Besluit van het college van de gemeente IJsselstein tot wijziging van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2019

Het college van de gemeente IJsselstein;

 

gelet op de wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Staatsblad 2019, 185);

 

besluit:

Artikel I

De Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2019 worden als volgt gewijzigd:

 

De tekst van artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

  • '1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening, voor een algemene voorziening, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening of algemene voorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of pgb en voor algemene voorzieningen, waarbij er sprake is van een duurzame hulpverlenersrelatie, zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 19,00 per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de wet geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 3.

    In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet bedraagt de hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening voor vervoer € 0,80 per zone.

  • 4.

    De kostprijs van een:

    • a.

      maatwerkvoorziening of algemene voorziening waarbij sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b.

      maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of woningaanpassing wordt tevens bepaald door de wijze van beschikbaarstelling van de voorziening [bruikleen OF huur OF eigendom];

    • c.

      pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 5.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4b, tweede lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 6.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 7.

    Er is geen sprake van een bijdrage in de kosten indien er sprake is van een situatie zoals bedoeld in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 artikel 3.8 lid 4h.’

Artikel II

Dit besluit treedt, na bekendmaking daarvan, in werking op 1 januari 2020.

 

Aldus vastgesteld op 5 november 2019 (zaaknummer 742215)

Het college van burgemeester en wethouders van IJsselstein,

De burgemeester, mr. P.J.M. van Domburg

De secretaris, E.D. Luchtenburg

Naar boven