Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zeist houdende regels omtrent de heffing en invordering van reclamebelasting (Verordening Reclamebelasting 2020)

De raad van de gemeente Zeist;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24-09-2019;

 

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting 2020

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    openbare aankondiging: letters, symbolen, logo’s, of kleuren, of een combinatie daarvan, of een reclamevoorwerp, zichtbaar vanaf de openbare weg;

  • b.

    vestiging: een gebouw, of deel daarvan, dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt;

  • c.

    tussenpersoon: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in vaste betrekking staat;

  • d.

    exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van reclameobjecten op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten;

  • e.

    voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen;

  • f.

    maand: een kalendermaand;

  • g.

    jaar: een kalenderjaar.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Deze verordening is van toepassing binnen het aangewezen gebied van de gemeente Zeist, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (versie 18-7-2013).

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt onder de in de bij deze verordening behorende tarieventabel gestelde voorwaarden, binnen het gebied zoals nader aangewezen in de bij deze verordening behorende kaart, een directe belasting geheven voor een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1.

    De reclamebelasting wordt geheven van degene die de openbare aankondiging heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie de openbare aankondiging is aangebracht.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van openbare aankondigingen, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon zijn aangebracht in verband met de huur of de verkoop van roerende of onroerende zaken, geheven van die tussenpersoon.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van openbare aankondigingen die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, geheven van die exploitant.

Artikel 5 Berekening van de reclamebelasting

  • 1.

    Openbare aankondigingen die bij één bouwwerk of gedeelte daarvan behoren worden aangemerkt als één openbare aankondiging. Indien meerdere bouwwerken of gedeelten daarvan naast elkaar zijn gelegen en tezamen worden gebruikt door één belastingplichtige, worden de openbare aankondigingen die bij deze bouwwerken of gedeelten daarvan behoren voor de toepassing van dit artikel aangemerkt als één openbare aankondiging.

  • 2.

    Openbare aankondigingen behoren in ieder geval tot één bouwwerk indien zij daarmee fysiek zijn verbonden of daarmee tezamen worden gebruikt.

Artikel 6 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van openbare aankondigingen:

  • a.

    die uitsluitend dienen ten behoeve van de regulering van het verkeer over openbare land- en waterwegen;

  • b.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn geplaatst in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden geplaatst, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;

  • c.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • d.

    die door of in opdracht van de gemeente zijn geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondigingen geschieden ter uitvoering van de publieke taak en voor zover deze aankondigingen niet tot een vestiging behoren;

  • e.

    op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • f.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen;

  • g.

    die aanwezig zijn in de etalage van leegstaande winkels, louter dienen ter decoratie en waarbij geen relatie kan worden gelegd met een bedrijfsnaam of activiteiten van een bedrijf;

  • h.

    bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;

  • i.

    aangebracht op scholen, politiebureaus, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die betrekking hebben op de functie van het gebouw;

  • j.

    die door cultureel-maatschappelijke instellingen, die door de rijksbelastingdienst zijn aangewezen als algemeen nut beogende instellingen (ANBI), zijn aangebracht en die uitsluitend een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;

  • k.

    die tezamen niet groter zijn dan 0,1 vierkante meter.

Artikel 7 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De reclamebelasting wordt geheven naar een vast bedrag voor één of meer openbare aankondigingen die worden aangetroffen per vestiging, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

  • 2.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt eveneens als één vestiging aangemerkt meerdere bouwwerken of delen daarvan, die direct naast elkaar gelegen zijn en tezamen worden gebruikt door één belastingplichtige.

  • 3.

    Het tarief bedraagt per vestiging per jaar € 400,00 dan wel € 33,33 per maand.

  • 4.

    Het in het vorige lid genoemde tarief wordt voor vestigingen die in tariefgebied B gelegen zijn, vermeerderd met € 200,00 per jaar dan wel € 16,67 per maand.

Artikel 8 Belastingtijdvak

  • 1.

    Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Ontstaan van belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2.

    Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3.

    Indien de belastingplicht bij het begin van het belastingtijdvak bestaat of aanvangt, wordt de reclamebelasting naar het jaartarief geheven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, wordt de reclamebelasting naar het maandtarief geheven.

  • 5.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de naar maandtarief geheven reclamebelasting verschuldigd voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 6.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt en de reclamebelasting naar jaartarief is geheven, wordt de aanslag op verzoek van de belastingplichtige verminderd voor zoveel maandelijkse gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de vermindering minder bedraagt dan € 10,00.

  • 7.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt en de reclamebelasting naar maandtarief is geheven, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd tot op het bedrag dat met toepassing van het maandtarief wordt berekend voor het aantal volle kalendermaanden waarin de belastingplicht bestond, tenzij blijkt dat het bedrag van de vermindering minder bedraagt dan € 10,00. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt de maand waarin de belastingplicht eindigt als volle kalendermaand aangemerkt.

Artikel 10 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels met betrekking tot de heffing en invordering

Het bestuur van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reclamebelasting.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De 'Verordening Reclamebelasting 2019’ van 13 november 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Reclamebelasting 2020’.

     

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12-11-2019.

mr. J. Janssen, griffier

drs. J.J.L.M. Janssen, voorzitter

Bijlage 1 Kaart behorende bij de Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting 2020

Naar boven