worden gehouden met de antecedenten van de daarbij betrokken personen: de exploitant en de beheerder.

 

Aan het bevoegd gezag kunnen, op grond van artikel 13 van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, gegevens uit de justitiële documentatieregisters worden verstrekt over personen die als exploitant of beheerder zijn vermeld in een aanvraag.

 

In de onderdelen a tot en met i wordt zoveel mogelijk dezelfde terminologie gehanteerd en worden nagenoeg dezelfde eisen gesteld als in artikel 5 van de Drank- en Horecawet en het daarop gebaseerde Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet. Dit heeft als voordeel dat voor seksinrichtingen waarvoor niet tevens een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet is vereist een antecedentenonderzoek kan worden verricht. Belangrijker nog dan dit procedurele argument is het feit dat inhoudelijk min of meer dezelfde belangen wegen bij de antecedentenbeoordeling. In aanvulling op het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet zijn in het eerste lid onder meer zedendelicten en mishandeling uit het Wetboek van Strafrecht en overtredingen van de Vreemdelingenwet 2000 en de Wet arbeid vreemdelingen opgenomen. De toevoeging van bepalingen over misdrijven tegen de zeden en mishandeling dienen ter bescherming van de sekswerkers. De relevantie van de opname van de Vreemdelingenwet 2000 en de Wet arbeid vreemdelingen is gelegen in de bestrijding van mensenhandel.

Onderdeel j

Dit onderdeel spreekt voor zich en behoeft daarom geen toelichting.

Onderdeel k

Het zal regelmatig voor kunnen komen dat er geen sprake is van een weigeringsgrond als bedoeld in de onderdelen a tot en met i, maar dat het geldende bestemmingsplan of beheersverordening vestiging van een seksinrichting of escortbedrijf ter plaatse niet toelaat. Het is in dat geval onwenselijk als er vergunning wordt verleend, maar tegelijkertijd moet worden uitgelegd dat daar geen gebruik van kan worden gemaakt vanwege strijdigheid met het geldende bestemmingsplan of beheersverordening.

Vijfde lid

Ter zake van de in de onderdelen genoemde gronden bestaat ruimte voor een afweging of een vergunning al dan niet zal worden geweigerd.

Onderdelen a, b en c

Het belang van de openbare orde en dat van de woon- en leefomgeving zijn nauw met elkaar verweven. De bescherming van de openbare orde en de woon- en leefomgeving is dan ook mede aanleiding geweest om tot een maximumstelsel over te gaan.

Vijfde lid onderdeel d

Het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid valt onder de noemer openbare veiligheid en is doorgaans aan de orde bij raamprostitutie. Daarbij vindt de werving van klanten immers plaats op of aan de openbare weg, waar sprake kan zijn van aanzienlijke aantallen voetgangers en motorvoertuigen.

Vijfde lid onderdeel e

Tot de belangen die deel uitmaken van de gemeentelijke huishouding, behoort ook dat van de (volks)gezondheid. Daarnaast hebben de gemeenten, met als uitvoerende instantie de GGD, ook een aantal wettelijke taken met betrekking tot de ontwikkeling en uitvoering van volksgezondheidsbeleid.

Zesde lid

Vergunning kan worden geweigerd als het bedrijfsplan niet voldoet aan het bepaalde bij nadere regels gesteld bij artikel 3:15 of als onvoldoende aannemelijk is dat de exploitant de bij artikel 3:17 en 3:13b gestelde verplichtingen zal naleven.

Artikel 3:9 Intrekken of schorsen van de vergunning

Het eerste lid bevat een opsomming van de omstandigheden waaronder een vergunning zonder meer moet worden ingetrokken. Anders dan in het tweede lid is hier dus geen sprake van een discretionaire bevoegdheid van het bevoegd bestuursorgaan. In de gevallen opgenomen in het tweede lid kan – als het een tijdelijke en beperkte afwijking van de regels betreft – een vergunning ook worden geschorst, om desnoods later – als de reden om tot schorsing over te gaan blijft voortbestaan – alsnog in te trekken.

Afdeling 3. Uitoefenen seksbedrijf

Paragraaf 3.1 Regels voor alle seksbedrijven

Artikel 3:12 sluitingstijden, aanwezigheid en toegang

De algemene sluitingstijden van het eerste lid gelden niet voor seksinrichtingen waarvan bij vergunning is bepaald dat daarvoor afwijkende sluitingstijden gelden. Dergelijke afwijkende sluitingstijden kunnen bij het verlenen van de vergunning daaraan worden verbonden (zie ook het derde lid), maar ook lopende de vergunning, als de omstandigheden daartoe aanleiding geven. De sluitingstijden zijn niet van toepassing op sekswinkels; daarop is het regime van de Winkeltijdenwet van toepassing.

Tweede lid

Het bevoegd bestuursorgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1.4 voor één of meer afzonderlijke seksinrichtingen andere sluitingstijden vaststellen. Een dergelijk voorschrift wordt verbonden aan de vergunning die aan de exploitant van de betrokken seksinrichting(en) zal worden verleend. Het voorschrift moet strekken ter bescherming van het belang of de belangen waarmee de vergunning is vereist. Afwijkende sluitingstijden kunnen zowel ruimer als beperkender zijn.

Derde lid

Het derde lid richt zich niet tot de exploitant en beheerder, maar tot de bezoekers van de seksinrichting. Het begrip «bezoeker» heeft een ruimere betekenis dan het begrip «klant». Een klant is een afnemer van seksuele diensten; onder bezoekers vallen echter bijvoorbeeld ook aanwezigen in een seksinrichting die (vooralsnog) slechts iets drinken, of een vertoning komen bekijken. Hoewel niet iedere bezoeker per definitie een klant is, is iedere klant per definitie wel een bezoeker. Personen die bijvoorbeeld professionele reparatie- of schoonmaakwerkzaamheden uitvoeren, zullen – als zij zich daartoe beperken – uiteraard niet als bezoeker worden aangemerkt.

Vijfde lid

Het vijfde lid richt zich tot de exploitant en de beheerder en heeft als doel te voorkomen dat seksinrichtingen door sekswerkers gebruikt worden om te overnachten.

Artikel 3:13 Adverteren voor seksbedrijf

De verplichting in advertenties het nummer te vermelden van de vergunning die aan een seksbedrijf is verleend, en geen andere nummers, vergemakkelijkt het toezicht. Het vaste nummer kan ook een mobiel nummer zijn. Voor niet-vergunde bedrijven is het niet mogelijk op deze manier te adverteren.

Artikel 3:13a Tijdelijke afwijking sluitingstijden en tijdelijke sluiting

Ten opzichte van artikel 3:12, bij of krachtens welke bepaling kan worden voorgeschreven wat voor seksinrichtingen het reguliere sluitingstijden regime is, biedt artikel 3:13a de mogelijkheid om daarvan al dan niet tijdelijk af te wijken. In het eerste lid is opgenomen in wat die afwijkingen kunnen inhouden. In het tweede lid is geregeld dat van een dergelijk besluit ook in het openbaar kennis wordt gegeven.

Artikel 3:13b Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

Eerste lid

Om effectiever te kunnen optreden tegen schijnbeheer, is in het eerste lid van deze bepaling niet slechts een gebod (een verplichting tot aanwezigheid), maar een verbod opgenomen. De aanwezigheid van de exploitant of beheerder is van belang in verband met het door hem uit te oefenen toezicht, zoals opgenomen in het tweede lid.

Tweede lid

Dit lid schept voor de exploitant(en) en de beheerder(s) een algemene verplichting tot het uitoefenen van toezicht ter handhaving van de orde in de inrichting. Daarbij zullen zij zich in ieder geval, maar niet uitsluitend, moeten richten op het voorkomen en tegengaan van onvrijwillige prostitutie, prostitutie door minderjarigen of illegalen, drugs- of wapenhandel, heling, geweldsdelicten en dergelijke.

Artikel 3:13c Beëindiging exploitatie

Het eerste lid doelt op de situatie dat indien een nieuwe vergunning wordt verleend en deze vergunningverlening onherroepelijk is, de vorige vergunning komt te vervallen. Indien de aanvraag voor een nieuwe vergunning wordt geweigerd, komt de laatst verleende vergunning niet te vervallen. Indien daar gegronde reden voor is, kan deze vergunning worden ingetrokken.

 

Het tweede lid voorziet in de omstandigheid dat de exploitant zijn bedrijf heeft beëindigd of heeft overgedaan aan een rechtsopvolger. Onder beëindiging wordt tevens verstaan een wijziging van de naam van de exploitant of van een of meerdere namen van de exploitanten. In dergelijke gevallen moet dan een nieuwe vergunning worden aangevraagd. In het eerste lid is bepaald dat de vergunning bij feitelijke beëindiging van de exploitatie van rechtswege komt te vervallen. De burgemeester heeft er belang bij een actueel overzicht te kunnen hebben van de in de gemeente actieve exploitanten; in verband daarmee is in het derde lid bepaald dat binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie daarvan moet worden kennisgegeven.

Artikel 3:13d Wijziging beheer

De burgemeester heeft er belang bij eveneens een actueel overzicht te kunnen hebben van de in de gemeente actieve beheerders; in verband daarmee is in het eerste lid bepaald dat, indien een of meer beheerders van een inrichting hun werkzaamheden feitelijk hebben beëindigd, de exploitant daarvan binnen een week na die feitelijke beëindiging moet kennisgeven. Anders dan bij beëindiging van de exploitatie, leidt het vertrek van een beheerder niet tot het van rechtswege vervallen van de vergunning: denkbaar is immers dat het beheer in de inrichting in handen is van meer personen of dat het beheer in handen komt van de exploitant zelf.

 

Denkbaar is ook de dat de exploitant de plaats van de vertrokken beheerder(s) wenst te laten innemen door een of meer andere personen. Het tweede lid verlangt in dat geval dat de exploitant de burgemeester verzoekt om de nieuwe beheerder(s) te vermelden in de aan hem verleende vergunning. Daarbij dient ten aanzien van de nieuwe beheerder(s) een antecedentenonderzoek plaats te vinden.

 

In dit lid is bepaald dat de nieuwe beheerder al aan de slag kan vanaf het moment dat de aanvraag is ingediend. Hierdoor is enerzijds gewaarborgd dat er voor die tijd geen nieuwe beheerders werkzaam kunnen zijn. Dit zou immers het aantonen van schijnbeheer aanzienlijk bemoeilijken. Anderzijds wordt hiermee tegemoet gekomen aan in de praktijk noodzakelijke flexibiliteit. Wijziging van beheer komt immers vaker voor dan de wijziging van de exploitatie.

PARAGRAAF 3.2 REGELS VOOR ALLE PROSTITUTIEBEDRIJVEN EN SEKSWERKERS

Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel sekswerkers; verbod werken voor onvergund prostitutiebedrijf

Met deze bepaling wordt onder meer – net als voor de exploitant van een seksbedrijf – een leeftijdseis voor sekswerkers geïntroduceerd. Hiertoe is besloten vanwege het gegeven dat jonge sekswerkers met name vatbaar voor en slachtoffer van misstanden als dwang, misbruik en mensenhandel zijn. Bovendien zijn sekswerkers van 21 jaar en ouder weerbaarder dan zeer jonge sekswerkers en is de kans groter dat ze over een startkwalificatie beschikken waarmee de eventuele economische druk om te kiezen voor de prostitutie lager is en bovendien een eventuele gewenste uitstap wordt vergemakkelijkt. Het stellen van een leeftijdsgrens wordt als een passend en noodzakelijk middel beschouwd om deze misstanden te bestrijden. Daarmee is het gemaakte onderscheid objectief gerechtvaardigd door een legitiem doel, bovendien zijn de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk. Hierdoor levert het onderscheid naar leeftijd geen strijd op met het verbod van leeftijdsdiscriminatie.

 

Het is in de eerste plaats de exploitant die moet voorkomen dat er bij zijn bedrijf sekswerkers werkzaam zijn die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt. Zijn die daar toch werkzaam, dan is de exploitant in overtreding. Overigens, zoals eerder opgemerkt, een sekswerker die zelfstandig bedrijfsmatige activiteiten exploiteert valt enerzijds aan te merken als exploitant van een vergunning plichtig prostitutiebedrijf en anderzijds als sekswerker bij dat bedrijf. Los van de hier gestelde leeftijdseis is dus uitgesloten dat in een dergelijke constructies sekswerkers legaal aan de slag kunnen; de aanvraag van een exploitant/sekswerker die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt zal immers worden geweigerd (vgl. artikel 3.3.2, eerste lid en onder d).

 

Als de sekswerker er bewust en vrijwillig voor kiest om te werken in de illegale prostitutie, dan moet ook zij daarvoor aansprakelijk kunnen worden gehouden. Daarom is het tweede lid opgenomen.

PARAGRAAF 3.3 RAAM- EN STRAATPROSTITUTIE

Artikel 3:18 Raamprostitutie

Raamprostitutie is – evenals straatprostitutie – gezien de specifieke omstandigheden waaronder sekswerkers werkzaam zijn in deze sector bij uitstek een vorm van prostitutie die nadere regulering behoeft. Ten aanzien van de raamprostitutie gelden daarom aanvullende eisen. Het is de sekswerker verboden die handelingen te verrichten die gewoonlijk worden geassocieerd met raamprostitutie (eerste lid), tenzij de sekswerker werkzaam is in een seksinrichting die valt onder een raamprostitutiebedrijf waarvoor een vergunning is verleend (tweede lid). Voor het raamprostitutiebedrijf geldt verder dat er ook voldaan dient te worden aan de regels die gesteld zijn met betrekking tot seksbedrijven in het algemeen en met betrekking tot alle prostitutiebedrijven in het bijzonder.

Artikel 3:19 Straatprostitutie

Eerste lid

Straatprostitutie is bij uitstek een vorm van prostitutie die regulering behoeft. Aan de belangen die behoren tot de huishouding ontleent de gemeente de bevoegdheid tot regulering, ook ten aanzien van straatprostitutie. In het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat is een algemeen verbod op straatprostitutie opgenomen.

Tweede lid

Dit verbod is opgenomen als uitvloeisel van de vervolgacties teneinde overlast te voorkomen of te beperken die samenhangt met raamprostitutie en dan met name van de randverschijnselen die hiermee gepaard gaan. Onder «zich op dwingende wijze bemoeien» wordt verstaan: sekswerkers min of meer gedwongen begeleiden van en naar hun werkplek, geld aannemen van sekswerkers, drank of verdovende middelen verstrekken aan sekswerkers, agressief gedrag tegenover sekswerkers et cetera. Dit lid ziet voornamelijk op het gedrag van souteneurs, maar is uiteraard van toepassing op eenieder die aan de begripsomschrijving voldoet.

Artikel 3:20 Handhaving straatprostitutie

Eerste en tweede lid

Op grond van het eerste en tweede lid kan door een ambtenaar van politie of een buitengewoon opsporingsambtenaar van politie een bevel tot onmiddellijke verwijdering worden gegeven aan sekswerkers, maar ook aan andere aldaar aanwezige personen.

Derde en vierde lid

Als het mondeling bevel tot verwijdering als bedoeld in het tweede lid geen soelaas blijkt te bieden, kan naar het middel van de schriftelijke verblijfsontzegging worden gegrepen; dit lid voorziet daarin. Een verblijfsontzegging behelst een verbod om zich na aanzegging door of vanwege de burgemeester te bevinden – in dit geval – op de wegen en gedurende de tijden, voor in de aanzegging genoemd. Uit een verblijfsontzegging vloeit een sterke beperking van de bewegingsvrijheid voort, zoals onder meer wordt gewaarborgd door artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake de burgerrechten en politieke rechten. Deze moet daarom met de grootst mogelijke zorgvuldigheid worden opgelegd. De maatregel moet noodzakelijk zijn, proportioneel zijn (in verhouding tot de veroorzaakte ordeverstoring) en er moet worden voldaan aan het subsidiariteitsbeginsel, dat erop neer komt dat niet met een minder ingrijpend middel zou kunnen worden volstaan. In het zevende lid is opgenomen dat de burgemeester het verbod indien dat in verband met persoonlijke omstandigheden van de betrokkene noodzakelijk is beperkt.

AFDELING 4. Overige bepalingen

Artikel 3:21 Verbodsbepalingen klanten

Dit artikel richt zich niet tot exploitanten of sekswerkers, maar tot hun (potentiële) klanten en is daarmee complementair aan enkele andere bepalingen van dit hoofdstuk. Kort gezegd is het enerzijds verboden om gebruik te maken van de diensten van een sekswerker die werkzaam is in het illegale circuit, anderzijds verbieden enkele artikelen de sekswerker om diensten (op een bepaalde wijze of op bepaalde plekken) aan te bieden, terwijl dit artikel de klant verbiedt om in te gaan op een aanbod. Dit betekent dat handhavend kan worden opgetreden tegen zowel de sekswerker als tegen de klant. Het in het eerste lid opgenomen verbod kan enkel aan de klant worden tegengeworpen voor zover hem enig verwijt kan worden gemaakt, bijvoorbeeld als de seksuele handelingen (zullen) plaatsvinden in een seksinrichting waarin de daarvoor mede verleende vergunning of een afschrift daarvan niet zichtbaar aanwezig is of als uit de wijze van adverteren kennelijk blijkt dat het om een onvergund prostitutiebedrijf gaat (zie artikel 3:13).

Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

Deze bepaling schept een verbod dat slechts in effect kracht heeft ten aanzien van nader door het bevoegd bestuursorgaan te bepalen rechthebbenden en voor zover het bevoegd bestuursorgaan aan die rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt. Het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, voor zover die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet valt niet binnen de reikwijdte van het verbod.

 

Hoewel denkbaar is dat dit voorschrift in de praktijk vooral zal worden toegepast ten aanzien van sekswinkels, richt zij zich op het tentoonstellen en dergelijke als zodanig; het kan dus ook gaan om erotisch-pornografische foto’s of afbeeldingen aangebracht aan sekstheaters, bedoeld om de aandacht van het publiek te vestigen op de voorstellingen.

Artikel 3:22a Sekswinkels

Zoals aangegeven in de toelichting bij artikel 3:1 is ervoor gekozen sekswinkels niet onder begrip «seksbedrijf» (en daarmee de vergunningplicht) te brengen. Hieraan ligt ten grondslag dat de vestiging van sekswinkels doorgaans afdoende kan worden gereguleerd door middel van het bestemmingsplan en dat het – ter bescherming van de openbare orde of de woon- en leefomgeving – niet nodig is deze bedrijven als regel aan voorafgaand toezicht te onderwerpen: in de bestemmingsplannen kunnen dergelijke winkels opgenomen zijn als seksdetailhandel (“sdh”).

Naar boven