Wijzigingen reglement begraafplaatsen gemeente Assen 2014

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen  
  • a.

    Begraafplaats: begraafplaats De Boskamp, de Noorderbegraafplaats en de Zuiderbegraafplaats

  • b.

    Beheerder: de persoon die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of zijn vervanger(s).

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen.

  • d.

    Uitsluitend recht: het door het college verleende recht aan rechthebbende aangaande de zeggenschap over een graf.

  • e.

    Rechthebbende: de natuurlijke of rechtspersoon, die het uitsluitend recht heeft verkregen tot het doen begraven of het doen bijzetten in een graf,

  • f.

    Graf: een particulier graf, waarvoor aan een natuurlijke of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

  • -

    het doen begraven en begraven houden van lijken;

  • -

    het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urn;

  • -

    het doen verstrooien van as.

  • g.

    Galerijgraf: een bovengronds particulier graf, waarvoor aan een natuurlijke of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

  • -

    het doen begraven en begraven houden van een lijk;

  • -

    het doen bijzetten en bijgezet houden van niet biologisch afbreekbare asbussen met of zonder urn.

  • h.

    Kindergraf: een particulier graf op een daartoe aangewezen gedeelte van de begraafplaats, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

  • -

    het doen begraven en begraven houden van levenloos geboren kinderen of stoffelijke resten van kinderen tot 12 jaar;

  • -

    het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urn met de as van levenloos geboren kinderen of kinderen tot 12 jaar;

  • -

    het doen verstrooien van as van kinderen tot 12 jaar.

  • i.

    Urnengraf: een particulier graf, waarvoor aan een natuurlijke of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

  • -

    het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urn;

  • -

    het doen verstrooien van as.

  • j.

    Asbus: een bus ter berging van as van een overledene.

  • k.

    Urn: een voorwerp ter berging van en asbus.

  • l.

    Verstrooiingsplaats: een permanent daartoe bestemde plaats op een begraafplaats waar as wordt verstrooid.

  • m.

    Grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf, galerijgraf, kindergraf of urnengraf.

  • n.

    Gedenkteken: steen, zerk of ander monument, daaronder begrepen kettingen, hekwerken en de afdekplaat op een galerijgraf.

  • o.

    Grafbeplanting: winterharde beplanting.

  • p.

    Grafakte: de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van dit besluit door of namens het college een grafrecht wordt verleend.

  

Artikel 2 Begripsuitbreiding graf

Voor de toepassing van het bij of krachtens dit reglement bepaalde wordt, voor zover van toepassing onder graf ook verstaan: galerijgraf, kindergraf of urnengraf.

 

Artikel 5 Begraafplaats De Boskamp

  • 1.

    Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op begraafplaats De Boskamp.

  • 2.

    In een graf kunnen worden begraven of bijgezet:

  • -

    ten hoogste ten hoogste twee lijken en twee asbussen of urnen in of op het graf of

  • één lijk en maximaal drie asbussen of urnen in of op het graf, of

  • -

    vier asbussen in of op het graf.

     

  • 3.

    a. In een galerijgraf kan worden begraven of bijgezet:

    - ten hoogste één lijk en daaraan voorafgaand of tegelijkertijd met de begraving van een lijk één niet biologisch afbreekbare urn of

    - maximaal twee niet-biologisch afbreekbare urnen; 

    b. asverstrooiing in een galerijgraf is niet mogelijk.

  • 4.

    In een kindergraf kunnen worden begraven of bijgezet:

    -maximaal twee lijken, of

    -één lijk en één asbus of urn in of op het graf, of

    -maximaal twee asbussen of urnen in of op het graf.

  • 5.

    a. In of op een urnengraf kunnen maximaal vier asbussen of urnen worden bijgezet;

    b. voor de urnengraven op Veld 7 UB (Urnenbos) geldt dat de asbussen of urnen alleen in het graf kunnen worden bijgezet.

  • 6.

    Het is de rechthebbende op een urnengraf toegestaan om daarin voor eigen rekening een kunststof constructie met afmetingen van maximaal 50 x 50 x 50 centimeter (hoogte, breedte, diepte) aan te brengen. Rechthebbende moet zijn voornemen hiertoe aangeven bij de aanvraag tot uitgifte van het graf.

  • 7.

    In een graf, met uitzondering van een galerijgraf, kan as worden verstrooid.

  • 8.

    Op de verstrooiingsplaats wordt gelegenheid geboden tot het verstrooien van as.  

 

Artikel 14 Uitgifte en indeling graven

  • 1.

    Graven worden in volgorde van ligging en uitsluitend voor directe begraving uitgegeven.

  • 2.

    Het college kan tegelijk bij de uitgifte van een graf als bedoeld in het eerste lid een naastgelegen graf uitgeven. De aanvraag hiertoe moet gelijktijdig bij de aanvraag van de eerste uitgifte worden ingediend.

  • 3.

    Het college kan in afwijking van de leden 1 en 2 van dit artikel op aanvraag een galerijgraf uitgeven:

    - zonder dat er direct in begraven wordt;

    - bij de uitgifte van een galerijgraf maximaal twee extra galerijgraven uitgeven. Deze galerijgraven hoeven niet naast elkaar te liggen. De aanvraag hiertoe moet gelijktijdig bij de aanvraag voor de eerste uitgifte worden ingediend.

  • 4.

    Het college kan in afwijking van de leden 1 en 2 van dit artikel de graven op veld 7 en veld 7 UB (Urnenbos) anders dan in volgorde van ligging uitgeven. Het college kan tegelijk bij de uitgifte van deze graven ook een naastgelegen graf uitgeven. De aanvraag hiertoe moet gelijktijdig bij de aanvraag voor de eerste uitgifte worden ingediend.

  

Artikel 15. Termijn graven

  • 1.

    Het college verleent, op een daartoe bij haar schriftelijk in te dienen aanvraag voor de tijd van twintig jaar het uitsluitend recht op een graf, galerijgraf of kindergraf. Deze termijn begint op de datum waarop het graf is uitgegeven.

  • 2.

    Het college verleent, op een daartoe bij haar schriftelijk in te dienen aanvraag voor de tijd van tien jaar het uitsluitend recht op een urnengraf. Deze termijn begint op de datum waarop het urnengraf is uitgegeven.

Artikel 18. Aanbrengen grafbedekking

  • 1.

    Plaatsing van een gedenkteken vindt plaats vanaf drie maanden na de begrafenis. Deze termijn geldt niet voor het plaatsen van een gedenkteken op een

  • 2.

    Het (doen) plaatsen, aanbrengen of vervangen van grafbedekking geschiedt door of namens de rechthebbende.

Artikel 19. Aanvraag vergunning gedenkteken

  • 1.

    Rechthebbende heeft voor het hebben van een gedenkteken een vergunning nodig van het college.

  • 2.

    De aanvraag voor vergunning tot het hebben of vervangen van een gedenkteken gaat, voor zover van toepassing,

    a. een boven- voor- en zijaanzicht met alle hoogte, breedte

    b. de soort, kleur en bewerking van de te gebruiken materialen

    c. de vermelding of de letters etc. ingehakt, opgehakt, geschilderd of van metaal zijn en

    d. het materiaal van de fundering en de wijze van de bevestiging van het gedenkteken daarop.

  • 3.

    De lengte en breedte van het gedenkteken mogen die van het graf niet overschrijden.

  • 4.

    Het college kan de vergunning weigeren als sprake is van strijdigheid met het bepaalde in dit reglement of als naar oordeel van het college een gedenkteken aanstootgeven is of afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats. Dit houdt onder meer in dat het gedenkteken moet passen bij de overige gedenktekens op de betreffende begraafplaats of een afzonderlijk veld daarvan.

  • 5.

    Het grafnummer van het betreffende graf moet zichtbaar linksonder, op het gedenkteken worden aangebracht.

  • 6.

    De leden van artikel 1 tot en met 5 van dit artikel gelden niet voor gedenktekens op galerijgraven. Daarvoor geldt het bepaalde in artikel 21b van dit reglement.

Hoofdstuk V A.  GEDENKTEKEN DE BOSKAMP

Artikel 21. Eisen gedenkteken graf

  • 1.

    Dit artikel is van toepassing voor gedenktekens op een graf, niet zijnde een galerijgraf, urnengraf, graf op veld 7 of kindergraf.

  • 2.

    Voor een gedenkteken mogen alleen duurzame materialen worden gebruikt, zoals natuursteen, metaal, keramiek, duurzame kunststoffen, glas of een verduurzaamde houtsoort

  • 3.

    Een graf met een staand gedenkteken kan tevens bedekt worden met beplanting of met een platte steen

  • 4.

    Het gedenkteken bevat geen losse onderdelen. Losse materialen zoals grond moeten bijeengehouden worden door bijvoorbeeld een opsluitband. Onder de oppervlakte van de losse materialen moet een onkruidwerende

  • 5.

    Een staand gedenkteken mag aan de verst gelegen breedtezijde van het graf, gerekend vanaf het pad worden aangebracht

  • 6.

    Voor een staand gedenkteken gelden als maximale afmetingen: breedte 90 cm, diepte 50 cm en hoogte 120 cm ten opzichte van het maaiveld

    Voor aanvullende onderdelen zoals dekplaten, banden, grind e.d. gelden als maximale afmetingen: breedte 90cm, lengte 200cm en hoogte 40 cm

  • 7.

    Voor een liggend gedenkteken gelden als maximale afmetingen: breedte 90 cm, lengte 200 cm en hoogte 40 cm ten opzichte van het maaiveld

  • 8.

    Voor een dubbel graf geldt in afwijking van het bepaalde in de leden 5 en 6 dat de breedte maximaal 180 cm is

  • 9.

    Als aan de achterzijde van het graf een strookfundering van gewapend beton aanwezig is, moet deze gebruikt worden voor de fundering van het gedenkteken. Een staand gedenkteken moet met specie bevestigd worden op de strookfundering. Een andere bevestigingswijze is niet toegestaan. De prefabfundering voor een liggend gedenkteken, met een dikte van minimaal 6 cm dient op deze strook te rusten. De prefabfundering

 

Artikel 21 a. Eisen gedenkteken graf op veld 7 en veld 7 UB (Urnenbos) 

  • 1.

    Voor een gedenkteken mag alleen gebruik worden gemaakt van een of meer zwerfkeien, natuursteen, verduurzaamd hout.

  • 1.

    Een graf met een staand gedenksteken kan tevens bedekt worden met beplanting of met een platte steen.

  • 2.

    Het gedenkteken bevat geen losse onderdelen. Losse materialen zoals grond moeten bijeengehouden worden door bijvoorbeeld een opsluitband. Onder de oppervlakte van de losse materialen moet een onkruidwerende plaat of doek geplaatst worden.

  • 3.

    Het gedenkteken mag uitsluitend worden aangebracht op de door de gemeente aangebrachte fundering en past binnen de maximale afmetingen: breedte 60, lengte 60 en hoogte 60 cm ten opzichte van het maaiveld.

  • 4.

    Een staand gedenkteken mag uitsluitend aan de verst gelegen breedtezijde van de fundering, gerekend vanaf het pad worden aangebracht.

  • 5.

    Losse voorwerpen en/of beplanting mogen enkel op het graf worden geplaatst indien zij samen met de grafbedekking de toegestane maximale afmetingen voor een gedenkteken niet overschrijden.

Artikel 21 b. Eisen gedenkteken op afdekplaat galerijgraf

  • 1.

    De beheerder stelt een natuurstenen afdekplaat beschikbaar, waarop door de rechthebbende op eigen kosten het gedenkteken kan worden aangebracht.

  • 2.

    De belettering mag worden geschilderd of van metaal zijn of gegraveerd of gestraald worden.

  • 3.

    Afbeeldingen en letters mogen in kleur worden aangebracht.

  • 4.

    Aan de afdekplaat mag in overleg met de beheerder voorafgaand aan de plaatsing van de afdekplaat een vaasje voor bloemen worden bevestigd. Hiermee mag de lengte en breedte van het frame niet worden overschreden

  • 5.

    Er mogen geen voorwerpen op of aan het frame van het graf worden bevestigd.

Artikel 23. Eisen gedenkteken urnengraf

  • 1.

    Voor een gedenkteken op een urnengraf gelden als maximale afmetingen: breedte 50 cm, lengte 100 cm en hoogte 60 cm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid gelden voor een gedenkteken op een urnengraf op veld 7 UB (Urnenbos) als maximale afmetingen: breedte 50 cm, lengte 50 cm en hoogte 50 cm.

  • 3.

    Voor een gedenkteken op een urnengraf op veld 7 UB (Urnenbos) mag alleen gebruik worden gemaakt van een of meer zwerfkeien, natuursteen of verduurzaamd hout.

  • 4.

    Het gedenkteken moet worden geplaatst op een liggende prefabfundering van maximaal 6 cm dikte. Het aanbrengen van stiepen is niet toegestaan.

Hoofdstuk VIII INTREKKING EN INWERKINGTREDING

  • 1.

    Het Reglement begraafplaatsen gemeente Assen 2014 wordt

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van B&W op 29 oktober 2019

M.L.J. Out, voorzitter

T. Dijkstra, secretaris

 

TOELICHTING OP HET REGLEMENT

Artikel 14. Uitgifte en indeling van graven.

Beschikbaarheid van een graf is alleen op volgorde van ligging en wordt ook zo toegewezen. Galerijgraven en graven op de velden 7 en 7UB (Urnenbos) van De Boskamp vormen hierop een uitzondering.

Nieuw is dat bij de eerste uitgifte van een graf ook een naastgelegen graf kan worden gereserveerd. Uit de praktijk is gebleken dat het bijvoorbeeld de wens kan zijn van ouders om naast hun kinderen begraven te worden.

Voor galerijgraven gelden ruimere keuzemogelijkheden. Deze graven kunnen worden gereserveerd zonder dat er direct in begraven wordt. Bij de eerste uitgifte van een galerijgraf kunnen maximaal twee extra graven worden gereserveerd.

Graven op de velden 7 en 7UB van De Boskamp kunnen anders dan in volgorde van ligging worden uitgegeven. Een naastgelegen graf kan bij de eerste uitgifte van een graf op dit veld worden gereserveerd.

Op De Boskamp zal de eerste begrafenis altijd op “twee diep” plaatsvinden. Het is toegestaan om één grafbedekking op twee naastgelegen graven aan te brengen.

Voor de nieuw uit te geven graven op de Zuiderbegraafplaats geldt dat één diep begraven wordt. Het is mogelijk om een enkel of dubbel graf uit te geven.

Het is op de Zuiderbegraafplaats ook twee dubbele graven naast elkaar uit te geven, of één enkel en een dubbel graf. De grafbedekking mag slechts de maximale breedte van een dubbel of enkel graf beslaan.

Artikel 15. Termijn graven

Het recht op een particulier graf, kindergraf of galerijgraf wordt verleend voor de tijd van twintig jaren. De eerste uitgifte van een graf of kindergraf is gelijk aan de uitgiftetermijn in de vorige verordening. Galerijgraven zijn nieuw. Voor de uitgiftetermijn daarvan is eveneens gekozen voor een periode van twintig jaar. Bij verlenging van de uitgiftetermijn kan de rechthebbende kiezen om te verlengen met vijf, tien, vijftien of twintig jaar. Deze termijnen zijn wettelijk toegestaan sinds de laatste wijziging van de Wet op de lijk bezorging. Tot aan deze wetswijziging was de wettelijke verlengingstermijn tien jaar.

Het recht op een urnengraf wordt verleend voor de tijd van tien jaren. Na afloop van de uitgiftetermijn is verlenging mogelijk met telkens een termijn van vijf, tien, vijftien of twintig jaar. In de vorige verordening was opgenomen een termijn van twintig jaren voor de eerste uitgifte van het grafrecht en de verlengingstermijn van tien jaren.

Soms verkeren de rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgifteremijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is de laatste zin in lid 1 en 2 van artikel 15 opgenomen.

De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na de aanvang van de termijn waarin verlenging van het recht kan worden verzocht doet de houder van de begraafplaats schriftelijk mededeling over het aflopen van de termijn en de mogelijkheden van verlenging (artikel 28, lid 2 Wet op de lijkbezorging).  Volgens het oude wetsartikel diende deze mededeling schriftelijk te geschieden ‘aan de rechthebbende wiens adres de houder van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan’. Het laatste deel van de zin (‘of redelijkerwijs bekend kan zijn’) is bij de wijziging van de wet geschrapt. In het kader van de vermindering van de administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens ontslaat het de beheerder van de plicht het GBA-netwerk te (doen) raadplegen.  Wanneer niet binnen drie maanden na verzending van deze mededeling om verlenging van het recht is verzocht dient de mededeling bekend gemaakt te worden bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

De wettelijke minimum grafrusttermijn is de termijn dat een lijk volgens de wet tenminste begraven moet blijven, voordat het graf mag worden geruimd. De minimum grafrusttermijn bedraagt tien jaren (artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging). Particuliere graven (de graven met uitsluitend grafrecht) worden uitgegeven met een termijn van twintig jaar. Het gebeurt veelvuldig dat in particuliere graven begravingen plaatsvinden betrekkelijk kort voor het aflopen van deze uitgiftetermijn. Daarom is vastgesteld dat in dergelijke gevallen begraving alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Men moet immers aan de wettelijke eis van minimaal tien jaar grafrust voldoen. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn te minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn van tien jaren.

Voor asbussen geldt voor de beheerder van de begraafplaats een wettelijke minimum bewaartermijn van tien jaar, tenzij er toestemming van de rechthebbende op het graf of urnengraf is om de asbussen te ruimen (artikel 66 van de Wet op de lijkbezorging). Artikel 15, lid 4 geldt dus ook als er asbussen in een graf worden bijgezet.

         

 

Naar boven