Verordening jeugdhulp Het Hogeland 2019

De raad van de gemeente Het Hogeland;

 

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet;

overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

besluit de Verordening jeugdhulp Het Hogeland 2019 vast te stellen.

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • b.

      derden: een niet voor zorg in natura gecontracteerde instelling of zzp-er, of personen uit het sociale of informele netwerk;

    • c.

      hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

    • d.

      individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

    • e.

      informeel netwerk: een ondersteuner niet zijnde een professional die jeugdhulp verleent als bedoeld in de jeugdwet, of een persoon bedoeld als onder i.

    • f.

      instelling: jeughulpaanbieder zoals bedoeld in de Jeugdwet, met de uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staand in het Handelsregister overeenkomstig de Handelsregisterwet

    • g.

      overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    • h.

      PGB: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • i.

      sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

    • j.

      wet: Jeugdwet;

    • k.

      zzp-er: jeugdhulpverlener zoals bedoeld in de Jeugdwet en aangemerkt als Zelstandige zonder personeel, de beschikking hebbend over een beschikking geen loonheffingen (BGL) en met de uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staand in het Handelsregister overeenkomstig de Handelsregisterwet

  • 2.

    Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening en nadere regels gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Versterken sociale context;

    • b.

      Basisondersteuning.

  • 2.

    De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Flexibele ondersteuning;

    • b.

      Intensieve ondersteuning.

  • 3.

    Het college stelt bij nadere regels vast welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van (gecontracteerde) jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en/of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking zoals bedoeld in artikel 5.

Artikel 4. Beoordelingscriteria

  • 1.

    Het college verzamelt alle gegevens die nodig zijn om te beoordelen of en, zo ja, welke voorziening toegekend wordt aan de jeugdige en/of zijn ouders. De gegevens hebben betrekking op:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Het college kent een individuele voorziening toe voor zover wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening, of;

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening.

      • 3.

        Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en de verwerking van persoonsgegevens.

Artikel 5. Inhoud beschikking

  • 1.

    Het college legt in de beschikking de met de jeugdige en/of zijn ouders gemaakte afspraken vast.

  • 2.

    Het college kan over de inhoud van de beschikking nadere regels stellen.

Artikel 6. Regels voor PGB

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met de wet.

  • 2.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      is toereikend om kwalitatief goede ondersteuning in te kopen;

      • 3.

        De tarieven voor zzp-ers en instellingen zijn 70% van de gemiddelde tarieven van de door de gemeente gecontracteerde aanbieders voor zorg in natura. Als uit de beoordeling en het persoonlijk plan blijkt dat dit tarief niet toereikend is, kan hier van worden afgeweken tot ten hoogste de kosten van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura. Dit geldt niet voor de voorziening vervoer.

      • 4.

        De hoogte van het persoonsgebonden budget voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten;

      • 5.

        Het tarief voor personen uit het sociaal netwerk is een all-in tarief afgeleid van het wettelijk minimumloon voor volwassenen op basis van een 36-urige werkweek.

      • 6.

        Het tarief voor personen uit het informeel netwerk is een vast bedrag per uur cq etmaal en afgeleid uit ervaringsgegevens die laten zien dat dit tarief voldoende is.

      • 7.

        De jeugdige en/of zijn ouders en kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door de gewenste aanbieder of voorziening duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.

8. Loondoorbetaling bij ziekte, vervanging bij ziekte en claims zijn verzekerd via de SVB.

  • 9.

    Een jeugdige en/of zijn ouders ten behoeve van wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan diensten, onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      de voorziening verstrekt door personen uit het sociale netwerk moeten leiden tot betere en effectievere ondersteuning en moet doelmatiger zijn dan de inzet van een voorziening zorg in natura of een voorziening middels pgb door een zzp-er of instelling.

    • b.

      deze persoon krijgt een lager tarief betaald voor zijn diensten. Dit lagere tarief wordt door het college in nadere regels vastgesteld;

    • c.

      tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald;

    • d.

      de persoon die de voorziening verstrekt en, indien de voorziening logeren betreft alle bij die persoon inwonende personen ouder dan 12 jaar, beschikt over een verklaring omtrent het gedrag vóórdat de jeugdhulp aanvangt. De verklaring omtrent het gedrag mag niet ouder zijn dan 6 maanden.

  • 10.

    Een persoonsgebonden budget dient door de jeugdige en/of zijn ouders binnen drie maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 11.

    Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 12.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de controle op de besteding.

Artikel 7. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige en/of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige en/of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige en/of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het PGB zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het PGB niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige en/of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het PGB, of

    • e.

      de jeugdige en/of zijn ouders de individuele voorziening of het PGB niet gebruiken of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten PGB. Het college heeft dezelfde bevoegdheid tot terugvorderen als het een beslissing op grond van het tweede lid, onder e, heeft ingetrokken.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen drie maanden na de datum van toekenning niet is aangesproken voor de bekostiging van de voorziening waarvoor het PGB is toegekend.

  • 5.

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van PGB’s.

Artikel 8. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel, en;

  • f.

    gemeentelijk kwaliteitsbeleid.

Artikel 9. Vertrouwenspersoon

Het college wijst jeugdigen en ouders erop, dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 10. Klachtenregeling

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Het college ziet er op toe dat jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen een klachtenregeling hebben die voldoet aan de wet.

Artikel 11. Inspraak en cliëntenparticipatie

Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

Artikel 12. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen een bepaling of bepalingen bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, indien toepassing voor de jeugdige en/of zijn ouders leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 13. Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze Verordening kan het college nadere regels stellen.

Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot1 januari 2019.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp Het Hogeland 2019.

  • 3.

    Met de inwerkingtreding van de ‘Verordening Jeugdhulp gemeente Het Hogeland 2019’ worden de ‘Verordeningen Jeugdhulp BMWE gemeenten 2017’ zoals vastgesteld door de raden van Bedum, De Marne, Eemsmond en Winsum ingetrokken.

 

Aldus vastgesteld door de raad van Het Hogeland op 2 januari 2019

De voorzitter, Henk Jan Bolding

De griffier, Pieter Norder

Naar boven